Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Grote boeken voor een klein kamertje

recensie: Twee lexicons vol misverstanden: Het groot lexicon van misverstanden // Lexicon van medische misverstanden

Boeken zijn op vele manieren te rangschikken: op genre, kleur en/of grootte. Je kunt ze echter ook indelen op bestemming. Voor twee nieuwe lexiconboeken lijkt het kleine kamertje de ideale plaats.

Je hebt grote kleurrijke boeken boordevol foto’s over kunst en cultuur. Die horen thuis op de salontafel. Daarnaast heb je moeilijke literaire werken in zware leren banden. Die horen prominent op ooghoogte in de boekenkast. Ook kennen we de spannende, vlot weglezende thriller. Steevast vinden we die op het nachtkastje terug. Maar we kennen ook nog een andere groep boeken: de boeken die we tegenkomen op het toilet. De moppen van Max Tailleur horen onder andere bij deze groep. Maar ook Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden en Lexicon van medische misverstanden misstaan op dit kamertje niet.

Arbitraire keuzes

In Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden is een bundeling van de eerder verschenen Lexicon van hardnekkige misverstanden, 500 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten, van avondrood tot zeppelin en Nieuw lexicon van hardnekkige misverstanden, 500 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten, van advent tot zonnebrand. De titels geven al aan dat de schrijvers niet bepaald kort van stof zijn en Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden, 1000 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten omvat dan ook meer dan 700 pagina’s feiten en weerlegde fictie. Neem daarbij de bijna 300 pagina’s van het Lexicon van medische misverstanden, vooroordelen, halve waarheden en dubieuze behandelingen van A tot Z en je kunt vele uren doorbrengen op het toilet.

Zoals de titels al aangeven wil men met deze boeken enkele misverstanden uit de weg werken die soms al jarenlang hardnekkig de ronde doen. De vraag is echter of deze misverstanden echt bestaan of dat dat een misverstand is. Zo ontkracht men bijvoorbeeld het ‘misverstand’ dat mannen geen borstkanker kunnen krijgen. Maar volgens mij weet elk nadenkend mens dat mannen uiteraard ook borstkanker kunnen krijgen. Of dat planeten in ellipsvormige banen in plaats van cirkels rond de zon draaien. De keuze van misverstanden is dus op z’n minst arbitrair te noemen.

~

Hedendaags feit is de fictie van morgen

Uiteraard is bij een verzameling als deze altijd sprake van meer en minder aansprekende onderwerpen. Zo heeft de een nu eenmaal meer interesse in de mythes rondom alcohol en alcoholgebruik en de ander verdiept zich liever in de vraag of Wilhelm Tell echt heeft bestaan. Daarom is het ook zo’n geschikt boek voor op het toilet. Je gaat zitten en zoekt snel even een onderwerp dat je boeit. Lezen. Vegen. Doorspoelen. Broek omhoog. En klaar! Maar voor iedereen die graag de alwetende uithangt op feesten en partijen zijn deze bundels uiteraard ook verplichte kost. Want naast de voor de hand liggende misverstanden zoals het misverstand dat alcohol ongezond zou zijn (iets dat ik al jaren bestrijd), staan er ook zeer nuttige wetenswaardigheden in voor de chronische betweter. Zo is het altijd handig om te weten dat Tjaptjoi niet Chinees maar Amerikaans is, Pompei niet onder lava maar onder as werd bedolven en dat er wel degelijk sneller bewogen kan worden dan met de snelheid van het licht.

Bij dit soort lexicons is het natuurlijk altijd de vraag of de geraadpleegde bronnen deze keer dan wel de waarheid spreken. Soms is het namelijk onduidelijk welke bron geloofd moet worden. De geleerden zijn het zelf namelijk ook niet altijd eens. En zo kan een hedendaags feit de fictie van morgen worden. Een misverstand kan nu dan even uit de weg geruimd worden, maar in de toekomst kan die weerlegging misschien wel weer een misverstand genoemd worden. Desalniettemin zijn de lexicons heerlijk wc-boeken die je soms verbazen, soms laten gapen, soms verbijsteren, maar eigenlijk altijd amuseren. We kunnen weer lekker allemaal de pot op.

Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden • Walter Kramer & Götz Trenkler • Uitgever: Bert Bakker • Prijs: € 19,95 (paperback) • 735 bladzijden • ISBN 9035130146

Lexicon van medische misverstanden • Werner Bartens• Uitgever: Bert Bakker • Prijs: € 19,95 (paperback) • 239 bladzijden • ISBN 9035129512

Boeken / Non-fictie

Grote boeken voor een klein kamertje

recensie: Twee lexicons vol misverstanden: Het groot lexicon van misverstanden // Lexicon van medische misverstanden

Boeken zijn op vele manieren te rangschikken: op genre, kleur en/of grootte. Je kunt ze echter ook indelen op bestemming. Voor twee nieuwe lexiconboeken lijkt het kleine kamertje de ideale plaats.

Je hebt grote kleurrijke boeken boordevol foto’s over kunst en cultuur. Die horen thuis op de salontafel. Daarnaast heb je moeilijke literaire werken in zware leren banden. Die horen prominent op ooghoogte in de boekenkast. Ook kennen we de spannende, vlot weglezende thriller. Steevast vinden we die op het nachtkastje terug. Maar we kennen ook nog een andere groep boeken: de boeken die we tegenkomen op het toilet. De moppen van Max Tailleur horen onder andere bij deze groep. Maar ook Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden en Lexicon van medische misverstanden misstaan op dit kamertje niet.

Arbitraire keuzes

In Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden is een bundeling van de eerder verschenen Lexicon van hardnekkige misverstanden, 500 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten, van avondrood tot zeppelin en Nieuw lexicon van hardnekkige misverstanden, 500 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten, van advent tot zonnebrand. De titels geven al aan dat de schrijvers niet bepaald kort van stof zijn en Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden, 1000 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten omvat dan ook meer dan 700 pagina’s feiten en weerlegde fictie. Neem daarbij de bijna 300 pagina’s van het Lexicon van medische misverstanden, vooroordelen, halve waarheden en dubieuze behandelingen van A tot Z en je kunt vele uren doorbrengen op het toilet.

Zoals de titels al aangeven wil men met deze boeken enkele misverstanden uit de weg werken die soms al jarenlang hardnekkig de ronde doen. De vraag is echter of deze misverstanden echt bestaan of dat dat een misverstand is. Zo ontkracht men bijvoorbeeld het ‘misverstand’ dat mannen geen borstkanker kunnen krijgen. Maar volgens mij weet elk nadenkend mens dat mannen uiteraard ook borstkanker kunnen krijgen. Of dat planeten in ellipsvormige banen in plaats van cirkels rond de zon draaien. De keuze van misverstanden is dus op z’n minst arbitrair te noemen.

~

Hedendaags feit is de fictie van morgen

Uiteraard is bij een verzameling als deze altijd sprake van meer en minder aansprekende onderwerpen. Zo heeft de een nu eenmaal meer interesse in de mythes rondom alcohol en alcoholgebruik en de ander verdiept zich liever in de vraag of Wilhelm Tell echt heeft bestaan. Daarom is het ook zo’n geschikt boek voor op het toilet. Je gaat zitten en zoekt snel even een onderwerp dat je boeit. Lezen. Vegen. Doorspoelen. Broek omhoog. En klaar! Maar voor iedereen die graag de alwetende uithangt op feesten en partijen zijn deze bundels uiteraard ook verplichte kost. Want naast de voor de hand liggende misverstanden zoals het misverstand dat alcohol ongezond zou zijn (iets dat ik al jaren bestrijd), staan er ook zeer nuttige wetenswaardigheden in voor de chronische betweter. Zo is het altijd handig om te weten dat Tjaptjoi niet Chinees maar Amerikaans is, Pompei niet onder lava maar onder as werd bedolven en dat er wel degelijk sneller bewogen kan worden dan met de snelheid van het licht.

Bij dit soort lexicons is het natuurlijk altijd de vraag of de geraadpleegde bronnen deze keer dan wel de waarheid spreken. Soms is het namelijk onduidelijk welke bron geloofd moet worden. De geleerden zijn het zelf namelijk ook niet altijd eens. En zo kan een hedendaags feit de fictie van morgen worden. Een misverstand kan nu dan even uit de weg geruimd worden, maar in de toekomst kan die weerlegging misschien wel weer een misverstand genoemd worden. Desalniettemin zijn de lexicons heerlijk wc-boeken die je soms verbazen, soms laten gapen, soms verbijsteren, maar eigenlijk altijd amuseren. We kunnen weer lekker allemaal de pot op.

Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden • Walter Kramer & Götz Trenkler • Uitgever: Bert Bakker • Prijs: € 19,95 (paperback) • 735 bladzijden • ISBN 9035130146

Lexicon van medische misverstanden • Werner Bartens• Uitgever: Bert Bakker • Prijs: € 19,95 (paperback) • 239 bladzijden • ISBN 9035129512

Boeken / Non-fictie

Gesprekken die niet voor zich spreken

recensie: Harry de Winter - Wintertijd

“Toon mij je platenkast en ik zeg je wie je bent”, was het motto van Eldoradio, het radioprogramma van Harry de Winter, dat de voorloper was van het televisieprogramma Wintertijd. In Wintertijd vertelden door de jaren heen zo’n honderdvijftig bekende Nederlanders hun levensverhaal aan de hand van historische muziekfragmenten. De beste gesprekken uit dat programma zijn in geschreven vorm terechtgekomen in het gelijknamige boek.

De Winter besluit elk van de interviews in dit boek met een kort nawoord. Hierin blikt hij terug op de gast en de uitzending van destijds. Zo schrijft hij over Mart Smeets: “Ik ben wel eens jaloers op hem, omdat hij iets kan wat ik niet kan: hij kan schrijven.” Daarbij opent dit boek met een interview met De Winter zelf, waarin hij zegt: “Ik pretendeer niet dat ik een journalist ben, ik ben een nieuwsgierige consument. Ik ben een ouwehoer.”

Beter had hij de tekortkomingen van de gedrukte versie van zijn tv-programma niet kunnen samenvatten. Harry de Winter is geen journalist, geen schrijver en geen interviewer en dat is aan dit boek af te lezen. Menig gesprek ontaardt in gekibbel over jongenskamertjes, playbackshows en problemen in de puberteit. Een goed gesprek over muziek wordt maar zelden gevoerd. Oké, van iedere gast staat een lijstje favoriete nummers en platen afgedrukt en elke geïnterviewde mag vertellen waar pa en ma vroeger naar luisterden, maar verder gaat De Winter niet.

Openhaard

Terwijl dat bij een aantal gasten juist zo interessant zou zijn. Persoonlijk zou ik bijvoorbeeld graag van Marco Borsato willen weten hoe hij tegen de hedendaagse popcultuur aankijkt, waarin het vooral draait om uiterlijk vertoon en voorgeproduceerde deuntjes. De Winter trapt deze open deur echter niet in en keuvelt in plaats daarvan over de Soundmixshow en de eerste hitsingle van de zanger: zaken die al tot in den treuren elders zijn besproken.

Het is kenmerkend voor de in totaal 29 gesprekken in dit boek. Het is duidelijk dat De Winter in zijn tv-programma gewoon een gezellig gesprek wilde voeren met zijn gasten, voor de openhaard en tussen posters van The Beatles. Deze gesprekken zijn nu bijna rechtstreeks naar papier vertaald, maar zonder de speciale setting en de muzikale fragmenten blijft hier maar bar weinig van over.

De enige meerwaarde die dit boek heeft ten opzichte van de tv-uitzendingen, zijn de eerder genoemde korte nawoorden van De Winter over zijn gasten. In enkele daarvan wordt aardig beschreven hoe een gesprek verliep of hoe een uitzending tot stand kwam, soms gebruikt De Winter het nawoord echter ook om zijn gasten nog een trap na te verkopen. Zo noemt hij Wouter Bos “een saaie, degelijke man” en Patty Brard “een sloerie, een ordinaire del”. Natuurlijk is het ontzettend goedkoop om naderhand op deze manier je mening over je gasten te geven. Aan de andere kant is het misschien wel het beste bewijs dat de gesprekken in dit boek niet voldoende kwaliteit hebben. Een goed interview spreekt namelijk voor zich, daar hoeft de auteur zelf niets meer aan toe te voegen.

Film / Films

Het louterende ruisen van graspollen

recensie: Mongolian Ping Pong (Lü cao di)

Tussen al het uitbundige (House of Flying Daggers) en het kritische (Blind Shaft) dat de Chinese cinema de laatste jaren heeft opgeleverd, maakt Mongolian Ping Pong een bijna nederige indruk. De cast, het landschap en zelfs het verhaal lijken wars van pretenties. In al zijn soberheid had de film saai kunnen worden, maar door deze drie factoren op de juiste manier te combineren ontwijkt regisseur Hao Ning langdradigheid.

Het verhaal doet denken aan de beroemde Afrikaanse film The Gods Must Be Crazy uit 1980. Daarin vindt een bosjesman midden in de savanne een colaflesje dat uit een vliegtuig is gegooid. Niet wetend waarvoor het flesje dient of wat het is, onderneemt hij een grote tocht om de oorsprong van het wonderlijke voorwerp te achterhalen. In Nings film is het colaflesje vervangen door een pingpongbal, maar voor het jongetje in de Mongoolse steppe dat het vreemde balletje vindt, is de verbazing hetzelfde. Bilike weet zich eigenlijk geen raad met de “lichtgevende parel”, totdat hij via een van de weinige aanwezige televisietoestellen verneemt dat de pingpongbal de nationale bal is van buurland China. Samen met zijn twee vriendjes besluit hij naar de Chinese hoofdstad af te reizen om het kostbare kleinood terug te brengen.

Afhankelijk van elkaar

~

Omdat er niet veel voor nodig is om dit simpele verhaal te vertellen, neemt Ning de ruimte om de traditionele leefwijze van de Mongoolse nomaden in beeld te brengen. Het doen en laten van Bilike en zijn familie (hoogstwaarschijnlijk geen professionele acteurs) wordt in al zijn eenvoud en traagheid tentoongesteld. Dat de leden van deze kleine gemeenschap in de onmetelijke leegte op elkaar zijn aangewezen, komt meerdere keren aan de orde. De lokale handelaar wordt door de plaatselijke politieman op de vingers getikt, maar helpt even later gewoon diens patrouillewagen uit de modder te trekken.

Nings aandacht voor het leven op de Mongoolse vlakten is niet nieuw. Drie jaar geleden verscheen The Story of the Weeping Camel, een documentaire over Mongoolse herders (en kamelen) die werd genomineerd voor een Oscar. Het succes lag mede in de aandacht die de makers besteedden aan de alledaagse handelingen van de nomaden en hun houding tegenover de moderne tijd. Ning doet dit ook, maar laat zijn verhaal over de pingpongbal niet ondersneeuwen door antropologische bespiegelingen. Bilike is een jongetje met problemen die voor iedereen herkenbaar zijn: hij wordt gesard door een oudere jongen uit de buurt en heeft geen zin om naar school te gaan.

Sober

~

Bij een simpel verhaal past een simpele aankleding, moet de regisseur gedacht hebben. Mongolian Ping Pong ademt dan ook een zekere soberheid uit. De klederdracht van de nomaden, die van nature toch kleurrijk is, blijft op het witte doek enigszins flets. Een soundtrack is nagenoeg afwezig, of je moet het veelvuldig ruisen van de wind door de graspollen ertoe rekenen. Dat geluid is vaak te horen, want het adembenemende landschap speelt een grote rol in de film. Meerdere keren blijft de camera een tijdje draaien nadat de personages het beeld hebben verlaten, waardoor alle aandacht wordt gericht op de uitgestrekte, alomtegenwoordige graswoestijn.

De derde film van de relatief onbekende Ning is niet vernieuwend of taboedoorbrekend. Het is echter de verbluffende eenvoud en de juiste verhouding tussen personages, verhaal en landschap die van Mongolian Ping Pong een bijna louterende ervaring maken.

Kunst / Expo binnenland

Een overzichtsboek voor kunstgeschiedenis

recensie: De Guggenheim Collectie in Bonn

Een ingeslapen provinciestadje wordt Bonn wel eens genoemd. Sinds een groot deel van de
Duitse regering na de val van de muur in 1989 naar Berlijn vertrok om daar vandaan te regeren, leek Bonn leeg te stromen; veel kantoorpanden en
regeringsgebouwen werden verlaten en lieten de stad aan de Rijn alleen achter. Bij een bezoek aan Bonn blijkt echter dat de stad helemaal niet is ingeslapen, zeker niet wat beeldende kunst betreft. In twee prachtige musea in Bonn, de Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland en het Kunstmuseum Bonn, is nu een unieke tentoonstelling te zien De Guggenheim Collectie waaraan De Guggenheim Foundation meer dan 150 werken uitleende.

Vasily Kandinsky, Painting with white border (1913)
Vasily Kandinsky, Painting with white border (1913)

Sinds Solomon R. Guggenheim in de jaren twintig, op advies van Hilla von Rebay, ‘non objective art’ begon te verzamelen, is de collectie uitgegroeid tot een van meest belangrijke op het gebied van moderne en hedendaagse kunst. Guggenheim richtte zich vooral op de Europese avant-garde, waardoor de collectie een groot aantal werken van Kandinsky bevat, maar zijn collectie omvat ook werk van Mondriaan en Picasso. Speciaal voor deze collectie bouwde Frank Lloyd Wright het beroemde Guggenheimmuseum in New York. Naast de verzameling van Solomon R. Guggenheim zelf zijn in de Guggenheim Foundation ook verzamelingen van een aantal andere particuliere verzamelaars ondergebracht.Een van de bekendste van deze verzamelaars is Guggenheims nichtje Peggy Guggenheim. In haar collectie zitten veel werken van surrealisten, maar ook van vertegenwoordigers van het abstract expressionisme en colour field painters, zoals Jackson Pollock en Elsworth Kelly. Van een particuliere verzameling is de Guggenheim verzameling uitgegroeid tot een internationale collectie. Op dit moment heeft de Guggenheim Foundation 5 musea, in New York, Las Vegas, Bilbao, Venetie en Berlijn. Een zesde museum zal gebouwd worden in Aboe Dhabi.

Zalen als in New York

Solomon R. Guggenheim Museum, New York
Solomon R. Guggenheim Museum, New York

Uit al deze collecties is een indrukwekkend overzicht samengesteld en op een enorm oppervlak in de kunsthal in Bonn zijn meer dan 200 werken te bewonderen. De inrichting van de tentoonstelling is grotendeels chronologisch. Het eerste gedeelte van de tentoonstelling bestaat uit kleine steriele witte zalen, met een wat lager plafond. De zalen lijken op het bijzondere Guggenheim in New York. Er hangen werken van Kandinsky, die een groot deel van de collectie vormen. Verder wandelend door de kleine zalen is er bijzonder werk van Picasso en een onbekende Mondriaan te bewonderen. Ander werk dat in deze ruimte de aandacht trekt, is Nude (study), Sad young man on a train (1911-1912) van Duchamp, dat mogelijk ook een voorstudie is van Naakt dat de trap afdaalt. Verder zijn er in verschillende zalen interessante combinaties gemaakt, zoals in de zaal Figuratie sinds 1945. In deze zaal hangt een geweldig werk van Bacon, Three studies for a crucifixion (1962) tegenover een Appel, met in het midden een beeld van Giacometti. Het zijn werken uit verschillende jaren, ze vertegenwoordigen verschillende stijlen, maar toch is er een grote overeenkomst – de schilders werkten figuratief.

Maximale ruimte

Robert Morris, Untitled (Labyrinth) (1974)
Robert Morris, Untitled (Labyrinth) (1974)

Een andere zeer indrukwekkende zaal is de grote hal waarin een aantal grote werken van de stroming Minimal Art te zien is. De hoge ruimte is imposant en van bovenaf bekeken vallen meteen het grote labyrint van Morris en de tekst van Laurance Weiner op de muren op. Het labyrint van Morris boezemt angst in door de enorme hoogte en de smalle gangen waar je doorheen zou kunnen lopen, maar waarin het niet gemakkelijk zal zijn om de weg terug te vinden. Zoals de lage witte zalen goed bij de schilderijen pasten, lijkt deze ruimte speciaal gemaakt voor de grote ruimtelijke sculpturen, die je hier heel goed kunt bekijken; je kunt in en om de grote ruimtelijke werken van Bruce Nauman lopen, of de platte koperen platen van Carl Andre betreden. Het Guggenheim had geen beter museum dan de Kunsthalle in Bonn kunnen uitkiezen om dit werk te laten zien.

Ook een hedendaagse collectie

Naast deze werken is er in het Kunstmuseum, dat naast de Ausstellungshalle gevestigd is, een kleine keuze uit de collectie van hedendaagse werken te zien. De Guggenheim Collectie is namelijk dynamisch en niet alleen gericht op het verleden. Er is voor acht kunstenaars gekozen, die ieder een ruimte hebben gekregen. Indrukwekkend blijft het werk van Rachel Whiteread. Er is een afdruk van haar appartement in gips tentoongesteld. Een andere interessante installatie is die van Matthew Ritchie. Het werk is, sinds het is aangekocht, nu pas voor het eerst als installatie te bewonderen. De installatie bestaat uit een muurschildering, die doorloopt op de ramen, een vloerschildering waar een sculptuur als een soort puzzel over de grond is gelegd en een hologram werk, waarin dezelfde vormen en kleuren en krullen terug te vinden zijn als in de muurschildering.

Overzichtsboek

Wandelend door De Guggenheim Collectie krijg je het gevoel dat je je midden in een overzichtsboek voor kunstgeschiedenis bevindt. Alle belangrijke kunstenaars en alle verschillende kunststromingen zijn vertegenwoordigd met zeer goede werken en er is door de brede verzameling een prachtige ontwikkeling te zien. Het is uniek dat de Guggenheim Foundation een deel van haar collectie heeft uitgeleend voor deze tentoonstelling en dat er niet alleen gekozen is voor werk uit het depot. Door deze tentoonstelling zijn er lege plekken op de muren in het Guggenheim in New York ontstaan, maar de tentoongestelde werken hadden geen betere plek kunnen krijgen dan op deze prachtige tentoonstelling in Bonn.

De Guggenheim Collectie
Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland, Bonn / Kunstmuseum, Bonn
Te zien tot 7 januari 2007

Kunst / Expo binnenland

Japan en haar invloed op het Westen

recensie: Japanse Zomer

De tentoonstelling Japanse Zomer in het Van Gogh Museum in Amsterdam staat in het teken van Japan. Van Gogh schreef het al eens aan zijn broer Theo: “Al mijn werk berust min of meer op japonaiserieën.” De tentoonstelling Japanse Zomer bestaat uit drie exposities waarin diverse aspecten van de 19de-eeuwse Japanse kunst worden getoond: Vrouwen van Tokio & Parijs, Pronkstukken uit keizerlijk Japan en De Tokaido Gaande Weg. Op de vrijdagavonden worden er extra evenementen in het museum georganiseerd, zoals een performance samengesteld door Viktor & Rolf, dj’s Ikiru en x-0-x draaien Sushi Sounds en er staat bijvoorbeeld een kimonoshow en manga en anime-avond op de agenda.

Vrouwen van Tokio & Parijs laat de invloed zien van 19de-eeuwse Japanse prenten en schilderingen op de schilderijen en litho’s van de in 1988 opgerichte Franse kunstenaarsgroep Les Nabis en zijn kring. De tentoonstelling is prachtig opgezet, maar is ook rommelig en op het eerste oog onduidelijk: een zaal met aan de ene kant een Westers raam met uitzicht op de Eifeltoren en aan de andere kant een Japans raam met uitzicht op een tempel. De vloeren zijn aan beide kanten ook anders: westers versus oosters.

Performance Paris-Tokyo, Concept performance: Viktor & Rolf. Met Eddy de Clercq en Annabelle Lopez Ochoa. Fotografie: Luuk Kramer
Performance Paris-Tokyo, Concept performance: Viktor & Rolf. Met Eddy de Clercq en Annabelle Lopez Ochoa. Fotografie: Luuk Kramer

Achter de diverse ramen, waar je als bezoekers kunt langslopen, hangen de prenten en litho’s van Les Nabis en prachtige prenten van belangrijke Japanse kunstenaars als Eizan, Eisen en Hokusai. Zowel Les Nabis en de Japanse kunstenaars volgen een vrouw van de vroege ochtend tot de late avond. Er zijn ook gebruiksvoorwerpen zoals kimono’s, spiegels, muziekinstrumenten en toiletgerei te bewonderen. Mooie werken en objecten, maar het doet allemaal wat chaotisch aan door de manier van presenteren. Maar het moet gezegd worden dat het idee van de vensters en Japan versus Frankrijk mooi is.

Viktor & Rolf, oost versus west

In dit gedeelte van de tentoonstellingsvleugel is iedere vrijdagavond de performance van modeduo Viktor & Rolf te zien. De beide belevingswerelden uit de tentoonstelling, Japan en Frankrijk, worden ook hier letterlijk tegenover elkaar gezet. Twee modellen in roze japonnen spiegelen elkaar in een sierlijke dans. De ene vrouw draagt een door de Japanse kimono geïnspireerde V&R jurk, de andere vrouw een klassieke Franse japon met grote pofmouwen. DJ Eddy de Clercq zorgde voor de soundtrack, een mix tussen westerse en oosterse klassieke muziek gemixt met moderne housebeats. De tekst ‘La femme Japonaise et Francais’ weerklinkt erdoorheen.

Almond blossom, 1890, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 73,5 x 92 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
Almond blossom, 1890, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 73,5 x 92 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Khalili, kunst of kitsch?

Pronkstukken uit keizerlijk Japan toont een selectie van ruim tweehonderd stukken uit de Khalili collectie, ’s werelds grootste en meest veelzijdige privé-verzameling op het gebied van Meiji-kunst. De ‘verlichte regering’ van keizer Meiji (1868-1912) was een periode van ongekende bloei in Japan. Onder zijn patronaat maakten kunstenaars vele werken in metaal, lak, keramiek, email cloisonné en textiel. Verschillende 19de-eeuwse kunstenaars, onder wie Vincent van Gogh, zijn hierdoor beïnvloed dankzij de presentatie op de wereldtentoonstelling van 1883, die plaatsvond op het museumplein, precies op de plek waar nu het Van Gogh Museum staat. De schilderijen van Van Gogh die worden getoond, zijn vrije kopieën van Japanse houtsneden en werken waar Japanse thema’s als bloesems en irissen in verwerkt zijn. Grappig detail is dat Van Gogh zelfverzonnen ‘Japanse’ tekens in zijn werk heeft geplaatst. De Khalili collectie is een veelbesproken collectie waarbij de één deze werken prachtig en van ongeëvenaarde schoonheid vindt, terwijl de ander, waaronder ikzelf, het ziet als vreselijk lelijke kitsch. In de Japanse kunst spreekt juist het ingredient van soberheid mij enorm aan en deze collectie staat daarmee in schril contrast. Deze voorwerken worden gekenmerkt door overdaad en protserige praal.

Bonbonnière (okashibako) (Shôki de demonenbedwinger die op drie demonen jaagt), ca. 1885 Anoniem kunstenaar, de Ôzeki Company. Zilver, goud, shakudô en email cloisonné, 44 cm
Bonbonnière (okashibako) (Shôki de demonenbedwinger die op drie demonen jaagt), ca. 1885 Anoniem kunstenaar, de Ôzeki Company. Zilver, goud, shakudô en email cloisonné, 44 cm

Desondanks is het interessant om deze collectie van zeker tweehonderd stukken in een grote ruimte bij elkaar te zien. De collectie is daarbij prachtig gepresenteerd. Zo staan er uiteenlopende objecten als vazen, borden, kasten en panelen, maar ook beelden van de Samurai en een vier meter hoge bronzen wierookbrander met een adelaar op een draaiend plateau. In vitrines wordt duidelijk dat in deze Japanse kunst de vier seizoenen centraal staan, waarbij iedere vitrine een van de vier seizoenen weergeeft.

Pelgrimsroute toen en nu

De Tokaido Gaande Weg is een expositie over de vijfhonderd kilometer lange Tokaido route die de voormalige keizerlijke hoofdstad Kyoto met Tokyo verbond en de belangrijkste weg in feodaal Japan was. De 53 pleisterplaatsen aan deze route boden onderdak en voedsel aan landheren, kooplieden en pelgrims. Deze plaatsen ontwikkelden zich tot eigenzinnige oorden die voor kunstenaars een inspiratiebron vormden. Tientallen houtsnedes en prenten werden vervaardigd als een soort van hedendaagse ansichtkaart en als souvenir voor de reiziger in die tijd. Dit thema wordt ingeleid door de serie houtsneden over de Tokaido van de Japanse kunstenaar Utagawa Hiroshige (1797-1858). De prenten komen uit de collectie van het museum en zijn van redelijke kwaliteit. Zo nu en dan is duidelijk te zien dat de houtsnedes van oude blokken zijn gedrukt en de manier waarop ze ingelijst zijn, is niet altijd even netjes. Bovendien draagt het beetje gelige licht niet bij aan de kwaliteit van de kleuren van de prenten. Het is echter boeiend om alle prenten van de route hier achter elkaar te zien hangen. Na deze houtsnedes geeft fotograaf Guus Rijven zijn hedendaagse visie op, en ode aan de Tokaido route in een serie foto’s. In de tekst naast de foto gaat Rijven in op één detail uit het beeld. De foto wordt dus niet verklaard en rekent op de fantasie en verbeeldingskracht van de kijker. Zo kijk ik als Nederlander, als buitenstaander, naar de foto en wordt een tipje van de sluier van het Japanse leven opgelicht. Ik vind de foto’s intrigerend en ze spreken mij zeer aan. Je vraagt je af wat er op sommige foto’s aan de hand is. De eigen interpretatie erop los laten is fascinerend en maakt minder lui dan gewoon een verhaaltje erbij lezen. De bezoekers krijgen hierdoor ook een hedendaags Japan te zien, dat normaal niet wordt uitgelicht.

IJsvogel, 1887, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 19 x 26 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
IJsvogel, 1887, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 19 x 26 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Onderbelicht

Verdeeld over de drie vloeren geeft het Van Gogh Museum een mooi beeld van kunst uit Japan en de invloed hiervan op het Westen. Dit is slechts een tipje van de sluier, maar het geeft wel een goede indruk. Het is allemaal mooi en wijds opgezet, maar het was wellicht sterker geweest om op één thema te concentreren. Het is interessant om de invloeden van Japan op het Westen en met name op het werk van Van Gogh te zien. Maar jammer genoeg is dit laatste onderbelicht gebleven.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Munich // Suspect // Tickets // The Nun

.

Munich
(Steven Spielberg, 2005 • Universal)

Wat beweegt een filmmaker om de nasleep van het gijzelingsdrama in het olympisch dorp in München, 1972 te verfilmen? Steven Spielberg heeft een reputatie als het gaat om het groots in beeld brengen van verhalen die deel uitmaken van de Joodse geschiedenis – zie films als Schindler’s List en Saving Private Ryan. Het getuigt van moed dat hij, zelf van Joodse afkomst, de Israëlische reactie op de gijzeling van en moord op elf Israëlische atleten door Palestijnse terroristen zo neutraal mogelijk heeft geprobeerd te verfilmen.

~

Het moet gezegd: dat is hem gelukt. Spielberg slaagt erin de kijker de zinloosheid te laten voelen van de represailles die onder leiding van premier Golda Meir werden bedacht: het sturen van een geheim team dat de verantwoordelijken voor de gijzeling moest ombrengen. Maar voor iedere gedode terrorist komt weer een andere in de plaats. En op een gegeven moment circuleert het vijfkoppige team, onder leiding van Mossad-agent en jonge vader Avner, zelf op allerlei dodenlijstjes. De boodschap is duidelijk: wraakactie op wraakactie leidt al snel tot een uitzichtloos proces. Dat de Israëlisch-Palestijnse verhoudingen 35 jaar na dato niet verbeterd zijn, bevestigt dat alleen maar.

Helaas overtuigt Munich niet als het gaat om de vorm die Spielberg koos: die van de doorsnee Hollywoodfilm. Natuurlijk, filmtechnisch is het allemaal perfect, maar het ziet er té gestileerd uit. Locaties, belichting, kleding en kapsel van de hoofdpersonen, ja zelfs het geweld is mooi. Over de karakters van het vijftal werd, zoals we leren uit een oppervlakkig filmpje dat als enige extra op de dvd is opgenomen, lang nagedacht; ze moesten veelkleurig genoeg zijn. Alsof je naar een bankovervalfilm zit te kijken! Hier schemert door dat Munich, naast het overbrengen van een boodschap, toch ook moest amuseren. Het maakt de film uiteindelijk tot een gelikte thriller. Jammer dat Spielberg, zoals zo vaak, zijn engagement niet door laat werken in zijn stilistische keuzes. (Niels Bakker)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Suspect
(Guy Lee Thys en Ivan Boeckmans, 2005 • De Filmfreak)

Onze Vlaamse buren timmeren op filmgebied met steeds meer succes aan de weg, getuige recente films als onder andere L’enfant, Calvaire en Ordinary Man. Dit succes geldt niet voor het Vlaamse drama Suspect. Het verhaal waarin een man beschuldigd wordt van seksueel misbruik ontkomt niet aan clichés en mist aan overtuiging. Als sociaal werkster Lydia de Beule (Ellen Ten Damme) op een school voorlichting geeft over ongewenste intimiteiten, vertrouwt Sandy (Zoë de Roovere) haar toe dat haar stiefvader Rob de Koster (Gène Bervoets) haar seksueel benadert. Rob ontkent, maar Lydia neemt het verhaal van Sandy zeer serieus.

~

Op zichzelf is dit een interessante invalshoek. Wie durft immers een aanklacht van seksueel misbruik in twijfel te trekken? Echte bewijzen zijn er niet, maar video-opnames van Sandy in bad en op het strand wijzen in de richting van Rob. Ook Robs opmerking over een dertienjarig meisje maakt hem alleen maar verdachter. Er wordt een spanning gesuggereerd, maar matige acteerprestaties springen te veel in het oog. Vooral Van Dams vertaling van een sociaal werkster wekt op de lachspieren. De gekunstelde dialogen maken de film onbedoeld surrealistisch. De diepere lagen die Thijs en Boeckmans in petto hebben, komen door dit amateuristische gestommel niet goed over en interessante non-verbale clues blijven liggen. Alleen Karlijn Sileghem weet als moeder Nell Vandevyver haar rol overtuigend neer te zetten, maar het geheel blijft onbevredigend. (Edith Peters)

Tickets
(Ermanno Olmi, Abbas Kiarostami, Ken Loach, 2005 • A-Film)

Tickets is een drieluik dat zich afspeelt tijdens een treinreis van Innsbruck naar Rome, waarin het treinkaartje centraal staat. Bijzonder is dat hij gemaakt is door drie regisseurs. Olmi, Kiarostami en Loach waren elk verantwoordelijk voor hun eigen verhaallijn. Hierdoor heeft elk deel een zichtbaar eigen karakter.

~

Het eerste verhaal, geregisseerd door Olmi, is een ingetogen schets van een professor die vanachter zijn laptop dagdroomt over de jonge vrouw die hij op het station ontmoette. Hoe het oude, kleine mannetje er in zijn fantasieën in slaagt de dame voor zich te winnen is zeer aandoenlijk. Verder beantwoordt de melancholieke sfeer perfect aan het klassieke, romantische beeld van een treinreis. Iets wat in deel twee van Kiarostami wel anders is. Hier maken we kennis met een vrouw op leeftijd die niets anders doet dan haar reisgenoot te commanderen en haar medepassagiers dwars te liggen. Dit laatste zorgt voor tenenkrommende, grappige, maar ook meelijwekkende situaties.

Geestig en spannend is het laatste deel van Loach, waarin drie Schotse supermarktmedewerkers op weg zijn naar een voetbalwedstrijd en een van hen zijn treinkaartje kwijt is. Opvallend hier zijn de geweldige acteerprestaties. De jongens lijken zo weggelopen van de groenteafdeling. Mooi aan de laatste twee filmpjes zijn de ontmoetingen tussen de passagiers, die allesbehalve voor de handliggend zijn, maar daardoor wel iets spontaans en hebben. Een beetje zoals bij een echte treinreis. Deze dvd heeft behalve wat trailers geen extra’s. (Sasja de Vos)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

The Nun (La Monja)
(Luis De La Madrid, 2005 • Paradiso)

Een tienermeisje onderzoekt de plotselinge dood van haar moeder en een aantal van haar vriendinnen. Wat blijkt: de geest van een sadistische non uit het klooster van hun jeugd slacht ze een voor een af.

~

Regisseur De La Madrid (de editor van The Machinist en The Devil’s Backbone), de man achter het verhaal Jaume Balagueró (Los sin nombre, Fragile) en producent Brian Yuzna hebben stuk voor stuk veel beter werk op hun naam staan dan dit prul, een van de laatste titels van het ooit zo prestigieuze maar inmiddels ter ziele gegane Spaanse productiebedrijfje Fantastic Factory. Jammer van de uitstekende cinematografie. Geen extra’s, wel een perfecte transfer. (Paul Caspers)

Muziek / Album

Twee juweeltjes

recensie: Josh Ritter - Golden Age of Radio/The Animal Years

Hij was boos toen hij dit album maakte, vertelt de Amerikaanse Josh Ritter in een interview. Of ja, zelf voelde hij zich prima, maar er kwamen alleen maar boze liedjes uit zijn handen. En als hij iets niet wilde, was het een boze plaat maken. Hij besloot het te laten en de liedjes te maken die als natuurlijk kwamen. En dat is te horen op The Animal Years. Hij klinkt vooral als Josh Ritter, een singer-songwriter met een eigen geluid. Ritter lijkt niet boos, maar melancholisch des te meer. Onmiskenbaar een stem die hij al had op Golden Age of Radio, zijn eerste plaat die pas net hier in Nederland is uitgebracht.

~

Golden Age of Radio nam hij in eigen beheer op in 2000 en hij verkocht de cd’s zelf tijdens zijn concerten. In 2002 pikte het Amerikaanse Signature Sounds de plaat op en besloot deze uit te brengen. Op dit debuut gaan gelijkenissen met Bob Dylan en Nick Drake gemakkelijk op en leunt zijn stijl nog het meest tegen folk aan. Ritter is een man met een gitaar en een verhaal, die wil vertellen en muziek wil maken tegen de klippen op. Met The Animal Years gaat het gevoel meer richting Bruce Springsteen, al vind ik dat een erg uitgemolken vergelijking. Ritter klinkt als Ritter, gelukkig wel.

Groei


In vergelijking met Golden Age of Radio is te horen dat op The Animal Years Ritters stijl veel meer is uitgekristalliseerd. De sound is nu voller en minder sober dan op zijn voorgaande platen. Hij maakt meer gebruik van andersoortige instrumenten en klanken dan alleen gitaar, bas en drum. We horen hier en daar een xylofoon, een koortje, elektronische klanken en de piano krijgt een grotere rol toebedeeld dan op zijn voorgaande platen. Allemaal ten goede. Dit album is van het begin tot het eind af. De passie spat in het rond, grijpt je bij de strot en creëert een intens gevoel dat ik al jaren niet meer gehoord heb bij een singer-songwriter die voorheen voornamelijk uit het vaatje folk en americana tapte.

Recht uit het hart

Ritter is dus gegroeid, zijn eerste en laatste album vergelijkend. En dat maakt Golden Age of Radio zeker geen mindere plaat, maar een andere. Met onmiskenbaar Ritter aan het roer, maar veel meer doorspekt met eenvoud dan The Animal Years. Wat een juweeltjes, deze albums.
Liedjes die recht je hart in stevenen, die je steeds weer opnieuw wilt horen. Zoals Lawrence, KS op Golden Age of Radio, waar Ritter knarsend zingt “Trying to leave my state of mind/Trying to leave this awful sadness/But I can’t leave this world behind.”
Om maar niet te spreken over de schoonheid van Good Man op The Animal Years. Wie dit nummer niet mooi vindt heeft geen hart, besloot ik na de zoveelste draaibeurt. Of het politiek geëngageerde Girl in the War, waarin hij zonder partij te kiezen de radeloosheid van deze tijd verbeeldt.

Authentiek

Uiteindelijk ligt mijn hart het meest bij The Animal Years, want wat een bijzondere plaat. Een album vol liedjes waarbij het je verbaast dat ze pas net gemaakt zijn. Authentiek, alsof de wereld wachtte tot er eindelijk iemand zou zijn die ze zou schrijven.

Film / Films
recensie: Oliver Twist

Kennen we niet allemaal het verhaal van Oliver Twist, Charles Dickens’ weesjongetje dat na een leven vol afwijzing, honger en zakkenrollerij uit de onderwereld van Londen wordt geplukt en zijn verdiende geluk vindt? Ja, dat komt ons bekend voor, evenals de laatste verfilming van Dickens’ verhaal: Oliver Twist van regisseur Roman Polanski. Voor wie de klassieker Oliver! heeft gezien zijn de gelijkenissen met deze musical (Carol Reed, 1968) zo treffend, dat een vergelijking vrijwel onvermijdelijk is.

~

Had Polanski zijn decor en acteurs nou niet zo gespiegeld aan die van Oliver!, (zowel Oliver, gespeeld door Barney Clark, als Fagin, gespeeld door Ben Kingsly, lijken gecast naar hun voorgangers in de musical), dan had hij zich zijn versie nog kunnen toe-eigenen. Maar nu komt zijn film over als een exacte kopie, echter zonder feelgood-happy ending en – misschien nog teleurstellender – zonder de liedjes: meer dan eens verwacht je, Oliver! gezien hebbende, dat de personages plotseling hun ruggen rechten om een synchrone dans aan te vangen, of zwaaiend aan decorstukken in meerstemmig gezang uitbarsten.

Plat

Dit is wellicht het moment om de zwakte van Polanski’s film aan te stippen. De liedjes in Oliver! weten verlichting te brengen daar waar het kinderleed te zwaar wordt (Food, Glorious Food), en diepgang te brengen daar waar het verhaal er om vraagt. Nu maakte Polanski natuurlijk geen musical, maar zijn verfilming blijft plat. Neem als voorbeeld de gebeurtenissen rondom de karakters Nancy en Bill Sykes. In Polanski’s versie blijft de essentie van hun relatie obscuur, waardoor het niet te begrijpen is waarom Nancy de schurk Sykes tot aan haar dood trouw blijft. Maar als zij in Oliver! het nummer As Long As He Needs Me zingt, krijgen we een idee van haar verscheurde karakter, en haar beweegredenen om bij hem te blijven.

Essentie ontbreekt

~

Polanski heeft overigens wel meer onderbelicht, of zelfs weggelaten. Een essentiEe verhaallijn ontbreekt: hij heeft Oliver totaal ‘wortelloos’ gelaten. Terwijl Dickens, als het verhaal op zijn einde loopt, de geschiedenis van Olivers ouders onthult en deze nota bene koppelt aan de man die zich uiteindelijk over Oliver ontfermt – de rijke Mr. Brownlow, die een goede vriend van Olivers eveneens rijke vader geweest blijkt te zijngeweest. Naar mijn idee heeft Polanski hier het cruciale plot verzwegen. Misschien mag voorzichtig geopperd worden dat Polanski Oliver dichter bij zichzelf heeft willen houden (hij werd in de Tweede Wereldoorlog als joods jongetje van zijn ouders gescheiden), of dat hij deze ontknoping te achterhaald en wellicht elitair heeft gevonden (de jongen krijgt wat hij verdient vanwege zijn afkomst, niet vanwege zijn goede hart) – maar het is een raadsel waarom hij Mr. Brownlow dan laat zeggen: “There’s something in him, it touches my heart. I can’t explain it“. In het boek wordt deze uitspraak volkomen begrijpelijk, wanneer blijkt dat een schilderij van Olivers moeder jarenlang bij Mr. Brownlow aan de muur heeft gehangen.

Kortom: voor wie het boek niet gelezen heeft en de voorgangers niet gezien heeft, is Polanski’s Oliver Twist een vermakelijke, ietwat donkere kinderfilm. Maar na een vergelijking met de voorgaande meesterwerken moet Polanski het toch echt afleggen. Tot slot nog een klein woord van affectie over Barney Clark, die Oliver speelt. Hij ontroert zowel in de film als daarbuiten: in de enige extra op deze uitgave (een featurette van vijf minuten) leest hij voor uit zijn dagboek, en vertelt hij over zijn ervaringen op de set. Even was Mark Lester (de Oliver uit 1968) vergeten.

Boeken

Het raadsel Tim Burton

recensie: Twee boeken over Tim Burton: Interviews / The Films of Tim Burton

“Heeft Tim Burton Corpse Bride geregisseerd?” vroeg mijn zusje toen ze de dvd naast de televisie ontdekte. “Nee,” zei ik, “hij heeft de voorbeelden voor de poppetjes getekend.” Ze was niet onder de indruk. “Waarom noemen ze het dan Tim Burton’s Corpse Bride, als anderen het werk doen?” Het antwoord is simpel. Tim Burton is de status van regisseur ontstegen, hij is een merk.

Zijn naam roept visioenen op van tedere griezelsprookjes en gevoelige skeletten. Niet direct standaard Hollywood-materiaal, zou mijn zusje zeggen. Tim Burton is dan ook, naast een merk, een fenomeen: de stille weirdo wiens liefdevolle begrip voor griezels de wereld veroverde.

~

De man in de woorden van de journalist

Afgelopen jaar verschenen er twee boeken over Tim Burton, die op twee totaal verschillende manieren trachten een blik te werpen op de man en zijn films. Het eerste komt uit de serie Conversations with Filmmakers en werd samengesteld door Kristian Fraga onder de kernachtige titel: Tim Burton: Interviews. Hierin zijn, naast een chronologie van zijn leven, een filmografie en een licht biografisch, semi-analytische inleiding, alle grote interviews sinds Burtons eerste blockbuster (Beetlejuice) verzameld. Daarvoor heeft hij weliswaar Pee-Wee’s Big Adventure geregisseerd, maar dat was zo’n verrassingshit dat er in filmtijdschriftenland geen grote interviews meer aan gewijd konden worden.

Het zijn boeiende gesprekken, vlot geschreven, ondanks de uitgebreide waarschuwingen in de inleiding (“an individual, so famous for being inarticulate”), die in de introductie van elk interview herhaald worden (“Tim Burton, vague in the extreme and honestly confused. Today even more so than usual”). De journalisten weten aan de gesloten Tim Burton toch in kleine brokjes zijn visie op films en filmmaken te ontlokken. Zo ontstaat een complex beeld van de filmmaker, die tegelijkertijd teruggetrokken, dankbaar en dictatoriaal is, compromisloos in het bereiken van zijn visie maar uiterst kwetsbaar bij de presentatie. Tim Burton legt in elke film zijn ziel op tafel:

That’s why you struggle as a child and you draw and you try and you want to create. There is an impulse to be seen. For yourself: what you are. It’s always scary for me to show movies. I actually hate it; I feel very, very vulnerable. Because if you weren’t a verbal person, you weren’t this and that, you wanna let that be the thing people see you through.

De man in de woorden van de wetenschapper

Het tweede boek neemt dan ook Tim Burtons films als uitgangspunt. In The Films of Tim Burton: Animating Live Action in Hollywood wordt door Alison McMahan niet de man maar zijn werk onder de loep gelegd. Zij gaat echter niet op zoek naar de ziel van Burton (altijd een heikele zaak) maar geeft een wetenschappelijke en diepgaande analyse van zijn werk.

~

Het idee kwam van de uitgever van haar dissertatie over een Franse regisseuse uit het tijdperk van de stomme film. McMahan schrijft in de inleiding: “It did not take me long to decide not only could I spend several years of my life on Burton, it would be fun. (…) With Burton I looked forward to an easier experience.” Desondanks heeft McMahan het zichzelf niet makkelijk gemaakt in haar boek. Na een jaar van intense studie kwam ze erachter dat Tim Burton niet in te passen viel in de bestaande wetenschappelijke kaders voor populaire film: “I finally realized that, when it came to Burton and others like him (…), I needed to come up with a new genre term, as the old ones have metamorphosed, recombined, and grown into something that the old names can no longer adequately describe.” Dit is het genre van ‘patafysisch’.

Dit is ook waar het boek werkelijk ingewikkeld wordt. McMahan gebruikt de films van Tim Burton om te beargumenteren dat niet de speelfilm maar de animatie de grondlegger van onze hedendaagse cinema is en dat, dus, niet animatie maar speelfilm een subgenre is. Patafysische films zijn volgens haar speelfilms die opereren binnen de conventies van de animatie, dat wil zeggen, speelfilms die niet meer proberen ‘het zo echt mogelijk te laten lijken’. Dit wordt bereikt door twee-dimensionale plots en karakters, overduidelijke special effects, een alternatieve interne logica en het belachelijk maken van algemeen geaccepteerde (veelal natuurwetenschappelijke) logica.

Ik kan me voorstellen dat dit binnen de filmwetenschappelijke wereld een spannend boek is. McMahan stelt een heel nieuwe classificatiesysteem voor en gooit bovendien de traditionele manier waarop naar film wordt gekeken overhoop. Voor mij als liefhebber en Tim Burton-bewonderaar was het eigenlijk een beetje saai. Burton en zijn films zijn duidelijk ondergeschikt aan McMahan’s agenda en McMahan’s agenda bestaat uit het plakken (en verschuiven) van etiketjes op bestaande producten. Het draagt niet bij aan mijn kijkplezier. Daarbij is de hoeveelheid veronderstelde voorkennis, zelfs voor een wetenschappelijk werk, groot en de tekst taai.

Tim Burton is een man, een merk, een fenomeen en een raadsel. Deze twee boeken lossen het raadsel niet op, maar geven, elk op hun eigen manier (en met wisselend succes) extra puzzelstukjes. De oplossing is even simpel als aangenaam: veel en vaak Tim Burton films kijken.

The films of Tim Burton. Animating live action in Hollywood • Alison McMahan • Uitgever: Continuum • Prijs: $19.95 • 262 bladzijden • ISBN 0-82641566

Tim Burton. Interviews • Kristian Fraga, ed.• Uitgever: University Press of Mississipi • Prijs: $20,00 • 192 bladzijden • ISBN 1-57806-759-6

Boeken / Fictie

Een veelbelovende jongeman

recensie: Willem Frederik Hermans - Volledige Werken deel 7

Met het zevende deel van WFH’s verzamelde werk zijn we aanbeland bij de verhalen en novellen, te beginnen met het trio vroege bundels Moedwil en misverstand, Paranoia en Een landingspoging op Newfoundland – alledrie naar de laatst verschenen edities. Hermans wijzigde namelijk nog al eens wat bij herdrukken, voegde soms hele verhalen toe maar liet die net zo makkelijk weer vervallen. Dat staat allemaal weer beschreven in een uitgebreide verantwoording bij dit deel.

De gemiddelde lezer zal het in deze moeilijke tijden wellicht ontgaan, maar wijlen Willem Frederik Hermans was een groot schrijver. Niet de grootste die we ooit hebben gehad en zelfs niet de op één na grootste. Hij zal ergens op plaats vijf of zes komen, wat toch nog een hele prestatie is, daarover geen misverstand.
Meermalen heeft Hermans lopen roepen dat hij eigenlijk een verhalenschrijver was. Daar is iets voor te zeggen, al neig ik zelf tot de opvatting dat hij voor alles een teveelschrijver was, wiens oeuvre bij herlezing wordt ontsierd door enorme missers – de roman Au Pair voorop – die het zicht belemmeren op de werkelijk grote literatuur waartoe hij ook in staat was, met aan de top naast een handvol verhalen en polemieken zijn Donkere kamer van Damocles.

~

Een aantal van die verhalen schreef hij helemaal aan het begin van zijn carrière, in de oorlog nota bene, al zou je dat niet zeggen bij lezing van de misser waar het opnieuw vriendelijk geprijsde nieuwe deel van de Volledige Werken mee opent. Een ontvoogding is een bizar slechte fantasie die zich in Arabië moet afspelen en die nog het meest doet denken aan de verhalen van Slauerhoff. Gelukkig herpakt Hermans zich rap en krijgen we een hele voorraad prachtliteratuur voor de kiezen. Het bekendste zal Het behouden huis zijn, dat een aantal zelfstandige drukken beleefde en tijdenlang populair was onder middelbare scholieren, toen die nog echte boeken moesten lezen en niet zo weinig ook. In deze korte novelle passeert veel van wat Hermans bijzonder maakt de revue: zijn peilloze cynisme, en ook de voorliefde voor het bizarre en het wrede. Dat alles aangewakkerd door een voorkeur voor het surrealisme, een kunstzinnige stroming die voor de vorige oorlog in sommige intellectuele kringen opgeld deed en zich richtte op het weergeven van wat zich afspeelt in het pas ontdekte onbewuste van de mens.

Excelleren

Hermans excelleert in deze verhalen in het aannemelijk maken van de onnavolgbaarste wendingen, maar toont zich ook een groot psychologisch talent, dat met zijn fijnste lancet de weerzinwekkendste en toch ook weer diep menselijke aberraties blootlegt. Dat die laatste in ieder geval gedeeltelijk voortspruiten uit de persoonlijke omstandigheden van de schrijver, is met wat we weten van diens biografie geen al te boude veronderstelling. In de verhalen komen opvallend veel veelbelovende jongelieden voor, die gefnuikt door de omstandigheden op een weinig grootse wijze ten onder gaan aan het leven. Hij noemde zelfs een heel verhaal naar deze soort: een hilarisch – want Hermans was ook een humorist van formaat – verslag van de werdegang die een mislukte dichter ondergaat.

Hermans beschrijft niet alleen met een Nabokoviaans plezier in details de over elkaar struikelende tegenslagen, maar haalt in een terzijde dat weinig met de plot van doen heeft en passant nog even genadeloos uit naar de literaire wereld, waar hij met frisse tegenzin in rondspartelde. Vooral de zelfbenoemde geestelijke erfgenamen van Forum moeten het ontgelden.

De verhalen in dit zevende deel bevatten thema’s en motieven die we ook terugvinden in romans als Nooit meer slapen en de al genoemde Donkere kamer, waarvan het titelverhaal van Paranoia een voorstudie lijkt (man ziet portret van gezochte SS-man en gelooft dat hij het was: een spel met identiteiten waar Hermans patent op had).

Het verschijningsschema van de Volledige Werken is al bekend en we krijgen nog heel wat fraais, maar met dit deel is inmiddels al een voorlopig hoogtepunt bereikt, wat fijn is voor projectleider Annemarie Kets – inderdaad dezelfde die indertijd door Hermans aan stukken werd gereten uit onvrede over haar bezorging van de Havelaar. Een subtiel detail dat in al zijn uitzichtloze verschrikking zo in een verhaal van Hermans had gekund.