Tag Archief van: Literatuur

Boeken / Fictie

Koch wint (weer) literair terrein

recensie: Luchtplaats – Herman Koch
Luchtplaats – Herman KochUitgeverij Ambo|Anthos (boekcover openbaar)

He’s back!’ zou je kunnen uitroepen na het lezen van de nieuwste roman van Herman Koch. De o zo gevierde romancier die jaren terug pageturner na pageturner wist af te leveren, kon het lezerspubliek met een van zijn laatste romans (Het koninklijk huis) minder bekoren. Het frisse concept van Luchtplaats, over de driehoeksverhouding tussen een geslaagde schrijver, diens vrouw die werkzaam is bij de recherche en een schrijvende crimineel, is er een die getuigt van de kracht van originaliteit.

Inmiddels weet je gewoon waar Koch mee op de proppen komt. Zo zijn er genoeg verstoorde relaties aan te treffen in zijn romans en thrillers. Vaak betreft het families die naar de buitenwereld de schone schijn ophouden, maar duidelijk emotioneel failliet zijn. De personages van Koch gaan vrijwel altijd gebukt onder pijnlijke geheimen. Zodra je doorhebt dat een personage zich heeft gehuld in leugens en verraad, is het gewoon wachten op de gigantische clash die daarop zal volgen. Bovendien is Koch er niet de auteur naar om mededogen te tonen richting zijn personages. Menig karakter krijgt – zelfs als het al spreekwoordelijk op de grond naar adem snakt – nog een flinke trap na.

Familie stuk

In deze misdaadroman heeft Koch toch wel een verkwikkend idee geopenbaard: de hoofdpersoon is niemand minder dan een delinquent met schrijverstalent. Nu is het daadwerkelijk zo dat er schrijflessen plaatsvinden in gevangenissen en dat zelfs heuse schrijfgroepen geleid en ondersteund worden door ‘echte’ schrijvers. Niet alleen verhoogt dat vaardigheden als lezen en schrijven, het is ook nog eens een nieuwe vorm van creatieve therapie.

In Kochs nieuwe boek zijn er eigenlijk twee schrijvers: de gevestigde schrijver Simon Hanson en Derek L., een nogal moordzuchtige misdadiger. Koch doet ons bijna geloven dat het om een daadwerkelijke aspirant-schrijver in de bajes gaat, want op de titelpagina van het boek (voorafgaand aan hoofdstuk één) staat: ‘Veel leesplezier, je Derek L.’ Simon ontmoet deze boef tijdens een leesclub die een meisje van de bibliotheek heeft opgezet. Hij raakt meteen begeesterd door Dereks knap geschreven verhalen, waarvan er één met kop en schouders bovenuit steekt: het verhaal ‘Luchtplaats’. Simon, die min of meer lijkt mee te willen liften op Dereks succes, wil het verhaal laten publiceren. En dat niet alleen: hij staat erop dat Derek L. het in eigen persoon middels een boekpresentatie komt aanprijzen. En waar zal hij slapen? Juist, ‘gewoon’ bij de schrijver en zijn gezin thuis.

Oud zeer, nieuw zeer

Dat het plan van Simon niet helemaal uitpakt als gewenst, is meteen zonneklaar vanaf de eerste pagina van het boek. In lange overpeinzingen probeert hij zijn idee goed te praten, maar je weet dat er iets voor zal vallen in die drie dagen dat Derek L. – weliswaar met de nodige enkelband om en bewakers op de loer – met ‘weekendverlof’ gaat om zijn boek te promoten. Een andere zeer betrokkene is Hanna, de vrouw van Simon, met wie hij twee zoons heeft. Met een vrouw die werkt als rechercheur bij de Dienst Landelijke Recherche, een zeer deskundig paar extra ogen, is de veiligheid van alles en iedereen gegarandeerd, toch? Nou, tenzij diezelfde vrouw toevallig al eens meerdere keren in haar leven in contact is gekomen met die zeer doortrapte en intelligente crimineel met een licht ontvlambaar karakter. En dan mag ze ook nog eens voor hem de gastvrouw uit gaan hangen.

Roofdier versus prooi

Al lezend in zijn nieuwe werk, ziet de lezer Koch bijna voor zich: met een scherpe visie en met vingers die sneller typen dan zijn brein kan draaien. Je hoort gewoon hoe zich een tirade afspeelt in Kochs hoofd en dat deze nu snel een weg moet vinden naar het (digitale) schrijfblok. Het is moeilijk om Koch te onderscheiden van Simon – om te beseffen dat de gedachtegangen die je leest niet van Koch afkomstig zijn. Of het nu gaat om het grondig verafschuwen van tatoeages of van het te veel plaats en tijd innemen van auteurs bij boekpresentaties. Waar houdt Kochs eigen visie op en begint die van zijn hoofdpersoon? Niet alleen Simons gedachten nemen we waar: we focaliseren om de beurt vanuit Derek L., Simon en Hanna. Vanuit wiens perspectief je ook leest, je hebt het gevoel dat je iedere keer Koch zelf hoort spreken.

Opvallend genoeg zijn Derek en Simon eender in hun gedachten: beiden gebruiken dezelfde beeldspraak van roofdier versus prooi om te beschrijven hoe een opgefokte moordenaar omgaat met eenieder die iets té nieuwsgierig is naar het geketende beest. Uiteindelijk is er maar één waarheid, waar noch roofdier noch prooi aan kan ontkomen: in ons allen zit een beest. Geeft Koch hier een inkijkje in zijn eigen, negatief gestemde mensbeeld?

Koch of Simon?

Daar waar Derek en Simon de mensen om zich heen hekelen, heeft Hanna het vooral lastig met haar eigen lichamelijke verval. Waartoe dienen alle zelfkritische overpeinzingen van Hanna? Ze vindt dat ze er als ‘oudere’ vrouw niet meer toe doet, terwijl de mannen vroeger in bosjes voor haar neervielen. En dan komt er nóg een man bij in haar toch al door mannen bestierde huishouden: een crimineel met wie ze een verleden blijkt te delen. Terwijl ze blijft miepen over haar verloren ‘glans’, lijkt haar echtgenoot steeds meer te willen afrekenen – in zijn geval in figuurlijke zin – met de mensen om hen heen. In zijn hoofd kan hij immers doen en laten wat hij wil. Zo zegt Simon:

‘In het ene na het andere boek leefde ik mijn duisterste fantasieën uit. Een vervelende buurman ruimde ik uit de weg. Als ik de buurman de volgende dag tegenkwam op straat, groette ik hem vriendelijk – vriendelijker dan anders. Ik wist immers dat hij al dood en begraven was. Dat er een voortijdig einde aan zijn zinloze bestaan was gekomen. Daar was niets duisters aan. Het voelde als een opluchting, ik had er vrede mee dat deze mensen in het echt gewoon bleven voortbestaan, zolang ik ze in mijn boeken een kogel door het hoofd kon jagen of ze op andere wijze behulpzaam kon zijn bij het betreden van een andere wereld waarin ik geen last meer van ze zou hebben.’

In strijd met iedereen

Is het gek om in het bovenstaande de schrijversfilosofie van Koch zelf te horen? Met humor sabelt hij iedereen neer. Zo ook schrijvers die ‘menen dat ze met een boek zonder punten en komma’s, zonder hoofdletters en alinea’s, vernieuwend proza schrijven’. Oef, is dat een sneer naar schrijver Lucas Rijneveld? En over docenten heeft Koch ook zijn ongezouten mening klaarstaan. Die kwam al duidelijk naar voren in de roman Red ons, Maria Montanelli en is nu weer onmiskenbaar aanwezig. Een docent van Simons zoon tikt hem namelijk erg hard op de vingers, nadat laatstgenoemde heeft gespiekt tijdens een toets: uitsluiting van deelname aan het eindexamen.

Grappig is het trouwens wel te noemen dat Hanna Simon erop wijst dat hij bepaalde elementen telkens laat terugkomen, zoals zo’n paternalistische docent:

‘Maar wat je echt niet meer moet doen dat zijn die leraren. Ik bedoel die leraar. In elk boek zit er wel een. Daarmee laat je jezelf te veel in de kaart kijken. Lezers kunnen daarop afknappen. Is hij daar nou nog steeds niet overheen? zullen ze denken.’

De herhaling ziet Hanna als iets slechts, maar Simon niet. Een paar regels voor dit citaat vraagt hij zich nog af: ‘Mezelf herhalen? Maar wie kan ik anders herhalen dan mezelf?’ Misschien geeft Koch hier – via Simon – heel eerlijk door dat hij wéét dat hij zichzelf herhaalt. Het voelt ergens ook als een pleidooi voor het gebruik van schrijvers als personages. Wat heerlijk moet het toch zijn om te kunnen zeggen waar het op staat en je gekste visualisaties te ventileren via de figuren die afkomstig zijn uit je eigen gecreëerde schimmenrijk. Het roept ergens een gelijkenis op met Max Havelaar van Multatuli (het pseudoniem van Eduard Douwes Dekker): ook daarin is sprake van een romanticus avant la lettre die iedereen verbaal uit de pan veegt en zijn ideeën over onder andere de literatuur en de maatschappij kan delen via verschillende vertelinstanties.

En verdient Luchtplaats dan ook, net als Max Havelaar, een plekje in de Nederlandse canon? Nou, iedere lezer die het niet te snel te gortig wordt allemaal en goed om kan gaan met een roast van een gehele maatschappij, zou zeggen van wel. Koch is met dit boek weer op het goede pad gekomen. Hij laat zien dat de kracht toch schuilt in herhaling, maar dat je altijd iets nieuws, iets vernuftigs en onverwachts moet toevoegen aan je nieuwste boek. Luchtplaats is een goed uitgewerkt concept waar menig schrijver een moord voor zou doen.

Boeken / Fictie

Koch wint (weer) literair terrein

recensie: Luchtplaats – Herman Koch
Luchtplaats – Herman KochUitgeverij Ambo|Anthos (boekcover openbaar)

He’s back!’ zou je kunnen uitroepen na het lezen van de nieuwste roman van Herman Koch. De o zo gevierde romancier die jaren terug pageturner na pageturner wist af te leveren, kon het lezerspubliek met een van zijn laatste romans (Het koninklijk huis) minder bekoren. Het frisse concept van Luchtplaats, over de driehoeksverhouding tussen een geslaagde schrijver, diens vrouw die werkzaam is bij de recherche en een schrijvende crimineel, is er een die getuigt van de kracht van originaliteit.

Inmiddels weet je gewoon waar Koch mee op de proppen komt. Zo zijn er genoeg verstoorde relaties aan te treffen in zijn romans en thrillers. Vaak betreft het families die naar de buitenwereld de schone schijn ophouden, maar duidelijk emotioneel failliet zijn. De personages van Koch gaan vrijwel altijd gebukt onder pijnlijke geheimen. Zodra je doorhebt dat een personage zich heeft gehuld in leugens en verraad, is het gewoon wachten op de gigantische clash die daarop zal volgen. Bovendien is Koch er niet de auteur naar om mededogen te tonen richting zijn personages. Menig karakter krijgt – zelfs als het al spreekwoordelijk op de grond naar adem snakt – nog een flinke trap na.

Familie stuk

In deze misdaadroman heeft Koch toch wel een verkwikkend idee geopenbaard: de hoofdpersoon is niemand minder dan een delinquent met schrijverstalent. Nu is het daadwerkelijk zo dat er schrijflessen plaatsvinden in gevangenissen en dat zelfs heuse schrijfgroepen geleid en ondersteund worden door ‘echte’ schrijvers. Niet alleen verhoogt dat vaardigheden als lezen en schrijven, het is ook nog eens een nieuwe vorm van creatieve therapie.

In Kochs nieuwe boek zijn er eigenlijk twee schrijvers: de gevestigde schrijver Simon Hanson en Derek L., een nogal moordzuchtige misdadiger. Koch doet ons bijna geloven dat het om een daadwerkelijke aspirant-schrijver in de bajes gaat, want op de titelpagina van het boek (voorafgaand aan hoofdstuk één) staat: ‘Veel leesplezier, je Derek L.’ Simon ontmoet deze boef tijdens een leesclub die een meisje van de bibliotheek heeft opgezet. Hij raakt meteen begeesterd door Dereks knap geschreven verhalen, waarvan er één met kop en schouders bovenuit steekt: het verhaal ‘Luchtplaats’. Simon, die min of meer lijkt mee te willen liften op Dereks succes, wil het verhaal laten publiceren. En dat niet alleen: hij staat erop dat Derek L. het in eigen persoon middels een boekpresentatie komt aanprijzen. En waar zal hij slapen? Juist, ‘gewoon’ bij de schrijver en zijn gezin thuis.

Oud zeer, nieuw zeer

Dat het plan van Simon niet helemaal uitpakt als gewenst, is meteen zonneklaar vanaf de eerste pagina van het boek. In lange overpeinzingen probeert hij zijn idee goed te praten, maar je weet dat er iets voor zal vallen in die drie dagen dat Derek L. – weliswaar met de nodige enkelband om en bewakers op de loer – met ‘weekendverlof’ gaat om zijn boek te promoten. Een andere zeer betrokkene is Hanna, de vrouw van Simon, met wie hij twee zoons heeft. Met een vrouw die werkt als rechercheur bij de Dienst Landelijke Recherche, een zeer deskundig paar extra ogen, is de veiligheid van alles en iedereen gegarandeerd, toch? Nou, tenzij diezelfde vrouw toevallig al eens meerdere keren in haar leven in contact is gekomen met die zeer doortrapte en intelligente crimineel met een licht ontvlambaar karakter. En dan mag ze ook nog eens voor hem de gastvrouw uit gaan hangen.

Roofdier versus prooi

Al lezend in zijn nieuwe werk, ziet de lezer Koch bijna voor zich: met een scherpe visie en met vingers die sneller typen dan zijn brein kan draaien. Je hoort gewoon hoe zich een tirade afspeelt in Kochs hoofd en dat deze nu snel een weg moet vinden naar het (digitale) schrijfblok. Het is moeilijk om Koch te onderscheiden van Simon – om te beseffen dat de gedachtegangen die je leest niet van Koch afkomstig zijn. Of het nu gaat om het grondig verafschuwen van tatoeages of van het te veel plaats en tijd innemen van auteurs bij boekpresentaties. Waar houdt Kochs eigen visie op en begint die van zijn hoofdpersoon? Niet alleen Simons gedachten nemen we waar: we focaliseren om de beurt vanuit Derek L., Simon en Hanna. Vanuit wiens perspectief je ook leest, je hebt het gevoel dat je iedere keer Koch zelf hoort spreken.

Opvallend genoeg zijn Derek en Simon eender in hun gedachten: beiden gebruiken dezelfde beeldspraak van roofdier versus prooi om te beschrijven hoe een opgefokte moordenaar omgaat met eenieder die iets té nieuwsgierig is naar het geketende beest. Uiteindelijk is er maar één waarheid, waar noch roofdier noch prooi aan kan ontkomen: in ons allen zit een beest. Geeft Koch hier een inkijkje in zijn eigen, negatief gestemde mensbeeld?

Koch of Simon?

Daar waar Derek en Simon de mensen om zich heen hekelen, heeft Hanna het vooral lastig met haar eigen lichamelijke verval. Waartoe dienen alle zelfkritische overpeinzingen van Hanna? Ze vindt dat ze er als ‘oudere’ vrouw niet meer toe doet, terwijl de mannen vroeger in bosjes voor haar neervielen. En dan komt er nóg een man bij in haar toch al door mannen bestierde huishouden: een crimineel met wie ze een verleden blijkt te delen. Terwijl ze blijft miepen over haar verloren ‘glans’, lijkt haar echtgenoot steeds meer te willen afrekenen – in zijn geval in figuurlijke zin – met de mensen om hen heen. In zijn hoofd kan hij immers doen en laten wat hij wil. Zo zegt Simon:

‘In het ene na het andere boek leefde ik mijn duisterste fantasieën uit. Een vervelende buurman ruimde ik uit de weg. Als ik de buurman de volgende dag tegenkwam op straat, groette ik hem vriendelijk – vriendelijker dan anders. Ik wist immers dat hij al dood en begraven was. Dat er een voortijdig einde aan zijn zinloze bestaan was gekomen. Daar was niets duisters aan. Het voelde als een opluchting, ik had er vrede mee dat deze mensen in het echt gewoon bleven voortbestaan, zolang ik ze in mijn boeken een kogel door het hoofd kon jagen of ze op andere wijze behulpzaam kon zijn bij het betreden van een andere wereld waarin ik geen last meer van ze zou hebben.’

In strijd met iedereen

Is het gek om in het bovenstaande de schrijversfilosofie van Koch zelf te horen? Met humor sabelt hij iedereen neer. Zo ook schrijvers die ‘menen dat ze met een boek zonder punten en komma’s, zonder hoofdletters en alinea’s, vernieuwend proza schrijven’. Oef, is dat een sneer naar schrijver Lucas Rijneveld? En over docenten heeft Koch ook zijn ongezouten mening klaarstaan. Die kwam al duidelijk naar voren in de roman Red ons, Maria Montanelli en is nu weer onmiskenbaar aanwezig. Een docent van Simons zoon tikt hem namelijk erg hard op de vingers, nadat laatstgenoemde heeft gespiekt tijdens een toets: uitsluiting van deelname aan het eindexamen.

Grappig is het trouwens wel te noemen dat Hanna Simon erop wijst dat hij bepaalde elementen telkens laat terugkomen, zoals zo’n paternalistische docent:

‘Maar wat je echt niet meer moet doen dat zijn die leraren. Ik bedoel die leraar. In elk boek zit er wel een. Daarmee laat je jezelf te veel in de kaart kijken. Lezers kunnen daarop afknappen. Is hij daar nou nog steeds niet overheen? zullen ze denken.’

De herhaling ziet Hanna als iets slechts, maar Simon niet. Een paar regels voor dit citaat vraagt hij zich nog af: ‘Mezelf herhalen? Maar wie kan ik anders herhalen dan mezelf?’ Misschien geeft Koch hier – via Simon – heel eerlijk door dat hij wéét dat hij zichzelf herhaalt. Het voelt ergens ook als een pleidooi voor het gebruik van schrijvers als personages. Wat heerlijk moet het toch zijn om te kunnen zeggen waar het op staat en je gekste visualisaties te ventileren via de figuren die afkomstig zijn uit je eigen gecreëerde schimmenrijk. Het roept ergens een gelijkenis op met Max Havelaar van Multatuli (het pseudoniem van Eduard Douwes Dekker): ook daarin is sprake van een romanticus avant la lettre die iedereen verbaal uit de pan veegt en zijn ideeën over onder andere de literatuur en de maatschappij kan delen via verschillende vertelinstanties.

En verdient Luchtplaats dan ook, net als Max Havelaar, een plekje in de Nederlandse canon? Nou, iedere lezer die het niet te snel te gortig wordt allemaal en goed om kan gaan met een roast van een gehele maatschappij, zou zeggen van wel. Koch is met dit boek weer op het goede pad gekomen. Hij laat zien dat de kracht toch schuilt in herhaling, maar dat je altijd iets nieuws, iets vernuftigs en onverwachts moet toevoegen aan je nieuwste boek. Luchtplaats is een goed uitgewerkt concept waar menig schrijver een moord voor zou doen.

Boeken / Fictie

Spannend en vol verwondering

recensie: Ingrid de Vries – De violist
Omslag De violistomslag van bol.com

Wie de roman De violist in handen krijgt, denkt niet meteen aan een boek dat spanning in zich zal hebben. Toch weet Ingrid de Vries een spannend element in het boek te leggen. Naast een verhaal van een jongeman die gegrepen wordt door het vioolspel staat een vriendschap centraal die abrupt verbroken lijkt te worden, tot een zoektocht na jaren de vrienden weer bijeenbrengt in een bijzondere setting.

De schrijfstijl van De Vries nodigt uit om lekker door te lezen. De honderddrieënzestig pagina’s flitsen snel door je vingers, omdat deze schrijfster je weet te boeien en je als lezer weet te binden aan het papier.

De basis van het verhaal

Laurens is visser en werkt vooral ’s nachts op de vissersboot om de vangst binnen te halen. Ruig werk van een zeebonk. Zijn wereld speelt zich vooral af op de visserskotter, maar dat verandert als hij op een dag muziek hoort die hem roert. Hij belt aan bij het huis waar de muziek vandaan komt, uit nieuwsgierigheid naar wat hij zojuist gehoord heeft in de straat waar hij liep.

Er is een moment in 1964 waarop Guido en Laurens voor het eerst kennis met elkaar maken. Laurens staat, bevangen door de klanken van het vioolspel, op de stoep van Guido’s huis. Hij heeft dan nog geen idee dat het vioolspel was dat hij vlak daarvoor hoorde, en vraagt Guido waar de muziek vandaan kwam. Op dat moment maakt Laurens kennis met het instrument. Laurens is nog maar een tiener. Ze spreken met elkaar over de muziek die op zee te horen is in het gekrijs van de meeuwen en alles wat er verder te horen is op een visserskotter, maar ook over de vioolklanken die Laurens naar het huis hadden gelokt.

Studeren naast het ruwe werk op zee

Na de kennismaking ontstaat er al snel een soort vriendschap, maar vooral een relatie tussen een leermeester en zijn leergierige leerling. Laurens besteedt al zijn vrije uren aan het leren bespelen van de viool als Guido hem lessen aanbiedt. De ruwe bolster, blanke pit Laurens is een voorbeeldige leerling, die vooral een enorme toewijding aan de dag legt om het vioolspel machtig te worden.

Als hij zo goed wordt dat hij in 1967 wordt toegelaten op het conservatorium, gaat Laurens geheel zijn eigen weg. Hij keert, zoals we lezen in het eerste hoofdstuk van het boek, nog wel een keer terug naar het huis van Guido, maar belt niet aan en vertrekt zonder zijn leermeester nog gesproken te hebben. Vele tientallen jaren zien Guido en Laurens elkaar niet. Ieder leeft zijn eigen leven. Toch gaat er regelmatig wat kriebelen in het hoofd van Guido. Hij mist Laurens en wil op zoek naar hem. Hij gaat op onderzoek uit om te ontdekken waar hij is gebleven en hoe het hem vergaan is.

Weerzien

Het duurt tot 2015 dat Guido en Laurens elkaar weerzien. Dat gebeurt onder bijzondere omstandigheden die pas tot een blije gebeurtenis leiden als ze samen een zigeunerstukje strijken. Dat is het moment dat de twee mannen elkaar na lange tijd met plezier in de ogen kijken en opnieuw opgaan in het vioolspel. De lange jaren die ertussen zaten lijken volledig vergeten.

De Vries weet de lezer te boeien vanaf het prille begin tot de allerlaatste alinea in dit wonderlijke en vooral heel boeiende verhaal, dat afsluit met een heel bijzonder weerzien onder bijzondere omstandigheden. De Vries weet hier zowel spanning, passie, vriendschap en liefde met elkaar te verbinden in een persoonlijk lijden.

De taal van De Vries is helder. Het verhaal is boeiend, de personages zijn glashelder en de menselijke emotie wordt voelbaar verwoord. De viool is een boek dat nog lang zal naklinken als je het al lang uit hebt. Als lezer word je in verwondering achtergelaten terwijl je de emotie van de laatste bladzijden duidelijk voelt.

Cover 'Hoe voelt het?'
Boeken / Fictie

Kort van stuk, krachtig van inhoud

recensie: Hoe voelt het? – Sophie Kinsella
Cover 'Hoe voelt het?'

Sophie Kinsella, bestsellerauteur van onder andere de bekende én verfilmde Shopaholic!-serie, verscheen drie jaar geleden ineens ‘negatief’ in het nieuws: een kwaadaardige hersentumor legde haar leven lam. Inmiddels – herstellende van de operatie en behandeling – heeft ze de pen weer opgepakt en schreef ze een korte, fictieve autobiografische roman, genaamd Hoe voelt het?, over deze donkere periode.

Ze heeft alles wat haar hartje begeert: succes en faam vanwege haar boeken, een liefdevol huwelijk en vijf kinderen aan haar zij. Wat wil je nog meer in het leven? Nou, een goede gezondheid om mee te beginnen. Hoe kun je woorden vinden voor een periode waarin je diep in het donker tastte en iedere dag werd overvallen door een gevoel van onrechtvaardigheid, twijfels en immens verdriet? Kinsella vond de woorden niet zozeer voor zichzelf, maar wél voor Eve Monroe, het hoofdpersonage in Hoe voelt het?. Dat Eve het alter ego van Kinsella is, wordt al onmiskenbaar duidelijk in de eerste pagina’s, waarin wordt beschreven hoe het idee voor de Shopaholic!-serie ontstond. Deze boekenreeks werd een groot succes en op menige kaft stond pontificaal New York Times bestseller.

Personage als spreekbuis

Eve koopt een prachtige, fonkelende jurk die ook op de kaft van het boek prijkt; een jurk die symbool staat voor de mooie momenten die je in het leven moet vieren, maar ook voor het grote omkeerpunt in Kinsella’s carrière. De koopzucht van Kinsella heeft haar een boekenreeks opgeleverd die zowel veel lezers als veel geld heeft opgebracht (lees: 45 miljoen verkochte exemplaren). In deze boeken lees je over een innemende vrouw met ietwat sukkelige karaktereigenschappen en een enorm groot gat in haar hand dat steeds meer grip krijgt op haar leven. Natuurlijk kan ze rekenen op de hulp van een woest aantrekkelijke man. Een concept – de eeuwig single en onhandige dertigplusser die meer van haar leven wil maken – dat in talloze romans naar voren komt, al dan niet uitgebracht onder haar pseudoniem Kinsella, of haar echte naam Madeleine Wickham.

Nu is er een van Kinsella’s hand waarin een compleet andere toon wordt aangeslagen. De humor die Kinsella’s werk zo kenmerkt, is naar de achtergrond verdreven. Kinsella vertelt openhartig – met personage Eve als een soort ‘spreekbuis’ – over de periode vóór en na de ontdekking van de ongeneeslijke vorm van hersenkanker. Dit boek maakt duidelijk dat zo’n ongeneeslijke ziekte niet alleen een verregaande impact heeft op de patiënt, maar op het hele gezin.

Zo krijgt een potje scrabble aan de keukentafel ineens een beladen toon, omdat er ruimte is voor het stellen van de allerlastigste vragen. Vooral voor het jongste lid van de familie, de 10-jarige Isobel (Izzy), is het allemaal maar erg onbegrijpelijk en ‘oneerlijk’. Als ze een vraag heeft, maakt de hele familie haar borst al nat voor het antwoord: “Is ‘vlom’ een woord?” klinkt er dan onverwachts uit de mond van kleine Izzy. Verbazing, opluchting en een intense lachbui volgen elkaar op. Dat er ook momenten zijn die tussenpozen van ontspanning bieden, illustreert dat je na de eerste schok toch weer terugvalt in de alledaagse verhoudingen van weleer.

Kort maar krachtig

Niet alleen de toon van het boek, maar ook de dikte wijkt nogal af van wat de lezer van Kinsella gewend is. Ze staat niet bekend om de dikke pillen, maar dit boek telt slechts 124 bladzijden, inclusief de dankbetuiging. Hoewel het dus een korte novelle betreft, is het qua inhoud zeker een krachtig verhaal dat het predicaat ‘moedig’ verdient. Het is nogal dapper om zo open te vertellen over een zware periode in je leven en ook een inkijkje te geven in je persoonlijke leven. Een periode die je liever zou willen vergeten, maar die ook je toekomst heeft ingekleurd (en blijft vormgeven).

Kinsella geeft toe dat ze de volgorde van gebeurtenissen heeft veranderd en ook wat andere aanpassingen heeft doorgevoerd. Natuurlijk staan er ook details in die kloppen, zoals het memoriseren van kerstliedjes en hoe lastig dit bleek te zijn. Het voelde voor haar ‘bevrijdend om alles eerlijk en rauw op te schrijven’ en ze kon makkelijker over haar kinderen schrijven als ze hun een andere naam gaf. Voor Kinsella is fictie bij uitstek het middel om een verhaal zo goed mogelijk te vertellen: ze kan de werkelijkheid vervormen en verdraaien en niemand zal haar op haar vingers tikken (het is nu eenmaal fictie).

Fragmentarisch

De vorm waarin dit werk gegoten is, wijkt ook af van ander uitgebracht werk. Zulke korte hoofdstukken las men niet eerder en tussen de vertellingen door staan ook appjes weergegeven van mensen die als het ware de ‘Hulptroepen voor Eve’ vormen. Er zijn ‘Vroeg-wakker-gesprekken’ met haar man Nick en er zijn verhalen die overkomen als columns, boordevol anekdotes waarvan de titel al veel zegt: ‘Goed zo!’, ‘Een ommetje’ en ‘Overal die plastic stoelen’ (over de wachtruimtes). Niet alle humor is helemaal weggeslagen uit Kinsella, getuige het gedeelte genaamd ‘Word je behandeld tegen kanker? Een paar fijne tips van Eve Monroe’, waarin met sarcastische ondertoon een bestraling wordt vergeleken met het ondergaan van een gezichtsbehandeling en waarin Eve op haar beurt om tips voor scanvrees vraagt.

Trouwe lezers zullen de diepe wens koesteren dat Kinsella schone scan na schone scan zal ontvangen (inmiddels staat die teller al op vier). Niet voor niets heet het laatste hoofdstuk ‘Happy end’: al haar vrouwelijke hoofdpersonages kregen dit stuk voor stuk. Nu is het tijd voor Kinsella dat ze die ook krijgt, net zoals alle andere mensen die te maken krijgen met hersenkanker in hun leven. Hopelijk is haar brein straks vrij van alle pijn en is er enkel en alleen ruimte voor hetgeen wat er altijd al rondwaarde: talloze creatieve ideeën voor ontzettend succesvolle romans.

Boeken / Fictie

Het duister van Argentinië

recensie: Een zonnige plek voor sombere mensen - Mariana Enriquez
Handen in muur© Unsplash

Een vrouw die de weggehaalde vleesboom op haar baarmoeder terug in haar lichaam wil, een meisje dat zich verlustigt aan een stel geesten en een mens zonder botten dat afschuwwekkende schilderijen maakt; zomaar wat taferelen uit de wonderlijke wereld van Mariana Enríquez. De verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen spelen zich desondanks op bestaande plaatsen af, waardoor zij nog realistischer en gruwelijker worden.

Je zou kunnen veronderstellen dat het relatief moeilijk is om originaliteit te uiten in genreliteratuur omdat boeken die strikt binnen een specifiek genre vallen aan strenge thematische en structurele eisen onderhevig zijn. Lukt het Mariana Enríquez om binnen het door haar gekozen genre – horror – te blijven en toch haar eigen stem te laten horen? Ja, maar met de hakken over de sloot.

Horror en verder niets

De korte verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen behoren meer tot het horror- of gothic-genre dan tot welk ander genre dan ook. Ze bevatten veel van de literaire kenmerken die horror zo eigen zijn: er wordt een spanningselement geïntroduceerd dat zich steeds meer op de voorgrond van het verhaal begeeft, de schrijver bedient zich naar hartenlust van uitvoerige, grafische omschrijvingen en meestal is er een kwade kracht die zich tegen de hoofdpersonages richt. Naast deze technische kenmerken is er nog een keur aan stokpaardjes waar de horrorschrijver maar al te graag op terugvalt: bloed, geesten, vreemde lichamelijke condities en hekserij. Veel van deze kenmerken passeren ook bij Enríquez de revue.

Enríquez’ verhalen zijn meeslepend, maar missen de nodige diepgang. Er wordt een bepaald onheilspellend mysterie geïntroduceerd dat zich in toenemende mate opdringt aan de belevingswereld van de personages en richting de laatste bladzijdes een gruwelijk hoogtepunt bereikt. De meeste van de verhalen zijn, al met al, vrij ‘platte’ horror: vaak is er maar een enkele verhaallijn die zich ontvouwt zonder veel literaire opsmuk of verhaaltechnische verrijking.

Toch een duidelijk uniek stemgeluid

Desondanks vallen enkele dingen op aan Enriquez’ horror. Zo wordt de spanning – na een uitvoerige inleiding – pas relatief laat geïntroduceerd en opgebouwd, worden lang niet alle beelden duidelijk voorstelbaar voor de lezer en wordt voor maar weinig mysteries in de verhalen een sluitende verklaring gegeven. Doordat je als lezer blijft zoeken naar de manier waarop alle ‘losse eindjes’ van de verhalen op elkaar aansluiten, blijven de verhalen langer hangen dan wanneer zij keurig zouden zijn afgerond.

Drie verhalen springen eruit: het eerste verhaal van de bundel, Mijn droevige doden, is bijzonder interessant vanwege de magisch-realistische en minder bombastisch-afschuwwekkende verteltrant. In het titelverhaal lopen verschillende verhaallijnen door elkaar waardoor op meerdere vlakken spanning wordt opgebouwd. In het laatste verhaal, Zwarte ogen, zitten zoveel frappante en onverwachte details – tenen die zichtbaar worden door een luxaflex, een pak roze melk dat vanuit een huis naar buiten wordt gegooid en twee jongetjes met ogen van obsidiaan die kruipen als spinnen – dat het plot in haar absurditeit volkomen origineel is.  Hoewel de meeste van de twaalf verhalen in de bundel dus enigszins eendimensionaal aandoen, laten deze drie verhalen onmiskenbaar zien dat Mariana Enríquez gevoel en talent voor diepgravende literatuur heeft, en bovendien een eigen stem. Het valt te betreuren dat niet meer verhalen dat talent demonsteren.

De verhalen in de bundel Een zonnige plek voor sombere mensen lezen vlot en zijn verslavend, wat een aanzienlijke verdienste is. Ze zijn bovendien onderling sterk verschillend, hypermodern en kennen onverwachte eindes. Meer diepgang had misschien afgedaan aan het verslavingsgehalte of aan de toegankelijkheid van deze verhalen, maar was wel hun literaire waarde ten goede gekomen.

Misschien dat Mariana Enríquez in een verhaal dat, laten we zeggen, vier keer zo lang is als het gemiddelde verhaal in deze bundel alles kan laten zien dat ze in zich heeft. Hoewel het absoluut onderhoudend is geschreven, komt in Een zonnige plek voor sombere mensen het literaire potentieel van Mariana Enríquez niet tot volle glorie.

 

Boeken / Fictie

De ketenen van de vrijheid

recensie: Ik ben vrij – Lale Gül

De dag waarop Lale Gül besloot om hoofddoekvrij de deur van haar ouderlijk huis uit te lopen, heeft haar leven voorgoed veranderd. De 27-jarige schrijfster schreef al openhartig in haar debuutroman Ik ga leven hoe deze keuze tot stand kwam. In het vervolg, Ik ben vrij, lees je dat Gül een heel hoge prijs heeft moeten betalen voor de door haar zo gekoesterde vrijheid.

Nadat ze zich heeft losgerukt van het strenggelovige milieu waarin ze is opgegroeid, bekritiseren vriend en vijand haar de godganse dag. Maar deze powervrouw pur sang rekent, met haar scherpe tong als haar meest krachtige wapen, met iedereen af.

Kwetsbare kant

Aan het begin van het verhaal laat Gül een kwetsbare kant van zichzelf zien. Ze gunt ons een ‘blik achter de schermen’, achter het gordijn dat ze heeft opgetrokken in haar debuutroman. In deze autobiografische roman mogen we meelezen met wat waarschijnlijk heel gedetailleerde optekeningen zijn van haar bezoekjes aan haar psycholoog. Deze worden afgewisseld met het beschrijven van de alledaagse beslommeringen die laten zien dat Gül met geheel andere zaken bezig is dan haar leeftijdgenoten: het aanschaffen van een deur met goede sloten erop (als bescherming van haar zelf gecreëerde fort) en appen met de burgemeester van Amsterdam.

Wat dat laatste betreft; dat behoeft enige uitleg. Gül woont nog thuis als haar boek wordt gepubliceerd. Ze kan haar ouders nog wijsmaken dat het een schoolproject betreft, maar haar zusje Defne en broer Halil kan ze niet voor de gek houden. Als ze vervolgens aanschuift bij Op1 om over dit ‘schoolproject’ (aka haar bestseller) te spreken, zijn de rapen gaar. Na de talkshow wordt ze thuis opgewacht door een ontstelde en zeer boze familie. Ooms en tantes hebben zich bij het huis van haar ouders geschaard om Gül de huid vol te schelden en, nog erger, haar meppen te verkopen. Broer Halil vangt de meeste klappen voor haar op, maar hij kan niet op tegen de toorn van met name zijn moeder op. Gül vlucht letterlijk het huis uit en rent voor haar leven. Met de hulp van Femke Halsema weet ze een veilig onderkomen te regelen.

Vergiffenis of vrijheid?

Afgezonderd van de rest van de wereld, in haar zeer desolate situatie, overvalt haar een fikse somberheid. Zichzelf goed verzorgen is er niet meer bij: hele dagen staat de tv aan, terwijl ze alleen nog maar junkfood tot zich neemt. En daar is altijd die tergende vraag die alle gedachten aan de kant drukt: hoort een moeder geen onvoorwaardelijke liefde voor haar kind te voelen, ongeacht de verschillen in ideologie en geloof? In het verhaal lezen we over talloze moedwillige pogingen vanuit Güls kant om de banden met haar moeder aan te halen, maar haar tirannieke moeder wil alleen nog het gesprek met Gül aangaan als deze laatstgenoemde haar woorden – en met name de geschreven woorden – terugneemt en aangeeft dat ze van gedachten is veranderd. Güls moeder verlangt ernaar dat Lale vergiffenis zoekt bij Allah en ‘sorry’ zegt. Dat is Gül geenszins van plan, ook al betekent dit dat ze niet alleen de warmte en de liefde van haar ouders moet ontberen, maar ook die van haar zusje Defne, om wie ze zoveel geeft.

Continu maakt Gül de balans op over wat nu eigenlijk het belangrijkste is in het leven en waarom ze deze strijd, het zich ontwortelen van een geloof, als haar persoonlijke agenda ziet. Heeft deze keuze haar gelukkiger gemaakt? Dat is maar te bezien. Ze ervaart nu een zekere vrijheid over haar doen en laten, maar Gül is ten slotte ook maar een mens die net zozeer zoekt naar de liefde van haar naasten als ieder ander. Waar ze echter op stuit, zijn niet alleen de afkeer en de haat vanuit haar eigen ouders, maar ook die van hele volksstammen op het internet. De dreigbrieven en haatmails duwen haar nog verder weg in haar isolement en angstige gevoelens. Wie denkt dat we in een land wonen waar de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel staat, komt net zo bedrogen uit als Gül.

Coping mechanisme?

Is het dan alleen maar kommer en kwel voor Gül? Zeker niet. De zelfontplooiing gaat gewoon verder en met name de seksuele zelfontplooiing waar Gül graag over schrijft (en/of fantaseert). Dan slaat het boek ineens om in keiharde porno. Wellicht juist ter contrast met het nogal preutse leven van haar ouders. Daarnaast heeft ze ook vriendschappen opgebouwd die ze zeker kan koesteren, al wringt de schoen nog wel eens als de gespreksonderwerpen politiek en religie opdoemen. Gül is heel open en eerlijk en gaat geen enkele discussie uit de weg. Zowel in haar privéleven als publiekelijk: als een boze moslim tegen haar ingaat op een literair festival in het buitenland, weet ze hem van repliek te dienen. Het is heel knap van Gül dat ze haar gezicht waar mogelijk blijft tonen, zeker als je weet hoeveel doodsbedreigingen ze dagelijks moet zien te slikken.

Ook haar schrijfstijl blijft zeker intrigerend. Ze is zelf ook erg te spreken over haar literaire talent: haar huidige uitgever, Prometheus, kreeg slechts twee weken bedenktijd om haar debuutroman te publiceren, want anders zou Gül de Bezige Bij benaderen. Ja, een ego heeft Gül wel, al is het ook een coping mechanisme. Om zulke hevige dagen als die van haar te doorstaan, moet je je er zelf continu van overtuigen dat je op de juiste wijze handelt. Dat ze daarbij niet altijd de ruimte biedt aan de ander om zijn of haar mening te ventileren, is enerzijds begrijpelijk én aan de andere kant ergerlijk: niet voor niets wordt ze als geloofsverlater in één adem met Geert Wilders genoemd. Nee, linksgeoriënteerde kiezers komen niet ongedeerd weg in haar boek. Ook boekrecensenten worden flink aangepakt. Wordt de drang om anderen te hekelen gevoed door het feit dat ze zelf zoveel haatbedreigingen krijgt? Hopelijk slaat ze hier niet al te ver in door, al zal het menigeen benieuwen wie in een volgend boek het spreekwoordelijke pak slaag mag incasseren.

Los van alle eerlijke ontboezemingen en sterk gepeperde meningen, is de taal die Gül hanteert in haar nieuwste boek ontzettend sterk. Je hoort haar gewoon net zo hard tekeergaan in haar boek als op de tv. Met een vocabulaire waar je u tegen zegt, is het uitzien naar een nieuwe roman. Langzamerhand ontstaat wel een zekere nieuwsgierigheid naar een roman (of ander genre) die meer fictief van aard is en waarin Gül zelf niet als hoofdpersoon fungeert.

Boeken / Fictie

Het beest in de mens

recensie: Een wild dier – Joël Dicker
Meer van GenèvePixabay

Het is haast onbeschrijfelijk: het vreugdegevoel dat je ervaart als je hoort dat er een nieuwe roman van Joël Dicker (1985) op de markt is. Wie kan deze Zwitserse auteur – bekend van de bestseller De waarheid over de zaak Harry Quebert – evenaren als het gaat om het creëren van personages met veel diepgang en het uitzetten van een ingewikkeld plot? Een wild dier is wederom een zeer spannend boek dat je bij je nekvel grijpt en zijn klauwen diep in je vel zet.

Een wild dier draait kortweg om twee criminelen die plannen om een juwelier in Genève te overvallen. Helaas voor hen is politieman Greg Liégean al helemaal op de hoogte. Tenminste, dat denkt hij … Voorafgaand aan deze geplande overval lees je over de buurvrouw van Greg die voor haar veertigste verjaardag een ring in de vorm van een panter krijgt. Het blijkt een moment te zijn dat haar leven volledig op z’n kop zet en dat uiteindelijk het startsein is voor de hoge val van niet één personage, maar zelfs meerdere karakters. In deze intrigerende psychologische roman raken allerlei zaken met elkaar verstrikt.

Vertrouw op je instinct

Niet alle huwelijken verlopen even voorspoedig. Neem het huwelijk van Greg en Karine Liégean, een echtpaar dat met hun twee jongens in Genève woont. Hoewel ze allebei succesvol zijn in hun baan – hij bij het arrestatieteam van de politie en zij in een kledingwinkel – worden ze beiden geplaagd door onvervulde verlangens. Gregs behoefte aan lichamelijk contact in het echtelijk bed blijft onvervuld en Karine zou zo graag meer willen lijken op Sophie Braun, de perfecte girl next door. Nou ja, next door is overdreven. Sophie woont namelijk met haar man Arpad en hun kinderen in een ontzettend chic huis aan het Meer van Genève, terwijl Karine het moet stellen met een ‘aardig huis’ in de wijk die de niet al te positieve naam ‘De puist’ draagt. Niet alleen Karine beschouwt Sophie als de belichaming van de perfectie zelve; ook haar man vindt dat Sophie toch wel erg knap, fantastisch, charmant enzovoorts, enzovoorts is.

Gregs obsessie met Sophie groeit uit tot stalking. Het uitlaten van zijn hond wordt een manier om Sophie stiekem te begluren als ze zich ’s ochtends aankleedt. Iedere ochtend ziet hij hoe Sophie de gordijnen opent en haar ranke lijf weer in de mooiste kledij hult of… haar man een plezierige ochtend biedt. Na een inbraak in het huis van de Brauns ziet Greg zijn kans schoon: om Sophie nog beter te kunnen bespieden, biedt hij aan om op hun huis te letten, terwijl zij hun familie opzoeken in Saint-Tropez. Greg smokkelt een beveiligingscamera mee van zijn werk en installeert deze in hun slaapkamer, zodat hij thuis alles op zijn mobiel meekrijgt. Het betekent het begin van een ratrace tegen het addergebroed: Greg ontdekt allemaal dingen over Arpad, die ertoe leiden dat Greg zijn buurman graag achter de tralies ziet…

Groener gras bij de buren?

De jacht op Arpad blijkt al snel een persoonlijke afrekening te zijn met de man op wie Greg het jaloerst is. Een man die altijd onberispelijk gekleed de deur uit gaat en die het wél lukt om een harmonieus geheel te vormen met zijn gezin. De lezer verneemt al gauw dat achter al het uiterlijke vertoon meer verscholen ligt dan het oog kan waarnemen. Doordat er wordt gefocaliseerd vanuit de belangrijke personages, krijg je meer informatie toegediend en lijk je de personages altijd net een stapje voor te zijn. Maar hoe verder je in de roman verwikkeld raakt, hoe meer bedrogen je zelf uitkomt. Aan het einde van het boek blijkt pas hoe weinig je eigenlijk weet over de Brauns. Dat is de meestertruc van Dicker: de lezer iedere keer naar het puntje van zijn of haar stoel laten bewegen, de lezer vervolgens genoeg voeden met informatie zodat deze even achterover kan leunen en dan – bam! – de lezer bijna van de stoel af laten vliegen door het prijsgeven van diepe geheimen. Je wordt als lezer haast zelf een wild dier, dat dolgraag gevoed wil worden. Het is echter Dicker die, als een ware temmer, in control is. Hij weet het beest in jou zowel genoeg stil te krijgen als aan te wakkeren wanneer dat nodig is. Het grappige is dat je op een gegeven moment denkt: nou, kom maar op met die ontknoping, Dicker, ik snap hoe het web van leugens in elkaar zit. En dan kom je zo ontzettend bedrogen uit (net als Greg zelf overigens).

Genève: het decor voor achterdocht

Het is verrassend te noemen dat Dicker als setting eindelijk een Europese stad verkiest boven een Amerikaanse. Zijn eigen geboortestad, Genève, is bij uitstek geschikt als thuisbasis voor een stel rijkaards als de Brauns. De stad symboliseert zoveel meer dan alleen luxe: het is algemeen bekend dat een bankrekening openen in Zwitserland om verscheidene redenen heel gunstig kan zijn (niet in de laatste plaats om belasting te ontduiken). Als je hoort dat Sophie en Arpad beiden werkzaam zijn in het bankwezen én de beschikking hebben over een constante cashflow, weet je gewoon dat er stront aan de knikker is. En hoe! Het is wel jammer dat de personages een beetje in hun stereotiepe beeld blijven hangen: de succesvolle zakenman, de knappe trophy wife, de hardwerkende politieman en de ongelukkige huisvrouw. Ook komen ze allemaal niet bepaald sympathiek op je over en staan ze ver van je af, omdat je maar weinig gelijkenissen kunt zien tussen hen en jezelf (neem bijvoorbeeld Greg en zijn opmerkelijke hobby om zijn buren te begluren). Dat maakt dat het lezen soms een beetje afstandelijk voelt en het je ook niet erg uitmaakt hoe hun levens zich zullen ontvouwen.

Hoewel de personages dit keer minder getroebleerd zijn dan in andere werken van Dicker en er in de eerste hoofdstukken zelfs geen vuiltje aan de lucht is, is er genoeg drama dat met ieder hoofdstuk aangedikt wordt. Het concept van dit boek is wel echt anders. Natuurlijk, de intrige is een vast onderdeel, daar kun je bij Dicker op vertrouwen, maar de lezer krijgt een heel andere vibe bij dit boek. Nieuwe omgevingen, nieuwe karakters en nieuwe sectoren krijgen aandacht. Het is niet de Dicker die je misschien zou verwachten, maar hij weet de lezers weer te verbluffen met een ijzersterk verhaal en een intrigerende schrijfstijl. Het boek rekent genadeloos af met de schijn die mensen vandaag de dag ophouden. ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, zei dichter Martinus Nijhoff ooit. Deze wijsgerige spreuk is ook zeker van toepassing op dit boek: ‘Zie maar, we zien niet wat we zien’.

Boeken / Fictie

In spookachtig Japan

recensie: Kwaidan - Lafcadio Hearn
Japanse rolschilderij©1660, Harry F. Bruning Collection, BYU Library

Net als in de westerse cultuur zijn er ook in Japan verhalen over fabeldieren, spoken en monsters. Deze wezens vallen onder het containerbegrip ‘yōkai’, waarvan de letterlijke vertaling niet monster of spook is, maar ‘vreemde verschijning’ of ‘onverklaarbaar fenomeen’. Ze komen voort uit folkloristische vertellingen. Iets waar Lafcadio Hearn (1850-1904) naam mee heeft gemaakt.

Hearn is geen Japanner van oorsprong, maar komt uit Griekenland, met een Ierse vader en Griekse moeder. Via omzwervingen door Ierland en Amerika belandde hij in Japan om er nooit meer weg te gaan. Hij heeft een belangrijke stempel gedrukt op de introductie van de nog vrij onbekende Japanse cultuur in het Westen. Zijn faam komt vooral voort uit zijn folkloristische spookvertellingen. Het met korte verhalen gevulde boek Kwaidan (wat ‘spookverhaal’ betekent) is er een van. Het is in het Nederlands vertaald door Barbara de Lange.

Mythes en legendes

Hearn was de eerste die streekgebonden mythes en legendes optekende. Veel verhalen werden daarvoor alleen via mondelinge overlevering doorgegeven. Hearn had heel Japan doorkruist om zoveel mogelijk verhalen vast te leggen. Zowel in het Westen als in het land zelf werd hij daardoor gerespecteerd. Sommige van zijn werken behoren zelfs tot de literaire canon van Japan. Hij was gefascineerd door verscheidene folklorewezens waaronder de Mujina, die kan transformeren van een das in een mooie vrouw en waarvan blijkt, als ze zich omdraait, dat ze een angstaanjagend gelaat met een zwart gat voor een gezicht heeft. Of de Heike-krab met een menselijk gelaat op zijn gepantserde rug die zeevaarders doet verdrinken. En de Kappa, een wezen dat in rivieren en meren leeft en mensen het water in trekt.

Belichaming van onbekende krachten

In klassieke westerse fabels vertegenwoordigen fabeldieren vaak bepaalde morele waarheden; in Japan gaat het eerder over angsten. De wezens waren bedoeld als waarschuwing aan het Japanse volk, dat in die tijd zijn aandacht veelal richtte op westerse waarden. Het was ook een reactie op rampen en ziektes en hoe de voorouders hiermee omgingen. Ze gaven oncontroleerbare krachten een gezicht, zoals dat van een gigantische meerval die onder het eiland zou leven en de aarde liet schudden en beven als het ontevreden was. Een belichaming van het natuurgeweld waar het land jaarlijks mee kampt.

Shintoïsme

Het shintoïsme, een van de grote godsdiensten in Japan, komt ook geregeld terug in de verhalen. De religie heeft eerbied voor de natuur en hecht er goddelijke waarden aan. Een waterval, de maan of slechts een apart gevormde steen kunnen vereerd worden. Er is een verhaal waarin het hoofdpersonage eruit ziet als een mooie vrouw, een vol leven leidt met man en kinderen, maar eigenlijk een wilg is. Ook haakt er iemand tijdens het dromen in op de vreemde wereld van een mierenkolonie waarop hij in slaap is gevallen. En in het verhaal ‘Jiu-roku-zakura’ is er een persoon die voor migawari ni tatsu kiest, ofwel het ‘fungeren als substituut’. De man uit de vertelling is idolaat van een boom in zijn tuin en ziet die tot zijn verdriet afsterven. Hij kiest ervoor om zijn leven te geven zodat de boom kan voortbestaan. Om het moment van de ‘overdracht’ te symboliseren, staat de boom ieder jaar in volle bloei. Echter wel in de winter.

Kwaidan is een genot voor liefhebbers van de Japanse cultuur of voor diegenen die meer willen weten over Japanse folkloreverhalen. Het geeft een klein inzicht in de enorme reeks vertellingen die er zijn. Ook bevat het een aantal essays die Hearn schreef over insecten met eveneens een folkloristische insteek. Lafcadio Hearn toont zich met Kwaidan een ware connaisseur van de Japanse cultuur.

 

 

 

 

Boeken / Non-fictie

Door innerlijke noodzaak gedreven

recensie: Kafka: Schrijven voor zijn leven - Rüdiger Safranski

De Duitse filosoof en historicus Rüdiger Safranski heeft een indrukwekkend rijtje omvangrijke biografieën op zijn naam staan. Onder andere over Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger en Goethe. Daar is nu een aanmerkelijk dunner boek over Franz Kafka aan toegevoegd. Een biografie mag het dan ook niet heten.

Safranski koos voor een uitgebeende levensbeschrijving, waarin interpretaties van Kafka’s werk grotendeels achterwege blijven. Er wordt één spoor gevolgd, zoals de auteur het zelf omschrijft: ‘het eigenlijk meest voor de hand liggende: het schrijven zelf en zijn [Kafka’s] gevecht ermee’. Werkt dat?

Brieven en dagboeken

In ieder geval wel wanneer Safranski uit Kafka’s brieven en – sterker nog – dagboeken citeert, omdat het hier om primaire bronnen gaat. Al doet een opmerking als ‘een van de bronnen van het schrijven is (…) het plezier van gedaante te wisselen’, met een knipoog naar het verhaal De gedaanteverwisseling wat goedkoop aan, temeer daar die opmerking verder niet wordt uitgewerkt.

Pas wanneer de auteur het beroemde verhaal Het vonnis bij de kop pakt, weet hij een geloofwaardig en uitgewerkt verband tussen leven en werk van Kafka te leggen. Het is 1912 en Kafka heeft inmiddels Felice Bauer leren kennen. Hij schrijft het verhaal in één nacht, ‘door een innerlijke noodzaak gedreven’ aldus Safranski. Het personage van Georg in het verhaal is Franz (evenveel letters) en Frieda is Felice (ook evenveel letters). Zowel Georg als Franz staat op het punt zijn vrijgezellenbestaan op te geven, maar Georg wordt door zijn vader de weg versperd. Deze situatie is parallel aan wat Kafka later in zijn Brief aan mijn vader schrijft: ‘Maar zoals het er met ons voorstaat, is het huwelijk voor mij niet weggelegd, juist omdat het jouw terrein is’. ‘Het schrijven’, meent Safranski, ‘kan het leven een paar stappen vóór zijn’.

Familieopstelling en zelfonderzoek

In zijn beschrijving van De gedaanteverwisseling gaat Safranski nog een stap verder, door het verhaal als een familieopstelling te zien. Dat wil zeggen: een alternatieve vorm van psychotherapie die niet onomstreden is. De uitwerking van dit idee is te kort om voor de al dan niet ingewijde lezer duidelijk te zijn, terwijl het verhaal zelf uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. Zoals Safranski met het hele oeuvre van Kafka doet. Het zou op zich een interessante exercitie kunnen zijn, omdat je bij een familieopstelling een ander voor de geest haalt. Denk aan Kafka’s verhouding tot de eerder genoemde Felice Bauer, die hem enerzijds benauwt en anderzijds juist aanzet  tot schrijven.

Uiteindelijk verbreekt Kafka zijn verloving met Felice. Hij redt zichzelf door te werken aan de roman Het proces. Safranski vermeldt verschillende interpretaties van dat boek dat kan worden opgevat ‘als anticipatie op een totalitair tijdperk of, in een mildere variant, als schrikbeeld van een ambtelijk, bureaucratisch genormeerde wereld’. Zelf ziet hij er ook ‘de inhoudsloze transcendentie in van de geseculariseerde wereld’.

Safranski vat de roman voorts op ‘als ontwikkelingsgang, waarbij (…) de enkeling en de macht (…) in elkaar overgaan’. Een voor de auteur typerende opvatting; hij schreef immers ook een studie onder de titel Eenling zijn (2023). In het boek over Kafka vult Safranski een aspect in, dat in deze studie nog ontbreekt: verinnerlijking. In dit geval de verinnerlijking van het proces, dat door Safranski wordt omschreven als ‘de schuld van de schuldeloosheid’. Safranski ziet dat proces namelijk als zelfbedrog: het idee nergens schuld aan te hebben laadt Josef K. juist op met schuld. Het leidt tot zelfonderzoek. Hij wordt op zichzelf teruggeworpen.

Schrijven als verlichting

De schuld bestaat in het schrijven waarin Kafka helemaal opgaat, ten kost van zijn burgerlijke leven (werk, verlovingen, relatie tot zijn vader). Het werk biedt verlichting.

Net als de landmeter in de roman Het slot hoort Kafka ‘nooit zo vanzelfsprekend bij de gemeenschap (…) waarin hij leeft’. Het slot wordt – stelt Safranski – vaak religieus geïnterpreteerd. Daarbij begaat Safranksi overigens de fout om – zoals vaak gebeurt – Godot in de titel van het toneelstuk Wachtend op Godot van Samuel Beckett als God te lezen; zelf heeft Beckett aangegeven dat hij wel ‘God’ had geschreven als hij dit had bedoeld.

In dit geval laat zich hier de auteur kennen van nog een ander boek, Het kwaad (2005). Zowel in dat boek als in dit boek over Kafka raakt Safranski gaandeweg aan het metafysische (wat achter de werkelijkheid zit) en transcendente (wat boven de werkelijkheid uitgaat). ‘De leegte’ en het ‘inhoudsloze’ uit het begin van het boek ‘loopt vol’. Er zijn denkers als Karl Erich Grözinger en Ulf Abraham die de notie Ein Sof (het oneindige, het goddelijke) hieraan verbinden, maar dat doet Safranski niet.

Zo raakt hij aan veel dat de lezer uitnodigt om verder te lezen. Safranski biedt op deze manier in wezen een uitgebreid essay rond een thema: schrijven als innerlijke noodzaak. Waarbij hij diep ingaat op het werk van Kafka, minder op diens leven en niet of nauwelijks op de interpretatie van diens oeuvre. Zo is het een interessant boek geworden dat zowel een inleiding vormt voor mensen die nog weinig van Kafka hebben gelezen of over de schrijver weten, én voor mensen die geïnteresseerd zijn in de op één aspect gerichte invalshoek die Safranski kiest.

Boeken / Fictie

Een collage van metafysische anekdotes

recensie: Trilogie van de oorlog – Agustín Fernández Mallo

Agustín Fernández Mallo weet wat hij wil: zijn literatuur mobiliseren om zijn verrassende kijk op de wereld, het universum en de actualiteit te etaleren. In Trilogie van de oorlog laat Fernández Mallo zijn gedachten en creativiteit de vrije loop, waardoor het boek misschien niet voor iedereen is weggelegd, maar het wel absoluut uniek en honderd procent eigen is.

Fernández Mallo trekt zich weinig aan van de technieken die je bij schrijfcursussen worden voorgeschoteld. De auteur begeeft zich in een universum dat volkomen door (en vermoedelijk ook voornamelijk vóór) hemzelf is opgetrokken, waardoor het boek niet altijd even toegankelijk is. Aan de andere kant doet de stream of consciousness-achtige vertelwijze denken aan de onnavolgbare associaties die ieder mens ongetwijfeld heeft, waardoor het boek in zekere zin ook herkenbaar is. Bovendien is voor een dergelijke onderneming een groot vertrouwen in de eigen kwaliteiten als schrijver nodig. Dat zelfvertrouwen vertaalt zich bij Fernández Mallo in een groot vertelplezier, dat van de pagina’s spat, en dat maakt dat de lezer aan de lippen van de schrijver hangt. Onderstaand citaat – zomaar een gedeelte van een pagina’s lange vertelling – is exemplarisch voor Fernández Mallo’s vertelstijl:

… hij sprong met zo’n hoed die geen man meer draagt, uitgedost op een ronduit onbegrijpelijke manier, zo onbegrijpelijk dat ik, om er een beschrijving van te geven, meerdere bladzijdes nodig zou hebben die ik daaraan uiteraard niet wil verkwisten, hij zei dus ‘koekkoek’ terwijl hij zijn ogen dicht en weer open deed en zijn hoofd naar voren bewoog alsof hij heel langzaam in een vrucht pikte, waarna de helleveeg Sarah een harde gil met zo’n hoge frequentie slaakte dat de beveiliging erdoor gealarmeerd werd en Punt Komma bijna in lachen uitbarstte …

Veel meer dan een drieluik

Trilogie van de oorlog is, zoals de naam al aangeeft, een drieluik, waarvan de drie verhalen, in meer of mindere mate expliciet, verbonden zijn aan het thema ‘oorlog’. Het eerste boek vertelt over de wederwaardigheden van een schrijver, eerst op het kleine eiland San Simón en daarna in New York. Het tweede boek bestaat uit de memoires van een man die samen met drie andere astronauten voor het eerst op de maan is geweest. Het derde gaat over een vrouw die op de stranden van Normandië een wens van haar inmiddels overleden man in vervulling laat gaan: een bericht inspreken op zijn voicemail.

Het boek bestaat dus feitelijk uit drie verschillende verhalen, maar in elk van de drie ‘boeken’ zijn talloze anekdotes opgenomen, waardoor het boek voornamelijk aanvoelt als een collage van allerlei kortere vertellingen. Het lijkt alsof de drie boeken die de trilogie uitmaken, ondergeschikt zijn aan deze vele verhalen-in-het-verhaal, waardoor het boek in opbouw en schrijfstijl doet denken aan Het leven een gebruiksaanwijzing van Georges Perec (er zit zelfs een directe verwijzing naar dat werk in de tekst). Ieder van de uitweidingen en anekdotes stelt onze ideeën over het verloop van de tijd, technologie, moderniteit en oorlog in een onverwacht daglicht.

De drie verhalen kennen alle een ander hoofdpersonage, maar toch verschillen deze personages maar weinig van elkaar: stuk voor stuk fungeren ze als een spreekbuis van de auteur. Fernández Mallo heeft weinig moeite gedaan om de personages van een eigen, herkenbaar karakter te voorzien. An sich zou dat niet storend hoeven zijn, maar in Trilogie van de oorlog valt het toch op, omdat de personages in dit drieluik zo dicht naast elkaar worden geplaatst.

Parallellen door tijd en ruimte

Hoewel de verhalen aan de oppervlakte – dus wat tijd, plaats en handeling betreft – sterk uiteenlopen, zijn ze onderling nauw verbonden door almaar terugkerende motieven: bepaalde elementen die in alle drie de verhalen terugkomen, maar in andere configuraties. Zo wekt Fernández Mallo de indruk dat de verhalen alle drie dezelfde basis hebben – en misschien wel één en hetzelfde verhaal zijn.

Door die dwarsverbanden door het boek heen tekent Fernández Mallo in Trilogie van de oorlog een netwerk op van ongelooflijke toevalligheden, parallellen en bizarre verbanden door tijd en ruimte. De auteur maakt zodoende duidelijk dat de lijnen die de loop der dingen beschrijven onontwarbaar met elkaar verstrengeld zijn en dat onze levens deel uitmaken van een groter plan – ook al lijken we soms volledig autonoom over ons lot te kunnen beschikken.

De almaar terugkerende elementen in de drie verhalen brengen nog een ander effect teweeg: ze maken dat de lezer – precies zoals in De stad en zijn onvaste muren van Haruki Murakami – een sensatie van ongrijpbaarheid gewaarwordt. Het lijkt alsof de boodschap van het verhaal binnen handbereik is, maar telkens tussen je vingers door glipt. Ergens dringt zich het sterke vermoeden op dat de oplossing van het mysterie minder spectaculair is dan het mysterie zelf – en dat een exacte verklaring nooit meer zal kunnen doen dan een klein, haast onbeduidend inkijkje te geven in het geloofssysteem van de auteur.

Schrijven uit liefde voor literatuur

Als we één ding uit Trilogie van de oorlog kunnen afleiden, dan is het dat Fernández Mallo in eerste plaats schrijft voor zichzelf en om zijn eigen fascinaties te kunnen vastleggen en botvieren, zonder al te zeer een lezerspubliek in het achterhoofd te houden. Daarmee is Trilogie van de oorlog vooral interessant voor lezers met een waardering voor schrijvers die hoofdzakelijk schrijven uit liefde voor literatuur.

De gedachtekronkels van Agustín Fernández Mallo zijn naast aanstekelijk, scherpzinnig en uitermate origineel, ook gefundeerd op een verregaande kennis van filosofie, fysica en technologie. De redacteurs van Seix Barral, de uitgeverij die het boek oorspronkelijk uitbracht, hebben ingeschat dat er voor iets dergelijks waarschijnlijk wel interesse zou zijn, mede vanwege de tijdloze relevantie van het thema ‘oorlog’, dat in alle verhalen een centrale rol bekleedt. En dat is helemaal geen verkeerde inschatting geweest.

Boeken / Fictie

Eeuwig of tijdelijk; lichaam of schaduw

recensie: De stad en zijn onvaste muren – Haruki Murakami
StadsmuurPixabay (https://pixabay.com/photos/khiva-city-wall-pinnacles-old-198601/)

Vier jaar na het verschijnen van zijn verhalenbundel Eerste persoon enkelvoud brengt de Japanse bestsellerauteur Haruki Murakami in het voorjaar van 2024 een nieuwe roman uit: De stad en zijn onvaste muren. Het boek mag dan pas recent in deze vorm zijn uitgegeven, maar het zaadje voor dit verhaal werd al veertig jaar geleden geplant.

Murakami publiceerde het verhaal dat later de kern zou worden van De stad en zijn onvaste muren voor het eerst in het Japanse literaire tijdschrift Bungakukai. Na die publicatie heeft de auteur dat verhaal decennialang tot zijn huidige vorm en inhoud laten rijpen. En die oefening in geduld heeft zijn vruchten afgeworpen, want De stad en zijn onvaste muren is een totaalroman. Liefde, dood, vertwijfeling, verwondering, verlangen en afschuw hebben alle een zorgvuldig uitgekiend plaatsje gekregen in deze vuistdikke roman. Maar wat is de boodschap die al deze thema’s met elkaar verbindt? Misschien dat het mogelijk is om tot een antwoord op die vraag te komen, maar het boek stelt de lezer eerst en vooral voor een schitterend raadsel.

Toevlucht

De naamloze hoofdpersoon gaat op 17-jarige leeftijd op zoek naar zijn vriendin, wier ‘echte ik’ haar toevlucht heeft gezocht tot een door hoge muren omsloten stad. Die stad lijkt zich in een wereld buiten de onze te bevinden. Hij vindt de stad en zijn vriendin, en hij wil graag in de stad blijven. Toch komt hij na korte tijd, onder raadselachtige omstandigheden, weer terug in de echte wereld. Vele jaren later wordt hij, na een gedegen carrière in het boekenvak, directeur van de gemeentelijke bibliotheek in een klein, landelijk stadje. Maar de stad met de hoge, bakstenen muren blijft gedurende al die decennia onverminderd in zijn geheugen nagalmen.

Langzamerhand begint het zowel de lezer als de hoofdpersoon zelf op te vallen dat de gemeentelijke bibliotheek en haar medewerkers mysterieuze overeenkomsten vertonen met de stad waarin hij meer dan veertig jaar tevoren zijn geliefde terugvond. Dan ontmoet hij een jongen die ernaar verlangt zich naar de stad met de bakstenen muren te begeven, omdat de echte wereld geen plek biedt aan iemand zoals hij. De jongen informeert de bibliotheekdirecteur dat de muren van de stad niet zo onneembaar zijn als ze lijken: je kan ze met je verbeelding laten bewegen. Als je het tenminste diep in je hart wil.

De stad met de onvaste muren is voor sommigen de enige plek waar zij tot hun recht kunnen komen, zoals voor deze jongen en voor de jeugdvriendin van de hoofdpersoon. Velen zullen nooit van het bestaan van de stad afweten, omdat zij er nooit naar zullen verlangen. En voor de rest is de stad iets ertussenin: een verblijfplaats voor diegenen die niet zeker weten in welke wereld zij thuishoren.

Een onderzoeking van het genre

In De stad en zijn onvaste muren blijven de grenzen van anders discrete categorieën, zoals het lichaam en de realiteit, steeds verder vervagen. Maar de hoofdpersoon is niet zonder meer bereid te accepteren dat het bovennatuurlijke in het dagelijks leven kan doordringen. Daarom blijft hij koortsachtige pogingen ondernemen om de werkelijkheid van de verbeelding, het lichaam van de schaduw en de ‘ene’ van de ‘andere’ wereld te onderscheiden.

In die opvatting over het magisch realisme is een duidelijke tegenstelling zichtbaar met het werk van Gabriel García Márquez en Salman Rushdie. De personages uit de verhalen van die auteurs laten zich de helderziende kinderen en zwevende schoonzusjes doodgemoedereerd welgevallen, zonder er een tweede keer over na te denken. Het bovenmenselijke is voor hen aan de orde van de dag.

Wanneer een goede vriendin van Murakami’s hoofdpersoon hem een fragment voorleest uit Márquez’ roman Liefde in tijden van cholera, begint de hoofdpersoon met de gedachte te spelen dat de grenzen tussen de werkelijkheid en de verbeelding niet zo glashelder hoeven te zijn. Zodra hij dit inzicht verwerft, verzet de hoofdpersoon zich niet langer tegen de onverklaarbare verschijnselen uit het alledaagse leven.

Dit keerpunt vertegenwoordigt een transitie van de ene opvatting over magisch realisme naar de andere, die Murakami laat samengaan met een door de hoofdpersoon nieuwverworven kijk op de realiteit. Het is een ontegenzeggelijk bewonderenswaardige prestatie.

Reiken onder de oppervlakte

De stad en zijn onvaste muren is doorspekt met prachtig gevonden en tot de verbeelding sprekende leidmotieven. Hoewel het boek in een kraakheldere, uitstekend volgbare stijl geschreven is, werpen die motieven vragen op die maar tot op zekere hoogte worden beantwoord.

Daarmee wekt de roman, net zoals de Studio Ghibli-films van de Japanse filmmaker Hayao Miyazaki, de indruk dat alles een betekenis heeft, en dat het ontrafelen van die betekenis binnen handbereik is. Maar wie een poging waagt de boodschap van het verhaal onder woorden te brengen, zal zich algauw verstrikt zien in een ingewikkeld net van tegenstrijdigheden en onverwachte complexiteiten. Zou dat de kern van het Japanse magisch realisme zijn?

De stad en zijn onvaste muren is een onweerstaanbaar boek dat is geslaagd op alle niveaus: het verteltempo ligt hoog, ontwikkelingen volgen elkaar snel op en de verleidelijk onopgesmukte zinnen gaan moeiteloos in elkaar over. En ondertussen zal de lezer zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat aan het ontwikkelen van het verhaal een peilloze diepte ten grondslag moet hebben gelegen.