Tag Archief van: Literatuur

Boeken / Non-fictie

Door innerlijke noodzaak gedreven

recensie: Kafka: Schrijven voor zijn leven - Rüdiger Safranski

De Duitse filosoof en historicus Rüdiger Safranski heeft een indrukwekkend rijtje omvangrijke biografieën op zijn naam staan. Onder andere over Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger en Goethe. Daar is nu een aanmerkelijk dunner boek over Franz Kafka aan toegevoegd. Een biografie mag het dan ook niet heten.

Safranski koos voor een uitgebeende levensbeschrijving, waarin interpretaties van Kafka’s werk grotendeels achterwege blijven. Er wordt één spoor gevolgd, zoals de auteur het zelf omschrijft: ‘het eigenlijk meest voor de hand liggende: het schrijven zelf en zijn [Kafka’s] gevecht ermee’. Werkt dat?

Brieven en dagboeken

In ieder geval wel wanneer Safranski uit Kafka’s brieven en – sterker nog – dagboeken citeert, omdat het hier om primaire bronnen gaat. Al doet een opmerking als ‘een van de bronnen van het schrijven is (…) het plezier van gedaante te wisselen’, met een knipoog naar het verhaal De gedaanteverwisseling wat goedkoop aan, temeer daar die opmerking verder niet wordt uitgewerkt.

Pas wanneer de auteur het beroemde verhaal Het vonnis bij de kop pakt, weet hij een geloofwaardig en uitgewerkt verband tussen leven en werk van Kafka te leggen. Het is 1912 en Kafka heeft inmiddels Felice Bauer leren kennen. Hij schrijft het verhaal in één nacht, ‘door een innerlijke noodzaak gedreven’ aldus Safranski. Het personage van Georg in het verhaal is Franz (evenveel letters) en Frieda is Felice (ook evenveel letters). Zowel Georg als Franz staat op het punt zijn vrijgezellenbestaan op te geven, maar Georg wordt door zijn vader de weg versperd. Deze situatie is parallel aan wat Kafka later in zijn Brief aan mijn vader schrijft: ‘Maar zoals het er met ons voorstaat, is het huwelijk voor mij niet weggelegd, juist omdat het jouw terrein is’. ‘Het schrijven’, meent Safranski, ‘kan het leven een paar stappen vóór zijn’.

Familieopstelling en zelfonderzoek

In zijn beschrijving van De gedaanteverwisseling gaat Safranski nog een stap verder, door het verhaal als een familieopstelling te zien. Dat wil zeggen: een alternatieve vorm van psychotherapie die niet onomstreden is. De uitwerking van dit idee is te kort om voor de al dan niet ingewijde lezer duidelijk te zijn, terwijl het verhaal zelf uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. Zoals Safranski met het hele oeuvre van Kafka doet. Het zou op zich een interessante exercitie kunnen zijn, omdat je bij een familieopstelling een ander voor de geest haalt. Denk aan Kafka’s verhouding tot de eerder genoemde Felice Bauer, die hem enerzijds benauwt en anderzijds juist aanzet  tot schrijven.

Uiteindelijk verbreekt Kafka zijn verloving met Felice. Hij redt zichzelf door te werken aan de roman Het proces. Safranski vermeldt verschillende interpretaties van dat boek dat kan worden opgevat ‘als anticipatie op een totalitair tijdperk of, in een mildere variant, als schrikbeeld van een ambtelijk, bureaucratisch genormeerde wereld’. Zelf ziet hij er ook ‘de inhoudsloze transcendentie in van de geseculariseerde wereld’.

Safranski vat de roman voorts op ‘als ontwikkelingsgang, waarbij (…) de enkeling en de macht (…) in elkaar overgaan’. Een voor de auteur typerende opvatting; hij schreef immers ook een studie onder de titel Eenling zijn (2023). In het boek over Kafka vult Safranski een aspect in, dat in deze studie nog ontbreekt: verinnerlijking. In dit geval de verinnerlijking van het proces, dat door Safranski wordt omschreven als ‘de schuld van de schuldeloosheid’. Safranski ziet dat proces namelijk als zelfbedrog: het idee nergens schuld aan te hebben laadt Josef K. juist op met schuld. Het leidt tot zelfonderzoek. Hij wordt op zichzelf teruggeworpen.

Schrijven als verlichting

De schuld bestaat in het schrijven waarin Kafka helemaal opgaat, ten kost van zijn burgerlijke leven (werk, verlovingen, relatie tot zijn vader). Het werk biedt verlichting.

Net als de landmeter in de roman Het slot hoort Kafka ‘nooit zo vanzelfsprekend bij de gemeenschap (…) waarin hij leeft’. Het slot wordt – stelt Safranski – vaak religieus geïnterpreteerd. Daarbij begaat Safranksi overigens de fout om – zoals vaak gebeurt – Godot in de titel van het toneelstuk Wachtend op Godot van Samuel Beckett als God te lezen; zelf heeft Beckett aangegeven dat hij wel ‘God’ had geschreven als hij dit had bedoeld.

In dit geval laat zich hier de auteur kennen van nog een ander boek, Het kwaad (2005). Zowel in dat boek als in dit boek over Kafka raakt Safranski gaandeweg aan het metafysische (wat achter de werkelijkheid zit) en transcendente (wat boven de werkelijkheid uitgaat). ‘De leegte’ en het ‘inhoudsloze’ uit het begin van het boek ‘loopt vol’. Er zijn denkers als Karl Erich Grözinger en Ulf Abraham die de notie Ein Sof (het oneindige, het goddelijke) hieraan verbinden, maar dat doet Safranski niet.

Zo raakt hij aan veel dat de lezer uitnodigt om verder te lezen. Safranski biedt op deze manier in wezen een uitgebreid essay rond een thema: schrijven als innerlijke noodzaak. Waarbij hij diep ingaat op het werk van Kafka, minder op diens leven en niet of nauwelijks op de interpretatie van diens oeuvre. Zo is het een interessant boek geworden dat zowel een inleiding vormt voor mensen die nog weinig van Kafka hebben gelezen of over de schrijver weten, én voor mensen die geïnteresseerd zijn in de op één aspect gerichte invalshoek die Safranski kiest.

Boeken / Non-fictie

Door innerlijke noodzaak gedreven

recensie: Kafka: Schrijven voor zijn leven - Rüdiger Safranski

De Duitse filosoof en historicus Rüdiger Safranski heeft een indrukwekkend rijtje omvangrijke biografieën op zijn naam staan. Onder andere over Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger en Goethe. Daar is nu een aanmerkelijk dunner boek over Franz Kafka aan toegevoegd. Een biografie mag het dan ook niet heten.

Safranski koos voor een uitgebeende levensbeschrijving, waarin interpretaties van Kafka’s werk grotendeels achterwege blijven. Er wordt één spoor gevolgd, zoals de auteur het zelf omschrijft: ‘het eigenlijk meest voor de hand liggende: het schrijven zelf en zijn [Kafka’s] gevecht ermee’. Werkt dat?

Brieven en dagboeken

In ieder geval wel wanneer Safranski uit Kafka’s brieven en – sterker nog – dagboeken citeert, omdat het hier om primaire bronnen gaat. Al doet een opmerking als ‘een van de bronnen van het schrijven is (…) het plezier van gedaante te wisselen’, met een knipoog naar het verhaal De gedaanteverwisseling wat goedkoop aan, temeer daar die opmerking verder niet wordt uitgewerkt.

Pas wanneer de auteur het beroemde verhaal Het vonnis bij de kop pakt, weet hij een geloofwaardig en uitgewerkt verband tussen leven en werk van Kafka te leggen. Het is 1912 en Kafka heeft inmiddels Felice Bauer leren kennen. Hij schrijft het verhaal in één nacht, ‘door een innerlijke noodzaak gedreven’ aldus Safranski. Het personage van Georg in het verhaal is Franz (evenveel letters) en Frieda is Felice (ook evenveel letters). Zowel Georg als Franz staat op het punt zijn vrijgezellenbestaan op te geven, maar Georg wordt door zijn vader de weg versperd. Deze situatie is parallel aan wat Kafka later in zijn Brief aan mijn vader schrijft: ‘Maar zoals het er met ons voorstaat, is het huwelijk voor mij niet weggelegd, juist omdat het jouw terrein is’. ‘Het schrijven’, meent Safranski, ‘kan het leven een paar stappen vóór zijn’.

Familieopstelling en zelfonderzoek

In zijn beschrijving van De gedaanteverwisseling gaat Safranski nog een stap verder, door het verhaal als een familieopstelling te zien. Dat wil zeggen: een alternatieve vorm van psychotherapie die niet onomstreden is. De uitwerking van dit idee is te kort om voor de al dan niet ingewijde lezer duidelijk te zijn, terwijl het verhaal zelf uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. Zoals Safranski met het hele oeuvre van Kafka doet. Het zou op zich een interessante exercitie kunnen zijn, omdat je bij een familieopstelling een ander voor de geest haalt. Denk aan Kafka’s verhouding tot de eerder genoemde Felice Bauer, die hem enerzijds benauwt en anderzijds juist aanzet  tot schrijven.

Uiteindelijk verbreekt Kafka zijn verloving met Felice. Hij redt zichzelf door te werken aan de roman Het proces. Safranski vermeldt verschillende interpretaties van dat boek dat kan worden opgevat ‘als anticipatie op een totalitair tijdperk of, in een mildere variant, als schrikbeeld van een ambtelijk, bureaucratisch genormeerde wereld’. Zelf ziet hij er ook ‘de inhoudsloze transcendentie in van de geseculariseerde wereld’.

Safranski vat de roman voorts op ‘als ontwikkelingsgang, waarbij (…) de enkeling en de macht (…) in elkaar overgaan’. Een voor de auteur typerende opvatting; hij schreef immers ook een studie onder de titel Eenling zijn (2023). In het boek over Kafka vult Safranski een aspect in, dat in deze studie nog ontbreekt: verinnerlijking. In dit geval de verinnerlijking van het proces, dat door Safranski wordt omschreven als ‘de schuld van de schuldeloosheid’. Safranski ziet dat proces namelijk als zelfbedrog: het idee nergens schuld aan te hebben laadt Josef K. juist op met schuld. Het leidt tot zelfonderzoek. Hij wordt op zichzelf teruggeworpen.

Schrijven als verlichting

De schuld bestaat in het schrijven waarin Kafka helemaal opgaat, ten kost van zijn burgerlijke leven (werk, verlovingen, relatie tot zijn vader). Het werk biedt verlichting.

Net als de landmeter in de roman Het slot hoort Kafka ‘nooit zo vanzelfsprekend bij de gemeenschap (…) waarin hij leeft’. Het slot wordt – stelt Safranski – vaak religieus geïnterpreteerd. Daarbij begaat Safranksi overigens de fout om – zoals vaak gebeurt – Godot in de titel van het toneelstuk Wachtend op Godot van Samuel Beckett als God te lezen; zelf heeft Beckett aangegeven dat hij wel ‘God’ had geschreven als hij dit had bedoeld.

In dit geval laat zich hier de auteur kennen van nog een ander boek, Het kwaad (2005). Zowel in dat boek als in dit boek over Kafka raakt Safranski gaandeweg aan het metafysische (wat achter de werkelijkheid zit) en transcendente (wat boven de werkelijkheid uitgaat). ‘De leegte’ en het ‘inhoudsloze’ uit het begin van het boek ‘loopt vol’. Er zijn denkers als Karl Erich Grözinger en Ulf Abraham die de notie Ein Sof (het oneindige, het goddelijke) hieraan verbinden, maar dat doet Safranski niet.

Zo raakt hij aan veel dat de lezer uitnodigt om verder te lezen. Safranski biedt op deze manier in wezen een uitgebreid essay rond een thema: schrijven als innerlijke noodzaak. Waarbij hij diep ingaat op het werk van Kafka, minder op diens leven en niet of nauwelijks op de interpretatie van diens oeuvre. Zo is het een interessant boek geworden dat zowel een inleiding vormt voor mensen die nog weinig van Kafka hebben gelezen of over de schrijver weten, én voor mensen die geïnteresseerd zijn in de op één aspect gerichte invalshoek die Safranski kiest.

Boeken / Fictie

Een collage van metafysische anekdotes

recensie: Trilogie van de oorlog – Agustín Fernández Mallo

Agustín Fernández Mallo weet wat hij wil: zijn literatuur mobiliseren om zijn verrassende kijk op de wereld, het universum en de actualiteit te etaleren. In Trilogie van de oorlog laat Fernández Mallo zijn gedachten en creativiteit de vrije loop, waardoor het boek misschien niet voor iedereen is weggelegd, maar het wel absoluut uniek en honderd procent eigen is.

Fernández Mallo trekt zich weinig aan van de technieken die je bij schrijfcursussen worden voorgeschoteld. De auteur begeeft zich in een universum dat volkomen door (en vermoedelijk ook voornamelijk vóór) hemzelf is opgetrokken, waardoor het boek niet altijd even toegankelijk is. Aan de andere kant doet de stream of consciousness-achtige vertelwijze denken aan de onnavolgbare associaties die ieder mens ongetwijfeld heeft, waardoor het boek in zekere zin ook herkenbaar is. Bovendien is voor een dergelijke onderneming een groot vertrouwen in de eigen kwaliteiten als schrijver nodig. Dat zelfvertrouwen vertaalt zich bij Fernández Mallo in een groot vertelplezier, dat van de pagina’s spat, en dat maakt dat de lezer aan de lippen van de schrijver hangt. Onderstaand citaat – zomaar een gedeelte van een pagina’s lange vertelling – is exemplarisch voor Fernández Mallo’s vertelstijl:

… hij sprong met zo’n hoed die geen man meer draagt, uitgedost op een ronduit onbegrijpelijke manier, zo onbegrijpelijk dat ik, om er een beschrijving van te geven, meerdere bladzijdes nodig zou hebben die ik daaraan uiteraard niet wil verkwisten, hij zei dus ‘koekkoek’ terwijl hij zijn ogen dicht en weer open deed en zijn hoofd naar voren bewoog alsof hij heel langzaam in een vrucht pikte, waarna de helleveeg Sarah een harde gil met zo’n hoge frequentie slaakte dat de beveiliging erdoor gealarmeerd werd en Punt Komma bijna in lachen uitbarstte …

Veel meer dan een drieluik

Trilogie van de oorlog is, zoals de naam al aangeeft, een drieluik, waarvan de drie verhalen, in meer of mindere mate expliciet, verbonden zijn aan het thema ‘oorlog’. Het eerste boek vertelt over de wederwaardigheden van een schrijver, eerst op het kleine eiland San Simón en daarna in New York. Het tweede boek bestaat uit de memoires van een man die samen met drie andere astronauten voor het eerst op de maan is geweest. Het derde gaat over een vrouw die op de stranden van Normandië een wens van haar inmiddels overleden man in vervulling laat gaan: een bericht inspreken op zijn voicemail.

Het boek bestaat dus feitelijk uit drie verschillende verhalen, maar in elk van de drie ‘boeken’ zijn talloze anekdotes opgenomen, waardoor het boek voornamelijk aanvoelt als een collage van allerlei kortere vertellingen. Het lijkt alsof de drie boeken die de trilogie uitmaken, ondergeschikt zijn aan deze vele verhalen-in-het-verhaal, waardoor het boek in opbouw en schrijfstijl doet denken aan Het leven een gebruiksaanwijzing van Georges Perec (er zit zelfs een directe verwijzing naar dat werk in de tekst). Ieder van de uitweidingen en anekdotes stelt onze ideeën over het verloop van de tijd, technologie, moderniteit en oorlog in een onverwacht daglicht.

De drie verhalen kennen alle een ander hoofdpersonage, maar toch verschillen deze personages maar weinig van elkaar: stuk voor stuk fungeren ze als een spreekbuis van de auteur. Fernández Mallo heeft weinig moeite gedaan om de personages van een eigen, herkenbaar karakter te voorzien. An sich zou dat niet storend hoeven zijn, maar in Trilogie van de oorlog valt het toch op, omdat de personages in dit drieluik zo dicht naast elkaar worden geplaatst.

Parallellen door tijd en ruimte

Hoewel de verhalen aan de oppervlakte – dus wat tijd, plaats en handeling betreft – sterk uiteenlopen, zijn ze onderling nauw verbonden door almaar terugkerende motieven: bepaalde elementen die in alle drie de verhalen terugkomen, maar in andere configuraties. Zo wekt Fernández Mallo de indruk dat de verhalen alle drie dezelfde basis hebben – en misschien wel één en hetzelfde verhaal zijn.

Door die dwarsverbanden door het boek heen tekent Fernández Mallo in Trilogie van de oorlog een netwerk op van ongelooflijke toevalligheden, parallellen en bizarre verbanden door tijd en ruimte. De auteur maakt zodoende duidelijk dat de lijnen die de loop der dingen beschrijven onontwarbaar met elkaar verstrengeld zijn en dat onze levens deel uitmaken van een groter plan – ook al lijken we soms volledig autonoom over ons lot te kunnen beschikken.

De almaar terugkerende elementen in de drie verhalen brengen nog een ander effect teweeg: ze maken dat de lezer – precies zoals in De stad en zijn onvaste muren van Haruki Murakami – een sensatie van ongrijpbaarheid gewaarwordt. Het lijkt alsof de boodschap van het verhaal binnen handbereik is, maar telkens tussen je vingers door glipt. Ergens dringt zich het sterke vermoeden op dat de oplossing van het mysterie minder spectaculair is dan het mysterie zelf – en dat een exacte verklaring nooit meer zal kunnen doen dan een klein, haast onbeduidend inkijkje te geven in het geloofssysteem van de auteur.

Schrijven uit liefde voor literatuur

Als we één ding uit Trilogie van de oorlog kunnen afleiden, dan is het dat Fernández Mallo in eerste plaats schrijft voor zichzelf en om zijn eigen fascinaties te kunnen vastleggen en botvieren, zonder al te zeer een lezerspubliek in het achterhoofd te houden. Daarmee is Trilogie van de oorlog vooral interessant voor lezers met een waardering voor schrijvers die hoofdzakelijk schrijven uit liefde voor literatuur.

De gedachtekronkels van Agustín Fernández Mallo zijn naast aanstekelijk, scherpzinnig en uitermate origineel, ook gefundeerd op een verregaande kennis van filosofie, fysica en technologie. De redacteurs van Seix Barral, de uitgeverij die het boek oorspronkelijk uitbracht, hebben ingeschat dat er voor iets dergelijks waarschijnlijk wel interesse zou zijn, mede vanwege de tijdloze relevantie van het thema ‘oorlog’, dat in alle verhalen een centrale rol bekleedt. En dat is helemaal geen verkeerde inschatting geweest.

Boeken / Fictie

Eeuwig of tijdelijk; lichaam of schaduw

recensie: De stad en zijn onvaste muren – Haruki Murakami
StadsmuurPixabay (https://pixabay.com/photos/khiva-city-wall-pinnacles-old-198601/)

Vier jaar na het verschijnen van zijn verhalenbundel Eerste persoon enkelvoud brengt de Japanse bestsellerauteur Haruki Murakami in het voorjaar van 2024 een nieuwe roman uit: De stad en zijn onvaste muren. Het boek mag dan pas recent in deze vorm zijn uitgegeven, maar het zaadje voor dit verhaal werd al veertig jaar geleden geplant.

Murakami publiceerde het verhaal dat later de kern zou worden van De stad en zijn onvaste muren voor het eerst in het Japanse literaire tijdschrift Bungakukai. Na die publicatie heeft de auteur dat verhaal decennialang tot zijn huidige vorm en inhoud laten rijpen. En die oefening in geduld heeft zijn vruchten afgeworpen, want De stad en zijn onvaste muren is een totaalroman. Liefde, dood, vertwijfeling, verwondering, verlangen en afschuw hebben alle een zorgvuldig uitgekiend plaatsje gekregen in deze vuistdikke roman. Maar wat is de boodschap die al deze thema’s met elkaar verbindt? Misschien dat het mogelijk is om tot een antwoord op die vraag te komen, maar het boek stelt de lezer eerst en vooral voor een schitterend raadsel.

Toevlucht

De naamloze hoofdpersoon gaat op 17-jarige leeftijd op zoek naar zijn vriendin, wier ‘echte ik’ haar toevlucht heeft gezocht tot een door hoge muren omsloten stad. Die stad lijkt zich in een wereld buiten de onze te bevinden. Hij vindt de stad en zijn vriendin, en hij wil graag in de stad blijven. Toch komt hij na korte tijd, onder raadselachtige omstandigheden, weer terug in de echte wereld. Vele jaren later wordt hij, na een gedegen carrière in het boekenvak, directeur van de gemeentelijke bibliotheek in een klein, landelijk stadje. Maar de stad met de hoge, bakstenen muren blijft gedurende al die decennia onverminderd in zijn geheugen nagalmen.

Langzamerhand begint het zowel de lezer als de hoofdpersoon zelf op te vallen dat de gemeentelijke bibliotheek en haar medewerkers mysterieuze overeenkomsten vertonen met de stad waarin hij meer dan veertig jaar tevoren zijn geliefde terugvond. Dan ontmoet hij een jongen die ernaar verlangt zich naar de stad met de bakstenen muren te begeven, omdat de echte wereld geen plek biedt aan iemand zoals hij. De jongen informeert de bibliotheekdirecteur dat de muren van de stad niet zo onneembaar zijn als ze lijken: je kan ze met je verbeelding laten bewegen. Als je het tenminste diep in je hart wil.

De stad met de onvaste muren is voor sommigen de enige plek waar zij tot hun recht kunnen komen, zoals voor deze jongen en voor de jeugdvriendin van de hoofdpersoon. Velen zullen nooit van het bestaan van de stad afweten, omdat zij er nooit naar zullen verlangen. En voor de rest is de stad iets ertussenin: een verblijfplaats voor diegenen die niet zeker weten in welke wereld zij thuishoren.

Een onderzoeking van het genre

In De stad en zijn onvaste muren blijven de grenzen van anders discrete categorieën, zoals het lichaam en de realiteit, steeds verder vervagen. Maar de hoofdpersoon is niet zonder meer bereid te accepteren dat het bovennatuurlijke in het dagelijks leven kan doordringen. Daarom blijft hij koortsachtige pogingen ondernemen om de werkelijkheid van de verbeelding, het lichaam van de schaduw en de ‘ene’ van de ‘andere’ wereld te onderscheiden.

In die opvatting over het magisch realisme is een duidelijke tegenstelling zichtbaar met het werk van Gabriel García Márquez en Salman Rushdie. De personages uit de verhalen van die auteurs laten zich de helderziende kinderen en zwevende schoonzusjes doodgemoedereerd welgevallen, zonder er een tweede keer over na te denken. Het bovenmenselijke is voor hen aan de orde van de dag.

Wanneer een goede vriendin van Murakami’s hoofdpersoon hem een fragment voorleest uit Márquez’ roman Liefde in tijden van cholera, begint de hoofdpersoon met de gedachte te spelen dat de grenzen tussen de werkelijkheid en de verbeelding niet zo glashelder hoeven te zijn. Zodra hij dit inzicht verwerft, verzet de hoofdpersoon zich niet langer tegen de onverklaarbare verschijnselen uit het alledaagse leven.

Dit keerpunt vertegenwoordigt een transitie van de ene opvatting over magisch realisme naar de andere, die Murakami laat samengaan met een door de hoofdpersoon nieuwverworven kijk op de realiteit. Het is een ontegenzeggelijk bewonderenswaardige prestatie.

Reiken onder de oppervlakte

De stad en zijn onvaste muren is doorspekt met prachtig gevonden en tot de verbeelding sprekende leidmotieven. Hoewel het boek in een kraakheldere, uitstekend volgbare stijl geschreven is, werpen die motieven vragen op die maar tot op zekere hoogte worden beantwoord.

Daarmee wekt de roman, net zoals de Studio Ghibli-films van de Japanse filmmaker Hayao Miyazaki, de indruk dat alles een betekenis heeft, en dat het ontrafelen van die betekenis binnen handbereik is. Maar wie een poging waagt de boodschap van het verhaal onder woorden te brengen, zal zich algauw verstrikt zien in een ingewikkeld net van tegenstrijdigheden en onverwachte complexiteiten. Zou dat de kern van het Japanse magisch realisme zijn?

De stad en zijn onvaste muren is een onweerstaanbaar boek dat is geslaagd op alle niveaus: het verteltempo ligt hoog, ontwikkelingen volgen elkaar snel op en de verleidelijk onopgesmukte zinnen gaan moeiteloos in elkaar over. En ondertussen zal de lezer zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat aan het ontwikkelen van het verhaal een peilloze diepte ten grondslag moet hebben gelegen.

 

Boeken
special: Petitie en ludieke actie boekenbranche tegen 21% btw

Hoe verzinnen ze het?

Samen met uitgevers en boekenwinkels startte de CPNB (Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek) enkele weken geleden een campagne tegen de voorgestelde verhoging van de btw op boeken. De petitie tegen dit ‘waardeloos idee’ is ondertussen al bijna 300.000 keer ondertekend. Op 11 juni werd deze petitie gezamenlijk aan de Tweede Kamer aangeboden.

Ter ondersteuning van de petitie en het aanbieden daarvan, hadden de organisatoren bedacht om tussen station Den Haag Centraal en het (tijdelijke) parlementsgebouw een galerij vol reusachtige replica’s van bekende boeken te bouwen. De titels van de tien gekozen boeken waren daarbij creatief aangepast: De Griezelbus van Paul van Loon heette nu bijvoorbeeld De Griezelbtw, Kluun deed mee met Komt een kind bij de taaldokter, en Tommy Wieringa’s Nirwana werd Nirwaarts. Aan fantasie geen gebrek inderdaad.

Dreigende kaalslag

Heel wat minder fantasierijk is het onzalige plan van de beoogde nieuwe coalitie om het kopen en lezen van boeken onaantrekkelijker te maken en voor mensen met een lager inkomen extra moeilijk. Tijdens de presentatie in Nieuwspoort werd uitvoerig stilgestaan bij de culturele kaalslag die door dit plan dreigt.

In een eerste panelgesprek, onder leiding van directeur Eveline Aendekerk van de CPNB, kwam naar voren dat de voorgestelde btw-verhoging op korte termijn eerst vooral de boekhandels en de minder succesvolle schrijvers zal treffen. Naar schatting zal de maatregel resulteren in een verminderde verkoop van vier miljoen boeken per jaar, en dat zal de boekenbranche zeker verder onder druk zetten volgens bestuursvoorzitter Geneviève Waldmann van de GAU (Groep Algemene Uitgevers) en bestuurslid Fabian Paagman van de KBb (Koninklijke Boekverkopersbond).

Maar nog veel belangrijker zijn de brede effecten op langere termijn. Het ontmoedigen van lezen leidt niet alleen tot verdere achteruitgang van de (al dramatisch gedaalde) taal- en leesvaardigheid van Nederlanders, maar verarmt onze hele samenleving. De vier schrijvers die aan het tweede panelgesprek deelnamen – Pieter Koolwijk, Simone van der Vlugt, Tommy Wieringa en Hanneke de Zoete – maakten nog eens duidelijk hoe belangrijk lezen kan zijn voor je persoonlijke en communicatieve ontwikkeling.

Voor hoeveel lezers gaat er geen wereld van inspiratie, nieuwe inzichten of welkome herkenning open met een boek? Waar leer je beter om je ook eens in een ander te verplaatsen? Zelfs, of misschien juist, als je die ander in het dagelijks leven vaak snel voorbijgaat. Waar vind je betere woorden en formuleringen die je bewuster maken van wat je zelf denkt en voelt? Hoe fijn en ontspannend is het soms om even onder te duiken in een mooiere imaginaire wereld? Wie verzint het om hier uit winstbejag een platte belasting op te heffen?

Toegevoegde waarde

In een korte toespraak vatte CPNB-directeur Aendekerk de grote bezwaren tegen de voorgenomen maatregel nog eens bondig samen. De maatregel staat in alle opzichten haaks op een andere belangrijke doelstelling van het hoofdlijnenakkoord – het bevorderen van de leesvaardigheid – en is een totale miskenning van de enorme toegevoegde waarde die boeken hebben voor mens, maatschappij én economie. De schade, ook financieel, die uiteindelijk dreigt, is vele malen groter dan de snelle winst die het de schatkist misschien kan opleveren.

Voordat de petitie (in boekvorm) aan de aanwezige parlementariërs werd aangeboden, droeg Dichter des Vaderlands Babs Gons tenslotte een gedicht voor dat zij speciaal voor de actie schreef, ‘Toegevoegde Waarde’ (© Babs Gons, 31 mei 2024):

‘Verhoog je de belasting op een boek dan belast je een sterrenstelsel een glorende horizon belast je een boek dan sluit je grenzen van verbeelding dan leg je rivieren droog dan barst het glas van ramen die uitzicht bieden op verre oorden belast je een boek dan gooi je de deur dicht voor denkbeeldige vriendjes voor welkome monsters beperk je tijdelijke schuilplaatsen troostrijk landschap dan hebben we straks niet genoeg werelden om in te ontsnappen dan wordt het te duur om de tijd kwijt te raken om te verdwalen en onszelf weer terug te vinden in zevenmijlslaarzen naar succes onszelf te zien in de spiegel in anderen ver ver van ons vandaan dan belast je de toegevoegde waarde van de schoonheid dan hef je belasting op de stemmen van Odysseus en Celie en Pippi en Droogstoppel belast je een boek dan belast je onze vreugde want een boek zou geen andere belasting mogen dragen dan het gemoed van de schrijver.’

 

Boeken / Fictie

Terug van weggeweest

recensie: In augustus zien we elkaar – Gabriel García Márquez

In 2022 besloten de twee zoons van Gabriel García Márquez om het onvoltooide manuscript van En agosto nos vemos alsnog te publiceren. Het boek is voor García Márquez-aficionado’s een aangenaam en tamelijk onverwacht weerzien met deze Colombiaanse auteur: ook in deze laatste roman zijn veel van de voor zijn werk zo kenmerkende elementen terug te vinden.

In augustus zien we elkaar beschrijft enkele jaren uit het leven van de ongeveer vijftigjarige Ana Magdalena Bach, die elk jaar op 16 augustus naar een (niet bij naam genoemd) eiland terugkeert om gladiolen te brengen naar het graf van haar moeder, die op het eiland begraven ligt. Ook hoopt zij elk jaar een minnaar te vinden met wie zij zich gedurende één nacht kan onttrekken aan haar dagelijks leven in de stad, met man en kinderen. De schone lei waarmee zij elk jaar naar het eiland vertrekt en waarmee zij zichzelf, bij elke nieuwe man, opnieuw kan uitvinden, oefent een aantrekkingskracht op haar uit waaraan zij geen weerstand kan of wil bieden.

De grillen van de liefde

Hoewel Ana Magdalena vreemdgaat, heeft zij geenszins een slechte relatie met haar man: hun nachten samen zijn na al die jaren nog even onstuimig, en haar man is de eerste die ze belt wanneer zij over haar wederwaardigheden op het eiland wil vertellen. Ana Magdalena zit zo duidelijk vol liefde, dat de lezer niet anders kan dan te delen in haar hoop op een succesvolle onenightstand en in haar teleurstelling wanneer weer een van haar avonturen in de soep loopt, bijvoorbeeld wanneer een man haar plotseling twintig dollar betaalt voor de intimiteit die zij ’s nachts met elkaar hebben gedeeld.

De liefde, de rol die aan de liefde is toebedeeld in het schipperen tussen menselijk geluk en ongeluk en de veranderingen in een huwelijk op de langere termijn, zijn belangrijke thema’s die in dit boek, net zoals in veel andere werken uit García Márquez’ oeuvre, tot uiting komen. Een ander, wat subtieler thema, is het raadsel van de moderniteit, waarmee Ana Magdalena herhaaldelijk wordt geconfronteerd. Dat thema kennen we uit Honderd jaar eenzaamheid, maar wordt in dit boek voor het eerst door García Márquez toegepast op het leven in de eenentwintigste eeuw.

Een verrassende stijl

Thematisch gezien past In augustus zien we elkaar dus naadloos tussen García Márquez’ andere boeken. Wat betreft de stijl zijn er wel wat subtiele verschillen met zijn andere werk te ontdekken. Zo ligt het verteltempo in In augustus zien we elkaar duidelijk hoger dan in andere werken van García Márquez, die eerder thema- dan plotgedreven zijn (zoals Liefde in tijden van cholera en De kolonel krijgt nooit post), waardoor het boek leest als een trein.

Ook schrijft de auteur in deze laatste roman in wat concretere, meer onomwonden bewoordingen (voornamelijk wat liefde en seks betreft), wordt er ondubbelzinnig gerefereerd aan literaire bronnen en worden bepaalde anglicismen niet uit de weg gegaan. Door deze opvallendheden doet de roman moderner aan dan veel van García Márquez’ andere werk, maar het betekent ook dat in dit boek niet dezelfde bloemrijke stijl als die van Liefde in tijden van cholera en De herfst van de patriarch terug te vinden is.

Een aangename wederontmoeting voor de García Márquez-liefhebber

De huidige uitgave is een bijzondere: de tekst is een door de uitgever geïntegreerde versie van ‘Versie 5’ van het manuscript, die García Márquez zelf als ‘Gran OK final’ (‘Helemaal en definitief OK’) had aangemerkt en van een latere, digitale versie, waarin hij toch nog wijzigingen had aangebracht op basis van eerdere versies. Het boek bevat fotokopieën van met de hand geredigeerde pagina’s van de schijnbaar laatste ‘Versie 5’. Het manuscript was dus duidelijk nog niet af, waardoor het lastig is om uit te maken welke van bovenstaande vernieuwingen ten opzichte van veel eerder werk intentioneel waren en welke in een later stadium eventueel nog zouden zijn vervangen, als García Márquez ertoe de kans had gehad.

Toch kunnen we deze vraag voor een deel beantwoorden; veel van bovenstaande bijzonderheden uit In augustus zien we elkaar zijn ook terug te vinden in Herinnering aan mijn droeve hoeren, het laatste fictieve werk dat deze auteur bij leven publiceerde. Dat lijkt erop te wijzen dat de enigszins verrassende stijl uit In augustus zien we elkaar niet een eenmalige toevalstreffer was, maar dat García Márquez zijn schrijfstijl ook na een decennialange schrijfcarrière nog altijd toestond te ontwikkelen. En eigenlijk is dat precies wat je zou verwachten bij iemand wiens leven grotendeels in het teken stond van de liefde voor het schrijven en de literatuur.

In augustus zien we elkaar biedt voor de liefhebber van García Márquez’ oeuvre een van harte welkom en ontroerend weerzien. De literaire kwaliteiten van deze grootse auteur, die in zijn verhalen als geen ander de eigenaardigheden van de menselijke psyche weet te vatten, komen ook in dit postuum gepubliceerde werk tot volle glorie. In het tedere en intieme verhaal slaagt García Márquez er ontegenzeggelijk in om, zoals hij al zo vaak heeft gedaan, een karakter te introduceren dat lang in de geheugens van de lezer gegrift zal blijven: dat van een vrouw wier liefde, ultieme menselijkheid en hervonden jeugdige verlangen naar avontuur tot tranen toe weten te roeren.

 

Boeken / Non-fictie

Lachen om niet te huilen

recensie: Jelle Brandt Corstius - Spullen Brengen

Voor Jelle Brandt Corstius kon een publicatie over Oekraïne eigenlijk niet uitblijven. Hoewel de aanleiding een treurige is, weet de Rusland-duider des vaderlands in Spullen Brengen de roadtrip toch met de nodige humor te verslaan.

Brandt Corstius’ nieuwe tv-serie stond al even in de steigers; Generatie P, over jonge Russen die hun buik vol hebben van de machtswellustige Poetin. Door covid was de productie al twee jaar uitgesteld, maar met de inval van Rusland in Oekraïne begin 2022 ging er definitief een streep door de plannen. Ook onze Rusland-kenner had de inval niet voorzien: ‘Poetin is gek, maar ook weer niet zo gek om het grootste land van Europa, bewoond door 43 miljoen inwoners, proberen binnen te vallen.’ Helaas is de realiteit anders gebleken. Brandt Corstius voelt zich machteloos en gedesillusioneerd, zijn liefde voor Rusland is in één klap verdwenen.

Hulpkonvooi

De leegte die ontstaat door het wegvallen van Generatie P vult Brandt Corstius met het maken van podcasts over Oekraïne. Maar na een tijdje begint het te knagen dat hij enkel vanaf veilige afstand verslag doet. Veel overredingskracht heeft collega-schrijver Jaap Scholten dan ook niet nodig om Brandt Corstius te strikken voor zijn initiatief Protect Ukraine. Scholten rijdt sinds de uitbraak van de oorlog af en aan met auto’s, helmen en kogelvrije vesten. Brandt Corstius vergezelt hem op zo’n barre roadtrip en doet hiervan verslag in Spullen Brengen.

Ditmaal bestaat het team, naast Scholten en Brandt Corstius, uit een bont gezelschap: oude studievrienden van Scholten, Tommy Wieringa en een paar kennissen van hem, oud-correspondenten waarmee Corstius in Moskou heeft gezeten, de zoon van Scholten én twee hoogblonde vrienden van hem – die al snel tot ‘de drie jonge Ariërs’ worden gedoopt. Het plan is om in vier dagen met zeven auto’s naar Kiev te rijden, om vervolgens met de trein en het vliegtuig terug te keren.

Voorzichtig optimisme

Een deel van de auto’s sneuvelt al tijdens de rit of hangt aan elkaar met ijzerdraad. Ook de auto’s die het wél halen, houden het waarschijnlijk slechts enkele weken uit in het oorlogsgebied. Maar al is het een druppel op een gloeiende plaat, het is tenminste íets. Aan deze strohalm klampt Brandt Corstius zich vast.

Zijn reisverslag is hartverscheurend, maar er zijn ook lichtpuntjes. Het is alsof je naast Brandt Corstius in de auto zit, terwijl hij vertelt over de oorlogspropaganda van het Kremlin, zijn eerste reis naar Oekraïne en de Tweede Wereldoorlog. Hij voert je mee langs jagershutten en kastelen van graven, maar ook langs schuilkelders en geïmproviseerde oorlogsmusea. Brandt Corstius is dé gids voor deze plek en deze tijd.

Boeken / Fictie

De pampa: een labyrint zonder muren

recensie: De Haas – César Aira

Een boek van César Aira blijft altijd een verrassing; pas aan het einde begrijp je wat voor verhaal je hebt gelezen. Aira legt in zijn werken een bewonderenswaardige durf aan den dag, waarmee hij met verschillende genres en vertelstijlen experimenteert.

Zo bediende Aira zich in Het literatuurcongres al, nogal plotseling, van sciencefictionachtige elementen en verraste het anders tamelijk nostalgische Hoe ik een non werd de lezer met een wel erg sinistere plotwending. Op vergelijkbare wijze kronkelen in De haas dramatiek, spanning en filosofie continu om elkaar heen.

De haas vertelt het verhaal van een nogal onstuimige zoektocht naar de – overigens fictieve –legibreriaanse haas op de Argentijnse pampa’s. En die zoektocht verloopt niet zonder moeilijkheden: oorlogen, intriges en mysteries blijven elkaar in een wervelwind van gebeurtenissen opvolgen en werken samen toe naar een overrompelende ontrafeling. Al met al is De haas een koortsachtige onderzoeking van de raadsels van de Argentijnse pampa’s, van de sublieme schoonheid en verwoestende kracht van hun meteorologie en van het ruige leven van de inheemse Patagonische bevolking dat zich erop afspeelt.

Een leerling van Borges?

Zoals het werk van Aira zich niet gemakkelijk laat onderbrengen in een enkel genre, zo is ook zijn schrijfstijl niet eenvoudig te kwalificeren. De moderne Argentijnse auteur schrijft nu eens poëtisch, dan weer ironisch en af en toe opvallend informeel. Hoewel die aanpak bij wijlen wat onelegant taalgebruik oplevert, maakt het de tekst bovenal bijzonder verrassend en onnavolgbaar.

Precies vanwege die volkomen herkenbare stijl manifesteert Aira zich als een op zichzelf staande auteur met een unieke stem in het Argentijnse literaire landschap. Het feit dat Aira zich in zijn schrijven van magisch-realistische elementen bedient, is dan ook niet voldoende om hem zonder meer naast Jorge Luis Borges te plaatsen. Toch worden deze auteurs niet zelden met elkaar in verband gebracht: zo wordt Aira door de Frankfurter Allgemeine Zeitung een ‘leerling van Borges’ genoemd, en schrijft het literair platform Tzum dat de lezer in De haas ‘[net] als in het werk van … Borges’ in een magisch-realistisch verhaal terechtkomt. Maar dat Aira’s werk magisch-realistische elementen bevat, maakt alleen duidelijk dat Aira zich aansluit bij een inmiddels welbekende gewoonte van Latijns-Amerikaanse schrijvers, zoals Isabel Allende, Gabriel García Márquez en Tomás Eloy Martínez: zij mobiliseren het magisch-realistische genre om tot een uiteindelijk natuurgetrouwe weergave van de mysteries van het continent te komen.

Een geometrisch doolhof

De hoofdpersoon in De haas, Clarke, begeeft zich op de pampa’s in de hoop de zeldzame legibreriaanse haas in het echt aan te treffen. Toch laat hij zich zonder veel weerstand van zijn doel afleiden, om zich te mengen in de intriges van de indianen met wie hij meereist en om uiteindelijk een sleutelrol te spelen in de confrontaties die zich tussen de stammen ontspinnen. Gedurende dit alles probeert Clarke herhaaldelijk de wetten van de pampa te leren kennen. Op die manier raakt hij met regelmaat verstrikt in geometrische en metafysische overpeinzingen:

[…] bovendien leende de pampa met zijn gebrek aan topografie zich niet voor dat soort grappen. Het was puur terrein, geometrie […] Alles beperkte zich tot het trekken van lijnen, hoe sneller hoe beter: lijnen van aankomst en vertrek, die elkaar op magische wijze op élk punt kruisten, niet op een concreet punt. (p. 203)

De schijnbare eenvoud van de kale vlaktes is bedrieglijk; samen vormen zij een labyrint van lijnen, driehoeksmetingen en afstanden. Hoewel Aira zich loszingt van de bestaande Argentijnse literatuur en hij er zijn eigen fascinaties op nahoudt, moge het duidelijk zijn dat er in passages zoals die hierboven toch wat belangrijke inhoudelijke overeenkomsten met het werk van Borges te ontdekken zijn. Zo doen Clarke’s observaties over de pampa’s denken aan Borges’ verhaal De twee koningen en de twee labyrinten, waarin de ene koning de andere laat verdwalen in het labyrint van een woestijn. Ook een vergelijking met De dood en het kompas, waarin het labyrint bestaat uit één enkele, rechte lijn, ligt voor de hand.

De haas: feit of fictie?

Het verhaal is doorspekt met verwijzingen naar ‘de haas’, hoewel je als lezer geen grip krijgt op wat daar nou eigenlijk mee bedoeld wordt, omdat iedereen die het begrip in de mond neemt er iets anders mee lijkt aan te duiden. Gaat het om een daadwerkelijke haas, een diamant in de vorm van een haas, of is de haas een symbool voor iets veel abstracters?

Er ligt een waas van vaagheid over het Patagonische strijdtoneel in De haas. Door de taalproblemen en in elkaar overlopende mysteries voel je je als lezer bij vlagen net zo verdwaald in het verhaal als Clarke zich ontredderd voelt tussen de indianen. Maar Clarke is uiterst leerbaar: op den duur raakt hij eraan gewend dat sommige raadsels nou eenmaal onoplosbaar zijn, en probeert dan maar zijn schouders op te halen over zijn verrassende wederwaardigheden op de pampa’s.

En precies op het moment dat je denkt dat hem dat is gelukt, worden in de tamelijk bombastische ontknoping, die van zoveel plotwendingen is voorzien dat het haast parodistisch lijkt, alle losse eindjes nauwkeurig aan elkaar geknoopt. Zo nauwkeurig, dat je je als lezer niet kan voorstellen dat Clarke nog met een onopgelost mysterie blijft zitten.

Je kan dan haast niet anders dan concluderen dat hij zijn legibreriaanse haas heeft gevonden. Al is die van een totaal andere aard dan al die tijd voor de hand lag.

Boeken / Non-fictie

Een leven met losse eindjes

recensie: Achteraf bezien – Elizabeth Jane Howard

‘Turbulent’. Dat is het woord dat literatuurcritici vaak toekennen aan schrijfster Elizabeth Jane Howard (1923-2014). De Britse auteur, die internationaal furore maakte met de op haar eigen leven gebaseerde vijfdelige reeks The Cazalets (1990-1995), biedt met het memoir Slipstream (Nederlandse vertaling: Achteraf bezien) een kijkje in haar roerige verleden. Het is alsof je de wereld van The Cazelets opnieuw betreedt, maar nu een ‘behind the scenes’-rondleiding krijgt.

Waarom klom Howard nogmaals in de pen om het verhaal dat vele trouwe lezers en lezeressen al kenden opnieuw op te schrijven, ditmaal zonder enkele opsmuk? In het voorwoord van het autobiografische boek Achteraf bezien geeft de destijds 79-jarige schrijfster aan dat ze een trage leerling is die een groot deel van haar leven heeft geleefd in de slipstream van haar ervaringen. Door diverse rampzalige situaties keer op keer te herhalen, begrijpt ze nu pas de boodschap achter deze ervaringen. Dat wil niet zeggen dat ze als een oude juffer allemaal levenslessen verkondigt voor haar lezerspubliek. Integendeel. Het is slechts de onverbloemde weergave van haar eigen onstuimige verleden, heden en toekomst(beeld) én alle personen die – groot of klein – een rol in haar leven speelden. En dit waren er nogal wat. Zelfs zoveel, dat ze een ware index heeft aangelegd, ‘De spelers’, waarin ze alle mensen die passeren in het boek voorstelt. Voor wie de bomen door het bos niet meer ziet, is dit een fijn geheugensteuntje.

Dus, wat voor sappige, ontroerende en spannende dingen heeft de vrouw, die bijna de honderd aantikte, allemaal meegemaakt? Voor degenen die bekend zijn met haar eerdere werk is het een feest der herkenning. Al snel wordt duidelijk dat één van de hoofdpersonages uit de vijfdelige reeks over de Cazalet-clan (te weten de boeken Lichte jaren, Aftellen, Verwarring, Bevrijding en Veranderingen) is gebaseerd op het leven van Howard. Het gaat om de oudste, knapste maar ook meest dramatische en zelfzuchtige Cazalet, Louise, die op 19-jarige leeftijd in het huwelijksbootje stapt met een veel oudere man.

In het echt trouwde Howard op eenzelfde leeftijd met de zoon van een ontdekkingsreiziger: Peter Scott. Een moederskindje in het kwadraat, als we Howard mogen geloven. Waar Scott werd vertroeteld door zijn moeder, werd Howard zelf tot op het bot bekritiseerd door haar moeder, die voorheen een balletdanseres was. Die bittere houding werd wellicht veroorzaakt door Howards vader, die zijn minnares verkoos boven zijn vrouw en een huis voor laatstgenoemde kocht zodat hij haar letterlijk buiten de deur kon stallen. Howard en haar twee broers werden thuis onderwezen en Howard had de ambitie om een grootse actrice te worden. Zover is het niet gekomen: de droom viel in duigen toen ze de ‘rol’ van echtgenote én moeder moest aannemen. Toen ze nog net geen twintig jaar was, beviel ze van haar dochter Nicola, die tot haar grote verdriet meer een vaderskindje bleek te zijn.

Meer schaduw dan zon

Helaas voor Howard heeft haar leven meer in het teken gestaan van verdriet dan van blijdschap. Erg toegewijd aan haar kleine gezin was Howard niet: na slechts vier huwelijksjaren verliet ze haar man om haar tijd te kunnen investeren in iets waar ze haar hart aan had verpand: het schrijverschap. Met The Beautiful Visit (1950), haar debuutroman die werd vertaald als Een heerlijke tijd, nam haar auteurschap een aanvang. Vertoont deze roman al autobiografische trekjes, haar tweede roman The long view (Welbeschouwd in het Nederlands) gaat over een lange terugblik op een roerig huwelijk en lijkt enigszins op een relaas over de misère die ze zelf ondervond als getrouwde vrouw. Na haar huwelijk kwamen en gingen de mannen. In 1955 kreeg ze een relatie met de schrijver Arthur Koestler die haar dwong om hun ongeboren kind te aborteren. In Achteraf bezien biecht Howard op dat ze de eerste drie maanden van haar zwangerschap moest uitzitten, voordat de baby kon worden weggehaald. Hun relatie was niet bestand tegen deze afgedwongen handeling en Howard hopte door naar de volgende affaire.

Opvallend is het feit dat Howard er niet voor terugdeinsde om de echtgenoten van haar vriendinnen te verleiden. Zo had ze een affaire met de dichters Laurie Lee en Cecil Day-Lewis, schrijvers Cyril Connolly en Kenneth Tynan én met haar collega, de journalist Robert Aickman. In 1958 ging ze een tweede, ongelukkig huwelijk aan met Jim Douglas-Henry. Hij staat niet bekend als haar laatste man: in 1965 stond ze voor de laatste keer voor het altaar, ditmaal met Kingsley Amis.

De liefde tussen de twee hield stand tot 1983. Hun relatie was serieus van aard, maar helaas voor Howard kon Amis geen afstand doen van zijn allergrootste liefde. Niet Hilary, zijn vorige vrouw, nee: de drank. In een brief aan Howard schreef hij openhartig dat het leven met Howard geen pretje was, maar dat het zonder haar ‘nog erger zou zijn’. Verre van een liefdesbrief en ook weinig overtuigend. Ze hield hem een keuze voor: stoppen met drinken of een echtscheiding. Het resulteerde uiteindelijk in het laatste. Ze betrok een woning in Camden Town, dat haar toch te rumoerig was en ze verruilde het voor een huis in Suffolk. Hier schreef ze haar meest bekende werken: de serie over The Cazalets, die ergens ook dienden als een eerbetoning aan én afrekening met haar eigen verleden. Op 2 januari 2014 stierf ze op 90-jarige leeftijd in haar eigen bed. En ondanks de kwaaltjes en de artritis heeft ze een – naar eigen zeggen – boeiend leven kunnen leiden. Tenminste, daar getuigen haar laatste woorden van, die aangeven hoe ze haar laatste jaren op aarde gespendeerd heeft:

‘Ik wil niet stil gaan leven, met weemoed en spijt als een natte deken om me heen geslagen. Ik wil de rest van mijn dagen een onderzoekend, nieuwsgierig en geïnteresseerd leven leiden.’

De voorganger van Downton Abbey

Mocht je Howard niet kennen, dan kun je je alsnog goed amuseren tijdens het lezen van het boek. Zelden lees je over zo’n interessant leven. Een leven vol onvervulde wensen, gerealiseerde ambities en overgoten met bittere tranen en kriebels door rondfladderende vlinders in de buik. Het is intrigerend dat het boek een zeker raakvlak heeft met de bekende serie Downton Abbey: een serie over een zeer vermogend huishouden met drie dochters (en dat voornamelijk verhaalt over de vele bedienden die onderin het huis wonen). Ook Howard groeide op in een rijk en Brits gezin. Dat heeft haar zeker een steuntje in de rug gegeven, maar ook op sommige momenten belemmerd, net als bij de drie dochters van Downton Abbey. Howard is boven alles ontzettend open over haar leven: van de jaren dat ze geen seks meer heeft gehad, na haar laatste huwelijk, tot aan haar diepste gedachteroerselen. Haar vergissingen zijn haar vaak duur komen te staan, zoals ze zelf zegt, daar heeft ze wel ‘min of meer’ voor betaald. Het is een behoorlijke eindrekening met een paar losse eindjes…

 

Boeken / Fictie

Schemerzone: een verhaal tussen weemoed en lichtheid

recensie: Baumgartner - Paul Auster

De gelaagdheid van de onlangs bij de Bezige Bij verschenen roman Baumgartner van Paul Auster in de vertaling van Ronald Vlek laat zich niet in een paar zinnen duiden. Pijn, rouw en weemoed mengen zich met het ironische besef over de absurditeit van het leven en de nietigheid van het individu wiens leven uiteindelijk geregeerd wordt door de grillen van het toeval.

In de roman wordt het rumoer van de huidige maatschappij, die in handen geraakt van steeds meer en steeds gevaarlijker machtswellustelingen, gemengd met de tragedie van een generatie die niet in staat is geweest een ander kader te creëren. Een generatie die hoogstwaarschijnlijk gefaald heeft en zich uiteindelijk heeft teruggetrokken in haar intellectuele ivoren toren. Kan er nog iets gered worden uit de welhaast failliete erfenis van de babyboomers?

Het leven is slapstick

Professor Seymour Baumgartner heeft zijn vrouw verloren. Na negen jaar heeft hij zijn leven weer enigszins opgepakt maar ergens in zijn voelen en beleven is hij dood en niet in staat geweest de rouwfase af te sluiten.

We maken kennis met de hoogleraar Fenomenologie aan het begin van een gewone werkdag in zijn studeerkamer als hij even naar beneden loopt om een boek te halen en met zijn zus te bellen. Dit blijkt het begin van een reeks bizarre en komische slapstick-situaties die hem uiteindelijk zullen confronteren met een existentiële ervaring die leidt tot het herzien van zijn toekomst en zijn leven. Hij neemt het besluit met pensioen te gaan, een nieuw satirisch boek te schrijven en een huwelijksaanzoek aan zijn vriendin Judith te doen.

Judith Feuer is in veel opzichten het tegenovergestelde van zijn overleden vrouw Anna Blume. Ondanks hetzelfde geprivilegieerde milieu waarin beiden zijn opgegroeid, koos Anna voor een leven in ‘gedreven eenzaamheid’; afgesneden van de burgerlijke welvaart uit de wereld van haar ouders, vrijwillig geïsoleerd van de luidruchtige, gedigitaliseerde consumptiemaatschappij. Anna was auteur van prachtige poëzie maar weigerde deze uit te geven. Zij vertaalde liever werk van anderen en was niet geïnteresseerd in persoonlijk succes. Judith daarentegen is een jonge vrouw van de wereld, werkzaam in de filmindustrie. Zij ziet niet af van de privileges van de telg uit een welgestelde gezin en eist haar rol op in de samenleving. Vernedering valt Baumgartner ten deel als Judith zijn aanzoek afwijst.

Melancholische maanden later bemerkt Seymour dat de beschamende en verwarrende fase van fysieke en mentale aftakeling is aangebroken. Het is tijd voor zijn laatste hoofdstuk. In de vorm van Beatrix Coen keert het geluk nog eenmaal terug in het leven van professor Baumgartner. Seymour blijkt in staat een vaderlijke liefde te ontwikkelen voor deze jonge vrouw die – groot bewonderaar van zijn vrouw Anna – zich wil wijden aan een proefschrift dat de literaire nalatenschap van zijn vrouw eindelijk de eer zal geven die haar toekomt.

Weerkaatsingen

De caleidoscopische vertelstructuur in Baumgartner is een oneindig – en briljant – spiegelspel waarin het ene verhaal het andere reflecteert om telkens weer vernieuwde en veranderde betekenis te creëren. Auster maakt veelvuldig gebruik van de verhaal-in-het-verhaal techniek en de roman is verfijnd en rijk doorweven met verwijzingen naar de wereldliteratuur. Verbeelding, taal en lichaam dragen bij aan onze perceptie van de wereld zoals hij werkelijk is in het universum van Paul Auster. Alles wat er gezegd, geschreven, verbeeld, gevoeld en gedacht wordt, vormt – oneindig wederkerig – ons ervaren. Dit spiegelspel in onderlinge verbondenheid creëert de auteur niet alleen binnen de kaders van zijn roman maar ook met namen, begrippen en verhalen van de realiteiten daarbuiten. De dissonante factor toeval die Auster – zoals in veel van zijn werk – hieraan toevoegt, creëert naast dit alles een effect van destabiliserende ongrijpbaarheid van de realiteit.

Homo homini lupus

Eén van de vele verhaal-in-het-verhaal verhalen heeft plaats tijdens een reis van de protagonist door Oekraïne – het land  van herkomst van zijn familie aan moederskant. Als hij zich naar Stanislav – stad met de vele namen – begeeft, wordt hem daar door de plaatselijke rabbijn een verhaal verteld dat hem raakt. Nadat de door het Duitse leger verwoeste stad was verlaten door de bevolking ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, werd deze plotseling bevolkt door enorme roedels wolven.

Sy beseft dat het belang van dit verhaal niet ligt in het feit of het daadwerkelijk zo gebeurd is of dat het ontstaan is in de verbeelding van de bewoners. Tragisch is in zijn beleving niet slechts dat wolven de oorlog symboliseren maar dat zij tevens een product daarvan zijn. Het rampzalige gevolg van oorlogen is dat deze – als een boemerang – wederom op macht en oorlog beluste individuen creëren. Een duidelijke verwijzing naar de Leviathan van Hobbes en naar antidemocratische en oorlogszuchtige tendensen op het actuele politieke wereldtoneel.

Melancholie, ouderdom, verval en rouw, machtswellust en oprukkend corrupt en autoritair leiderschap, de verhouding van het individu tot de samenleving; dat zijn de vraagstukken die zich opdringen aan de lezer van de magistrale roman Baumgartner van Paul Auster.

Boeken
special: De wereld van Jon Fosse

Wanneer schrijven is als bidden

De recent verschenen novelle Een schitterend wit van Nobelprijswinnaar Jon Fosse – in de vertaling van Marianne Molenaar, gepubliceerd door uitgeverij Oevers – komt op een wel zeer gelegen moment. Ze is een voorbeeldig  opstapje naar zijn verdere indrukwekkende oeuvre en naar de belangrijkste thema’s in zijn werk. Een mooi uitgangspunt voor een analyse van deze onlangs bekroonde auteur.

Het is laat in de herfst in Een schitterend wit als we worden meegevoerd in het verhaal van een eenzame man die uit verveling op de bonnefooi een bos inrijdt. Hij verdwaalt en rijdt zijn auto klem. De boerderijtjes waar hulp geboden zou kunnen worden zijn te ver weg en onbereikbaar. Plots beginnen sneeuwvlokken te dwarrelen en doemt er een schitterende gedaante op uit het duister.

De kaarten zijn vergeven, les jeux sont faits, het is klaar voor een alles overstijgende ontknoping.

Een mantra van imperfecties

Een van de belangrijkste stijlmiddelen van Jon Fosse is de repetitio. Toch zouden we de vele herhalingen tekortdoen door ze slechts als een op effect berekenend stijlmiddel te  duiden. De prangende vertelstijl is daarvoor te intens, te indringend en vervoerend. Het verhaal weerklinkt als een rozenkrans, een mantra, een salat. Zelf zegt de auteur in een interview gepubliceerd in LARB over zijn werkmethode:

‘Als ik ga zitten en begin met schrijven, is het zonder specifieke bedoeling dat er wat dan ook ontstaat. Ik luister naar wat ik schrijf en laat gebeuren wat gebeurt. Je kunt het natuurlijk op verschillende manieren interpreteren. Het is niet mijn taak om het uit te leggen; ik ben maar een schrijver. Maar ik heb het gevoel dat als ik goed schrijf, er veel is van wat ik betekenis zou kunnen noemen, zelfs een soort boodschap. Maar ik kan het niet in simpele woorden omschrijven. Ik kan er slechts naar raden.’

Een ander opvallend element in het werk van Fosse is zijn gebruik van interpunctie. Zijn belangrijke roman Septologie bestaat van het begin tot het einde – zevenhonderd pagina’s lang – uit slechts één enkele zin. Ook in Een schitterend wit zijn taaltekens een opvallend element. Of beter gezegd: de afwezigheid ervan. De signum interrogandi, het vraagteken ontbreekt. De vragen van de verdwaalde man krijgen door deze stilistische keuze een dan weer urgente en dringende, dan weer wanhopige connotatie. Anders dan de stream of consciousness – gehanteerd in de Septologie – zou het proza in Een schitterend wit geduid kunnen worden als een stream of soul. Relevant met betrekking tot de schrijfstijl is wellicht ook de volgende opmerking van de schrijver in hetzelfde interview:

‘Je kunt op alle mogelijke manieren een perfect gedicht schrijven, en als je het leest is het mooi, maar je krijgt het gevoel dat het simpelweg intelligent is geschreven, zonder ziel. Er is iets mis met een mooi gezicht. Deze symmetrische gezichten in advertenties vind ik lelijk. Schoonheid zit in wat verkeerd is, zelfs in literatuur en kunst.’

Irrationaliteit, emotie en intuïtie staan aan de basis van het kunstenaarschap van Jon Fosse. Schoonheid manifesteert zich volgens zijn credo in het ongepolijste, spontane en ongefilterde creatieve proces.

Militantisme

Religie heeft een centrale rol in het leven en werk van Fosse. Meister Eckhart, een belangrijke mysticus uit de dertiende eeuw, is voor Fosse een inspiratiebron. Over zijn bekering tot het katholicisme wordt veel geschreven. In een interview gepubliceerd in de New Yorker verklaart hij het volgende:

‘Als je een echte gelovige bent, geloof je niet in dogma’s of instituties. Als God een realiteit voor jou is, dan geloof je op een ander niveau. Maar dit betekent niet dat religieuze dogma’s en instituties niet nodig zijn. Als het mysterie van het geloof al tweeduizend jaar bestaat, komt dat doordat de Kerk een instituut is geworden. Er is een soort maatschappelijk begrip nodig.
In de wereld waarin we leven, heb ik het gevoel dat de zo sterke economische machten de tegenwoordig heersende macht vertegenwoordigen. Zij zijn degenen die alles controleren.
Er zijn krachten aan de andere kant en de Kerk is daar één van. En om de Kerk te laten bestaan – en de katholieke kerk is de sterkste – moet het katholicisme op de een of andere manier worden geïnstitutionaliseerd. De Kerk is naar mijn mening het belangrijkste instituut van de antikapitalistische theorie. Literatuur en kunst zijn een ander instituut, maar ze zijn niet zo sterk als de Kerk.’

Dit kan naar alle waarschijnlijkheid betiteld worden als militant katholicisme en als zodanig kunnen we het  werk van Fosse óók interpreteren. Vanuit de katholieke kerk komen uiteraard veel positieve reacties op de keuze van de jury van de Nobelprijs. Opmerkelijk is dat instituties als literatuur en kunst in zijn visie als tegenmacht minder autoriteit hebben dan de kerk.

Het onzegbare

De ziel, de emotie en het denken, God en zijn aanwezigheid binnen en buiten ons, de metafysische dimensie die zich  moeilijk in woorden laat vangen en dat eigenlijk onzegbare – die stille taal die buiten het geschrevene om krachtig aanwezig is – dat vooral karakteriseert het werk van Jon Fosse en resoneert wederom in het boeiende Een schitterend wit.