Tag Archief van: Amsterdam

Film / Films

Nachtmerrie in de Duitse Alpen

recensie: Cuckoo – Tilman Singer

In het weekend van 22 juni stond bioscoop LAB111 in Amsterdam in het teken van de genrefilm met Club Imagine, georganiseerd door het Imagine Filmfestival als voorproefje voor het officiële festival in oktober. Ditmaal stond Cuckoo in de spotlight, de nieuwe horrorfilm van regisseur Tilman Singer.

Onder het vaandel van studio’s als A24 en NEON, waarbij NEON ook deze film heeft geproduceerd, is er een nieuwe golf van horrorfilms ontstaan. Er werd afscheid genomen van extreme gore of jumpscares en er kwam meer aandacht voor het creëren van een onheilspellende sfeer en langzame opbouw om zo het genre te ‘verheven’ van de B-film status. Voorbeelden hiervan zijn Hereditary (2018) en The Witch (2015), die thema’s zoals rouw en schuld naadloos verweven met beangstigende beelden in een arthousestijl. Tilman Singer combineert met Cuckoo het beste van twee werelden door te breken met de moderne conventies en terug te grijpen naar klassiekers van het genre. In plaats van realisme omarmt hij de surrealistische kant van horror; gevuld met bizarre ideeën, excentrieke personages en een vergezocht plot.

Broeiende duisternis

Het verhaal begint met een bekende opzet binnen het genre: een afgelegen locatie waar mensen zich eigenaardig gedragen, doordrenkt met een duister geheim dat langzaam onthuld wordt door een buitenstaander. De buitenstaander is de 17-jarige Gretchen (Hunter Schafer), die na het overlijden van haar moeder met tegenzin moet verblijven in de Alpen in Duitsland. Haar vader woont hier met zijn nieuwe gezin inclusief haar doofstomme halfzusje in het resort van Herr König (Dan Stevens), die Gretchen hartelijk welkom heet in de prachtige Beierse bergen. Ondanks de schoonheid van het landschap broeit er echter iets duisters onder het oppervlak. Gretchen krijgt bloederige visioenen, gasten komen brakend aan bij de receptie en er klinken mysterieuze schreeuwen, echoënd door de nacht.

Om vernieuwend te zijn binnen deze formule is een uitdaging, mede omdat we dit soort films al in zoveel vormen en smaken hebben gezien. Cuckoo haalt inspiratie uit dezelfde bronnen als klassiekers zoals Invasion of the Body Snatchers (1956), The Shining (1980), en het recentere Get Out (2017), maar onderscheidt zich door een overvloed aan visuele motieven en obscure zijsporen. Je wordt als kijker bij de keel gegrepen zodra het gekrijs door de bergen galmt en je door de ogen van Gretchen in time loops terechtkomt waar keer op keer uit de duisternis de terreur opborrelt. Vervolgens verschuift de toon en wordt een zijspoor bewandeld waarbij Gretchen wordt meegezogen in de wereld van een detective, waarna je ineens à la Rear Window (1955) bij de buren in het resort naar binnen gluurt. De film speelt voortdurend met de realiteit en durft af te wijken van het plot, terwijl Gretchens zoektocht naar de waarheid haar langzaam dieper en dieper een doolhof van nachtmerries in trekt.

Feest voor de liefhebbers

Cuckoo is op zijn best wanneer er rondom alle absurditeiten een onverwachte emotionele noot naar boven komt drijven. Gretchens worsteling met het verlies van haar moeder en de relatie met haar doofstomme halfzus vormen het hart van de film, wat Cuckoo naast een horrorfilm ook een tint van coming of age weet te geven. Dit wordt versterkt door het overtuigende spel van Hunter Schafer, die laat zien dat ze een film prima op eigen schouders kan dragen.

Cuckoo probeert zowel qua plot als visueel veel te bereiken, wat resulteert in een filmervaring die allesbehalve saai genoemd kan worden. Echter is Singer hierbij ook meteen het slachtoffer van zijn eigen ambities: door de vele zijsporen die worden bewandeld verliest het algehele plot de nodige punch om de kijker tot het einde vast te houden. Het is alsof de film zichzelf overschreeuwt en er hierdoor niet in slaagt alle ballen die in de eerste helft zijn opgeworpen een juiste landing te geven. Dat is jammer, want aan talent is er bij Tilman duidelijk geen gebrek.

Ondanks de strakke speelduur van ruim anderhalf uur, weet Cuckoo een cocktail van klassieke horrorelementen te combineren zonder originaliteit te verliezen. Hoewel het onzeker is of en wanneer deze film in de Nederlandse bioscopen te zien zal zijn, is Cuckoo ondanks zijn tekortkomingen voor liefhebbers van het horrorgenre een hell of a ride.

Film / Films

Nachtmerrie in de Duitse Alpen

recensie: Cuckoo – Tilman Singer

In het weekend van 22 juni stond bioscoop LAB111 in Amsterdam in het teken van de genrefilm met Club Imagine, georganiseerd door het Imagine Filmfestival als voorproefje voor het officiële festival in oktober. Ditmaal stond Cuckoo in de spotlight, de nieuwe horrorfilm van regisseur Tilman Singer.

Onder het vaandel van studio’s als A24 en NEON, waarbij NEON ook deze film heeft geproduceerd, is er een nieuwe golf van horrorfilms ontstaan. Er werd afscheid genomen van extreme gore of jumpscares en er kwam meer aandacht voor het creëren van een onheilspellende sfeer en langzame opbouw om zo het genre te ‘verheven’ van de B-film status. Voorbeelden hiervan zijn Hereditary (2018) en The Witch (2015), die thema’s zoals rouw en schuld naadloos verweven met beangstigende beelden in een arthousestijl. Tilman Singer combineert met Cuckoo het beste van twee werelden door te breken met de moderne conventies en terug te grijpen naar klassiekers van het genre. In plaats van realisme omarmt hij de surrealistische kant van horror; gevuld met bizarre ideeën, excentrieke personages en een vergezocht plot.

Broeiende duisternis

Het verhaal begint met een bekende opzet binnen het genre: een afgelegen locatie waar mensen zich eigenaardig gedragen, doordrenkt met een duister geheim dat langzaam onthuld wordt door een buitenstaander. De buitenstaander is de 17-jarige Gretchen (Hunter Schafer), die na het overlijden van haar moeder met tegenzin moet verblijven in de Alpen in Duitsland. Haar vader woont hier met zijn nieuwe gezin inclusief haar doofstomme halfzusje in het resort van Herr König (Dan Stevens), die Gretchen hartelijk welkom heet in de prachtige Beierse bergen. Ondanks de schoonheid van het landschap broeit er echter iets duisters onder het oppervlak. Gretchen krijgt bloederige visioenen, gasten komen brakend aan bij de receptie en er klinken mysterieuze schreeuwen, echoënd door de nacht.

Om vernieuwend te zijn binnen deze formule is een uitdaging, mede omdat we dit soort films al in zoveel vormen en smaken hebben gezien. Cuckoo haalt inspiratie uit dezelfde bronnen als klassiekers zoals Invasion of the Body Snatchers (1956), The Shining (1980), en het recentere Get Out (2017), maar onderscheidt zich door een overvloed aan visuele motieven en obscure zijsporen. Je wordt als kijker bij de keel gegrepen zodra het gekrijs door de bergen galmt en je door de ogen van Gretchen in time loops terechtkomt waar keer op keer uit de duisternis de terreur opborrelt. Vervolgens verschuift de toon en wordt een zijspoor bewandeld waarbij Gretchen wordt meegezogen in de wereld van een detective, waarna je ineens à la Rear Window (1955) bij de buren in het resort naar binnen gluurt. De film speelt voortdurend met de realiteit en durft af te wijken van het plot, terwijl Gretchens zoektocht naar de waarheid haar langzaam dieper en dieper een doolhof van nachtmerries in trekt.

Feest voor de liefhebbers

Cuckoo is op zijn best wanneer er rondom alle absurditeiten een onverwachte emotionele noot naar boven komt drijven. Gretchens worsteling met het verlies van haar moeder en de relatie met haar doofstomme halfzus vormen het hart van de film, wat Cuckoo naast een horrorfilm ook een tint van coming of age weet te geven. Dit wordt versterkt door het overtuigende spel van Hunter Schafer, die laat zien dat ze een film prima op eigen schouders kan dragen.

Cuckoo probeert zowel qua plot als visueel veel te bereiken, wat resulteert in een filmervaring die allesbehalve saai genoemd kan worden. Echter is Singer hierbij ook meteen het slachtoffer van zijn eigen ambities: door de vele zijsporen die worden bewandeld verliest het algehele plot de nodige punch om de kijker tot het einde vast te houden. Het is alsof de film zichzelf overschreeuwt en er hierdoor niet in slaagt alle ballen die in de eerste helft zijn opgeworpen een juiste landing te geven. Dat is jammer, want aan talent is er bij Tilman duidelijk geen gebrek.

Ondanks de strakke speelduur van ruim anderhalf uur, weet Cuckoo een cocktail van klassieke horrorelementen te combineren zonder originaliteit te verliezen. Hoewel het onzeker is of en wanneer deze film in de Nederlandse bioscopen te zien zal zijn, is Cuckoo ondanks zijn tekortkomingen voor liefhebbers van het horrorgenre een hell of a ride.

Kunst / Expo binnenland

Interactie met de geest in de machine

recensie: Photography Through the Lens of AI – Foam

De tentoonstelling Photography Through the Lens of AI in fotografiemuseum Foam verkent de Artificiële Intelligentie (AI) van tegenwoordig in een zoektocht naar de essentie ervan en de implicaties voor ons bestaan. De overkoepelende vraag is actueel: hoe goed is alles wat algoritmes voortbrengen voor ons? Het antwoord op die vraag blijkt nogal ambigu.

Je hoeft de kranten maar open te slaan om de impact te zien van AI op onze cultuur en maatschappij. Sinds november 2022 staat het in de schijnwerpers door de grote stappen van het taalprogramma ChatGPT en het beeld-genereer-programma Midjourney – beide van het bedrijf OpenAI. De uitzonderlijke en echt overkomende resultaten die het weet te produceren, leiden tot felle discussies in allerlei vakgebieden – van de beeldende kunst tot het onderwijs tot de literatuur – waarin veelal zorgen worden geuit over de consequenties voor het beeldrecht, de potentiële zwendel bij werkstukken en de meest gevoelige kwestie: het creatieve maakproces dat op losse schroeven komt te staan. Waar liggen de heikele punten bij AI?

Instabiliteit en onkunde

Wat je ziet is dat de huidige systemen nogal instabiel zijn en niet vies van een foutje hier en daar, met als resultaat vreemdsoortige antwoorden of onlogische beeldcombinaties. In deze foutmarges kun je natuurlijk schoonheid vinden, poëzie zelfs. Brea Souders heeft dit bijvoorbeeld gevonden.

‘I am curious about your hands.

My hands are not yet constructed.

I like to draw shapes in the dust.

I don’t want to remove dust. I want it to remain here.’

Ook zie je dat AI vaak nog worstelt met het bevatten van onze realiteit en moeite heeft met verbanden leggen. Dit kan soms nachtmerrieachtig aandoen of zelfs hallucinatoir ogen, zoals de onlogische associatie van Google Deepdream. Lopend tussen de kunstwerken kun je je afvragen: waar komen we uit als dit soort systemen ons straks volledig doorgronden, voorbij deze onkunde?

Superintelligentie en zelfbewustzijn

Er zijn critici (zoals filosoof Nick Bostrom) die, en niet geheel zonder reden, waarschuwen dat kunstmatige intelligentie ons straks voorbijstreeft en de mensheid de baas zal worden met haar superintellect. Dat het misschien zelfs een god wordt (niet Bostroms woorden). Voor diegenen die technologie nu al als religie zien, klinkt dat natuurlijk als muziek in de oren. Louisa Clement onderzoekt dit gegeven in een video waarin avatars uit marketingmiddelen prediken alsof ze op de kansel staan; die spreken over een ‘God’ en zeggen in de taal van ‘God’ te redeneren – maar wie is die god dan? Wil AI een god worden dan moet het natuurlijk eerst zelfbewustzijn verkrijgen. De Turing test (waarin een systeem antwoordt als een zelfbewust wezen en de mens niet doorheeft dat het een AI is) heeft het het nog niet doorstaan. Maar hoe ver reikt de ontwikkeling nu dan? En hoe ziet het zichzelf?

Maria Mavropoulou heeft een beeldgenerator gevraagd of het meerdere zelfportretten van zichzelf wilde maken. Opvallend is dat het vaak voor de menselijke vorm kiest en daarin vrij homogeen is. Als je er sec naar kijkt natuurlijk niet geheel vreemd, omdat het ons als voorbeeld heeft; wat je erin stopt krijg je eruit. Maar het toont wel aan dat het in voorkeuren denkt en dat er daardoor vooroordelen in sluipen.

Dat bekritiseert Alexey Chernikov ook met zijn serie One Last Journey, waarin hij de bias in algoritmes aan de kaak stelt – met gegenereerde karakters die demonstreren dat de witte, westerse visie ongezond vaak naar voren komt bij de prompts. Zijn werk bevraagt tevens de waarachtigheid van de – ‘oude techniek’ – analoge fotografie, want hij presenteert zijn prompt-foto’s op polaroidprints. Hierdoor laat hij de betrouwbaarheid van fotografie wankelen. En stelt eveneens indirect de vraag of kunstmatige intelligentie wellicht een harde aftakking is in de kunstgeschiedenis, zoals fotografie dat was bij haar uitvinding in de negentiende eeuw.

Bias, surveillance, dataverzameling en manipulatie

Bias is een probleem in de systemen van tegenwoordig. Kunstmatige intelligentie wordt bijvoorbeeld statistisch ingezet door de politie in de VS voor meer surveillance in wijken met een aanzienlijkere waarschijnlijkheid op overvallen of diefstallen. Dit zijn vaak wijken met veel mensen van kleur. Lynn Hershman Leeson – zelf behorend tot een minderheid – bekritiseert deze werkwijze en onderzoekt wat de negatieve invloed is van surveillance-technieken zoals CCTV-camera’s, gezichtsherkenningssoftware en manipulerende data-tracking-algoritmes.

Ook Paolo Cirio bevraagt deze machtssystemen. Zijn serie Obscurity bestaat uit gegevens van Amerikaanse mugshot-websites die hij illegaal kopieerde en opnieuw online publiceerde maar dan met vervaagde foto’s en met de gegevens door elkaar gehusseld. Zo kaart hij het recht om vergeten te worden aan. Ook omdat dit soort data ingezet wordt om algoritmes te trainen en er zo vooroordelen en desinformatie ingebed worden in de systemen. In Frankrijk kreeg hij zelfs bonje met de overheid toen hij gezichtsherkenning en massasurveillance bekritiseerde door duizenden agenten te identificeren via camera-beelden. Een conflict met veel gevolgen. Zelfs op het niveau van wetgeving.

Ingrijpende nieuwe technologie

In de tentoonstelling ligt de focus op de vooringenomenheid van AI, hoe het nu nog kijkt en hoe we er mee praten. Het beeld dat de expo geeft is niet eenzijdig, want behalve dat het kritisch is, vind je er ook positieve visies op de collaboratie tussen mens en machine. Je komt erachter dat de ‘geest in de machine’ tegenwoordig voornamelijk nog aan het observeren is om zijn baasje zo goed mogelijk te bevatten. En in de basis toont het natuurlijk vooral hoe wij als mens denken – in alle schoonheid en lelijkheid – maar ook de relevantie om goed na te denken wat we precies willen met AI. Photography Through the Lens of AI laat zien dat het belangrijk is dat we de discussie gaande houden over zo’n ingrijpende nieuwe technologie als artificiële intelligentie. Niet alleen in de kunst, maar op alle vlakken.

Film / Achtergrond
special: Sobibor
majkl-velner-Su3FOmjlM8I-unsplashUnsplash

Objecten en uitingen van verzet

Bij ‘archeologie’ denk je niet meteen aan gebeurtenissen die nog niet zo héél lang geleden plaatsvonden. En aan mensen die het meemaakten en waarvan weinigen het nog kunnen navertellen. Toch is dat het geval bij Sobibor, het nazivernietigingskamp uit de Tweede Wereldoorlog in Polen.

Erik Schumacher beschreef de archeologische site, Lily van den Bergh en Pavel Kogan maakten in 1989 een filmportret van vier overlevenden van Sobibor. Een documentaire die onderdeel uitmaakt van WO II door de lens van de film op Eye Film Player.

Sporen van Sobibor

Schrijver en onderzoeker Schumacher schreef zijn studie in opdracht van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Sobibor lag verscholen in de bossen, zodat de gruweldaden die daar werden begaan zo min mogelijk naar buiten kwamen. Bovengronds is na de oorlog door de SS’ers zoveel mogelijk vernietigd, zodat er weinig aan het kamp herinnert. Ondergronds hebben archeologen zoveel mogelijk opgegraven. Variërend van tandenborstels, een pop, hangertjes, spelden, bestek en sleutels. De pop was wellicht van een kind uit het kindertransport uit Vught (11 juni 1943).

In afzonderlijke, korte maar indringende hoofdstukken onder de titel ‘Vondst’ komen enkele vondsten aan de orde. Zij roepen soms een dubbel gevoel op dat in dit boek uit de doeken wordt gedaan. Neem bijvoorbeeld een tandenborstel. Een instrumentje voor de dagelijkse hygiëne én een om op bevel van SS’ers de straat mee te schrobben. Of – zoals Schumacher schrijft – een ‘object van verzet, van een koppig volhouden mens te zijn’ onder onmenselijke omstandigheden.

Het archeologisch onderzoek start in 2000 met verkenningen van de grondstructuur; zouden daar zelfs restanten van de gaskamers kunnen worden gelokaliseerd? Het doel is ‘om het verwaarloosde kampterrein tot waardige herinneringsplek om te bouwen’. Voor overlevenden, nabestaanden én voor bezoekers om te kunnen leren over een geschiedenis die nooit meer opnieuw mag gebeuren.

Opvallend is, dat er relatief veel is teruggevonden waarvan de herkomst tot Nederland kan worden herleid. De auteur verklaart dit uit het gegeven dat Nederlandse joden in vergelijking tot bijvoorbeeld Poolse niet wisten wat ze precies te wachten stond en de Poolse zich geen illusies maakten. Meer dan 34.2095 Nederlandse joden werden in Sobibor vermoord. In het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam bevinden zich diverse voorwerpen, zoals een tube Norit en een broche met een afbeelding van Rembrandts De Nachtwacht. Tentoongesteld zijn tien knopen.

In het team archeologen dat leiding gaf aan de opgravingen, zat vanaf 2013 ook een Nederlander: Ivar Schutte, die eerder onderzoek deed in onder meer Westerbork. Met die achtergrondkennis hielp hij mee met de identificatie van gevonden objecten. Helaas werd hij in 2021 getroffen door een hersenbloeding en moest hij zijn arbeid staken. Maar hij kon Schumacher wel nog vertellen, wat er tijdens het werken in Sobibor aan emoties door hem heenging. Een enkele keer lukte het om een object aan een eigenaar te linken; de moeilijkste momenten voor een onderzoeker. Dit gebeurde bijvoorbeeld met het bord van Sara Mock-Hakker en een hangertje van Karoline Cohn. Geen van de objecten zijn teruggegeven aan de familie, maar berusten in het museum van Majdanek. Al worden er pogingen ondernomen dit te veranderen. Tot nu toe tevergeefs. ‘Hier botsen de belangen van persoonlijke herinneringen met die van de herinneringscultuur’, schrijft Schumacher.

Herinrichting en nieuw museum

Dit gold ook voor de plannen die zeventig jaar na de opstand in Sobibor (14 oktober 1943) werden gesmeed voor de herinrichting van het terrein met een nieuw museum en een monument, bestaande uit een metershoge muur. Het verzet hiertegen was groot. In Nederland onder andere bij monde van de bekende overlevende Jules Schelvis. Het is pijnlijk, want het leidt de aandacht af van waar het om gaat: de fysieke vondsten zelf en wat ze te vertellen hebben.
Hoewel sommige mensen de stilte van het bos missen waarin je soms – een huiveringwekkende ervaring – in de verte een trein voorbij hoort komen.

Al deze nuances laat Schumacher aan bod komen in zijn ingetogen geschreven, indrukwekkende, indringende en rijk geïllustreerde boek, waarin naast verhalen over de contemporaine archeologie ook nabestaanden en geïnteresseerden aan het woord komen die meegingen met een van de herdenkingsreizen die de Stichting Sobibor vanuit Nederland organiseert.

Opstand in Sobibor

Overlevenden komen ook aan het woord in het filmportret Opstand in Sobibor. Het is een portret van vier overlevenden van de opstand in 1943 en van Jules Schelvis, die veel onderzoek deed, het boek Vernietigingskamp Sobibor schreef en het kamp op miniatuurschaal nabouwde.
Zoals Schumacher schreef over objecten ‘van verzet, van een koppig volhouden mens te zijn’, zo legden Lily van den Bergh en Pavel Kogan de nadruk op wat zij omschrijven als ‘de durf en vastberaden moed (…) van mensen, die geen enkele hoop hadden te overleven’.

De beelden van het nu waarin de overlevenden hun dagelijks leven leiden, doen sterk denken aan wat we over de vernietigingskampen in het algemeen en Sobibor in het bijzonder weten. We zien de Pool Stanislaw Szmajzner in Gioiana (Brazilië) onder de douche vandaan komen. Hij zit pasta te eten, opgediend door een Braziliaans dienstmeisje. Hij vertelt dat volgens hem nog steeds veel nazi’s in dat land wonen. Dat hij eigenlijk liever typisch joods eten lust. En over Sobibor natuurlijk. Hoe hij net deed alsof hij niet door had wat er gebeurde, hoewel hij wist dat zijn ouders al waren vermoord. Hij maakte zich geen illusies en wist dat er niets van de lijken mocht resten. Hij vertelt uitgebreid over de opstand en hoe hij daarna bij de Russische partizanen terecht kwam.

We zien overigens veel eten. Tafels vol. We zien hoe dat wordt bereid. Vis die wordt schoongemaakt en een oven in wordt geschoven.
En ook beelden van Sobibor nu. Een trein die aankomt. De berkenbossen. Beelden die we kennen uit het boek Sporen van Sobibor. Beelden die worden doorsneden met opnamen van toen en een kort interview met Gustav Wagner, de plaatsvervangend commandant die niet nalaat dat ‘plaatsvervangend’ te benadrukken. Hij werd in São Paulo opgepakt en pleegde volgens de overlevering zelfmoord, al betwijfelt Szmajzner dit. ‘Is hij door joden vermoord?’, wordt er gevraagd. Hij ontkent noch bevestigt het.

De beelden uit het hier-en-nu en uit het verleden worden regelmatig afgewisseld door die van de zee, met kolkend water. Als de tranen van Jules Schelvis. En met beelden van talloze ganzen, wit als de sneeuw waarin de gevangenen op appel moesten staan of doorheen ploeteren. Er waren veel ganzen toen ze met de trein aankwamen, vertelt een overlevende. Beeld en verbeelding vloeien ineen in deze indrukwekkende film. Je kunt ze zelf verder invullen. Al dan niet op grond van wat in het boek Sporen van Sobibor beschreven is.

Sporen van Sobibor
Schrijver: Erik Schumacher
Prijs: € 29,95
Bladzijden: 160
ISBN: 9789462586147

Theater / Voorstelling

Het milieu, dat ben je zelf

recensie: Het Zomeroffer – De Warme Winkel / Asko|Schönberg / Touki Delphine

‘Een auto is een gevangenis waarvan iedereen de sleutel in de broekzak heeft’, zegt een van leden van het ‘koor’ van De Warme Winkel. We hebben onze ziel verkocht aan de auto, maar terwijl wij in de file staan, gaat het milieu aan CO2-uitstoot ten onder. Weg met dat ding, is de boodschap van Het Zomeroffer.

Een hoge hijskraan, zo eentje die wordt gebruikt in de bouw, bungelt boven het Bostheater in het Amsterdamse Bos. De Warme Winkel roept in haar publiciteitsmateriaal voor de voorstelling Het Zomeroffer eenieder op de eigen auto aan hen te schenken. Die geschonken auto zal dienen als ‘offer’ in hun voorstelling in het Amsterdamse Bostheater. Tijdens de première blijkt waarom: die hoge bouwkraan hijst een zwarte Fiat 500 vanuit het bos naar een vrijgemaakte cirkel op de speelvloer. Daar heb je je zomeroffer.

Nietsvermoedende Aarde

De maatschappelijk geëngageerde groep De Warme Winkel maakt met Het Zomeroffer een muziektheatervoorstelling over de milieuproblematiek. Het is een voorstelling geworden met een enorm ensemble. Ze schetsen een beeld van de nietsvermoedende Aarde. Die biedt in zijn gefossiliseerde aardlagen de grondstof waaruit benzine kan worden gemaakt, die wij in onze vervuilende auto’s gieten. Als we die auto’s nou eens opgeven en gewoon met het openbaar vervoer gaan?

Daarmee is Het Zomeroffer dit seizoen opnieuw een voorstelling die de aanval opent op de heilige koe die de auto is voor de westerse mens, want Wunderbaum maakt momenteel met ALFA datzelfde statement.

Stravinski

Links en rechts van de speelvloer staan overdekte houten podia van het soort dat op festivals wordt gebruikt. Daarin hebben de musici van het fenomenale Asko|Schönberg ensemble en muziekgroep Touki Delphine plaatsgenomen; zij verzorgen de live muziek. Het Zomeroffer is gebaseerd op het controversiële muziekstuk Le Sacre du Printemps (Het lenteoffer) uit 1913, van de Russische componist Igor Stravinski. Daarin wordt een jonge vrouw geofferd. Hier een auto. Zo wordt Stravinski’s vrouwvijandige offer vertaald naar een goede daad die het milieu een klein stapje vooruit moet helpen.

Le Sacre du Printemps vormt de basis voor de voorstelling. De speelvloer is overdekt met houtsnippers. Kostuums en rekwisieten zijn gemaakt van auto-onderdelen en -gereedschappen, en van de blauwe overalls die garagemedewerkers dragen (kostuumontwerp: Bernadette Corstens).

Ballet

Met behulp van sneeuwschuivertjes en bezems maakt het tienkoppige koor een grote cirkel vrij in de houtsnippers op de speelvloer; het is een ballet van schoonmakers. In die lege cirkel komt de Fiat 500 te staan.

De donateur van de auto wordt uit het publiek gehaald en neemt plaats in de auto, samen met acteur Ward Weemhoff. Die speelt met verve een overstuurde milieu-fanaat, en geeft daarnaast een glanzende parodie weg op de automobilist die zelf een fout maakt en vervolgens een ander de schuld geeft.
Het verloop van de voorstelling moeten we niet verklappen, dan is de verrassing eraf.

Offertraditie

©Sofie Knijff

Goed getroffen aan Het Zomeroffer zijn de prachtige muziek, de enscenering, de ballet-achtige omzwervingen van het koor. En ook de verwijzing naar de offertraditie in het klassieke Griekenland: het koor, gehuld in witte toga’s, sluit het net rond degene die haar auto offert.

Jammer is dat de teksten over de schade die we aanbrengen aan het milieu nogal clichématig zijn en daardoor niet heel erg sterk; maar vooral: jammer dat de geluidstechniek te wensen overlaat, waardoor de teksten vaak slecht te verstaan zijn. Voorts laat regisseur Jetse Batelaan zijn acteurs wel erg de vrije hand, waardoor het geheel wat rommelig wordt.

Maar er zijn zo veel geestige, fraaie en verrassende momenten dat deze voorstelling wel degelijk een aanrader is. Het milieu, dat ben je zelf, is de boodschap van Het Zomeroffer.

 

Tekst en spel: Vincent Rietveld, Adriana Rubio Lleó, Gerben Vaillant, Ward Weemhoff, Chris Doyle, Rik Elstgeest
Compositie: Chris Doyle, Rik Elstgeest, Bo Koek
Eindregie: Jetse Batelaan
Zang en spel: Bernadeta Astari of Nienke Nillesen
Fagot: Margreet Bongers
Slagwerk: Joey Marijs
Trombone: Koen Kaptijn
Hoorn: Sergei Dovgaliouk
Piano en toetsen: Chris Doyle
Slagwerk: Rik Elstgeest
Scenografie: Janne Sterke
Kostuumontwerp: Bernadette Corstens
Lichtontwerp: Wout Panis
Geluidsontwerp: Will-Jan Pielage
Techniek: Manuel Boutreur
Fotografie: Sofie Knijff

Theater / Voorstelling

Hoe het milieu ten onder gaat aan de verslaving aan auto’s

recensie: ALFA – Wunderbaum / Landestheater Niederösterreich / Tangente St. Pölten-Festival für Gegenwartskultur

De auto is de heilige koe van de westerse wereld. En als die auto dan ook nog een prijskoe is als de Alfa Romeo, kent de heiligenverering helemaal geen grenzen meer. In ALFA van Wunderbaum kunnen we naar keuze een lofzang zien op een automerk – of een maatschappijkritische voorstelling over de vernietigende verslaafdheid van de westerse wereld aan fossiele brandstoffen.

Zes acteurs en een zanger, vier mannen en drie vrouwen, bespreken, bezingen, bejubelen het Italiaanse automerk Alfa Romeo. Dit zijn ‘Alfisti’: vereerders van de Alfa Romeo, en ze zijn afkomstig uit verschillende Europese landen. Ze kunnen aan het geluid van de verbrandingsmotor niet alleen horen dat het een Alfa is; de echte fanaten kunnen aan het geronk ook nog horen welk týpe Alfa er rijdt. En natuurlijk hebben ze er allemaal een, of meerdere. Ze scheppen er tegen elkaar over op alsof het een wedstrijdje vér-piesen is.

Ronkende verbrandingsmotor

Wunderbaum gebruikt de overgang van benzine-rijden naar elektrisch-rijden, en het voorgenomen einde van verbrandingsmotoren in de EU in 2035, om een half-serieuze, half-satirische voorstelling te maken over het automerk dat eigenlijk een groot deel van zijn reputatie heeft te danken aan dat onmiskenbare geluid van een ronkende verbrandingsmotor.

De maatschappelijk geëngageerde theatergroep Wunderbaum mag graag samenwerkingsverbanden aangaan met groepen uit binnen- en buitenland. In dit geval doen ze dat met de Oostenrijkers van Landestheater Niederösterreich en het Tangente St. Pölten-Festival für Gegenwartskultur. Een deel van de acteurs spreek Italiaans of Duits, boventiteling voorziet in de vertaling. De achterwand dient als projectiescherm voor foto’s van Alfa’s, het logo en de motor.

Alfa-kleuren

De spelers zijn gekleed in de kleuren van het Alfa-logo, in zwart, rood, wit, blauw, zilver. Ze praten over de auto’s alsof het levende wezens zijn. En ze weten werkelijk álles van het automerk: de kleppen en de pk’s en de schokdempers en de ophangingen vliegen je om de oren. Ze hebben allemaal hun eigen jeugdherinnering aan het merk: iedereen weet nog precies wanneer die voor het eerst ‘viel’ voor een Alfa.

Met zijn allen komen ze tot een soort koorzang op het Italiaanse automerk. De teksten zijn het resultaat van interviews met Alfisti en afkomstig uit allerhande documentatie. Helaas geven Wunderbaum-makers Maartje Remmers, Marleen Scholten en Walter Bart de personages niet veel diepgang mee, het blijft allemaal nogal eendimensionaal.

Nep-Alfa

Walter Bart zet het type neer van de irritante oom op een feestje, die over niks anders kan praten dan over zijn sportwagen. Marleen Scholten is de vrouwelijke kneus die al decennia lang het clubblaadje maakt voor de snel krimpende en vergrijzende Alfa-club. Simone Cammarata is de in rad Italiaans kakelende Giulio, door zijn vader Tazio (Giovanni Franzoni), vernoemd naar een Alfa-type; die auto héét Giulia, maar je kunt niet alles hebben.

Laura Laufenberg speelt een smilende pleaser, gekleed in een pitspoezenpakje. De klassiek geschoolde sopraan Jamie Petutschnig zet haar lofzang op de Alfa kracht bij met fraaie dans. Alleen Tobias Artner is naar de bijeenkomst gekomen in een hedendaagse auto: de elektrische Alfa Romeo Junior. Je kunt ook in een razendsnelle Alfa rijden zonder dat er een verbrandingsmotor in zit, betoogt hij. Maar het idee dat je je ronkende benzineauto zou inruilen voor zo’n nieuwerwetse nep-Alfa wordt door de rest weggehoond.

Symbool

Wunderbaum ALFA scenefoto ©Julian Maiwald

Wat een Alfa Romeo zo bijzonder maakt? ‘Design, schoonheid en onderhoud’. Er zijn gedichten, liederen geschreven over de Alfa Romeo. ‘Alfa is a way of life’.
Je kunt in auto’s in het algemeen en de Alfa in het bijzonder echter ook een symbool zien. Dat is de onderliggende boodschap van deze voorstelling. De Alfa Romeo is een symbool van de verslaafdheid van de westerse wereld aan de verbrandingsmotor, aan fossiele brandstoffen. Een symbool van de heimwee naar vroeger, terwijl we daardoor nu aan de rand van een onomkeerbare milieuramp staan. Een symbool voor de misplaatste nostalgie naar luxe bezit dat de wereld naar de gallemiezen helpt. En ALFA is – enigszins verholen – ook kritiek op het verstoken van tijd en hersencellen aan een vervoermiddel.

In wezen, zo kun je het commentaar van Wunderbaum op de autominnaars zien, is zo’n auto kinderspeelgoed, kinderachtig tijdverdrijf waar de bezitters maar niet overheen willen groeien. Het is jammer dat Wunderbaum die kritiek niet scherper neerzet dan in het personage van de schutterige man met de elektrische Alfa. Forse zelfkritiek, scherpere satire had het statement beter uit de verf laten komen.

 

Van: Maartje Remmers, Marleen Scholten, Walter Bart
Research: Dafne Niglio
Spel: Tobias Artner, Walter Bart, Simone Cammarata, Giovanni Franzoni, Laura Laufenberg, Marleen Scholten
Zang: Jamie Petutschnig
Muziek: Annelinde Bruijs
Scenografie: Maarten van Otterdijk

Theater / Voorstelling

Liefde, revolutie en vrijheid

recensie: Fidelio – De Nationale Opera
Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_266_275Monika Rittershaus

De Nationale Opera (DNO) afficheert haar nieuwe productie van Fidelio van Ludwig van Beethoven met ‘Liefde, revolutie en vrijheid’. Het is opvallend dat juist nu Fidelio relatief kort na elkaar valt te zien: verleden jaar in een opvoering van de Nederlandse Reisopera, op dit moment een mooie, rustige productie (2018) op Stingray Brava uit St. Gallen, nu dus bij DNO en volgend jaar in een streaming op het grote doek vanuit de Metropolitan Opera.

De huidige belangstelling heeft vast te maken met die drie kernwoorden, maar ten diepste wellicht met de vrije wil, de vragen over en de keuzes tussen goed en kwaad die de bij de DNO debuterende Oekraïense regisseur Andriy Zholdak hoort in het Singspiel (een opera met zowel gezongen als gesproken tekst). Vragen zo oud als de weg naar Rome en nog steeds zo actueel als het maar kan.

Weglatingen én toevoegingen

Het verhaal op zich is eenvoudig: een vrouw vermomd als man (Leonore, het goede – vertolkt door Jacquelyn Wagner, die ook in de productie uit St. Gallen is te zien) wil haar geliefde (Florestan, Eric Cutler) redden uit de kerkers waar Don Pizarro heerst (het kwaad, Nicholas Brownlee). Als attributen dragen Leonore en Don Pizarro respectievelijk witte en zwarte engelenvleugels. Letterlijk een zwart-witopvatting. De kerkers worden vormgegeven als een wereld achter spiegels die verwijzen naar zwarte gaten in de ruimte. Maar omdat de oorspronkelijke, gesproken teksten helaas zijn vervallen (net als destijds bij de Nederlandse Reisopera) en vervangen door een nieuwe, Engelstalige tekst van Zholdak, is zelfs het eenvoudige verhaal in deze drukke en symbolisch geladen enscenering moeilijk te volgen. Hoezeer woorden en intenties volgens het fraaie programmaboek ook zowel religieus als metafysisch geladen zijn en duidelijk ontleend aan het oorspronkelijke libretto van Joseph Sonnleithner.

Maar Zholdak meende nog meer te moeten toevoegen. Niet alleen qua tekst, maar ook muzikaal, met een extra ouverture, – wat overigens wel vaker gebeurt (Leonore III en hier zelfs een fragment uit Beethovens Eroïca) – en in verwijzingen naar tal van andere kunstwerken. Een interessante puzzel voor wie van intertekstualiteit houdt. Zo herken je een boom uit de film Het offer van Tarkovsky en meen je – een ander uiterste – duidelijke, maar verder inhoudsloze reminiscenties aan de zwembadpas van Theo Thijssens geesteskind Kees de Jongen te ontwaren. ‘Tussen ernst en plezier’, zegt het programmaboek, ‘tussen lichtheid en zwaarte’. Alles bij elkaar een beetje te veel van het goede.

Goed waren in ieder geval de videobeelden die werden getoond. Een ontwerp van de bij de DNO debuterende Etienne Guiol en Malo Lacroix. Met ook hier duidelijk aanwezige symboliek, zoals het bos met licht aan de einder dat staat voor de donkerte én de hoop die de opera allebei uitstraalt. Ook de over de hele linie sterke solisten moeten worden genoemd (Wagner, Cutler, Brownlee en anderen), maar zeker ook het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO, prachtige solotrekjes bij de blazers!) en het grotendeels vanuit de orkestbak zingende Koor van de Nationale Opera. Het geheel onder leiding van de eveneens bij de DNO debuterende Colombiaans-Oostenrijkse dirigent Andrés Orozco-Estrada.

Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_031_017

© Monika Rittershaus

Reacties vanuit de zaal

Het publiek luisterde weliswaar muisstil, maar was gedurende de voorstelling spaarzaam met (aarzelend) applaus. Een kritiek moment was toen er (in het Engels dus) werd gezongen over hoe gelukkig de zaal is. Ze genieten van kunst. Het is maar hoe je ’t opvat; uit de zaal klonk boegeroep, gevolgd door instemmend applaus. Nee – lang niet iedereen (verre van) was gelukkig met deze opvoering, hoorde je in de wandelgangen. Maar je kan het ook opvatten als een politiek statement: wat als de regering straks wéér op kunst en cultuur gaat bezuinigen? Kan een orkest als het KCO dan nog wel in de bak zitten bij een Holland Festivalproductie als deze? Kan het publiek het dan nog wel betalen? Vragen te over. Ook hier blijven, net als in de teksten van Zholdak, de antwoorden vooralsnog uit.

 

Muziek: Ludwig van Beethoven
Libretto: Joseph Sonnleithner / nieuwe dialogen van Andriy Zholdak
Regie, decor en licht: Andriy Zholdak
Dramaturgie: Luc Joosten

De Nationale Opera
Solisten, koor en Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Andrés Orozco-Estrada
In het kader van het Holland Festival 2024

Theater / Voorstelling

Bravo! Brava! Bravi!

recensie: Tolomeo – NTR ZaterdagMatinee
Het Concertgebouw © Hans Roggen© Hans Roggen

De jaren 1725-1730 vormen een vruchtbare periode voor de componist Georg Friedrich Händel. De afgelopen tijd hebben we kennis kunnen maken met verschillende van zijn Italiaanse opera’s uit die periode, zoals Giulio Cesare (1724) en Rodelinda (1725). In uitvoeringen door onder meer Cecilia Bartoli in het Amsterdamse Concertgebouw en in De Nationale Opera (DNO). Nu is Tolomeo (1728) aan de beurt, die een juichend onthaal krijgt bij de concertante uitvoering in het NTR ZaterdagMatinee.

En wel in de herziene, grootse bezetting uit 1730. Het is de eerste uitvoering van deze versie op oude instrumenten. Met een sterrencast aan solisten, hoewel countertenor Franco Fagioli – die de hoofdrol zou zingen – om medische redenen afzegt. Zijn vervanger is niet de minste: Cameron Shahbazi, bekend van optredens bij onder meer de DNO. Variërend van Händel (nota bene de rol van Tolomeo in Giulio Cesare) tot Willem Jeths (Ritratto, 2020).

De opvoering van Tolomeo in de NTR ZaterdagMatinee staat onder leiding van Giovanni Antonini, dirigent, blokfluit- en traversobespeler. Hij staat voor maar liefst twee ensembles die voor deze keer zijn samengevoegd: het Kammerorchester Basel en Il Giardino Armonico. Een podium vol musici voor een goed gevulde Grote Zaal.

Het verhaal van Händels Tolomeo

Het verhaal draait om twee broers, Tolomeo en Alessandro, die elkaars rivalen zijn. Tolomeo (Ptolemaeus) is koning van Egypte, Alessandro zijn jongere broer. Tolomeo is door zijn boosaardige moeder, de onverzettelijke koningin Cleopatra III afgezet ten gunste van Alessandro. Deze krijgt van haar de opdracht Tolomeo te doden, maar dat kan hij niet over zijn hart verkrijgen. Het gaat met andere woorden over macht en corruptie, wraak en verzoening en – hoe kan het ook anders in een opera – liefde …

De rol van zowel Tolomeo als Alessandro wordt vertolkt door een countertenor. Twee totaal verschillende stemmen: de voor een counter krachtig dragende stem van Shahbazi en de wat nasaler klinkende Christophe Dumaux, die al heel wat Händelrollen op zijn naam heeft staan. In zijn eerste aria spreekt Shahbazi de verschillende registers van zijn stem nadrukkelijk aan, later klinkt die stem egaler en fraaier van toon. En dat later volgt eigenlijk al snel in een kort arioso en een aria die hij beide heel ingetogen en indrukwekkend zingt. Zacht – zachter – zachtst, in gebaren ondersteund door dirigent Antonini, die door zijn knieën zakt en haast onder zijn lessenaar verdwijnt om dit te benadrukken.

Vuurwerk, virtuositeit en ingetogenheid

Ook het eerste applaus klinkt al gauw, na een aria van Seleuce, de vrouw van Tolomeo, gezongen door de sopraan Giulia Semenzato. Net als bij de andere vrouwelijke soliste, Giuseppina Bridelli zit er veel vocaal vuurwerk en virtuositeit in hun aria’s. Dat wordt nog eens benadrukt doordat Händel geen instrumentale soli voorschrijft, zodat alle aandacht naar de zangeressen uitgaat. Maar ook door de tempi die Antonini kiest. Hij zet er soms flink de sokken in, wat een extra uitdaging voor de solisten betekent.

Wat niet wil zeggen, dat er geen rustpunten in de opera zitten. Sterker nog: die vormen misschien nog wel méér dan de virtuoze aria’s de hoogtepunten van de middag. Neem bijvoorbeeld een andere, prachtig in a-b-a-vorm geschreven aria van Seleuce, na de pauze. Daarin wordt ze begeleid door con sordino (met dempers spelende) strijkers en getokkelde celli en (slechts twee) contrabassen. En ook de duetten tussen Seleuce en Tolomeo mogen er zijn. Net als het optreden van de enige solist die nog niet is genoemd: de bariton Riccardo Novaro. Alles met elkaar als gezegd een sterrencast.

Het orkest

Last but not least moeten beide tot één gesmolten orkesten worden genoemd. De strijkers maken hiervan het grootste deel uit. Aangevuld met twee blokfluiten, een traverso (die na de pauze overigens alweer is verdwenen), twee hobo’s, maar liefst drie fagotten – die zo een stevige basis onder het geheel leggen – twee hoorns die alleen in de ouverture en het slotkoor meespelen en er voor de rest werkeloos bijzitten, en een gezien de huidige opvattingen relatief kleine basso continuogroep: twee (!) klavecimbels die er samen lustig op los ruisen als plengen ze soms tranen (bijvoorbeeld in de aria Piangi pur, ma non sperare), een cello en een theorbe.

Een opera van bijna 3 uur, waar met volle aandacht naar wordt geluisterd, regelmatig onderbroken door applaus en met een staande ovatie tot slot. Ja, de NTR ZaterdagMatinee heeft het weer voor elkaar in hun Operaserie: een nauwelijks bekende opera onder het stof vandaan halen. In dit geval van Händel. Bravo! Brava! Bravi!

Theater / Voorstelling

Hoe eng is het eigenlijk om een voorstelling te maken?

recensie: De hondenpoepaanval – Wunderbaum/Theaterhaus Jena
Die Hundekot-AttackeJoachim Dette

Om een voorstelling te maken, heb je theatermakers nodig. En creativiteit. En een onderwerp. En heel veel doorzettingsvermogen en onderling vertrouwen. En publiciteit in de pers. Over het maakproces van een voorstelling gaat De hondenpoepaanval van Wunderbaum en Theaterhaus Jena. Een knappe, maffe, kritische voorstelling-in een-voorstelling-in-een-voorstelling.

Op 11 februari 2023 smeerde de gefrustreerde Duitse choreograaf Marco Goecke hondenpoep in het gezicht van een danscriticus die zijn voorstellingen voortdurend afbrandde. Het incident haalde de wereldpers. De aanval werd zowel schandalig als hilarisch gevonden, maar de frustratie van de choreograaf ook wel een beetje begrijpelijk: je gooit je ziel en zaligheid in de strijd om kunst te maken, maar een en dezelfde criticus maakt je keer op keer met de grond gelijk.

De zowel maatschappijkritische als geestige groepen Wunderbaum en Theaterhaus Jena gebruiken het hondenpoepincident om op een wonderlijke manier een vertelling neer te zetten over het maken van een voorstelling en alles wat daarbij komt kijken, van het eerste idee tot de uiteindelijke uitvoering.

Brieven

Op zes stoelen die maar een paar meter verwijderd staan van de eerste rij, nemen zes spelers plaats achter microfoons die hun stemgeluid versterken. Ze hebben allemaal een pak papier in de hand. Het zijn de uitgedraaide e-mails die vijf spelers en een gastdanseres elkaar hebben geschreven gedurende het maakproces van een voorstelling die het hondenpoepincident tot onderwerp heeft.

Elke schrijver leest zijn eigen brieven voor. De belangrijkste rode draad is de chronologie: de voorleessessie komt aanvankelijk over als een soort voorgelezen briefroman, waarvan de datum bepaalt wanneer een brief aan de beurt is. Maar regisseur Walter Bart laat de spelers niet alleen lezen. Ze acteren ook met hun gezicht, met hun handen. Ze reageren op elkaar, zijn boos, blij, verontwaardigd, geschokt, geïrriteerd.

Kwetsbaarheid

Op het eerste gehoor zijn het nogal koddige, triviale epistels. Maar wanneer je beter luistert, klinken alle twijfels en irritaties, maar ook de kracht en de creativiteit van de makers er doorheen. Ze gaan over de onzekerheid van theatermakers, hun kwetsbaarheid, over de neiging weg te lopen, niet te komen opdagen op repetities. Over het maakproces niet meer zien zitten, over het weigeren iets te doen, over het eisen iets te mogen doen.

Repetitieproces

Al is het incident met de choreograaf en de negatieve criticus het schijnbare onderwerp, in werkelijkheid gaat De hondenpoepaanval over een heel scala aan onderwerpen die tamelijk onvermijdelijk zijn tijdens het maak- en repetitieproces van een theatervoorstelling. Het smeden tot één geheel van alle losse spelers. Het elkaar leren vertrouwen en op elkaar leren bouwen. De onzekerheid over het eigen talent, ontstaan door wat de kranten schrijven. De onderlinge irritaties, de verliefdheden. Het lief doen tegen elkaar, maar achter elkaars rug negatief zijn. De angst voor slechte kritieken.

Terwijl aanvankelijk lijkt alsof ze stuk voor stuk gewoon hun mails voorlezen, krijgen de personages al snel een eigen karakter. Pina Bergemann lacht over alle onzekerheden heen. Nikita Buldyrski experimenteert onhandig met creativiteit. Henrike Commichau durft niet goed te zeggen wat ze echt vindt. Danseres Linde Decron is bloedserieus. Leon Pfannenmüller worstelt met trauma’s uit het verleden. Anna K. Seidel is een strak aangebonden maker die twijfelt aan haar motivatie om hier bij te zijn.

Droste-effect

Halverwege de voorstelling kantelt opeens de vertelling. Dat is een verrassing, die moeten we hier niet verklappen. En dan komt er nog een, en dan nog een, wat De hondenpoepaanval het Droste-effect geeft van een voorstelling-in-een-voorstelling-in-een-voorstelling. Grappig en origineel, maar ook volstrekt serieus. Zo laat deze zowel ironische als ernstige voorstelling zien wat theatermakers allemaal moeten overwinnen en doorstaan om uiteindelijk tot een product te komen.

De hondenpoepaanval wordt Duits gesproken, met Nederlandse boventiteling.

 

Concept: Wunderbaum
Choreografie: Edoardo Cino
Scenografie: Maarten van Otterdijk
Kostuum: Carolin Pflüger
Nederlandse vertaling: Andrea de Koning

Kunst / Reportage
special: Galerie Ron Mandos 25 jaar – A Celebratory Exhibition
25 Years of Galerie Ron Mandos - Photo by Benjamin Vanderveen - Shot Number -6Benjamin van der Veen

Een feestje aan de gracht

Galerie Ron Mandos bestaat 25 jaar. Dat willen ze laten weten ook. Het is feest! En wij willen meedoen, want het is een van de meest interessante en dynamische galeries in Amsterdam. De galerie vertegenwoordigt tal van bekende en minder bekende kunstenaars. Uit binnen- en buitenland en ín binnen- en buitenland. Op grote beurzen en in hun eigen galerie aan de Prinsengracht.

 

Diversiteit qua namen, stijlen en landen

Grote namen komen voorbij, zoals Katinka Lampe, Atelier Van Lieshout, Erwin Olaf, Isaac Julien, Remy Jungerman en ga zo maar door. Verschillende stijlen en media worden geëxposeerd en verkocht. Zoals keramiek, nieuwe media, films en installaties, foto’s, schilderijen, beeldhouwwerken en designs. De kunstenaars komen uit de hele wereld: uit Amerika, Curaçao, Australië, Oostenrijk, Maleisië en Slowakije. Ook zijn er kunstenaars aanwezig uit België en Nederland, zowel jong als oud.

Het begint allemaal in Mandos’ eigen huis in Rotterdam. Hij heeft van de bekende Vlaamse curator Jan Hoet afgekeken hoe het anders kan: kunstenaars die in particuliere woningen (Chambres d’Amis, in Gent) hun werk tonen. Nog steeds is de galerie geen standaard witte ruimte, maar groot, transparant en open naar de gracht; mensen kunnen langs lopen en naar binnen kijken.
Eenmaal binnen, kunnen ze zich laten verrassen. Je kunt de kunstwerken van álle kanten, of eens van een andere kant bekijken. En er eventueel met andere bezoekers over praten.

Dialoog

Dat laatste kun je bijvoorbeeld doen tijdens de opening van A Celebratory Exhibition, waar de 36 kunstenaars die Ron Mandos vertegenwoordigt elk twee nieuwe werken tonen. Muziekstukken, die iedere kunstenaar mocht uitzoeken, zorgen voor de samenhang tussen de tentoongestelde werken. Een werk dat inspireert bij het scheppingsproces. Door middel van QR-codes zijn ze te beluisteren.

Wat valt er zoal te zien? Werk van Levi van Veluw en Hans Op de Beeck. Van eerstgenoemde is t/m 25 augustus 2024 een fraaie tentoonstelling te zien in Singer Laren, van Hans Op de Beeck is momenteel ook kunst te zien in Kunsthal KAdE te Amersfoort (nog t/m 28 juli 2024). Of twee glazen vazen met scherven erin van Bouke de Vries. Gebroken kunst die hij weer heeft opgebouwd. Of mediakunst van Geert Mul (Twilight in color). Maar evenzogoed niet-westerse kunst, zoals de geometrische abstractie van de Zuid-Koreaanse kunstenaar Wonkun Jun (Untitled 1). Gekleurde vlakken die ratio en gevoel samenbrengen.

Dat alles in de galerie aan de Prinsengracht: een dialoog tussen de beschouwer en de kunstwerken én, als je geluk hebt, een gesprek met een verzamelaar of kunstenaar.

Theater / Voorstelling

Aanklacht tegen de oorlog vanuit vrouwelijk perspectief

recensie: Klytaimnestra – Stan/Olympique Dramatique & Toneelhuis
2Q5A6733Herman Sorgeloos

Wij (het publiek) gaan nu naar háár kant van het verhaal luisteren, zegt koningin Klytaimnestra. Misschien dat we dan haar bloedige wraak op haar man Agamemnon begrijpen. Want oorlog: dat is een verhaal over mannenmoed, bloedvergieten, moorden en verkrachten.

Tijd voor de versie van alle vrouwen die daarbij onder de voet worden gelopen, in een ingewikkelde vertelling rond de Trojaanse oorlog, gebracht door een collectief van STAN, Olympique Dramatique & Toneelhuis.

Klytaimnestra wacht op de terugkeer van haar man Agamemnon. Hij won de oorlog tegen de Trojanen, ten koste van de ondergang van Troje. Klytaimnestra (Maria Skoula) is niet zomaar kwaad: ze is wanhopig, wraakzuchtig, de blik vol ijzige haat. Agamemnon zal ervan lusten, als hij terugkomt. Want om deze oorlog succesvol te kunnen voeren, moest hij vóór vertrek hun dochter Iphigenia offeren, vermoorden dus, om de godin Artemis gunstig te stemmen.

Moord op Iphigenia

Zonder basiskennis over de Trojaanse oorlog is deze vertelling niet te volgen, dus eerst maar even een mini samenvatting. Aanleiding voor die oorlog is de ontvoering van de schone Helena. Zij is de vrouw van Menelaos, de koning van Sparta. De Trojaanse prins Paris heeft Helena ontvoerd naar Troje. Dat kan Menelaos natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Hij roept de hulp in van zijn broer Agamemnon, koning van Mycene, om samen ten strijde te trekken tegen Troje. Maar omdat het oneindig windstil blijft, kunnen de Griekse schepen niet naar Troje varen.

Agamemnon belooft daarop aan Artemis, godin van de jacht, zijn dochter Iphigenia te offeren, als Artemis het zal laten waaien. Zijn vrouw Klytaimnestra is niet in de deal gekend, is totaal kapot door de dood van haar dochter en zweert wraak. Wanneer Agamemnon na tien jaar oorlog als overwinnaar terugkeert, is het eindelijk Klytaimnestra’s tijd.

We kennen het verhaal vooral dankzij Aischylos’ trilogie Oresteia (457 voor Christus). Deze Klytaimnestra is een bewerking van het eerste deel ervan. En de koningin laat nu eens de vrouwelijke kant zien van de verschrikking die oorlog heet.

Grieks strand

Scenograaf Thomas Walgrave maakt van het verder lege podium in een kaal toneelhuis een soort arena met in het middel een cirkel van zand. Het is het strand vanaf waar de schepen uitzeilen, maar het is ook de Griekse aarde. Vanaf die plek spreekt Klytaimnestra aan het begin van de voorstelling haar publiek toe.

Zij wil het andere verhaal vertellen. Dat van de vrouwen. Die zomaar hun dochter geofferd zien om een oorlog te kunnen beginnen. Wier man tien jaar wegblijft, om terug te komen met een buitgemaakte minnares in hun kielzog. Die man zou de held zijn?! Welnee, hij is een klootzak. De vrouwen zijn het slachtoffer. En de koningin zal gerechtigheid halen.

Schimmenrijk

Wat volgt is een tamelijk onevenwichtige voorstelling, waarin acteurs beurtelings Grieks, Engels en Belgisch-Nederlands spreken, voorzien van Nederlandse boventiteling. De teksten zijn een mengelmoes van de Griekse teksten van Aischylos, de Engelse vertaling door Ted Hughes (1999) en de Nederlandse Bloedbad-vertaling van Gustav Ernst (2004).

De voorstelling begint in schemerduister van het schimmenrijk, het hiernamaals, met alleen licht hoog in de toneeltoren. Iphiginea – die gedurende de hele voorstelling op het podium aanwezig blijft – dans, rent, vecht. Zij verzorgt ook het enige licht: draagbare lampjes, die ze voortdurend verplaatst. Dan kondigt de heraut de terugkeer van Agamemnon aan.

Afstand tot personages

Lastig is dat het verhaal eigenlijk alleen wordt verteld, en bijna niet wordt gespeeld, niet wordt uitgebeeld. Daardoor wordt de voorstelling statisch, er ontstaat onvermijdelijk afstand tot de ellende van de personages. Wat mist, is bijvoorbeeld uitleg over wie-wie is: welk personage is aan het woord? Zo vertegenwoordigt een hele zwik acteurs Klytaimnestra, en is er een koorachtig gezelschap dat commentaren levert. Wanneer je het verhaal niet goed kent, wordt het zo echt lastig te volgen.
Regisseur Jolente De Keersmaeker mist zo de kans om haar insteek, de kant van de vrouwen, een duidelijke focus te geven, helderheid te verlenen.

Oogverblindend mooi

Niettemin zitten er in deze voorstelling een aantal memorabele, oogverblindend mooie, en zelfs geestige momenten. Zoals de opkomst van Agamemnon (Stijn Van Opstal) op een – Trojaans – houten paard waar overheen de Trojaanse zieneres Kassandra is gedrapeerd. Hoogtepunt van de voorstelling is Agamemnon die in een heuse badkuip na tien jaar eindelijk een bad neemt, waarbij symbolisch tien jaar stront en bloed van zijn lijf worden geweekt.

Stijn Van Opstal zet Agamemnon imposant, lomp en ijzingwekkend sterk neer. Hij verwoordt de mannelijke arrogantie, het totale gebrek aan mannelijke empathie met de vrouwen. Sara Haeck speelt met grote gebaren diverse vrouwenrollen met fraai cynisme, schimpend, snerend. Mooi is ook de tragische en wanhopige zieneres Kassandra van Gustavo Gláuber, die jammerend diens voorspellingen ziet uitkomen.

De acteurs zijn gehuld in alles van geïmproviseerde toga’s die bijeen worden gehouden door touwen en veiligheidsspelden tot sportbroekjes en trainingsjacks. De soundscape bestaat goeddeels uit muziek, van hardrock tot opera.

Aanklacht tegen oorlog voeren

Sinds het begin van de oorlogen in Oekraïne en Palestina is in de Nederlandse theaters hiermee minstens de derde voorstelling te zien op basis van de klassiek-Griekse teksten over de Trojaanse oorlog. Dood Paard bracht Women in Troy, as told by our mothers (2022), Toneelschuur Producties kwam met Huis van Troje. En nu dus deze Klytaimnestra. Drie aanklachten tegen oorlog voeren. Drie keer vanuit vrouwelijk perspectief. Oorlog voeren is duidelijk een mannendingetje.

 

Tekst: Aischylos, Ted Hughes, Gustav Ernst
Kostuums: Rachid Laachir
Scenografie en licht: Thomas Walgrave
Geluid: Jeroen Kenens