/ door: Joost Ramaer / beeld: Philipp Cahrpit in Wanderlust, foto Alwin van Wijngaarden 4 Sterren
Op de schaars verlichte speelvloer ligt een zilverkleurige deken. De maker en performer van de solo plukt en duwt hem tot bergpieken en rivierdalen. Zittend, liggend en in de rondte rennend zegt en zingt hij zelfgeschreven teksten in het Duits, Nederlands en Engels. ‘Wij hielden elkaar, onze adem zat vast.’ En: ‘Mama / Halt’ mich fest wenn der Regen fällt / Mama / Deine Arme wie ein Zelt.’
Wat zien we nou precies tijdens Wanderlust, de nieuwste van Philipp Cahrpit, die vrijdag 13 december 2024 in première ging in theater VRIJDAG in Groningen? ‘Mama, hou me vast’: het ene moment tijdens de voorstelling, die drie kwartier duurt, denk je aan een smartlap, een Duitse Schlager. Maar wat later volgen dan zinnen zoals deze: ‘I am a child of soft and tender / Darkness / Who sometimes holds me / In its embrace.’ Pure poëzie, met een metafysisch randje bovendien: de duisternis die een persoon is, en de ik omarmt.
Wanderlust is beide, en nog wel meer. Grappig, dromerig, sensueel, sentimenteel, bespiegelend, herinnerend, speels én serieus. Een hachelijke mix, die in andere handen regelmatig uit de bocht zou vliegen. Maar Cahrpit gelooft zo sterk in zijn nieuwste creatie, en voert die uit met zoveel overtuiging, dat je als toeschouwer de hele haarspeldbochtenrit door zijn zowel echte als metaforische berglandschap met hem meerijdt, verward, verbaasd, edoch totaal geboeid.
Zelf is hij dan ook al langer onderweg. De ambiguïteit – als Cahrpit ‘je’ en ‘jou’ zegt, laat hij vaak in het midden of hij zichzelf bedoelt dan wel zijn publiek – , de zilverkleurige deken, het continue heen en weer tussen individu en universum – al deze elementen zaten ook al in Waterlichamen, een voorstelling die in november 2023 in première ging. Alleen zingt hij er nu ook bij, en dat doet hij heel goed. In de loop van volgend jaar brengt hij de soundtrack ook op EP uit.
Philipp Cahrpit (1991) omschrijft zichzelf als ‘interdisciplinair maker en performer’. Onder het label Club Wauw maakt hij ook voorstellingen voor kleine kinderen, samen met Hannegijs Jonker. In Wanderlust tekent hij voor ‘concept, tekst, composities, spel, zang’, maar in feite is al zijn werk het product van samenwerking met anderen, die van meet af aan ieder hun eigen rol nemen in de verwezenlijking van zijn artistieke idee.
Sinds zijn afstuderen in 2018 aan de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans woont en werkt Cahrpit in Groningen. ‘I fell in love with that city’, vertelde hij eerder. ‘Iedereen hielp mij daar, geheel belangeloos – met adviezen, requisieten, ruimtes. De sfeer is er totaal anders dan in de Randstad, waar je veel meer moet vechten voor je plek onder de zon.’ Van origine is hij Duitser. Hij groeide op in een dorp nabij Frankfurt.
Het Duitse woord Wanderlust (reislust, de zucht om te zwerven) kreeg zijn diepere filosofische betekenis tijdens de Duitse Romantiek (1790-1850), een herwaardering van, en hernieuwde speurtocht naar, onze emoties en verbeeldingskracht, en onze diepe band met de natuur, als reactie op de logica en het rationalisme van de Verlichting. Cahrpits Wanderlust zwerft en zweeft tussen hemzelf en zijn ouders, tussen de mens en diens omgeving, tussen het heden en zijn verleden als kind.
Zelf noemt de maker zijn nieuwste creatie ‘een poëtisch concert over het thuiskomen in onszelf en elkaar’. De voorstelling is hoogstpersoonlijk en universeel tegelijkertijd. Cahrpit bezingt zijn ouders, maar ook de moeder als metafoor voor een veilige haven, een alomtegenwoordige oerkracht die ons beschermt en op ons past. ‘Een deel van jou leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep / En een deel van haar leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep.’
Dat landschap waar doorheen hij zijn publiek mee op reis neemt, zit ook in ons. ‘Wenn wir einander öffnen würden, würden wir Landschaften finden / Wenn wir einander öffnen würden, fänden wir Flüsse und Meere, in denen wir schwimmen könnten.’ Dat ‘vinden’ raakt aan de kern van deze voorstelling. Je moet eerst reizen, op zoek gaan, om die rivieren en zeeën in de ander te vinden. Maar onderweg raak je ook weer dingen kwijt. Herinneringen, vooral. Beelden. Gevoelens. ‘I am a child of moments / Lived and quickly gone / And sometimes / I lose the hands I once held.’
Thuiskomen in onszelf en elkaar: zo’n thema kan gemakkelijk ontaarden in wazige kitsch. Maar Cahrpit maakt er een hoogst originele, spannende odyssee van.
Creatief producent: Jaukje van Wonderen Lichtontwerp, scenografie: Chris Handberg Kostuumontwerp: Esra Çopur Dramaturgie: Diede Daalman Spelcoaching: Hannegijs Jonker Techniek: Janine de Weerd Teaser: Sendeza Studios Creatie deken: Alex Murphy Geproduceerd door: Stichting De Ruimtemakers
Joost Ramaer is een Amsterdamse recensent voor Theaterkrant en te gast bij 8WEEKLY.
/ door: Joost Ramaer / beeld: Philipp Cahrpit in Wanderlust, foto Alwin van Wijngaarden 4 Sterren
Op de schaars verlichte speelvloer ligt een zilverkleurige deken. De maker en performer van de solo plukt en duwt hem tot bergpieken en rivierdalen. Zittend, liggend en in de rondte rennend zegt en zingt hij zelfgeschreven teksten in het Duits, Nederlands en Engels. ‘Wij hielden elkaar, onze adem zat vast.’ En: ‘Mama / Halt’ mich fest wenn der Regen fällt / Mama / Deine Arme wie ein Zelt.’
Wat zien we nou precies tijdens Wanderlust, de nieuwste van Philipp Cahrpit, die vrijdag 13 december 2024 in première ging in theater VRIJDAG in Groningen? ‘Mama, hou me vast’: het ene moment tijdens de voorstelling, die drie kwartier duurt, denk je aan een smartlap, een Duitse Schlager. Maar wat later volgen dan zinnen zoals deze: ‘I am a child of soft and tender / Darkness / Who sometimes holds me / In its embrace.’ Pure poëzie, met een metafysisch randje bovendien: de duisternis die een persoon is, en de ik omarmt.
Wanderlust is beide, en nog wel meer. Grappig, dromerig, sensueel, sentimenteel, bespiegelend, herinnerend, speels én serieus. Een hachelijke mix, die in andere handen regelmatig uit de bocht zou vliegen. Maar Cahrpit gelooft zo sterk in zijn nieuwste creatie, en voert die uit met zoveel overtuiging, dat je als toeschouwer de hele haarspeldbochtenrit door zijn zowel echte als metaforische berglandschap met hem meerijdt, verward, verbaasd, edoch totaal geboeid.
Zelf is hij dan ook al langer onderweg. De ambiguïteit – als Cahrpit ‘je’ en ‘jou’ zegt, laat hij vaak in het midden of hij zichzelf bedoelt dan wel zijn publiek – , de zilverkleurige deken, het continue heen en weer tussen individu en universum – al deze elementen zaten ook al in Waterlichamen, een voorstelling die in november 2023 in première ging. Alleen zingt hij er nu ook bij, en dat doet hij heel goed. In de loop van volgend jaar brengt hij de soundtrack ook op EP uit.
Philipp Cahrpit (1991) omschrijft zichzelf als ‘interdisciplinair maker en performer’. Onder het label Club Wauw maakt hij ook voorstellingen voor kleine kinderen, samen met Hannegijs Jonker. In Wanderlust tekent hij voor ‘concept, tekst, composities, spel, zang’, maar in feite is al zijn werk het product van samenwerking met anderen, die van meet af aan ieder hun eigen rol nemen in de verwezenlijking van zijn artistieke idee.
Sinds zijn afstuderen in 2018 aan de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans woont en werkt Cahrpit in Groningen. ‘I fell in love with that city’, vertelde hij eerder. ‘Iedereen hielp mij daar, geheel belangeloos – met adviezen, requisieten, ruimtes. De sfeer is er totaal anders dan in de Randstad, waar je veel meer moet vechten voor je plek onder de zon.’ Van origine is hij Duitser. Hij groeide op in een dorp nabij Frankfurt.
Het Duitse woord Wanderlust (reislust, de zucht om te zwerven) kreeg zijn diepere filosofische betekenis tijdens de Duitse Romantiek (1790-1850), een herwaardering van, en hernieuwde speurtocht naar, onze emoties en verbeeldingskracht, en onze diepe band met de natuur, als reactie op de logica en het rationalisme van de Verlichting. Cahrpits Wanderlust zwerft en zweeft tussen hemzelf en zijn ouders, tussen de mens en diens omgeving, tussen het heden en zijn verleden als kind.
Zelf noemt de maker zijn nieuwste creatie ‘een poëtisch concert over het thuiskomen in onszelf en elkaar’. De voorstelling is hoogstpersoonlijk en universeel tegelijkertijd. Cahrpit bezingt zijn ouders, maar ook de moeder als metafoor voor een veilige haven, een alomtegenwoordige oerkracht die ons beschermt en op ons past. ‘Een deel van jou leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep / En een deel van haar leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep.’
Dat landschap waar doorheen hij zijn publiek mee op reis neemt, zit ook in ons. ‘Wenn wir einander öffnen würden, würden wir Landschaften finden / Wenn wir einander öffnen würden, fänden wir Flüsse und Meere, in denen wir schwimmen könnten.’ Dat ‘vinden’ raakt aan de kern van deze voorstelling. Je moet eerst reizen, op zoek gaan, om die rivieren en zeeën in de ander te vinden. Maar onderweg raak je ook weer dingen kwijt. Herinneringen, vooral. Beelden. Gevoelens. ‘I am a child of moments / Lived and quickly gone / And sometimes / I lose the hands I once held.’
Thuiskomen in onszelf en elkaar: zo’n thema kan gemakkelijk ontaarden in wazige kitsch. Maar Cahrpit maakt er een hoogst originele, spannende odyssee van.
Creatief producent: Jaukje van Wonderen Lichtontwerp, scenografie: Chris Handberg Kostuumontwerp: Esra Çopur Dramaturgie: Diede Daalman Spelcoaching: Hannegijs Jonker Techniek: Janine de Weerd Teaser: Sendeza Studios Creatie deken: Alex Murphy Geproduceerd door: Stichting De Ruimtemakers
Joost Ramaer is een Amsterdamse recensent voor Theaterkrant en te gast bij 8WEEKLY.
Rachel Kushner heeft al een aantal monumentale werken op haar naam staan, maar met Creation Lake wist ze een plekje op de shortlist van de Booker Prize te veroveren. Een terechte prestatie voor deze veelzijdige auteur, al zijn haar eerdere romans sterker.
De zogeheten Sadie Smith is een cynische geheim agent die we nooit écht leren kennen – haar identiteit is dan ook in mysterie gehuld. Ze wordt door de Amerikaanse geheime dienst naar een anarchistische groep milieuactivisten – de Moulinards – in het zuidwesten van Frankrijk gestuurd. Door te infiltreren en de groep aan te sporen tot geweld kunnen er korte metten met de activisten worden gemaakt, zo is de redenatie. Door aan te pappen met zijn beste vriend komt Sadie in contact met Pascal Balmy, de informele leider van de Moulinards die in zelfverkozen afzondering leeft.
Filosofische e-mails
Dankzij een gehackt wachtwoord kan Sadie ook meelezen met de mailwisseling tussen de activisten en hun inspirator Bruno Lacombe. Zijn e-mails geven een inkijk in zijn wereldbeeld, dat grotendeels bestaat uit de overtuiging dat de Neanderthalers niet zijn uitgestorven maar nog steeds onder ons zijn. Langzaam wint Sadie het vertrouwen van de groep, terwijl ze ondertussen meeleest met Bruno’s overpeinzingen.
Sadie raakt in de ban van Bruno’s ideeën, een scherp contrast met het feit dat ze ‘zijn’ groep juist uiteen probeert te drijven. Ook de personages vormen een tegenstelling; waar Bruno’s tragische geschiedenis goed is uitgewerkt en hem vormt tot een rond en enigmatisch personage, is dat van Sadie plat en een tikkeltje potsierlijk. Haar rol als koelbloedige agent is dik aangezet: haar perfecte lichaam, een casual alcoholverslaving en een nadrukkelijke wens om kinderloos te blijven (tenzij ze volgens eigen zeggen een gedumpte baby in een container zou vinden).
Onconventioneel
Creation lake heeft kenmerken van een thriller – lukt het Sadie de dynamiek te verstoren en de groep tot immorele acties aan te zetten? – maar Kushner heeft verder lak aan de conventies van het genre. De uitgever omschrijft het als een filosofische inslag met een vleugje noir; dit laatste verklaart ook het vlakke personage van Sadie.
Het plot is eigenlijk ondergeschikt en hoewel het verhaal wat traag voortkabbelt, werkt dat ook bevrijdend. Zo is er veel ruimte voor de oorspronkelijke ideeën van Bruno en het schetsen van het Franse platteland, waar kleine boeren in opstand komen tegen de megawaterbassins van de agro-industrie. Het einde is lichtelijk een anticlimax; ook om een spectaculair einde is Kushner niet al te bekommerd.
The Room Next Door is de eerste Engelstalige film van Spaanse regisseur Pedro Almodóvar. Het is een intiem drama waarin de kracht van vriendschap centraal staat. Twee vrouwen die heel anders tegen sterfelijkheid aankijken, maar door elkaar veranderen.
Ingrid (Julianne Moore) en Martha (Tilda Swinton) zijn elkaar uit het oog verloren, maar als Ingrid hoort dat Martha ziek is vinden ze meteen weer de connectie die hen vroeger bond. Martha’s gezondheid gaat achteruit en dan vraagt ze Ingrid om haar te steunen bij een zelfgekozen einde. Ze wil graag dat Ingrid in de kamer ernaast is om niet alleen te zijn, maar ook omdat ze op die manier de politie kan vertellen dat ze van niets wist.
Mooi in beeld gebracht
Oscar-winnende regisseur Pedro Almodóvar (Todo Sobre Mi Madre) brengt het verhaal schitterend in beeld; niet alleen zijn de locaties ijzersterk uitgekozen, ook de cinematografie is prachtig. Het huis in de bossen waar de dames verblijven heeft veel grote ramen, doorzichtig en transparant. Dit past bij de glasharde eerlijkheid van Ingrid en Martha. Er is een shot van Ingrid die achter Martha op het bed gaat liggen waardoor je de twee gezichten in een close-up ziet. Naast dat het beeld krachtig is, zegt het ook veel: twee vrouwen die uiteindelijk op één lijn komen, ondanks hun initiële verschillen.
Beide actrices spelen de sterren van de hemel. Vooral Julianne Moore, die een groot deel van de film alleen maar luistert en dus vooral met haar mimiek moet acteren. Tilda Swinton – die de rol van de zieke Martha speelt – vertelt haar verhaal ingetogen en met waardigheid.
Pedro Almodóvar sausje
Typisch voor regisseur Pedro Almodóvar is een verhaal met krachtige vrouwenfiguren. Dit komt onder andere doordat Almodóvar zelf opgegroeid is tussen krachtige vrouwen omdat zijn vader vaak afwezig was. Ook zijn Almodóvar’s films doorspekt met felle, primaire kleuren in zowel de kostuums als de objecten. De regisseur houdt ervan om door middel van kleuren de gevoelens van personages of motieven in het plot uit te beelden. In deze film komt dat bijvoorbeeld terug in de kleur van de ligstoelen van het vakantiehuis: Ingrid ligt steeds op de rode stoel (angst en liefde) en Martha op de groene stoel (acceptatie en veiligheid).
Tilda Swinton vertelde in een interview met Deadline Hollywood hoe Almodóvar is als regisseur: Pedro werkt ongelofelijk snel. Per scène kregen we niet meer dan twee takes. Als we een derde wilden, dan moesten we daar goede argumenten voor hebben. Ook lijkt het alsof Pedro de film al heeft gezien en ons dagelijks komt vertellen hoe de film eruitziet – niet hoe het zou kunnen worden – maar specifiek hoe hij is.
Mooie boodschap
De film is een aanmoediging om niet weg te kijken, het is een boodschap van empathie. Want we zijn allemaal in de kamer naast elkaar, maar ook in de ruimte naast Oekraïne, Gaza en Syrië. Hiermee brengt Almodóvar ook een politieke boodschap: kijk niet weg van elkaar, toon respect en luister naar elkaar.
De film is aangrijpend, ontroerend en indringend omdat we allemaal vroeg of laat op het punt komen dat we afscheid moeten nemen. Je gunt het iedereen om dat op deze manier te doen; met iemand in de kamer naast je.
The Room Next Door kreeg terecht de Gouden Leeuw voor Beste Film op het Filmfestival in Venetië.
Sinds 19 december te zien in bioscopen in Nederland.
Op 28 december geven The Analogues hun allerlaatste optreden. In de Ziggo Dome kun je dan nog één keer genieten van hun magistrale uitvoering van het latere Beatles-repertoire – in dit geval van de albums Let It Be en Abbey Road. Ondergetekende had het grote genoegen om met de musical director van de band, Bart van Poppel, terug te blikken op tien jaar Analogues. En ja, ook een klein beetje vooruit!
In 2014 was het onvoorstelbaar dat het unieke project van de Analogues, het integraal spelen van alle albums van de Beatles uit de studiojaren, zo groot zou worden. Bart van Poppel zag het totaal niet aankomen en vertelt dat de plannen in eerste instantie ook vrij bescheiden waren.
‘De eerste keer dat Fred Gehring – initiator, financier en drummer van de band, red. – met het idee kwam, was geloof ik in 2010. Hij was geïnspireerd door een knappe coverband die hij in Amerika had gezien, de Fab Faux, en wilde heel graag zelf nog een stapje verder gaan en latere albums van de Beatles van voor tot achter live spelen voor publiek. Eerlijk gezegd zag ik dat toen niet zo voor me, het kwartje viel nog niet. Maar op de een of andere manier bleef het wel in mijn hoofd zitten. Omdat ik er de daaropvolgende jaren niks meer over hoorde – Fred had het erg druk als CEO van Tommy Hilfiger – heb ik er zelfs een keer een mailtje aan gewijd. Wilde hij er nog iets mee? Ik kreeg toen een vrij vaag antwoord terug, “het zat nog in het vat” of zoiets. Maar eind 2013 kwam er dan toch een verlossend telefoontje: “Het gaat gebeuren”. Nou, dat hebben we geweten.’
Wat waren jullie vroegste stappen en plannen precies?
Bart van Poppel
‘Thuis heb ik toen eerst eens met de computer een demo van ‘I am the Walrus’ gemaakt. Ondanks dat het allemaal digitaal was, met nepstrijkers en mechanische drum en zo, kwam die opname aardig in de buurt van het origineel. Hij klonk echt goed, ook qua sfeer, ik weet nog dat Fred diep onder de indruk was. Samen met een gemeenschappelijke vriend die keyboards speelde en Jac Bico, die ik al honderd jaar kende en er meteen bij wilde, hebben we daarop wat gejamd in een keldertje. Ook dat smaakte zeker naar meer, en de volgende stap was dus dat we een serie audities hielden om een complete band bij elkaar te krijgen. Jan van der Meij, die we meteen als ‘de McCartney’ zagen, kwam er zo bij. En nog iets later Diederik Nomden, die kende ik ook al een tijdje.’
Als musical director had Bart de schone taak om alle arrangementen uit te pluizen en te bedenken hoe het allemaal uitgevoerd moest worden. ‘Dat was een enorme klus, er waren nog geen partituren van de albums beschikbaar. In eerste instantie heb ik toen ook onderzocht of we misschien samples konden gebruiken voor bepaalde partijen. Met hulp van een ware toetsenwizard keek ik bijvoorbeeld hoe we violen met keyboards konden doen. Maar uiteindelijk liep dat op niks uit, het was voor ons geen optie om het zo uit te voeren. Dus ik weer met Fred praten. Zouden we er toch niet een paar strijkers bij halen? Ja, dat moest dan maar. Maar met twee violen was het eigenlijk ook nog niks. Een cello erbij misschien? Waarom eigenlijk geen kwartet? En dan konden we natuurlijk ook niet zonder echte blazers. Enfin, al vrij snel is het toen helemaal uit de hand gaan lopen. Dat was dus niet iets wat we vooraf al bedacht hadden, die enorme moloch is vanzelf ontstaan.’
De wens om alles zo exact mogelijk te spelen, compleet en tot in de allerkleinste details, betekende ook dat Bart op zoek moest naar precies net zulke instrumenten en apparatuur als de Beatles zelf hadden gebruikt tijdens het opnemen. Een verhaal op zich natuurlijk, maar er moeten keuzes worden gemaakt in dit interview.
De schaal van jullie optredens werd steeds groter. Welke factoren hebben daarbij een rol gespeeld?
‘Ons debuut vond plaats in People’s Place. Dat was een personeelsruimte in het gebouw van Tommy Hilfiger in Amsterdam, die ’s avonds wel fungeerde als club. We speelden daar Magical Mystery Tour, voor zo’n driehonderd, vierhonderd man. Freds echte idee ging eigenlijk nauwelijks verder dan dat we daar een beperkt aantal optredens zouden doen, een paar albums zouden uitvoeren. En ook toen we er een clubtour aan vastplakten, hadden we nog geen plannen om er lang mee door te gaan.’
‘Het grappige is dat Felix Maginn, die toen nog niet in de band zat maar al wel bij ons eerste optreden was, de aanzet heeft gegeven om eens wat groter te denken. Hij had zelf, met zijn band Mook, net een theatertour gedaan en vond echt dat wij ook de theaters in moesten. Onze eerste reactie was: “Alsjeblieft zeg! Zullen we meteen naar het bejaardenhuis gaan?” Wij wilden gewoon lekker in clubs spelen, dat vinden we nog steeds heel erg leuk. Maar al gauw realiseerden wij ons ook dat we daar geen toekomst meer hadden. Mede gezien alle kosten – er moest steeds flink wat geld bij – was dat niet realistisch. En dus besloten we alsnog om toch maar de theaters in te gaan.’
‘Op eigen houtje trokken we daar al wel wat meer publiek, maar toen kwam De Wereld Draait Door… Dat is echt een groot kantelpunt geweest voor ons. Meteen verkochten we Carré helemaal uit. De tv-publiciteit had een sneeuwbaleffect dat ons compleet overviel. Opeens trokken we overal volle theaters, en dan zit je daar ook helemaal goed natuurlijk. Het was in onze beleving toen niet meer te stuiten, eerst in Nederland en vervolgens ook nog eens in landen om ons heen.’
Ook over de grens bleken mensen laaiend enthousiast over jullie benadering en uitvoering van de latere Beatles-muziek. Hoe was touren in het buitenland?
‘We ontdekten al vrij snel dat het in feite overal kon, in elk land. Eerst in Duitsland, daarna in Engeland… Achteraf lijkt dat wel gemakkelijk gezegd, maar ik weet nog dat we de eerste keer met knikkende knieën de Noordzee overstaken. We hadden toen een optreden in Norwich, in 2016 geloof ik, op een soort festival. Wie waren wij om daar als buitenlanders even de muziek van hun legendarische Beatles uit te voeren? Haha, ja, een Dutch invasion in het hol van de leeuw. Maar ook de Engelsen zagen het helemaal zitten. Toen we wat later het Palladium twee keer uitverkochten en prachtige reviews in de Engelse pers kregen, wisten we zeker dat het echt overal werkte.’
‘De mogelijkheden leken misschien onbegrensd, maar vergis je niet. In de grotere steden kan het wel, maar bij een uitgebreide tour moet er heel veel geld bij. Alleen al de aanloopkosten voor zoiets zijn erg hoog. Ook nog naar een ander continent? Hoe wil je dat doen? Je hebt eerst een, twee jaar publiciteit nodig, dat kost bakken met geld. En dan met twee grote vrachtwagens de weg op, 35 mensen mee, voor wie we elke keer hotels moeten regelen. We zouden in het buitenland graag nog blijven spelen, maar dat is op deze manier gewoon te kostbaar gebleken.’
‘Voor onszelf hebben we alles eigenlijk al bereikt. Optreden in Liverpool; een live-opname in de Abbey Road Studios; concerten in Parijs, eerst in Olympia en later drie keer in een uitverkocht Salle Pleyel: wat wil je nog meer?’
Jullie zijn ook in nauw contact gekomen met mensen als geluidstechnicus Geoff Emerick en Beatles-autoriteit/biograaf Mark Lewisohn. Die hebben zich zeer lovend over jullie uitgelaten…
‘Ja, dat zijn ook wel heel bijzondere ervaringen. Ik heb hier in de studio in Haarlem met Geoff gezeten – Emerick heeft met de Beatles samengewerkt aan een aantal van hun iconische albums, red. – en hij was euforisch over onze uitvoering van de platen. Dat was rond ons eerste optreden in de Ziggo Dome, waar hij ook bij was. Hij is toen even in Amsterdam gebleven, we hebben samen wat dingen ondernomen, en hij wilde heel graag betrokken worden en blijven bij onze verdere plannen. Hij zou zelfs meewerken aan onze eigen plaat. Helaas is hij vrij snel daarna overleden, in 2018, dus dat is er niet meer van gekomen. Maar ja, dat we zoiets mochten meemaken.’
‘En dat Mark Lewisohn ons helemaal omarmt is natuurlijk ook fantastisch. Hij heeft al een paar keer een inleiding gehouden voor of tijdens een optreden van ons, bij het laatste concert in de Ziggo Dome zal hij dat ook weer doen. Voor ons is hij de grote biograaf. Mark is op en top historicus, die schrijft alles op wat er gebeurd is en wil geen dingen wegpoetsen. Zelfs als dat betekent dat het tussen Apple en hem niet meer zo botert en zijn toegang tot de archieven is ingetrokken. Hij heeft iets geschreven, ik meen over producer George Martin, wat in slechte aarde is gevallen. Je hebt toch de indruk dat verhalen rond de Beatles vaak wat worden gekuist. Daarom is de release van de oorspronkelijke Let It Be-film waarschijnlijk ook zo lang tegengehouden.’
Een mooi bruggetje naar jullie laatste optreden, waar ook Let It Be integraal wordt uitgevoerd. Wat vind jij van dat album? En doen jullie de oorspronkelijke versie, die van producer Phil Spector?
‘Jazeker, Let It Be is Let ItBe, daar hoefden we niet over na te denken. Ik vind de uitvoering van bijvoorbeeld ‘The Long and Winding Road’, met alle toegevoegde toeters en bellen, persoonlijk ook prachtig. Het is echt een mooi album. Eigenlijk hebben we er nooit zoveel aandacht aan besteed, omdat het toch een beetje een samengeraapt zootje is. Live-opnamen van het dakconcert; nummers uit de studio waarvan sommige nauwelijks en andere weer heel sterk bewerkt zijn; halve snippers van liedjes… Het gaat alle kanten op. Op zich zijn het allemaal geweldige nummers, maar er zit totaal geen coherentie in het album. Al zie je dat wel vaker bij de Beatles.’
‘Het is ook een heel fijn album om te spelen, merken we. Op Let It Be rocken ze er weer eens lekker op los. Sommige dingen kostten ons overigens wel wat hoofdbrekens. Met Diederik, die zich gaandeweg ook steeds meer met de partituren is gaan bezighouden en weer andere dingen hoort dan ik en mij vaak aanvult, heb ik bijvoorbeeld vrij lang gediscussieerd over ‘The Long and Winding Road’. De orkestpartijen die Phil Spector erin had gemixed waren nauwelijks te volgen door zijn befaamde ‘Wall of Sound’. Zelfs met zijn tweeën kwamen we er niet uit, we moesten er tenslotte een expert bij halen om ons verder te helpen.’
‘And in the end… ‘ Wat waren jullie overwegingen om na tien jaar te stoppen met het enorme succesverhaal van de Analogues?
‘Laat ik vooropstellen dat niemand het leuk vindt om ermee op te houden. Persoonlijk zal ik het spelen heel erg gaan missen. We leven er ook allemaal van, het is onze job geworden. Maar de andere kant is, zeker voor Fred en mij, dat het nooit nog beter kan worden, alleen maar minder. We hebben het hoogtepunt al bereikt. De realiteit is bovendien dat we in Nederland een wat ouder publiek hebben, waarvan veel mensen de Analogues al vijf, zes keer of nog vaker hebben gezien. En na zoveel optredens dreigt het ook een beetje routine te worden. Die verwondering van onszelf, én van het publiek, als je deze schitterende muziek voor het eerst live speelt en hoort, die raak je onvermijdelijk wat kwijt. Dus hoe erg het ons ook spijt, we zetten er een streep onder.’
Het grootste compliment dat de Analogues vaak hoorden, is dat de muziek die mensen in deze vorm alleen van de platen kenden, zo fenomenaal tot leven is gebracht. Zelfs ‘Revolution 9’! ‘Van alle uitdagingen die we tegenkwamen was dat met afstand ook de grootste. Zo’n lang en experimenteel nummer, waar nauwelijks een touw aan vast te knopen valt en dat je op de plaat altijd overslaat; hoe maak je daar toch wat van? We hebben een aantal opties overwogen, zelfs om als een soort Kraftwerkmannetjes met een batterij bandrecorders op het podium te gaan staan. Marcel de Vré, die onze documentaires maakt, kwam uiteindelijk met een heel goed idee. Wat als we er een film bij deden? Fred had ook wel eens gezegd dat hij het nummer zag als een soort soundtrack bij een film die nooit gemaakt is. Toen Marcel ook nog Jaap Drupsteen als maker voorstelde, was ik helemaal om.’
‘Het uitwerken van alle muziek- en geluidsfragmenten was eerlijk gezegd totale idiotenwerk. Omdat Jaap de film al eerder klaar had en op het origineel had gemonteerd moest ik de audio helemaal stap voor stap reproduceren. Maar uiteindelijk hebben we er iets heel bijzonders van gemaakt, en zelfs echt wat toegevoegd aan het werk. Toen ik de film onlangs weer opnieuw zag, was ik er door overdonderd, zo’n piece of art is het. Ook de Beatles zelf zouden waarschijnlijk blij zijn geweest met Jaaps animatie.’
Tot besluit dan: gloort er voor jullie en voor fans misschien toch nog iets van een vervolg?
‘In 2025 zal ik zelf nog druk bezig zijn met het zo goed mogelijk nakijken, documenteren en archiveren van alles, de partituren, de audio, de instrumenten en apparatuur. Mogelijk maken we een handboek over hoe je de studio-albums live kan uitvoeren volgens de expertise van de Analogues. En dan heb ik nog niet eens gehad over ons eigen project, het verder gaan met eigen muziek. Stilzitten zullen we zeker niet.’
‘Denken we toch ook aan een soort van vervolgproject met live uitgevoerde Beatles-albums? Ja, we hebben inderdaad een idee om daar nog iets mee te doen, iets nieuws. Het is te vroeg om er wat concreets over te vertellen, het enige wat ik wil zeggen is dat er in elk geval niet meer getourd zal worden en dat het geen project onder de naam van de Analogues zal zijn. Er moet nog een hoop worden uitgezocht. Maar het is wel een serieus plan. Laten we het daar bij houden, nu.’
/ door: Mieke Zijlmans / beeld: foto Bas de Brouwer 3 Sterren
Ergens halverwege Orchestra Soledad kun je bijna niet meer tegen het zoemende geluid van een binnenkomend telefoontje: dat geluid symboliseert het slechtnieuwsgesprek met de dokter. Christiaan krijgt te horen dat hij ten dode is opgeschreven. In deze bijzondere montagevoorstelling van Orkater wordt het zoemende telefoontje, het doodvonnis, keer op keer herhaald.
Wanneer de voorstelling begint is koorleider Christiaan overleden, al is zijn ‘geest’ constant aanwezig. Zijn geliefde, Merle, wordt verteerd door rouw. De wanhopig stamelende vrouw is opgenomen in een inrichting. Ze zit op het ene uiterste van de bank, haar psychiater op het andere uiterste.
Rouw
Hoe ziet zeer zware rouw eruit? Als een psychische aandoening, als gekte, als een lichamelijke ziekte? In Orchestra Soledad leidt rouw tot een soort ernstige, depressieve waanzin. De rouwende patiënt hoort stemmen, stamelt. Ze noemen het een ‘dissociatieve stoornis’.
Het sterkste beeld in de voorstelling is dat waarin Merle op de bank ligt, terwijl het vijfkoppige koor van Christiaan over de rugleuning hangt en tegen haar aan tatert, een kakofonie van gekte over haar heen schreeuwend.
Spelbreker
Schrijver Ludwig Bindervoet en regisseur Mattias Van den Vijver maken van Orchestra Soledad geen lineair verteld verhaal. De handeling springt van de vrouw (Lotte Driessens) in de inrichting naar de overleden man (Reinout Scholten van Aschat). Wat je ziet, zijn haar herinneringen aan hem. Alle gebeurtenissen zijn door elkaar heen gemonteerd, met als spelbreker steeds die zoemende telefoon met de onheilstijding.
Opvallend is dat de hoofdhandeling niet ligt bij de levende vrouw, maar bij haar beeld van de overleden geliefde. Zijn bestaan cirkelt om twee elektrische piano’s annex orgels waarop hij onder andere Bach speelt, en om zijn koor.
Het koor onderbreekt de handeling steeds voor een soort theeritueel, met kopjes en theezakjes. Aan die theezakjes hangen tekstlabeltjes met raadselachtige wijsheden. Die teksten doen denken aan het quasi-diepzinnige gebazel dat ernstig zieken gedurig te horen krijgen, bij wijze van hart onder de riem.
foto: Bas de Brouwer
Psychische problemen
Auteur Bindervoet haalt zijn inspiratie uit persoonlijke ervaringen met groot leed en de psychische problemen die daaruit kunnen voorkomen. Hij vraagt aandacht voor en empathie met mensen met psychische problemen, voor mensen die het verschil niet meer kunnen zien tussen wat verbeelding is en wat echt.
Jammer is dat expliciet is gekozen voor fragmentarische, gestamelde teksten. Vrijwel geen zin wordt afgemaakt. De belangrijkste coherente tekst is die waarin een van de koorleden een betoog houdt tégen de EU; geen idee wat dat verhaal in deze voorstelling doet. En er is een tirade van de vrouw tegen haar psychiater, die ze beschuldigt van woke-zijn en het maar makkelijk hebben in een comfortabel leven. Voor het overige bestaat de tekst vrijwel helemaal uit onafgemaakte zinnen. Daarmee zet Bindervoet eerder een sfeer neer dan een helder verhaal.
Fraai decor
Regisseur Van den Vijver gunt Lotte Driessen erg weinig ruimte voor expressie. Merle is sprakeloos van rouw, in zichzelf gekeerd. Driessen zit en ligt daarom veel, zelfs met gesloten ogen. Haar spel wordt daardoor onvermijdelijk statisch. Scholten van Aschat contrasteert door met juist veel expressie de bevlogen kunstenaar neer te zetten, die zijn passie probeert over te brengen op zijn koor. Dat koor bestaat uit vijf stagiaires (Sem Abelskamp, Lara Bakker, Shanaya Dap, Serah Doku Meijboom, Django Gantz) van drie toneelscholen. Serah Doku Meijboom valt in dat gezelschap op door haar uitstekende zangstem.
Het fraaie decor (Lisanne Bovée) is enerzijds uitbundig, anderzijds eenvoudig. De instrumenten van de man staan in een hoge, opengewerkte constructie die je kunt begrijpen als een kerkorgel, maar ook als een ziekenhuisbed, of als een opengeklapte doodskist. De rechtopstaande constructie is volgepropt met gedecoreerde kussens. De omgeving van de getroebleerde vrouw is juist zover uitgekleed dat alleen een kale bank rest.
Waagstuk
Het is bewonderenswaardig een voorstelling te maken over waanzinnige rouw en psychische problemen. Het ontbreekt de spelers alleen echt aan woorden om de moeilijkheden uit te drukken, we moeten het helemaal hebben van indrukken en sfeer. Dat laat voor de toeschouwers wel erg veel in te vullen over.
Tekst: Ludwig Bindervoet Regie: Matthias Van de Vijver Spel: Reinout Scholten van Aschat, Lotte Driessen, Sem Abelskamp, Lara Bakker, Shanaya Dap, Serah Doku Meijboom, Django Gantz Compositie: Reinout Scholten van Aschat Decor en kostuums: Lisanne Bovée Fotografie: Bas de Brouwer
Orchestra Soledad – Orkater
Gezien opzaterdag 25 januari 2025inBellevue, Amsterdam Nog te zien tot zaterdag 01 februari 2025
Shakespeares Prins van Denemarken, Hamlet, kent verschillende gedaantes. Als een androgyne verschijning in de gelijknamige film van Asta Nielsen (1922), als Koerd (Theater RAST, 2012) of als bewoner van Nieuw-West in Amsterdam (Abdelkader Benali, 2020). Recent is daar Hamlet als tachtigplusser bij gekomen. Maar wat voegt dat precies toe?
Ian McKellen als Hamlet
Ian McKellen (1939) voerde Hamlet in de jaren zeventig van de vorige eeuw ook al eens ten tonele, en nu twee keer achter elkaar weer. Eerst in de vorm van het toneelstuk in het Theatre Royal, Windsor (2021) en recent in de filmversie daarvan in de regie van Sean Mathias. Onlangs was die versie te zien in de Pathétheaters, nu te huur of te koop via onder meer de streamingdienst Pathé Thuis.
In de openingsscène zit McKellen op de stoep voor het vervallen theater. Het is de tijd van de coronapandemie, waarin de theaters gesloten zijn. Of is het ook een voorbode waarin door alle bezuinigingen en een BTW-verhoging theaters weer dreigen te worden gesloten, maar dan wellicht voorgoed?
We gaan met de Engelse acteur naar binnen, waar het stuk der stukken begint. Gespeeld in alle hoeken en gaten van het theater. In een verkorte versie. Duurt een volledige toneelvoorstelling vier uur, de film krap aan de helft daarvan.
Eigenlijk kijk je – om te beginnen – niet eens zo op van een oude Hamlet, zo invoelbaar speelt McKellen hem. Hij is ‘gewoon’ de oudere geliefde van Ophelia (gespeeld door een met een gitaar rondlopende en later ook zingende Alis Wyn Davies). Is zij een mooi stukje intertekstualiteit, een soort Cordelia – een van de dochters van King Lear – die haar gevoelens niet over de lippen kan brengen en daarom zingt?
De vraag is of de 85-jarige McKellen wat toevoegt aan Hamlet, geschreven als een jeugdig personage. Misschien door zijn verstilde ouderdom en de zweem van kwetsbaarheid en sterfelijkheid die dit met zich meebrengt. Bijvoorbeeld op het moment dat hij het doodshoofd van de nar Yorick naast zijn eigen gezicht houdt.
Cameravoering en enscenering
Ophelia’s broer, Laërtes, wordt overigens gespeeld door een zwarte vrouw, Emmanuele Cole. Net als de geest van Hamlets vader die zijn zoon tot wraak aanzet vanwege de moord op hem door zijn broer Claudius (Jonathan Hyde). Claudius eist de troon op, wordt in plaats van Hamlet koning en trouwt met de weduwe van Hamlets vader. Hamlet kan dit niet verkroppen.
Deze filmversie lijkt niet te gaan over kleur, over sekse, over leeftijd. De camera (Neil Oseman) komt vaak zo dicht op de gezichten van de spelers, dat hun gezichtsuitdrukkingen evenveel zeggen als woorden. Kwetsbaarheid en kracht spreekt eruit. En waanzin, steeds meer waanzin, vooral in de monologen.
De enscenering werkt daaraan mee. Hierin wordt veel met spiegels gewerkt, die toch al voorhanden zijn in de kamers achter het toneel waar de spelers zich opmaken of worden opgemaakt. Het levert een dubbel perspectief op: de speler kan zich reflectief verplaatsen in zichzelf én kijkt het (afwezige) publiek indirect aan.
Uiteindelijk kan worden geconcludeerd, dat het vooral lijkt te gaan om een groot acteur die nog een keer de rol der rollen wil spelen en daarvoor de kans krijgt. De blikken vol verwachting die hij aan het begin van de film op de deuren van het gesloten theater werpt, geven daar aanleiding toe. Daar is niets mis mee. Als publiek geniet je mee van zijn spel en dat van die andere tachtigplusser: de militaristische Polonius, de vader van Ophelia en Laërtes (Steven Berkoff, 1937). Met andere woorden: de oudjes doen het nog goed, lenig als ze zijn!
In een post-apocalyptische wereld jagen monsterlijke wezens – die niet boven de grens van 2400 meter kunnen komen – op mensen. Al drie jaar gaat dit goed, maar dan raken de medicijnen van Will’s zieke zoon Hunter op. Will heeft geen keuze: om het leven van zijn zoon te redden moet hij afdalen.
George Nolfi’s Elevation werd gepresenteerd als een nieuwe A Quiet Place. Helaas komt de film niet in de buurt van die belofte. Waar A Quiet Place spanning en subtiliteit meesterlijk combineert, blijft Elevation hangen in clichés, een overdaad aan vragen zonder antwoorden en een te serieuze toon die het geheel weinig aantrekkelijk maakt.
Leuk idee lijdt onder te serieuze toon
Will (Anthony Mackie) gaat samen met wetenschapper Nina (Morena Baccarin) en vriendin Katie (Maddie Hasson) onder de 2400 meter om medicatie te halen voor Hunter. Nina denkt een manier te weten om de monsters te verslaan en wil daarom ook langs haar laboratorium. Het laat zich raden dat ze niet ongeschonden uit de strijd komen. De oplettende kijker vraagt zich af waarom de monsters niet boven de 2400 meter kunnen komen. Antwoord van Nina: ‘I just hope they don’t change their minds’. Een betere verklaring komt er niet.
Het grootste probleem van deze film is dat hij zichzelf te serieus neemt. Er is geen moment van luchtigheid, geen greintje humor om de spanning te doorbreken. Dit resulteert in een ‘zware’ kijkervaring die eerder vermoeid dan meesleept.
Mysterie met weinig betekenis
Elevation lijkt zijn mysterie centraal te willen stellen, maar vergeet dat er uiteindelijk antwoorden nodig zijn voor een bevredigende conclusie. Waarom gebeurt dit fenomeen? Wat zijn de oorzaken? Wie heeft deze wezens naar de aarde gebracht? Of zijn ze op aarde ontstaan? De film hint voortdurend naar een grote betekenis of onthulling, maar levert die nooit. Het resultaat is daardoor onbevredigend.
Humorloze ernst
Wat A Quiet Place zo goed maakte was de menselijke emotie en af en toe een lichtpuntje in de vorm van relatieve normaliteit te midden van de horror. Anthony Mackie (Will) en Morena Baccarin (Nina) spelen goed en doen hun best, maar hun prestaties kunnen de film niet redden. Een scène waarin de hoofdpersonages herinneringen ophalen aan een normaal leven voelt ongemakkelijk en slecht getimed. De serieuze toon maakt de film komisch terwijl dat niet de bedoeling is. Een vleugje humor of luchtigheid had de film enorm kunnen helpen.
Visueel doet de film het beter; mooie landschappen en goed gemaakte special effects. Al zijn ze wel wisselvallig. De monsters zijn een soort mix tussen een groot uitgevallen kever en de Alien van Ridley Scott. Je hoort en ziet ze al van mijlenver aankomen en ze zijn niet angstaanjagend genoeg om indruk te maken.
Mindere uitwerking van een interessant concept
Elevation heeft de ambitie een intelligente thriller te zijn, maar mist de balans, humor en subtiele spanning om de film naar grotere hoogten te tillen. De film neemt zichzelf te serieus en overspoelt de kijker met vragen zonder enige bevredigende antwoorden.
Deze derde samenwerking tussen regisseur George Nolfi en hoofdrolspeler Anthony Mackie is een prima film voor derde kerstdag, wanneer je – ietwat katterig – op de bank hangt na drukke kerstdagen. Of in studentenhuizen na een lange avond stappen. Een film waarbij je niet hoeft na te denken, je niet hoeft te concentreren op het verhaal en waar je ook geen verhoogde hartslag van krijgt.
Sinds 28 november te zien in bioscopen in Nederland.
Jaren gaan voorbij, mensen komen en gaan, maar de plek blijft constant dezelfde. Robert Zemeckis’ verfilming van Richard McGuire’s strip Here brengt iets volledig nieuws op filmgebied: op één plek de tijd van dinosauriërs tot aan de coronapandemie de revue laten passeren, zonder ooit buiten de kaders te treden.
Dat regisseur Robert Zemeckis een uitdaging niet schuwt, bewees hij al in 1988 toen hij animatie combineerde met live-action beelden in Who Framed Roger Rabbit en in 1994 met Forrest Gump door Tom Hanks in historisch beeldmateriaal te integreren. Nu is hij de dubbele uitdaging aangegaan om zowel de camera vast te zetten op één punt, als de acteurs te verouderen en verjongen met AI.
Robert Zemeckis schreef het scenario samen met Eric Roth, met wie hij ook samenwerkte bij Forrest Gump. Ze hebben de strip als letterlijke template genomen en gebruiken in beeld eveneens kaders in kaders. Zo leiden ze ons door de geschiedenis die verteld wordt in korte en – helaas – soms saaie fragmenten.
Here in hoofdlijnen
Net na de Tweede Wereldoorlog betrekken Al en Rose het huis en daarmee de woonkamer die het kader vormt voor de film. Ze krijgen drie kinderen, van wie de oudste, Richard (Tom Hanks), in zijn tienerjaren een relatie krijgt met Margaret (Robin Wright). Margaret raakt al snel zwanger, waardoor de dromen en toekomstplannen van het stel bijgesteld moeten worden. In plaats van advocate (Margaret) en kunstschilder (Richard) te worden, trekken ze in bij Al en Rose en neemt Richard in allerijl een baan bij een verzekeringsmaatschappij om de kost te verdienen. Uit deze fuik komen ze nooit helemaal.
Naast deze familie passeert ook een inheems koppel de revue tot aan de dood van de vrouw; de familie van Benjamin Franklin komt vluchtig voorbij; een piloot met zijn vrouw (gespeeld door Michelle Dockery, bekend van Downton Abbey) en dochter bewonen als eerste het huis nadat deze gebouwd is. Vervolgens zien we nog Leo (uitvinder van de La-Z-Boy stoel) en Stella in de roerige jaren twintig, en als laatste een gezin waarvan de zoon een lesje ‘omgaan met de politie’ krijgt.
Tijdgeest
In de film worden veel maatschappelijke thema’s aangesneden: de positie van de vrouw, de man als kostwinner, de industriële revolutie, discriminatie en epidemieën die de bevolking teisteren. Ook de verschillende manieren waarop de woonkamer is ingericht geven een mooi tijdsbeeld. Het heen en weer schakelen tussen de verschillende periodes zorgt voor een interessant contrast en hier draagt de inrichting van de woonkamer, die per periode anders is, fraai aan bij.
Te veel hooi op de vork?
Op zijn 72e is Robert Zemeckis nog steeds een pionier op filmgebied. Het gebruik van AI-technieken om hoofdpersonen Richard en Margaret te verouderen en verjongen is overtuigend en zeer goed gedaan. Maar de template van de strip naar het witte doek brengen heeft nog wat werk nodig. Door de onbeweeglijke camera op één plek te richten en de vaste kaders die hij daarmee moet aanhouden, beperkt Robert Zemeckis zich. Daardoor worden de vlagen die je van de levens meekrijgt hier en daar wat saai en oppervlakkig. Toch kan je niet zeggen dat het experiment niet geslaagd is. De film is grensverleggend, zowel door camerapunt als door het gebruik van AI, en al is hij hier en daar wat saai, hij is nooit vervelend.
Hoe vaker hier geschreven wordt over het Americanagenre, hoe duidelijker het wordt hoe breed het genre is en dat het wellicht ook daarom steeds boeiend blijft. Deze keer starten we met een album van eigen bodem: Birdcatcher schotelt de luisteraar een in het oor springend album voor. Vervolgens duiken we in het werk van duo Tom Mank & Sera Smolen die met regelmaat in ons land touren. Little Steve & The Big Beat maken het trio deze keer compleet. Hun album is het stevigste van deze worp.
Oorstrelende klanken van Birdcatcher en een duo dat met cello een bijna klassieke indruk weet te maken. De eerste twee vormen een sterk contrast. En vervolgens afronden met een stevig album dat met wat extra bluesrock het mooie eindstuk vormt voor deze recensie. Wat kan het toch heerlijk zijn om op alle momenten van de dag iets van dit genre te beluisteren.
Birdcatcher maakt belofte meer dan waar
Birdcatcher is het alter ego van toetsenist/zanger Roel Spanjers. Met dit tweede album presenteert hij het vervolg op een redelijk obscuur gebleven album uit 2006. Simpelweg kreeg dit album als titel II. Natuurlijk is dat genoeg, al zou een echte titel meer recht doen aan dit geweldig fraaie tweede werkstuk van deze band.
Of dit tweede album met mooi folk- en americanawerk ook gebukt zal gaan onder de dreiging van de vergetelheid is natuurlijk afwachten. De liefhebbers van dit genre zouden het geweldige werkstuk van Spanjers stevig moeten omarmen en van de daken schreeuwen hoe geweldig het album is, om zo de aandacht te trekken die het verdient.
In het liedje ‘Your Pain is My Pain’ werkt Spanjers samen met Malford Milligan die tijdens de coronajaren noodgedwongen lang in Nederland bleef. Zijn stem is uit duizenden herkenbaar als je eenmaal van zijn muziek hebt genoten. Misschien dat deze samenwerking wat meer aandacht gaat opleveren. Het zou het talent van Roel Spanjers overigens recht doen als hij wat meer uit de schaduw kan treden van zijn begeleidingen door veel artiesten uit hetzelfde genre.
Een duo dat steeds weet te verrassen
De EP van nog geen vijfentwintig minuten speelduur van Tom Mank & Sera Smolen doet natuurlijk hunkeren naar een volledig album. Maar we moeten blij zijn met wat we voorgeschoteld krijgen.
Het openingsnummer ‘Raising a Cheer’ pakt je als luisteraar meteen bij de lurven met de heerlijke celloklanken, de donkere stem van Mank, de achtergrondzang van Kimberly Claeys en naast gitaar- ook banjoklanken. Het luisterpalet is direct heel breed uitgesmeerd en trekt je meteen het liedje in. Het nummer dat het heeft over gejuich opwekken, gaat eigenlijk over het bedrijven van de liefde als we goed luisteren. De warmte daarvan straalt ook door de speakers.
De diepe klanken van de cello van Smolen voeren op veel liedjes naast de basistonen ook de boventoon. Dat blijft zo tot en met het slotnummer ‘Tresholds’. In het titelnummer ‘Skinny Boy’ horen we naast folk tevens wat bluesy invloeden.
De beperkte speelduur blijft altijd het nadeel van een EP. Om dat op te vangen hebben we gelukkig ook de repeatknop op de cd-speler en kunnen we nieuwe details ontdekken bij herhaalde beluistering.
Little Steve doet je bijna aan Springsteen denken
Als je Little Steve leest kan je haast niet anders dan direct denken ‘& The Disciples Of Soul’, maar dan zit je fout. Deze Little Steve is een heel andere artiest.
Ook deze Little Steve doet denken aan een collega-muzikant, namelijk Pokey LaFarge. Dat komt vooral door de opener van het album, ’99 LBS’, waar de blazers meteen de opening verzorgen en het gitaargeluid nog wat verder op de achtergrond staat. De stem van deze zanger zit ook een beetje in de richting van LaFarge, al moeten we wel wat meer moeite doen om dat te willen horen. Toch kun je als luisteraar niet om de vergelijking heen en dat is helemaal niet erg.
De rhythm and blues die Little Steve and The Big Beat produceren, lijkt iets minder op de sound van Little Steven uit de band van Springsteen. Reden genoeg om de muziek van deze band daar dus niet mee te verwarren.
Het titelnummer ‘Circles’ van dit tweede album van de band behoort tot de categorie ballads en gooit hoge ogen. Hier neigt de formatie weer meer richting een bigbandgeluid. Het sleept heerlijk met blazers op de voorgrond en lekker elektrisch gitaarwerk op de achtergrond. De stem van Little Steve weet je hier bij de strot te pakken. Je draait langzaam rondjes mee met de zang op dit terechte titelnummer, totdat de basklanken langzaam maar heel zeker een einde maken aan het liedje.
Birdcatcher – Tom Mank & Sera Smolen – Little Steve & The Big Beat
De aankondiging van een nieuw album van De Kift staat altijd garant voor een flinke dosis voorpret. De Zaanse band weet steevast te verrassen met een originele, handgemaakte vormgeving. En met een aantal nieuwe prachtnummers natuurlijk.
Een sigarendoos, een fotoalbum, gerecycled jute en een heuse ordner vormden de omlijsting van eerdere albums van De Kift. En Niemandsland is wederom een kunstig werkje geworden. Het album is verpakt in oude briefkaarten (o.a. uit Duisburg en Gorensjka), inclusief handgeschreven kattenbelletjes. Het nostalgische gevoel dat de vergeelde ansichtkaarten oproepen past De Kift, waar de weemoed nooit ver weg is, als een jas.
Al 35 jaar vaart de veelkoppige formatie uit Koog aan de Zaan haar eigen koers, met een aanstekelijke mix van fanfare, punk en theater. Van tijd tot tijd is er ruimte voor verstilling. Op Niemandsland gaat De Kift op zoek naar ‘het mooie en het schone in deze zorgelijke tijden, op politiek, maatschappelijk en klimatologisch gebied.’
Wereldliteratuur
Zanger van het eerste uur Ferry Heyne put voor zijn teksten uit de wereldliteratuur, onder het motto: ‘Waarom zou je zelf iets bedenken als er al zoveel moois is geschreven?’ Op dit album citeert hij uit het werk van o.a. Pablo Neruda, Sylvia Plath, August Strindberg, Armando en Marion Bloem. Het onheilspellende openings- en titellied is geïnspireerd op ‘Thirteen’ van Johnny Cash. Geheel toevallig zal het niet zijn dat Niemandsland (alweer) het dertiende album is van De Kift.
Erg vrolijk is het merendeel van de teksten niet die Heyne uit zijn ordners met mooie passages uit de literatuur heeft geplukt. Het is eenzaamheid, droefheid, dood en duisternis troef. De Belgische zangeres (en saxofonist) Roos Janssens zorgt met haar Vlaamse tongval voor wat licht in de duisternis. Het door haar gezongen vederlichte ‘Witte Vlinder’ (naar een tekst van Iosif Brodski) is prachtig. Ook mooi is het duet, of beter gezegd de dialoog, van Janssens met drummer/(koor)zanger/illustrator Wim ter Weele, ‘Vogels’, dat gebaseerd is op een treurige tekst van Cormac McCarthy, uit zijn roman The Road.
‘Er zijn geen vogels meer. Of wel?’
‘Nee.’
‘Alleen in boeken.’
‘Ja. Alleen in boeken.’
Vrolijke wals
Dat De Kift een verleden heeft in de punk, blijkt uit meer weerbarstige songs als ‘Dageraad’ en ‘Wereld, wereld’. In het oriëntaals getinte ‘De Nacht’ krijgt de band steun van de Amsterdam Klezmer Band. Mooi is ook het ingetogen, droeve ‘Kompanen’, met de tekst:
‘Ja, zo zouden we het graag hebben, dat we de kroon droegen en genoeg kregen van de wereld. Maar is het niet omgekeerd, dat dewereld genoeg krijgt van ons, en niet wij van haar?’ (Herta Müller)
Gelukkig schijnt er bij De Kift altijd ook licht door alle droefenis: op ‘Wals’ (‘Speel me een wals voor breekbare dromen’) kan vrolijk gedanst worden. Het slotakkoord is voor een melancholische trompet, voorafgegaan door de woorden: ‘Zoveel dingen die ik vergeten wil’. Ja, zo zouden we het graag hebben.
De Kift
Album: Niemandsland Prijs: € 35,00 / 40,00 Aantal tracks:13
We kunnen vragen om cookies op uw apparaat te plaatsen. We gebruiken cookies om ons te laten weten wanneer u onze websites bezoekt, hoe u met ons omgaat, om uw gebruikerservaring te verrijken en om uw relatie met onze website aan te passen.
Klik op de verschillende rubrieken voor meer informatie. U kunt ook enkele van uw voorkeuren wijzigen. Houd er rekening mee dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze websites en de services die we kunnen bieden.
Essentiële Website Cookies
Deze cookies zijn strikt noodzakelijk om u diensten aan te bieden die beschikbaar zijn via onze website en om sommige functies ervan te gebruiken.
Omdat deze cookies strikt noodzakelijk zijn om de website te leveren, heeft het weigeren ervan invloed op het functioneren van onze site. U kunt cookies altijd blokkeren of verwijderen door uw browserinstellingen te wijzigen en alle cookies op deze website geforceerd te blokkeren. Maar dit zal u altijd vragen om cookies te accepteren/weigeren wanneer u onze site opnieuw bezoekt.
We respecteren volledig als u cookies wilt weigeren, maar om te voorkomen dat we u telkens opnieuw vragen vriendelijk toe te staan om een cookie daarvoor op te slaan. U bent altijd vrij om u af te melden of voor andere cookies om een betere ervaring te krijgen. Als u cookies weigert, zullen we alle ingestelde cookies in ons domein verwijderen.
We bieden u een lijst met opgeslagen cookies op uw computer in ons domein, zodat u kunt controleren wat we hebben opgeslagen. Om veiligheidsredenen kunnen we geen cookies van andere domeinen tonen of wijzigen. U kunt deze controleren in de beveiligingsinstellingen van uw browser.
Google Analytics Cookies
Deze cookies verzamelen informatie die in geaggregeerde vorm wordt gebruikt om ons te helpen begrijpen hoe onze website wordt gebruikt of hoe effectief onze marketingcampagnes zijn, of om ons te helpen onze website en applicatie voor u aan te passen om uw ervaring te verbeteren.
Als u niet wilt dat wij uw bezoek aan onze site volgen, kunt u dit in uw browser hier uitschakelen:
Overige externe diensten
We gebruiken ook verschillende externe services zoals Google Webfonts, Google Maps en externe videoproviders. Aangezien deze providers persoonlijke gegevens zoals uw IP-adres kunnen verzamelen, kunt u ze hier blokkeren. Houd er rekening mee dat dit de functionaliteit en het uiterlijk van onze site aanzienlijk kan verminderen. Wijzigingen zijn pas effectief zodra u de pagina herlaadt
Google Webfont Instellingen:
Google Maps Instellingen:
Google reCaptcha instellingen:
Vimeo en Youtube video's insluiten:
Andere cookies
De volgende cookies zijn ook nodig - U kunt kiezen of u ze wilt toestaan:
Privacy Beleid
U kunt meer lezen over onze cookies en privacy-instellingen op onze Privacybeleid-pagina.