Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Het roofdier is weer vrij

recensie: Hoge Bomen – Bellevue productie/Het Nationale Theater
Hoge Bomen - © Juliette de Groot - Bellevue _ HNT 1Juliette de Groot

‘Waarom moet jij weer dingen maken? Waarom kun je niet gewoon onzichtbaar blijven?’ Aldus actrice Leyla, #MeToo-slachtoffer tegen regisseur Sven, de man die haar belaagde. In de interessante lunchvoorstelling Hoge Bomen van Het Nationale Theater/Bellevue producties staat de vraag centraal of een gecancelde ‘dader’ ooit weer terug kan en mag komen in zijn oude beroep.

Nu het ergste stof is neergedaald rond de storm van #MeToo-kwesties, nu er gedragsregels zijn opgesteld om herhaling te voorkomen, schuift schrijver Koen Caris in Hoge Bomen een gestrafte, gecancelde dader naar voren. Mag een #MeToo-dader ooit nog een podium krijgen, een voorstelling maken? En zo ja: onder welke voorwaarden? En wat doet zo’n terugkeer met de slachtoffers?

Vieze vingers

Caris voert in Hoge Bomen de gevierde regisseur Sven op. Alom geloofd en geprezen om zijn werk, maar achter de schermen een hork, die bovendien met zijn vieze vingers aan spelers zat. Onder anderen aan actrice Leyla, met wie hij zelfs een relatie had; al was die totaal ongelijkwaardig, begrijpen we.

Op het moment dat de voorstelling begint, is het vier jaar geleden dat Sven aan de schandpaal werd genageld wegens seksueel geweld. Best lang alweer, vindt Sven zelf. Hij heeft besloten dat hij een voorstelling wil maken over zijn daden en de nasleep ervan. Maar dan wel met goedkeuring en zelfs met medewerking van zijn slachtoffers. Hij klopt aan bij de zwaar getraumatiseerde, afwerende Leyla om haar dit plan voor te leggen.

Grenzen

Dat bezoek gaat gepaard met allerlei, zeer herkenbare, gedragsregels die naar aanleiding van #MeToo zijn opgesteld. Gedragsregels die potentiële slachtoffers in de gelegenheid moeten stellen hun grenzen aan te geven.
Sven verschijnt voor Leyla’s deurbelcamera: ‘Het spijt me dat je mij moet zien’. Vraagt expliciet om toestemming om binnen te mogen komen; maar hij haalt bij binnenkomst tegelijkertijd met een vies gezicht zijn neus op, alsof het in het huis van Leyla stinkt. Hij moet verplicht de deur openlaten om te voorkomen dat zij zich opgesloten of in het nauw gedreven zal voelen, maar hij onderhandelt over hoe vér die deur open moet blijven.

Neerbuigend

Raygin Fullinck, een jaar geleden afgestudeerd aan de regieopleiding, laat dader Sven (Bram Coopmans) zijn schijnbaar vriendelijke teksten veelal spelen met een vileine onderstroom in mimiek en lichaamstaal.
Coopmans is zeer fascinerend als de regisseur die zijn agressie en zijn libido niet in de hand had. Meteen tijdens zijn eerste pogingen om slachtoffer Leyla te benaderen, geeft Coopmans Sven een arsenaal aan glimlachjes en blikken mee die verglijden van meewarig, cynisch en sarcastisch tot neerbuigend. Hij fleemt, slijmt. Het mooie daaraan is dat je als toeschouwer denkt: ik geloof er niks van dat deze man zijn lesje heeft geleerd. Hij is nog even manipulatief als toen hij in de fout ging. Hij heeft zich alleen het deemoedige vocabulaire aangeleerd dat het roofdier moet bezigen om nog aan de bak te kunnen komen.
Door deze tweeslachtigheid wordt de vraag of Sven ook maar íéts heeft geleerd van zijn neergang, en van de jaren waarin hij niet heeft kunnen werken. Hij vindt nog steeds dat hij deze vrouw mag domineren.

Ongenuanceerd kwaad

Soumaya Ahouaoui als Leyla heeft helaas een te klein palet aan kleuren om een heel genuanceerd personage neer te zetten. Wat betreft haar lichaamstaal, maar vooral: voor wat betreft haar stemgebruik. Ze is eigenlijk de hele voorstelling boos, agressief, gefrustreerd. De beweging moet vooral komen uit haar armen en uit haar vooruitgestoken nek. Het volume van haar stem varieert weinig. Mogelijk verkiest regisseur Fullinck niet méér emoties voor het personage van de belaagde actrice, maar heel geloofwaardig is dat niet: Leyla moet nu vier jaar verder zijn, en dan zou ze nog even ongenuanceerd kwaad zijn.

Bijten

Hoge Bomen is zowel een spel als een gevecht. Het decor (scenografie: Nina Kay) is een ruitvormige, knalrode verhoging, waarin je een podium of een boksring kunt zien. De spelers benaderen elkaar erop, of scheppen er juist afstand mee. Fraai is in de achterwand een boog van beeldschermen waarop onder anderen een vervaarlijk happende dobermann pinscher is te zien.

Het roofdier is weer vrij. De vraag is of het ooit zal begrijpen dat het nooit meer mag bijten. Als we de cynische ondertoon van de regisseur mogen geloven, valt dat te betwijfelen.

Tekst: Koen Caris
Dramaturgie: Kyra Mol
Scenografie: Nina Kay
Lichtontwerp: Floriaan Ganzevoort
Muziek: Jin Hoogerwerf

Theater / Voorstelling

Het roofdier is weer vrij

recensie: Hoge Bomen – Bellevue productie/Het Nationale Theater
Hoge Bomen - © Juliette de Groot - Bellevue _ HNT 1Juliette de Groot

‘Waarom moet jij weer dingen maken? Waarom kun je niet gewoon onzichtbaar blijven?’ Aldus actrice Leyla, #MeToo-slachtoffer tegen regisseur Sven, de man die haar belaagde. In de interessante lunchvoorstelling Hoge Bomen van Het Nationale Theater/Bellevue producties staat de vraag centraal of een gecancelde ‘dader’ ooit weer terug kan en mag komen in zijn oude beroep.

Nu het ergste stof is neergedaald rond de storm van #MeToo-kwesties, nu er gedragsregels zijn opgesteld om herhaling te voorkomen, schuift schrijver Koen Caris in Hoge Bomen een gestrafte, gecancelde dader naar voren. Mag een #MeToo-dader ooit nog een podium krijgen, een voorstelling maken? En zo ja: onder welke voorwaarden? En wat doet zo’n terugkeer met de slachtoffers?

Vieze vingers

Caris voert in Hoge Bomen de gevierde regisseur Sven op. Alom geloofd en geprezen om zijn werk, maar achter de schermen een hork, die bovendien met zijn vieze vingers aan spelers zat. Onder anderen aan actrice Leyla, met wie hij zelfs een relatie had; al was die totaal ongelijkwaardig, begrijpen we.

Op het moment dat de voorstelling begint, is het vier jaar geleden dat Sven aan de schandpaal werd genageld wegens seksueel geweld. Best lang alweer, vindt Sven zelf. Hij heeft besloten dat hij een voorstelling wil maken over zijn daden en de nasleep ervan. Maar dan wel met goedkeuring en zelfs met medewerking van zijn slachtoffers. Hij klopt aan bij de zwaar getraumatiseerde, afwerende Leyla om haar dit plan voor te leggen.

Grenzen

Dat bezoek gaat gepaard met allerlei, zeer herkenbare, gedragsregels die naar aanleiding van #MeToo zijn opgesteld. Gedragsregels die potentiële slachtoffers in de gelegenheid moeten stellen hun grenzen aan te geven.
Sven verschijnt voor Leyla’s deurbelcamera: ‘Het spijt me dat je mij moet zien’. Vraagt expliciet om toestemming om binnen te mogen komen; maar hij haalt bij binnenkomst tegelijkertijd met een vies gezicht zijn neus op, alsof het in het huis van Leyla stinkt. Hij moet verplicht de deur openlaten om te voorkomen dat zij zich opgesloten of in het nauw gedreven zal voelen, maar hij onderhandelt over hoe vér die deur open moet blijven.

Neerbuigend

Raygin Fullinck, een jaar geleden afgestudeerd aan de regieopleiding, laat dader Sven (Bram Coopmans) zijn schijnbaar vriendelijke teksten veelal spelen met een vileine onderstroom in mimiek en lichaamstaal.
Coopmans is zeer fascinerend als de regisseur die zijn agressie en zijn libido niet in de hand had. Meteen tijdens zijn eerste pogingen om slachtoffer Leyla te benaderen, geeft Coopmans Sven een arsenaal aan glimlachjes en blikken mee die verglijden van meewarig, cynisch en sarcastisch tot neerbuigend. Hij fleemt, slijmt. Het mooie daaraan is dat je als toeschouwer denkt: ik geloof er niks van dat deze man zijn lesje heeft geleerd. Hij is nog even manipulatief als toen hij in de fout ging. Hij heeft zich alleen het deemoedige vocabulaire aangeleerd dat het roofdier moet bezigen om nog aan de bak te kunnen komen.
Door deze tweeslachtigheid wordt de vraag of Sven ook maar íéts heeft geleerd van zijn neergang, en van de jaren waarin hij niet heeft kunnen werken. Hij vindt nog steeds dat hij deze vrouw mag domineren.

Ongenuanceerd kwaad

Soumaya Ahouaoui als Leyla heeft helaas een te klein palet aan kleuren om een heel genuanceerd personage neer te zetten. Wat betreft haar lichaamstaal, maar vooral: voor wat betreft haar stemgebruik. Ze is eigenlijk de hele voorstelling boos, agressief, gefrustreerd. De beweging moet vooral komen uit haar armen en uit haar vooruitgestoken nek. Het volume van haar stem varieert weinig. Mogelijk verkiest regisseur Fullinck niet méér emoties voor het personage van de belaagde actrice, maar heel geloofwaardig is dat niet: Leyla moet nu vier jaar verder zijn, en dan zou ze nog even ongenuanceerd kwaad zijn.

Bijten

Hoge Bomen is zowel een spel als een gevecht. Het decor (scenografie: Nina Kay) is een ruitvormige, knalrode verhoging, waarin je een podium of een boksring kunt zien. De spelers benaderen elkaar erop, of scheppen er juist afstand mee. Fraai is in de achterwand een boog van beeldschermen waarop onder anderen een vervaarlijk happende dobermann pinscher is te zien.

Het roofdier is weer vrij. De vraag is of het ooit zal begrijpen dat het nooit meer mag bijten. Als we de cynische ondertoon van de regisseur mogen geloven, valt dat te betwijfelen.

Tekst: Koen Caris
Dramaturgie: Kyra Mol
Scenografie: Nina Kay
Lichtontwerp: Floriaan Ganzevoort
Muziek: Jin Hoogerwerf

Kunst / Expo binnenland

Pracht, praal en propaganda

recensie: Remco Beckers - Bourgondiërs in Limburg
Campagnebeeld basis liggend zonder© Limburgs Museum

Drie hertogen, drie karakters, één tentoonstelling. De expositie Bourgondiërs in Limburg in het Limburgs Museum in Venlo draait om ‘pracht, praal en propaganda’ – zoals een tekst in de eerste nis stelt. Of, volgens een reclamespotje op radio en tv, om ‘intrige, macht en feesten’. Daar lusten veel mensen wel pap van, blijkt uit de rijen voor de kassa’s.

Die pracht, praal en propaganda slaan op Filips de Goede (1396-1467). Hij is de eerste van de drie hertogen die voorbijkomen: Filips de Goede, Karel de Stoute (1433-1477) en Maria de Rijke (1457-1482).

Gordijn om nis – © Limburgs Museum

Filips de Goede en zijn Banket van de Fazant

Van Filips de Goede hangt er een portret naar Rogier Van der Weyden. Daaronder ligt een vliesketting van prinses Beatrix. Filips de Goede was namelijk de stichter van de Orde van het Gulden Vlies. Prinses Beatrix werd in 1985 tijdens een staatsbezoek aan Spanje met deze orde onderscheiden.

Opvallend is een gordijn om een van de volgende nissen. Het gordijn is duidelijk geïnspireerd op zo’n vliesketting en munten uit de Bourgondische tijd. Complimenten voor Lies Willers, de ontwerper van de tentoonstelling. Hetzelfde geldt voor het grafisch ontwerp van Studio Berry Stok en de props van Sindy Buissink op de bankettafel.

Het gordijn hangt om de tafel die het beroemde Banket van de Fazant (1454) in Lille verbeeldt. Er liggen bijvoorbeeld wafels op, maar dan zonder het wapen van Filips de Goede zoals hij het graag zag. Om de hoek hangt zo’n wafelijzer met zijn wapen.

Reliekhouder Karel de Stoute – © Trésor de Liège

Karel de Stoute: tussen harnas en reliek

Na Filips de Goede komt krijgsheer Karel de Stoute aan de macht. Niet voor niets is er een zaal met harnassen en wapenborden om dit te benadrukken. Ook hangt er van hem een portret (ca. 1500), mét Gulden Vliesketting.

Maar Karel de Stoute was behalve krijgslustig ook vroom. Voor het eerst in Nederland is hier een reliekhouder (1467-1471) van hem te zien, gemaakt door Gérard Loyet. Deze houder met St. Lambertus is fraai uitgelicht in een donkere nis met banken. Daarop kun je als bezoeker gaan zitten om de uitvoerige audiotour te beluisteren.

Maria de Rijke en de Limburgse identiteit

Het laatste deel van de tentoonstelling is erg boeiend. Daarin staat Maria de Rijke centraal. Zij was, in tegenstelling tot haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk, geliefd bij het volk. Haar verhaal is kort, want ze overleed al op 25-jarige leeftijd. Al is ze opgenomen in de Canon van Nederland, mede omdat ze na Karel de Stoute door het zogenaamde Groot Privilege de rust deed weerkeren. Zo legde ze de basis voor de Nederlandse staatsinrichting. Maximiliaan schafte overigens na haar dood het Groot Privilege weer af.

Maria van Bourgondië, Niklas Reiser, ca 1500, Kunsthistorisches Museum Wien, Gemäldegalerie – © KHM-Museumsverband

Maar de aandacht in deze zaal gaat vooral uit naar de zoektocht naar een eigen ‘Limburgse identiteit’ in de schone kunsten. Een van de interessantste onderdelen van de door Remco Beckers samengestelde expositie. In wezen gaat het om een mix van Brabantse, Gelderse en Luikse invloeden. Die uiten zich in gedrongen figuren, ovale gezichten en gestileerd haar. De voorbeelden die worden getoond, zoals De boom van Jesse (ca. 1500), laten dit duidelijk zien.

Bart Van Loo heeft het er in zijn boek Stoute schoenen al over dat de wieg van de Nederlandse schilderkunst in Gelre stond (Nijmegen met de gebroeders Van Lymborch). Dit breidde zich uit naar Zutphen, de Veluwe, Noord- en Midden-Limburg (Roermond) en naar wat later het hertogdom Kleef werd. Van Loo is met zijn boeken over de Bourgondiërs de grote inspiratiebron voor deze tentoonstelling.

In diezelfde zaal komt ook de positie van vrouwen aan bod, een thema dat na de vroege dood van Maria de Rijke (1482) aan het eind van de Bourgondische tijd meer aandacht kreeg. De tentoonstelling besteedt onder meer aandacht aan de begijnen en het dagelijks leven. Want dat was er na(ast) alle pracht, praal en propaganda natuurlijk ook. Ook in Bourgondisch Limburg.

Een grote, evenwichtig samengestelde tentoonstelling met topstukken die de Bourgondische tijd tot leven brengen – sommige voor het eerst in Nederland te zien.

Theater / Voorstelling

Als de draad van Ariadne

recensie: Zachtop lachen – Kobratheater
Zachtop lachenAnnemieke van der Togt

Deze recensie verschijnt in medias res; de première van het toneelstuk Zachtop lachen ligt al enige tijd achter ons, maar de dernière is pas op 21 december 2025 in Maastricht. Tijd genoeg dus om nog een bezoekje aan de sterke voorstelling te plannen. En het gelijknamige boek waarop het is gebaseerd, van Malou Holshuijsen – ook op deze site besproken – erbij te pakken.

Esther Scheldwacht (Het Nationale Theater) bewerkte het boek en regisseerde de voorstelling met slechts drie personages: Malou (gespeeld door Emma Buysse), haar psychiater (geacteerd door Kees Hulst) en haar jeugdvriendin Madé (Minouk Beekman, tevens akoestische en elektrische gitaar en zang).

Malou en Indië

Malou is een vrouw die lijdt aan PTSS, angststoornissen en waarschijnlijk ook nog eens baarmoederhalskanker. Voor de psychische aandoeningen is ze onder behandeling van een psychiater, die haar EMDR-therapie geeft. Geslaagd of niet? Voor een antwoord moet je het stuk zien of het boek lezen.

De zetting op toneel is een steriel witte, halfronde bank met hoge rug waarin een lichtbalk is aangebracht (decor van Lidwien van Kempen). Fel licht, dat niet altijd fijn is voor de ogen. Slechts een keer baadt de bank in warm licht (ontwerp van Yuri Schreuders). Namelijk op het moment dat het gaat over het Indië van oma Helana (zeg niet Indonesië, meent ze). Zij zat in een jappenkamp.
Een achtergrond die een grote rol speelt in het intergenerationele verhaal en in de stilte over dat verleden. Er vallen ook geladen stiltes in de opvoering, en de grappen die Malou tegen de psychiater maakt, zijn in de toneelbewerking minder nadrukkelijk aanwezig dan in het boek.

In de zaal wordt slechts een keer echt uitbundig gelachen. Op het moment namelijk dat Malou op de vraag van de psychiater wat ze zou doen als ze alles wist, antwoordt: ‘Meedoen met De slimste mens’. Verder wordt er zachtop gelachen, zoals oma in het boek doet in de ambulance op weg naar het ziekenhuis, ‘een lachje, zachtop’. Alleen wanneer Malous vier jaar jongere broer oma voor de voeten werpt dat ze toch wel vier jaar vakantie heeft gehad in een kamp, schatert ze het uiteindelijk uit. Alles weglachend, zoals Malou grappen maakt.

Madé en het muziekontwerp

Bijzonder treffend is het muziekontwerp van Moos de Walle, met dank aan Lucky Fonz III. Zoals de tekst van de drie spelers werkt als recitatieven (verhalende gedeeltes) in bijvoorbeeld de passionen van Joh. Seb. Bach, zo werken de gitaarmuziek en zang van Madé als aria’s (reflecties op de tekst).
Verder ondersteunt musique concrète (geluiden uit de werkelijkheid, zoals van treinen, omroepberichten op een perron) het geladen verhaal.

Een verhaal dat zich ontvouwt als een draad van Ariadne, zoals Madé aan het begin van het stuk al breiend op het podium zit en al breiend rondloopt. Ze breit iets roods, de kleur van zowel gevaar als de liefde. Die dubbelslag zit in het stuk en wordt ook door Kees Hulst invoelend over het voetlicht gebracht.

Een knappe bewerking, kortom, gespeeld door drie ijzersterke acteurs. Ga!

Indieupdate 10
Muziek / Album

Indie in veel smaken

recensie: Indie-update volume 10
Indieupdate 10

Niet dat er geen indiemuziek gemaakt werd in de afgelopen jaren, maar na bijna drie jaar is hier een nieuwe indie-update. Het kwam er gewoon niet van en niemand anders had het tot hiertoe al besproken. Drie albums in mooie, verschillende smaken. I Am Oak brengt na zes jaar weer een album vol verstilde liedjes. Het livealbum van Bywater Call laat een krachtig rootsrockgeluid op ons los. De kleine en rustige liedjes van Kurt Efting schuren tegen het americana-genre aan.

De drie albums die deze keer tegen het licht worden gehouden, vergen nauwelijks gewenning om ervan te gaan houden. Dat is makkelijk gezegd natuurlijk, maar als het genre je aanspreekt, dan kan je bijna niet om de kwaliteit van deze drie onafhankelijken heen. De kwaliteit springt direct uit de boxen.

I Am Oak

Wie de formatie I Am Oak al jaren volgt, heeft al zo’n zes jaar moeten wachten op nieuwe muziek. De eenmansformatie van Thijs Kuijken heeft tijdens de coronatijd wel een teken van leven laten horen in de vorm van een dubbel-lp Odd Seeds, waarop veel van zijn muziek in een ander jasje werd gestoken, maar echt nieuwe muziek bleef lang uit. Time Drifts is zijn zevende studioalbum, wederom opgenomen in zijn huisstudio. Deze keer krijgt hij hier en daar hulp van een collega-muzikant, maar voor het merendeel is de multi-instrumentalist/zanger zelf aan het werk. Kwaliteit staat bij I Am Oak altijd voorop in de muziek. Je wordt getrakteerd op heerlijke liedjes die ertoe doen en uitnodigen om veel meer geluisterd te worden. Niet één voor één, maar gewoon het hele album op repeat in de speler. Nu heeft I Am Oak nog geen enkel album gemaakt dat niet in je hart ging zitten, zo ook deze nieuweling. Er valt dan ook niet veel in negatieve zin aan te merken op dit album, of het zou de hoes moeten zijn met de collage met de gekleurde ‘eieren’ die de kunstmatigheid niet kunnen overstijgen. Hier zou een AI-programma wellicht iets beters mee gedaan kunnen hebben.

Bywater Call

De Canadese formatie Bywater Call heeft inmiddels zo’n drie studioalbums op haar naam staan, die alle even onderhoudend klinken. De southern soul/rootsrock die deze band maakt, heeft de weg inmiddels wel gevonden naar de liefhebbers. Nu de zevenkoppige band inmiddels vele kilometers heeft afgelegd en zo’n 140 shows in tien verschillende landen heeft gegeven in het afgelopen jaar, is het tijd om dat podiumgeweld vast te leggen op een cd om met de wereld te delen. Wie ze ook live wil zien, kan ze tegenkomen in Nederland, Duitsland, Zwitserland, Spanje, Frankrijk en Engeland, nog voordat december van dit jaar zal aanbreken. Wie Sunshine (Live 2024) op zich laat inwerken, zal – als je van de muziekstijl houdt – snel overtuigd zijn. Met echte livebeelden erbij zal de muziek nog meer tot leven komen. Naast spetteren weet Bywater Call ook zonder meer de gevoelige snaar te raken. Luister bijvoorbeeld naar het prachtige ‘Bring Me Down’, dat in zo’n tien minuten alle kanten op gaat en het hele palet van Bywater Call laat horen. De zang van Meghan Parnell speelt naast de gitaar van Dave Barnes een hoofdrol. Het vleugje trompet van Stephen Dyte is zalig en niet overheersend. De uitgesponnen versie van het Stephen Stills nummer ‘Love The One You’re With’ mag hier een eervolle vermelding krijgen. Wat een hitte straalt hier uit de boxen bij het lange instrumentale tweede deel!

Kurt Efting

Voor velen zal Kurt Efting een nieuwe naam zijn, zo ook voor uw recensent. Toch is De taal van het hart zijn derde studioalbum – zo is te lezen in de bijgaande brief bij het album. Als we even wat verder lezen, is helder waarom dit album wellicht wat meer aandacht zou kunnen krijgen. BJ Baartmans speelt mee en het album is opgenomen in zijn eigen Wild Verband-studio samen met bekenden als Harry Hendriks en gastzangeres Rosanne Alderliefste. De laatst voornoemde maakt daardoor van ‘Dronken hart’ een van de pareltjes van dit Nederlandstalige album. Alle liedjes zijn geschreven door Efting zelf. Efting speelt gitaar en zingt op een muzikaal bedje van drums, bas, piano, hammondorgel, Wurlitzer en gitaren. Zo vallen de teksten netjes in de plooi onder een fraaie begeleiding. Wie houdt van Nederlandstalige liedjes in het rustige genre, met teksten die diepgang hebben, is bij Efting aan het juiste adres. De zeer ervaren begeleiders bij deze fijne liedjes maken het luisteren naar De taal van het hart een genot dat zich wat vaker zal herhalen. Zo ontdek je steeds meer details en neem je de teksten dieper op in je hart.

Kunst / Expo binnenland

Dialoog tussen twee meesters

recensie: Eugène Brands en Gabriel Lester - Mysterious Universe
VBVD-MysteriousUniverse-Zaaloverzicht-DSC06873© Arabella Coebergh

In het boekje bij Mysterious Universe, samengesteld door Eliane Odding voor museum van Bommel van Dam in Venlo, staan drie woorden waar alles om draait: leegte, stilte en verwondering. Precies die begrippen vormen ook de kern van het werk van Eugène Brands (1913-2002), geëxposeerd in een prachtige zetting van Gabriel Lester (1972), die soms aan het hemelgewelf doet denken.

Dat idee wordt bevestigd in de twee filmportretten over beide kunstenaars, die aan het begin worden vertoond. Lester zorgt ervoor dat de gouaches, schilderijen, tekeningen, collages en assemblages van Brands optimaal tot hun recht komen – op een fraaie, originele manier. In één zaal hangen de kunstwerken zelfs los in de ruimte.

Leegte/ruimte

Het woord ‘leegte’ laat zich ook vertalen als ‘ruimte’: zowel in de titel van de tentoonstelling (ontleend aan enkele gouaches van Brands uit een privécollectie) als de ruimte waarnaar Lester in het filmportret van Simone de Vries (Hollandse meesters in de 21e eeuw) zegt te zoeken.

Beiden willen voorbij de concrete, materiële wereld denken. Daarom zijn de verfstreken van Brands ook zo (ver)dun(d) opgebracht – luchtig en immaterieel. Hij werkt lang niet altijd met contouren, Zelfportret (1994) daargelaten. De kleuren zijn meestal teer, met uitzondering van de rode accenten op bijvoorbeeld Red Sock: Mankind Surrounded by the Deep Darkness of the Universe (1996), of in een rood servet of een rode deksel op een van zijn collages en assemblages.

Stilte

Vallende maan – © Minted Media

Met name in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen Eugène Brands in Zandvoort woonde, komt de stilte van de omgeving van de duinen en de zee duidelijk tot uitdrukking in zijn werk. Hij keerde zich dan ook al snel af van de kunst van de CoBrA-beweging, waartoe hij in 1949 wordt gerekend, na een door Willem Sandberg georganiseerde groepstentoonstelling met Appel, Constant en Corneille in het Amsterdamse Stedelijk Museum.

Brands richtte zich liever op de schilderijen van Paul Klee en Marc Chagall. Op Vallende maan (1951) zien we bijvoorbeeld de voor Klee zo kenmerkende pijl terug. Het enige wat nog aan CoBrA doet denken, is de invloed van kindertekeningen, tot in het Huis bij nacht II (1994) aan toe. Brands werkte toen in een atelier aan de grens van Nunspeet. Het Noord-Veluws Museum organiseerde overigens in 2023 ook een grote tentoonstelling met werk van Brands.

Verwondering

Meeting – © Minted Media

Voor zowel Brands als Lester is de ruimte, het universum, een mysterie. De letter M op een gouache uit 1973 verwijst daarnaar: mysterie, magie, materie, Melkweg. Het museum in Venlo verwacht dat dit thema anno 2025 veel bezoekers zal aanspreken, ook jongeren. Hoe dan ook: de expositie is een totaalervaring die vooral op gevoelsniveau raakt. Of, zoals een vrijwilligster bij de ingang zegt: ‘Het is niet wetenschappelijk!’ Nee – twee meesters gaan hier op poëtische wijze met elkaar in gesprek, zoals de twee figuurtjes onder een boom in het maanlicht op Brands’ Meeting (1954). Voeg je als bezoeker bij dat gesprek en verwonder je. In stilte.

Boeken / Fictie

Koch wint (weer) literair terrein

recensie: Luchtplaats – Herman Koch
Luchtplaats – Herman KochUitgeverij Ambo|Anthos (boekcover openbaar)

He’s back!’ zou je kunnen uitroepen na het lezen van de nieuwste roman van Herman Koch. De o zo gevierde romancier die jaren terug pageturner na pageturner wist af te leveren, kon het lezerspubliek met een van zijn laatste romans (Het koninklijk huis) minder bekoren. Het frisse concept van Luchtplaats, over de driehoeksverhouding tussen een geslaagde schrijver, diens vrouw die werkzaam is bij de recherche en een schrijvende crimineel, is er een die getuigt van de kracht van originaliteit.

Inmiddels weet je gewoon waar Koch mee op de proppen komt. Zo zijn er genoeg verstoorde relaties aan te treffen in zijn romans en thrillers. Vaak betreft het families die naar de buitenwereld de schone schijn ophouden, maar duidelijk emotioneel failliet zijn. De personages van Koch gaan vrijwel altijd gebukt onder pijnlijke geheimen. Zodra je doorhebt dat een personage zich heeft gehuld in leugens en verraad, is het gewoon wachten op de gigantische clash die daarop zal volgen. Bovendien is Koch er niet de auteur naar om mededogen te tonen richting zijn personages. Menig karakter krijgt – zelfs als het al spreekwoordelijk op de grond naar adem snakt – nog een flinke trap na.

Familie stuk

In deze misdaadroman heeft Koch toch wel een verkwikkend idee geopenbaard: de hoofdpersoon is niemand minder dan een delinquent met schrijverstalent. Nu is het daadwerkelijk zo dat er schrijflessen plaatsvinden in gevangenissen en dat zelfs heuse schrijfgroepen geleid en ondersteund worden door ‘echte’ schrijvers. Niet alleen verhoogt dat vaardigheden als lezen en schrijven, het is ook nog eens een nieuwe vorm van creatieve therapie.

In Kochs nieuwe boek zijn er eigenlijk twee schrijvers: de gevestigde schrijver Simon Hanson en Derek L., een nogal moordzuchtige misdadiger. Koch doet ons bijna geloven dat het om een daadwerkelijke aspirant-schrijver in de bajes gaat, want op de titelpagina van het boek (voorafgaand aan hoofdstuk één) staat: ‘Veel leesplezier, je Derek L.’ Simon ontmoet deze boef tijdens een leesclub die een meisje van de bibliotheek heeft opgezet. Hij raakt meteen begeesterd door Dereks knap geschreven verhalen, waarvan er één met kop en schouders bovenuit steekt: het verhaal ‘Luchtplaats’. Simon, die min of meer lijkt mee te willen liften op Dereks succes, wil het verhaal laten publiceren. En dat niet alleen: hij staat erop dat Derek L. het in eigen persoon middels een boekpresentatie komt aanprijzen. En waar zal hij slapen? Juist, ‘gewoon’ bij de schrijver en zijn gezin thuis.

Oud zeer, nieuw zeer

Dat het plan van Simon niet helemaal uitpakt als gewenst, is meteen zonneklaar vanaf de eerste pagina van het boek. In lange overpeinzingen probeert hij zijn idee goed te praten, maar je weet dat er iets voor zal vallen in die drie dagen dat Derek L. – weliswaar met de nodige enkelband om en bewakers op de loer – met ‘weekendverlof’ gaat om zijn boek te promoten. Een andere zeer betrokkene is Hanna, de vrouw van Simon, met wie hij twee zoons heeft. Met een vrouw die werkt als rechercheur bij de Dienst Landelijke Recherche, een zeer deskundig paar extra ogen, is de veiligheid van alles en iedereen gegarandeerd, toch? Nou, tenzij diezelfde vrouw toevallig al eens meerdere keren in haar leven in contact is gekomen met die zeer doortrapte en intelligente crimineel met een licht ontvlambaar karakter. En dan mag ze ook nog eens voor hem de gastvrouw uit gaan hangen.

Roofdier versus prooi

Al lezend in zijn nieuwe werk, ziet de lezer Koch bijna voor zich: met een scherpe visie en met vingers die sneller typen dan zijn brein kan draaien. Je hoort gewoon hoe zich een tirade afspeelt in Kochs hoofd en dat deze nu snel een weg moet vinden naar het (digitale) schrijfblok. Het is moeilijk om Koch te onderscheiden van Simon – om te beseffen dat de gedachtegangen die je leest niet van Koch afkomstig zijn. Of het nu gaat om het grondig verafschuwen van tatoeages of van het te veel plaats en tijd innemen van auteurs bij boekpresentaties. Waar houdt Kochs eigen visie op en begint die van zijn hoofdpersoon? Niet alleen Simons gedachten nemen we waar: we focaliseren om de beurt vanuit Derek L., Simon en Hanna. Vanuit wiens perspectief je ook leest, je hebt het gevoel dat je iedere keer Koch zelf hoort spreken.

Opvallend genoeg zijn Derek en Simon eender in hun gedachten: beiden gebruiken dezelfde beeldspraak van roofdier versus prooi om te beschrijven hoe een opgefokte moordenaar omgaat met eenieder die iets té nieuwsgierig is naar het geketende beest. Uiteindelijk is er maar één waarheid, waar noch roofdier noch prooi aan kan ontkomen: in ons allen zit een beest. Geeft Koch hier een inkijkje in zijn eigen, negatief gestemde mensbeeld?

Koch of Simon?

Daar waar Derek en Simon de mensen om zich heen hekelen, heeft Hanna het vooral lastig met haar eigen lichamelijke verval. Waartoe dienen alle zelfkritische overpeinzingen van Hanna? Ze vindt dat ze er als ‘oudere’ vrouw niet meer toe doet, terwijl de mannen vroeger in bosjes voor haar neervielen. En dan komt er nóg een man bij in haar toch al door mannen bestierde huishouden: een crimineel met wie ze een verleden blijkt te delen. Terwijl ze blijft miepen over haar verloren ‘glans’, lijkt haar echtgenoot steeds meer te willen afrekenen – in zijn geval in figuurlijke zin – met de mensen om hen heen. In zijn hoofd kan hij immers doen en laten wat hij wil. Zo zegt Simon:

‘In het ene na het andere boek leefde ik mijn duisterste fantasieën uit. Een vervelende buurman ruimde ik uit de weg. Als ik de buurman de volgende dag tegenkwam op straat, groette ik hem vriendelijk – vriendelijker dan anders. Ik wist immers dat hij al dood en begraven was. Dat er een voortijdig einde aan zijn zinloze bestaan was gekomen. Daar was niets duisters aan. Het voelde als een opluchting, ik had er vrede mee dat deze mensen in het echt gewoon bleven voortbestaan, zolang ik ze in mijn boeken een kogel door het hoofd kon jagen of ze op andere wijze behulpzaam kon zijn bij het betreden van een andere wereld waarin ik geen last meer van ze zou hebben.’

In strijd met iedereen

Is het gek om in het bovenstaande de schrijversfilosofie van Koch zelf te horen? Met humor sabelt hij iedereen neer. Zo ook schrijvers die ‘menen dat ze met een boek zonder punten en komma’s, zonder hoofdletters en alinea’s, vernieuwend proza schrijven’. Oef, is dat een sneer naar schrijver Lucas Rijneveld? En over docenten heeft Koch ook zijn ongezouten mening klaarstaan. Die kwam al duidelijk naar voren in de roman Red ons, Maria Montanelli en is nu weer onmiskenbaar aanwezig. Een docent van Simons zoon tikt hem namelijk erg hard op de vingers, nadat laatstgenoemde heeft gespiekt tijdens een toets: uitsluiting van deelname aan het eindexamen.

Grappig is het trouwens wel te noemen dat Hanna Simon erop wijst dat hij bepaalde elementen telkens laat terugkomen, zoals zo’n paternalistische docent:

‘Maar wat je echt niet meer moet doen dat zijn die leraren. Ik bedoel die leraar. In elk boek zit er wel een. Daarmee laat je jezelf te veel in de kaart kijken. Lezers kunnen daarop afknappen. Is hij daar nou nog steeds niet overheen? zullen ze denken.’

De herhaling ziet Hanna als iets slechts, maar Simon niet. Een paar regels voor dit citaat vraagt hij zich nog af: ‘Mezelf herhalen? Maar wie kan ik anders herhalen dan mezelf?’ Misschien geeft Koch hier – via Simon – heel eerlijk door dat hij wéét dat hij zichzelf herhaalt. Het voelt ergens ook als een pleidooi voor het gebruik van schrijvers als personages. Wat heerlijk moet het toch zijn om te kunnen zeggen waar het op staat en je gekste visualisaties te ventileren via de figuren die afkomstig zijn uit je eigen gecreëerde schimmenrijk. Het roept ergens een gelijkenis op met Max Havelaar van Multatuli (het pseudoniem van Eduard Douwes Dekker): ook daarin is sprake van een romanticus avant la lettre die iedereen verbaal uit de pan veegt en zijn ideeën over onder andere de literatuur en de maatschappij kan delen via verschillende vertelinstanties.

En verdient Luchtplaats dan ook, net als Max Havelaar, een plekje in de Nederlandse canon? Nou, iedere lezer die het niet te snel te gortig wordt allemaal en goed om kan gaan met een roast van een gehele maatschappij, zou zeggen van wel. Koch is met dit boek weer op het goede pad gekomen. Hij laat zien dat de kracht toch schuilt in herhaling, maar dat je altijd iets nieuws, iets vernuftigs en onverwachts moet toevoegen aan je nieuwste boek. Luchtplaats is een goed uitgewerkt concept waar menig schrijver een moord voor zou doen.

Kunst / Expo binnenland

Een getalenteerd gezin in de zeventiende eeuw

recensie: Museum de Fundatie - Thuis bij Ter Borch
Moses ter Borch als tweejarig kind – Gesina ter Borch, ca. 1667Jeanne van Rutten

Gerard ter Borch de Oude was kunstenaar totdat hij ging trouwen en de verantwoordelijkheid kreeg zijn gezin te onderhouden. Hij veranderde rigoureus van beroep en werd een goed beloonde belastingfunctionaris. Ter Borch gaf vervolgens les aan vijf van zijn meest getalenteerde kinderen: Gerard, Anna, Gesina, Harmen en Moses. De tentoonstelling Thuis bij Ter Borch in Museum de Fundatie in Zwolle toont het veelzijdige en indrukwekkende resultaat.

Dat de kinderen Ter Borch talent hadden, blijkt al op jonge leeftijd. Er is een pentekening van Gerard de Jonge – de oudste zoon – die hij op zevenjarige leeftijd maakte: een paard met ruiter op de rug gezien. Harmen is negen jaar als hij een rij van negen mannen en vrouwen afbeeldt die met een stevige storm worstelen. Ze leunen tegen de wind of worden erdoor voortgedreven, de mantels en rokken wapperen alle kanten op. Het getuigt van een scherp observatievermogen en het vermogen dit realistisch op papier te krijgen. En Moses is pas vijftien als hij met rood krijt een aantal jonge mannen tekent. De gezichten, de plooien in de kleding, de schaduwwerking: het maakt indruk.

Alles wat los en vast zit

De kinderen trokken eropuit in Zwolle en omgeving, toen een woelige stad die van kwesties aan elkaar hing: pestepidemieën, de Tachtigjarige Oorlog en religieuze twisten die hoog opliepen. De variëteit aan onderwerpen blijkt groot. De kinderen tekenden zo ongeveer alles wat er te zien was, zoals werklieden, ijstaferelen, soldaten, mensen die hun behoefte op straat doen, spelende kinderen en taferelen op het platteland. Verder maakten ze portretten van zichzelf en elkaar. Werkten samen. Kopieerden elkaars werk. En legden het huiselijk leven vast. Het lijkt een gelukkig gezin.

Kind tekenend of schrijvend – Harmen ter Borch, 1649. Foto: Jeanne van Rutten.

De schetsen en tekeningen zijn bescheiden tot zeer bescheiden van formaat. Het nodigt uit tot aandachtige bestudering. En wat daarbij vooral opvalt – naast het talent – zijn de ernst en het enthousiasme.

Gesina ter Borch

Het is aan Gesina ter Borch te danken dat de familiecollectie, bestaande uit albums, schetsboeken, documenten en bijna zevenhonderd losse tekeningen, in stand bleef. De verzameling werd in de familie doorgegeven totdat het Rijksmuseum deze in 1886 aankocht.
Het werk van Gesina is qua sfeer en techniek te onderscheiden van dat van haar broers. Ze schilderde met name aquarellen in heldere kleuren. Opvallend hoe fris die nog zijn. In een vitrine ligt haar poëzieboek opengeslagen; te lezen is een gedicht met onderaan de pagina een afbeelding ter illustratie, een herder die voor een herderin knielt. Het is een kloek boek. Het overige werk dat van haar te zien is, getuigt onder andere van fantasie en een zekere hang naar idyllische taferelen. Ook zijn er portretten ter nagedachtenis aan haar jongere broer Moses. Hij werd marinier en stierf in 1667 aan zijn verwondingen tijdens de beruchte Tocht naar Chatham. Moses werd tweeëntwintig jaar, toen Gesina inmiddels zesendertig was.
Gesina poseerde overigens regelmatig voor haar broer Gerard en is hier in Zwolle op diverse schilderijen te zien.

Gerard ter Borch de Jonge

Uiteindelijk is het de oudste zoon die in de voetsporen van zijn vader trad. Al vroeg maakte hij een reeks stadsgezichten van Zwolle en legde de verdedigingswerken vast: de stadsmuren, poorten en bolwerken. Het werk is nu een belangrijke referentie voor restauratiewerkzaamheden in de stad. Nogal wat anders dan de romantiek van de ruïnes zoals zijn vader die in Rome verbeeldde, een werk dat ook te zien is.
Gerard ter Borch de Jonge heeft grote faam verworven in binnen- en buitenland. Hij werd bekend door onder andere genrestukken, portretten en het huiselijk leven van de gegoede burgerij. Zijn manier van stoffen schilderen werd alom geprezen. Op de tentoonstelling is te zien hoe hij zilverkleurige japonnen van door hem geschilderde vrouwen tot leven brengt. Je zou kunnen zeggen dat het bijna zeer aan de ogen doet. Alsof het zonlicht in de stof reflecteert.
Zijn schilderijen bekijkend is het onmiskenbaar een Hollandse meester uit de zeventiende eeuw. Ook is er een samen met Gesina gemaakt olieverfportret van broer Moses te zien. Beiden misten hem.

Ruiter op de rug gezien - Gerard ter Borch, ca. 1633-1634

Ruiter op de rug gezien – Gerard ter Borch, ca. 1633-1634. Foto: Jeanne van Rutten.

Een contrast met wat van Gerard de Jonge op de tentoonstelling wordt getoond, is een geheel ander werk van hem: een ruiter op de rug gezien, waarvan twee variaties zijn. Het ziet er dramatisch uit. Maar het laat ook zien hoe hij zich heeft ontwikkeld sinds zijn zevende jaar, zijn losse schets in inkt met hetzelfde onderwerp. Frappant hoe hij dit toen met een paar losse streken wist te verbeelden.

Al met al geeft Thuis bij Ter Borch een interessant beeld van het leven in de zeventiende eeuw en maakt de tentoonstelling indruk vanwege het talent van deze kunstenaarsfamilie.

Film / Films

The Mastermind is meesterlijk

recensie: The Mastermind - Kelly Reichardt
filmstill The MastermindFilmdepot

Wie van The Mastermind een heistfilm verwacht in de stijl van Ocean’s Eleven (2001) komt bedrogen uit. Kelly Reichardts The Mastermind is geen thriller, geen komedie — het is een Reichardt-film: traag, scherp en diep menselijk.

Waarom steelt een dief? Voor geld? Voor adrenaline? Of simpelweg om de sleur te doorbreken? Robert Bresson stelde die vraag in zijn klassieker Pickpocket (1959), een film over een eenzame zakkenroller in Parijs die langzaam wegzinkt in een existentiële leegte. Hij steelt niet voor geld, noch voor plezier, maar voor (een poging tot) zingeving. Kelly Reichardts The Mastermind zit vol met vingerafdrukken van Bresson, met dit keer geen zakkenroller, maar een kunstdief in de hoofdrol. De drukke straten van Parijs zijn ingeruild voor de kalme suburbs van Massachusetts in de jaren 70, en opnieuw draait het niet om geld, maar om de zoektocht naar betekenis in een saai bestaan.

Van jongensdroom naar nachtmerrie

In de openingsscène sloft James “JB” Mooney (Josh O’Connor) – een ogenschijnlijk brave familieman op een gezinsuitje – door het Framingham Art Museum. Zijn blik blijft hangen bij een klein object in een vitrine. Met een achteloze beweging glipt het in zijn zak. De bewaker? Die ligt te slapen tegen een muur. Een vuur is aangewakkerd, en het zaadje is geplant bij de werkloze timmerman en mastermind. Wat volgt is een plan om vier Arthur Dove-schilderijen te stelen, een heist die even halfbakken als ambitieus is.

Het eerste halfuur van de film flirt nog enigszins met de klassieke tropen van het heist-genre: het samenstellen van het team, de (hilarische) kunstroof en het haastig verstoppen van de buit. Reichardt lokt je binnen met lichtvoetigheid, droge humor en Rob Mazureks jazzy-soundtrack, maar al snel gooit ze het roer om. Reichardt is minder geïnteresseerd in actie, en meer in de nasleep ervan. Zonder adrenaline en zonder glamour verdwijnt de jazz naar de achtergrond. Net als JB glijd je langzaam uit de jongensfantasie en beland je in de kater na de droom.

Een grijs Amerika

De sepia-getinte beelden van Christopher Blauvelt laten een zielloos Amerika zien. We bevinden ons midden in het Nixon-tijdperk, waar de Vietnamoorlog als een sluier over het land hangt in de vorm van nieuwsberichten en protesten. De straten lijken leeg, emoties bedrukt en de lucht permanent grijs. JB beweegt zich door deze setting van hotel naar motel als een echo van zijn tijd: een man op de vlucht, zonder richting. Je begint als kijker te begrijpen waar zijn motivatie vandaan komt, niet door criminele ambities maar door een vroege midlifecrisis: een wanhopige poging om sensatie te brengen in een leven dat is stilgevallen.

Naarmate de film vordert, schuift de subtekst langzaam naar de voorgrond. De protesten en nieuwsflarden die eerst op de achtergrond sluimerden, dringen zich steeds nadrukkelijker op. Tot we, samen met JB, midden in de maatschappelijke onrust staan. Het Amerika van Reichardt is cynisch en onromantisch: een land in verval, weerspiegeld in een man die zijn grip op de werkelijkheid verliest. Hoe langer JB op de vlucht is, hoe meer het langzaam duidelijk wordt dat hij nooit een meesterbrein was, of ooit zal worden.

Zwitsers uurwerk

Reichardt is zonder twijfel een van de grote stilisten van haar generatie. Het is puur vakmanschap dat ze vertoont in The Mastermind. Een film die ze zelf schreef, regisseerde én monteerde. Als een Zwitsers uurwerk klopt alles: van de uitstekende jazzy-soundtrack tot de weergaloos gemonteerde scènes en de verraderlijk complexe personages. Zelfs een ogenschijnlijk simpele scène, zoals het opbergen van een kunstwerk op zolder, weet ze uit te trekken tot een moment dat je op het puntje van je stoel laat zitten.

Reichardt zet haar minimalistische stijl meesterlijk in om vakkundig het heist-genre te ontmantelen en om te vormen tot iets compleet nieuws: een anti-heistfilm. Met precisie en rust laat ze weer zien dat je niet altijd grote gebaren nodig hebt om veel te zeggen. Dit alles maakt The Mastermind een stil meesterwerk, en misschien zelfs de beste film van het jaar.