Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Begrijpen wat het betekent om zwart te zijn

recensie: The Last Poet – Toneelschuur Producties

‘Understand what black is’, zegt acteur Mike Libanon in de proloog van de actuele voorstelling The Last Poet van Toneelschuur Producties. En dan bedoelt hij in dit geval: begrijp wat het betekent om zwart te zijn in de Verenigde Staten in de jaren 50 en 60. Onderbetaald, achtergesteld, vernederd, slecht geschoold. Je enige kans is: je daar bovenuit knokken. Koste wat het kost.

Of hun verhaal vergeten is, vraagt een van The Last Poets zich hardop af. Vergeten? Vermoedelijk is dat verhaal in Nederland eenvoudigweg niet erg bekend. The Last Poets is de verzamelnaam van een groep zwarte dichter-performers in Harlem, New York City, sinds de jaren 60 van de vorige eeuw. De nog levende leden zijn inmiddels op leeftijd. Zij zijn voortgekomen uit de protestbeweging tegen de vanzelfsprekende onderdrukking van zwarten in de VS.

Hiphop

The Last Poets schreven sombere, activistische, grove, bloederige teksten over de positie van de zwarten in de samenleving, verteld vanuit hun eigen waarneming: ‘Niggers are scared of revolution’. Die teksten brachten ze veelal mondeling, ondersteund door ritmische muziek. Daarmee legden ze mede de basis voor de hiphop- en rapcultuur.

Een van The Last Poets is Umar Bin Hassan (pseudoniem van Gilbert Jerome Huling, 1948, Akron, Ohio). In haar boek De laatste dichters beschrijft Christine Otten onder andere zijn leven. Dat boek bracht regisseur Nita Kersten op het idee een theatervoorstelling te maken over deze dichtersgroep. Samen met schrijver Maxine Palit de Jongh zocht ze de nog levende poets op in New York. In samenspraak met Palit de Jongh ontstond zo de tekst van The Last Poet

Blues

De vijf acteurs die dat levensverhaal vormgeven, leggen meteen al in het openingsbeeld de basis voor een muzikale, ritmische voorstelling. Door vingerknippen, drummen op hun dijbenen en neuriën ontstaat een eenvoudige blues. Op die muziek introduceert Mike Libanon de jongen Jerome – die zich later Umar Bin Hassan zal noemen.

Een mooie metafoor voor de man die uiteindelijk dichter wordt, is dat het kind Jerome niet kan praten – of wil hij het niet? Jerome is een kneus en een stotteraar. Zijn vader is een alcoholistische trompettist. Zijn moeder probeert tegen beter weten in de eindjes aan elkaar te knopen in het straatarme gezin. Jerome’s toekomstbeeld is een leven als schoenpoetser en fabrieksarbeider in zijn geboortestad. Maar wanneer hij een keer een ‘last poet’ ziet optreden, valt de munt. Hij zal dichter worden. In Harlem, New York City. Hij verpatst de draaitafel van zijn zusje Sandra om aan geld te komen voor de reis daarnaartoe. Eenmaal in New York, raakt Jerome/Umar eerst de bodem van de put voordat hij zijn ware ‘stem’ als dichter vindt.

Sober

Twee vrouwen en drie mannen brengen het levensverhaal van deze last poet. Ze hebben een sober zwart/wit/grijs decor tot hun beschikking. Slechts drie grijze kratjes en een op zijn punt staande ‘kamer’. Door die ‘doos’ op zijn punt te laten draaien en het licht een andere focus te geven, verandert de locatie.

Foto: Sanne Peper

Echt knallend vuurwerk in het spel blijft uit. Kersten laat haar acteurs voornamelijk beheerst spelen, een uitbarsting van de beginnende dichter Jerome daargelaten. Dat is jammer, de voorstelling blijft daardoor wat vlak, eigenlijk een beetje te beleefd, gelet op het onrecht dat de zwarten wordt gedaan. De kwaadheid, de verontwaardiging over het vanzelfsprekend kansarm en onderdrukt zijn, komen daardoor niet echt uit de verf, hoewel de teksten van Maxine Palit de Jongh die woede wel in zich hebben. Bovendien heeft Kersten de beschikking over een paar uitstekende acteurs, die dat vuurwerk wel kunnen leveren.

Kyra Bououargane speelt de wijze moeder van Jerome: bezorgd, handenwringend. Carmen van Mulier zet alle vrienden en vriendinnen van Jerome/Umar neer. Van Mulier steelt de show met haar vlijmscherpe lichaamstaal, waarmee ze voortdurend fysiek commentaar geeft op de tekst.

Doorgronden

Ondersteund door een soundscape van bluesy muziek (compositie: Vernon Chatlein) spelen Mike Libanon, Jonathan Eduardo Brito en Nick Livramento Silva beurtelings Jerome/Umar, plus nog een paar personages. Libanon fungeert daarbij als een swingende, innemende verteller; boos, verontwaardigd, gefrustreerd. The Last Poet is zo een muzikale, ritmische voorstelling over het gevecht dat zwarten in de VS moeten leveren om überhaupt het recht te hebben op een enigszins normaal bestaan.

‘Understanding what black is’: ze zeiden het al. Het oogmerk van deze weergave van het levensverhaal van Umar Bin Hassan is de toeschouwers te laten doorgronden hoe het is: zwart zijn in een cultuur waarin blanken de baas spelen.
Daarvan wijkt het hedendaagse Nederland helaas niet veel af. In dat licht gezien, is dit een actuele voorstelling.

 

Tekst: Maxine Palit de Jongh
Regie: Nita Kersten
Spel: Kyra Bououargane, Jonathan Eduardo Brito, Mike Libanon, Carmen van Mulier, Nick Livramento Silva
Kostuumontwerp: Lisanne Bovée
Scenografie: Zico Lopes
Lichtontwerp: Varja Klosse
Compositie: Vernon Chatlein
Fotografie: Sanne Peper

 

Theater / Voorstelling

Begrijpen wat het betekent om zwart te zijn

recensie: The Last Poet – Toneelschuur Producties

‘Understand what black is’, zegt acteur Mike Libanon in de proloog van de actuele voorstelling The Last Poet van Toneelschuur Producties. En dan bedoelt hij in dit geval: begrijp wat het betekent om zwart te zijn in de Verenigde Staten in de jaren 50 en 60. Onderbetaald, achtergesteld, vernederd, slecht geschoold. Je enige kans is: je daar bovenuit knokken. Koste wat het kost.

Of hun verhaal vergeten is, vraagt een van The Last Poets zich hardop af. Vergeten? Vermoedelijk is dat verhaal in Nederland eenvoudigweg niet erg bekend. The Last Poets is de verzamelnaam van een groep zwarte dichter-performers in Harlem, New York City, sinds de jaren 60 van de vorige eeuw. De nog levende leden zijn inmiddels op leeftijd. Zij zijn voortgekomen uit de protestbeweging tegen de vanzelfsprekende onderdrukking van zwarten in de VS.

Hiphop

The Last Poets schreven sombere, activistische, grove, bloederige teksten over de positie van de zwarten in de samenleving, verteld vanuit hun eigen waarneming: ‘Niggers are scared of revolution’. Die teksten brachten ze veelal mondeling, ondersteund door ritmische muziek. Daarmee legden ze mede de basis voor de hiphop- en rapcultuur.

Een van The Last Poets is Umar Bin Hassan (pseudoniem van Gilbert Jerome Huling, 1948, Akron, Ohio). In haar boek De laatste dichters beschrijft Christine Otten onder andere zijn leven. Dat boek bracht regisseur Nita Kersten op het idee een theatervoorstelling te maken over deze dichtersgroep. Samen met schrijver Maxine Palit de Jongh zocht ze de nog levende poets op in New York. In samenspraak met Palit de Jongh ontstond zo de tekst van The Last Poet

Blues

De vijf acteurs die dat levensverhaal vormgeven, leggen meteen al in het openingsbeeld de basis voor een muzikale, ritmische voorstelling. Door vingerknippen, drummen op hun dijbenen en neuriën ontstaat een eenvoudige blues. Op die muziek introduceert Mike Libanon de jongen Jerome – die zich later Umar Bin Hassan zal noemen.

Een mooie metafoor voor de man die uiteindelijk dichter wordt, is dat het kind Jerome niet kan praten – of wil hij het niet? Jerome is een kneus en een stotteraar. Zijn vader is een alcoholistische trompettist. Zijn moeder probeert tegen beter weten in de eindjes aan elkaar te knopen in het straatarme gezin. Jerome’s toekomstbeeld is een leven als schoenpoetser en fabrieksarbeider in zijn geboortestad. Maar wanneer hij een keer een ‘last poet’ ziet optreden, valt de munt. Hij zal dichter worden. In Harlem, New York City. Hij verpatst de draaitafel van zijn zusje Sandra om aan geld te komen voor de reis daarnaartoe. Eenmaal in New York, raakt Jerome/Umar eerst de bodem van de put voordat hij zijn ware ‘stem’ als dichter vindt.

Sober

Twee vrouwen en drie mannen brengen het levensverhaal van deze last poet. Ze hebben een sober zwart/wit/grijs decor tot hun beschikking. Slechts drie grijze kratjes en een op zijn punt staande ‘kamer’. Door die ‘doos’ op zijn punt te laten draaien en het licht een andere focus te geven, verandert de locatie.

Foto: Sanne Peper

Echt knallend vuurwerk in het spel blijft uit. Kersten laat haar acteurs voornamelijk beheerst spelen, een uitbarsting van de beginnende dichter Jerome daargelaten. Dat is jammer, de voorstelling blijft daardoor wat vlak, eigenlijk een beetje te beleefd, gelet op het onrecht dat de zwarten wordt gedaan. De kwaadheid, de verontwaardiging over het vanzelfsprekend kansarm en onderdrukt zijn, komen daardoor niet echt uit de verf, hoewel de teksten van Maxine Palit de Jongh die woede wel in zich hebben. Bovendien heeft Kersten de beschikking over een paar uitstekende acteurs, die dat vuurwerk wel kunnen leveren.

Kyra Bououargane speelt de wijze moeder van Jerome: bezorgd, handenwringend. Carmen van Mulier zet alle vrienden en vriendinnen van Jerome/Umar neer. Van Mulier steelt de show met haar vlijmscherpe lichaamstaal, waarmee ze voortdurend fysiek commentaar geeft op de tekst.

Doorgronden

Ondersteund door een soundscape van bluesy muziek (compositie: Vernon Chatlein) spelen Mike Libanon, Jonathan Eduardo Brito en Nick Livramento Silva beurtelings Jerome/Umar, plus nog een paar personages. Libanon fungeert daarbij als een swingende, innemende verteller; boos, verontwaardigd, gefrustreerd. The Last Poet is zo een muzikale, ritmische voorstelling over het gevecht dat zwarten in de VS moeten leveren om überhaupt het recht te hebben op een enigszins normaal bestaan.

‘Understanding what black is’: ze zeiden het al. Het oogmerk van deze weergave van het levensverhaal van Umar Bin Hassan is de toeschouwers te laten doorgronden hoe het is: zwart zijn in een cultuur waarin blanken de baas spelen.
Daarvan wijkt het hedendaagse Nederland helaas niet veel af. In dat licht gezien, is dit een actuele voorstelling.

 

Tekst: Maxine Palit de Jongh
Regie: Nita Kersten
Spel: Kyra Bououargane, Jonathan Eduardo Brito, Mike Libanon, Carmen van Mulier, Nick Livramento Silva
Kostuumontwerp: Lisanne Bovée
Scenografie: Zico Lopes
Lichtontwerp: Varja Klosse
Compositie: Vernon Chatlein
Fotografie: Sanne Peper

 

Film / Films

Onbevangenheid tot in het absurde

recensie: Poor Things - Yorgos Lanthimos

De wereld ligt aan onze voeten, maar vaak zijn we te angstig of te sceptisch om deze verder te onderzoeken. In de nieuwste film van regisseur Yorgos Lanthimos (The Lobster, The Favourite) volgen we menselijk experiment Bella Baxter (Emma Stone), een vrouw die in de unieke positie is om de wereld met een kinderlijk enthousiasme en ongeremde kritiek te ontdekken.

De absurdistische komedie speelt zich af in een wereld die nét niet gelijk is aan die van ons. De film opent mysterieus met een vrouw die zonder een woord van een brug afspringt. Schelle snaarinstrumenten klinken om een gevoel van ongemak, gepaard met spanning, te creëren. Snel hierna wisselt de film naar zwart-wit en zien we een Frankenstein-achtige laborant en zijn vreemde huis. Er wordt een experiment uitgevoerd, met als resultaat: Bella Baxter (Emma Stone), een eindeloos gefascineerde jongedame. Met een frisse, kritische blik begint zij aan een ontdekkingstocht van de kleurrijke, onconventionele wereld.

Met Oscars bekroond

De kunstzinnige film is op meerdere aspecten beloond met een Oscar: beste productieontwerp, beste kostuumontwerp, beste haar en make-up en beste vrouwelijke hoofdrol voor Emma Stone. Behalve dat de dialogen hilarisch zijn geschreven, zorgen Stone’s mimiek en intonatie voor een niet eerder vertoond personage. Nieuwsgierig, oversekst en veel te eerlijk weet Bella de wereld voor haar te winnen. Met name de wijze waarop Bella haar ervaringen beschrijft zijn vindingrijk en ontzettend raak. De evolutie van losbandig kind naar geëmancipeerde vrouw heeft onvoorspelbare wendingen, maar blijft geloofwaardig en goed te volgen.

Een betoverende vrouw

Bella begint als klein kind opgesloten in een volwassen lichaam. Haar mentale groei gaat razendsnel en ze trekt al snel de aandacht van de mannen om haar heen. Godwin Baxter (Willem Dafoe) ziet haar als zijn experiment en sluit haar het liefst op om haar te observeren. Max McCandles (Ramy Youssef) is zo gefascineerd door Baxters creatie dat hij tijdens zijn studie van Bella verknocht aan haar raakt. De gladde schurk Duncan Wedderburn (Mark Ruffalo) kan zijn lust niet bedwingen wanneer hij de excentrieke Bella voor het eerst ziet. Bella trekt altijd haar eigen plan en laat zich niet leiden door wat anderen van haar verwachten. Voor de mannen is dit zichtbaar frustrerend, maar altijd op een wijze waarbij de kijker niets anders kan dan Bella gelijk geven. We volgen immers haar avontuur en haar leven.

De bezitterigheid die veel mannen eigen lijkt te zijn, wordt een fysieke metafoor in de iconische dansscène. Bella kan haar lichaam niet bedwingen en lijkt te moeten dansen. Natuurlijk gaat dit op haar eigen, impulsieve manier. Duncan besluit met haar mee te dansen en wil haar telkens vastpakken, maar Bella danst zichzelf keer op keer los, zodat ze op haar manier kan blijven dansen. Op deze wijze blijft de film spelen met vraagstukken als autonomie, waarbij Bella altijd conventies aan haar laars lapt.

Experimenteel en memorabel

Het plezier van ontdekken staat op de voorgrond. Zelfs wanneer de personages stilzitten, vervelen hun interessante en originele gesprekken geen moment. De fixatie van de film op naakte lichamen kan vermoeiend zijn, maar het wordt wel altijd gebruikt om de thema’s van de film verder te ontwikkelen. Bella’s ontdekkingslust werkt aanstekelijk. De film is lang, maar ook groots. Er is genoeg te zien wat met een enkele keer kijken niet volledig te bevatten is. De titel Poor Things lijkt in eerste instantie te slaan op Bella, een onderontwikkeld mens waar de mensen om haar heen zich boven verheven voelen. Het tegenovergestelde is misschien eerder waar. Mensen die niet met volle overgave het leven leven zoals Bella, zijn de echte poor things. Deze film wil je niet missen.

Film / Films

Meeslepende reis door de woestijn

recensie: Io Capitano - Matteo Garrone

Io Capitano (2023) is het meeslepende verhaal van twee jongens uit Senegal die in Europa hun fortuin willen maken als artiesten. De reis daar naartoe loopt alles behalve soepel. De film is geregisseerd door Matteo Garrone en was tevens de Italiaanse Oscarinzending voor Beste Buitenlandse Film. Hoewel de competitie niet te onderschatten was, had de film alles in huis om het befaamde beeldje te kunnen winnen.

Seydou en Moussa hebben grootse plannen. Ze hebben maandenlang gespaard om de overtocht te kunnen betalen van Senegal naar Italië. Vol goede moed en enthousiasme (maar zonder toestemming van hun ouders) gaan ze op pad, overgelaten aan hun lot. De jongens krijgen te maken met zakenlui die maar wat graag geld aftroggelen van reizigers in ruil voor transport. En dat is nog maar het begin. Wat volgt is een reis vol ontberingen, waardoor de jongens in een rap tempo volwassen moeten worden en de realiteit onder ogen moeten zien.

Beklemmend en gebalanceerd

De toon van de film is bijzonder neerslachtig. De beelden hebben een enorme impact, niet alleen omdat de camera de gruwelijkheden niet schuwt, maar ook omdat dit een afspiegeling is van de realiteit. En die realiteit is huiveringwekkend. Er zijn gelukkig ook kleine lichtpuntjes, zuinig verspreid over de gehele film. De zware toon van de film geeft deze momenten extra impact. Een vriend die voor je zorgt, een kleine beloning, een warme maaltijd, een goed gesprek. Deze momenten zijn krachtig, hoopvol, en boven al het andere bijzonder menselijk. Daarnaast is de film erg knap gemaakt. Het camerawerk is werkelijk schitterend, de acteerprestaties voelen doorleefd, en zelfs de muziek ademt een en al bezieling. Het is een film die op alle vlakken een verhaal wil vertellen.

Hit or miss

Wat specifiek genoemd dient te worden is het einde. Natuurlijk is het zonde om dat hier al weg te geven, dus details blijven achterwege. Het einde van een verhaal kan een film maken of breken. Het einde van Io Capitano is ongekend sterk. Het is tevens een einde dat onlosmakelijk verbonden is met de titel van de film, waardoor het hele verhaal op een memorabele manier wordt afgesloten.

Al met al is Io Capitano niet voor iedereen een aanrader. De inhoud is heftig en kan erg dichtbij komen. De zwaarte van de film wordt echter gebalanceerd door prachtig menselijke momenten en een toegewijde productie.

The Iron Claw
Film / Films

IJzersterke broederliefde

recensie: The Iron Claw - Sean Durkin
The Iron Claw

Zac Efron geeft de performance van zijn leven in de waanzinnige biopic over de Von Erichs, een familie showworstelaars uit de jaren 80. Naast de extreme fysieke uitdaging wordt ook de mentaliteit van de familie op de proef gesteld door ongekende tegenspoed, die door de familie zelf een vloek wordt genoemd.

De film gaat over zowel de opkomst als de teloorgang van levende legendes. Nadat vader Fritz (Holt McCallany) in de jaren 60 een klein imperium heeft opgebouwd door worstelen uit te zenden op televisie in Dallas, is het nu de beurt aan zijn zoons om de welbefaamde titel van wereldkampioen zwaargewichtworstelen binnen te halen. Het tragische verloop van de carrière van de Von Erichs is zo meeslepend dat het niet uitmaakt of de kijker wel of geen voorkennis heeft van de familie, laat staan van worstelen. De aantrekkingskracht van het verhaal zit in het familieverband. Fritz traint zijn zoons om het beste uit ze te halen, maar lijkt hierin door te slaan. In het begin van de film geeft hij een rangschikking van zijn vier zoons waarbij de drie die thuis wonen, niet kunnen tippen aan Kerry (Jeremy Allen White), die olympisch discuswerper is. Fritz’ obsessie met prestatie wordt hiermee bevestigd en al snel blijkt dat de zoons nooit zullen voldoen aan zijn verwachtingen.

Warme familiescènes

De liefde tussen de broers is het krachtigste punt van de film. De echte Kevin von Erich, die geraadpleegd is om deze film te realiseren, had slechts één eis: het moest duidelijk zijn dat hij van zijn broers houdt. Regisseur Sean Durkin heeft dit ter harte genomen. Tussen al het geweld in de ring door, wordt de tijd genomen om de mannen te laten genieten van elkaars aanwezigheid. Of het in de ring is, tijdens het werk op de familieboerderij of op vrijdagavond op zoek naar avontuur: wanneer de broers samen zijn, blijkt uit alles dat hun liefde voor elkaar groot is.

Intense training

Wanneer Kevin (Efron) en David (Harris Dickinson) samen de ring in trekken, is het opzwepende effect dat ze op het publiek hebben invoelbaar voor de kijker. De dynamiek verandert wanneer blijkt dat David beter is in het opjutten van het publiek dan Kevin. Ook is de introductie van Kerry een visueel spektakel. De choreografie van de drie-tegen-drie gevechten waarin de broers synchroon een tegenstander de ring uit werken, is ongekend. De mannen zien er old school cool uit en de vechtmontages gepaard met de rockmuziek uit de jaren 80 zorgen voor memorabele beelden.

Dat het om serieus werk gaat, moge duidelijk zijn. Wanneer Kevin gevraagd wordt of show-worstelen nep is, zegt hij dat er niets nep is aan wat ze doen. Net als een film wordt show-worstelen met een specifiek narratief ingestoken en is een winnaar vaak van tevoren vastgesteld. Dat neemt niet weg dat er flinke klappen geïncasseerd moeten worden. Bij de eerste verwonding die de film toont, weet je als kijker al dat dit niet de laatste, noch de ergste gaat zijn.

Aan de toewijding van de atleten – en in deze film de acteurs – kan niet worden getwijfeld. Iedere vrije minuut wordt door de mannen besteed aan fysieke training, want in de ring worden er harde klappen uitgewisseld. Het begin van de film bestaat uit beelden van Kevin die opstaat om een stuk te gaan rennen. De focus op het afgetrainde lichaam van Efron bewijst dat hij (evenals White en Dickinson) hard heeft gewerkt om deze rol te vervullen.

Waargebeurd verhaal aangepast

De kijker wordt meegenomen in een wereld van showmanship en ziet hoe breekbaar en menselijk de performers zijn. Het waargebeurde verhaal heeft zelfs een aantal wijzigingen ondergaan om de film geloofwaardiger te maken. Deze paradox spreekt voor de intensiteit van The Iron Claw. De film weet de fragiliteit van mannelijkheid meesterlijk te visualiseren. De worstellegendes zijn niet vergeten en deze film stelt hun nalatenschap veilig.

Film / Films

Tussen toestemmen en toegeven

recensie: How to Have Sex- Molly Manning Walker

De debuutfilm van Britse regisseur Molly Manning Walker How to Have Sex (2024) lijkt op het eerste gezicht bekend terrein te bewandelen: een coming of age-verhaal dat zich afspeelt tijdens een examenvakantie op Mallorca. De film blijkt echter bijzonder scherpe vraagtekens te zetten bij een gevoelig maar relevant thema rondom seks: toestemming.

Het verhaal gaat over vriendinnen Tara, Em, en Sky die, in afwachting van de uitslag van hun examens, volop willen genieten van hun welverdiende vrijheid op Mallorca, een van de vele epicentra van drank, drugs, en gelijkgestemde feestbeesten. De eerste helft van de film is bijzonder grappig. De drie vriendinnen hebben ongelofelijk schik met elkaar en die chemie zorgt voor bijzonder geestige uitwisselingen. Dit gaat gepaard met prettig camerawerk en een zacht kleurenpalet, waardoor de sfeer van de film meteen helemaal compleet is. Een speciale vermelding verdient de bijzonder passend gekozen muziek. Aangezien er flink wat popmuziek wordt gedraaid, had de keuze snel verkeerd kunnen uitpakken. Gelukkig draagt de muziek op een subtiele manier bij aan de zalige vakantiestemming.

Complex consent

Het was te verwachten dat deze stemming op den duur om moet slaan. Dit is waar de film haar kracht vandaan haalt: het illustreren van de complexiteit rondom toestemming bij seks. Waar het op papier simpel lijkt (‘nee is nee’), kan het in de werkelijkheid een stuk minder zwart-wit zijn. De film toont een grijs gebied zonder daarbij met een vinger te wijzen of te vervallen in clichés als ‘jongens willen maar één ding’. Thema’s als opvoeding, bescherming, vriendschappen, het opzoeken van grenzen, jaloezie en puberale onzekerheid komen er ook bij kijken. Wat ook nog genoemd dient te worden is het ijzersterke acteerwerk van Mia McKenna-Bruce, die met haar lichaamstaal meer kan zeggen dan duizend woorden. Een ongekend accurate representatie van jongvolwassen onzekerheid.

Vragenvuur

De film roept bijzonder veel vragen op en dat is waarom hij zo goed blijft hangen. Hoe zijn deze jongens en meiden opgevoed? In hoeverre kun je dit soort taferelen voorkomen? Hoe verken je op een veilige manier je grenzen? Is dat überhaupt mogelijk? In hoeverre kun je en wil je (je) tieners hiertegen beschermen? Is er een volledig veilige manier om volwassen te worden? Al deze vragen en meer vormen ontzettend interessante gespreksstof. De film laat hier een serieus en genuanceerd licht op schijnen.

How to Have Sex is zeker een aanrader. Het is een gebalanceerde film die weet te vermaken en vragen weet te stellen. Hij zet het publiek op scherp zonder een hard oordeel te vellen of makkelijke oplossingen te bieden. En in tegenstelling tot wat de titel misschien doet vermoeden, is de film allesbehalve een handleiding voor het bedrijven van de liefde.

Matthew Wong, The Kingdom, 2017.
Kunst / Expo binnenland

Matthew Wong: een onvervuld verlangen

recensie: Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort - Van Gogh Museum
Matthew Wong, The Kingdom, 2017.

Matthew Wong kampte met mentale problemen en zag kunst als zijn laatste redmiddel. Door te kijken naar Van Gogh en andere meesters leerde hij zichzelf schilderen. De roem die rap volgde stilde niet zijn verlangen naar geluk en hij stapte veel te vroeg uit het leven. Zijn indrukwekkende nalatenschap kun je in het Van Gogh Museum ontdekken.

Matthew Wong

Matthew Wong. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation.

De eerste Europese overzichtstentoonstelling van de Chinees-Canadese kunstenaar Matthew Wong (1984-2019) onthult een kleurrijk en krachtig oeuvre, dat tegelijk melancholisch en ontroerend is. Hij kampte met psychische problemen door depressies, autisme en het syndroom van Gilles de la Tourette. Wong zag de schilderkunst als een last resort om te overleven en om betekenis en erkenning in het leven te vinden. Hij maakte zich het vak eigen door werk van grote Europese en Amerikaanse meesters uitvoerig te bestuderen. Als een spons nam hij alles wat hij zag in zich op, en onder invloed van Vincent Van Gogh, Henri Matisse, Gustave Klimt, Yayoi Kusama, Willem de Kooning, Joan Mitchell, Jonas Wood en anderen ontwikkelde hij een geheel eigen stijl. Ook vond hij inspiratie in de traditionele Chinese kunst. Een gemeenschap van gelijkgestemden kon via Facebook zijn razendsnelle ontwikkeling tot internationaal kunstenaar stap voor stap volgen.

Verwantschap

Met Van Gogh had Matthew zowel artistiek als persoonlijk een connectie. Beiden begonnen als autodidact pas op 27-jarige leeftijd met schilderen. Hun carrières waren stormachtig en kort, want door depressie zagen ze geen andere uitweg dan zelfdoding. Ook hun intuïtieve, kleurrijke kunst vertoont bizar veel parallellen; in het Van Gogh Museum hoef je maar te kijken naar de penseelstreken van The Kingdom uit 2017, om te zien door wie Matthew het meest werd geïnspireerd.

Toch biedt de door conservator Joost van der Hoeven samengestelde tentoonstelling slechts af en toe gelegenheid hun werken naast elkaar te zien, en daar wordt Wong recht mee gedaan. Zijn imaginaire wereld is vol van schoonheid en diepgang waardoor deze ook zonder een vergelijking met Van Gogh veel indruk maakt en ontroert.

Een eigen weg

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019.

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation /c/o Pictoright Amsterdam 2023

Wongs sterke verbeeldingskracht is goed te zien in A Walk Through Primordial Garden uit 2018, waarin een eenzame figuur over een slingerend pad wandelt. Het landschap is warm en uitbundig van kleur, maar er gaat ook verdriet achter schuil. Wong portretteerde zichzelf vaker op deze wijze. Een veelvoorkomend thema was saudade: gevoelens van verlangen, nostalgie en melancholie naar een plek, iets of iemand die niet meer bestaat.

See You on the Other Side (2019) verbeeldt een figuur aan de rand van een groot wit landschap. Als toeschouwer kijk je over zijn schouder mee naar een huis aan de overkant dat onbereikbaar lijkt. Hierdoor voel je zowel het isolement als het verlangen om aan de andere kant te komen.

Melancholie

Een groot verschil met Van Gogh is dat Wong het succes van zijn werk wel heeft kunnen ervaren. Hij was angstig en onzeker, maar bezat desondanks over genoeg zelfvertrouwen om eigen tentoonstellingen te organiseren. Met zijn moeder bezocht hij galeriehouders in Amerika, die net als belangrijke kunstcritici zijn buitengewone talent zagen. Vanuit zijn huis in Edmonton, Canada, schilderde Wong soms wel zes werken op een dag en musea en verzamelaars legden miljoenen neer voor deze creaties.

Erkenning en waardering brachten hem kortstondig geluk, maar niet de gewenste rust in zijn hoofd. De tragiek van de kwetsbare kunstenaar kun je voelen in emotioneel geladen kunstwerken zoals End of the Day uit 2019, uit zijn latere ‘blauwe periode’. Matthews ouders schonken het in 2023 aan het Metropolitan Museum of Art. Vergeet niet op de bovenste etage van het museum het mystieke Path to the Sea uit 2019 te bekijken in de daarvoor speciaal ingerichte stilteruimte. Een mooier eerbetoon aan Matthew Wong is er bijna niet te bedenken.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum. Foto: Michael Floor.

Theater / Voorstelling

Grappig, speels en vol levenslust

recensie: So far so good – Conny Janssen Danst / Antonin Comestaz

Conny Janssen Danst toert op dit moment met twee voorstellingen tegelijkertijd: Janssens eigen productie Ziel en daarnaast talentontwikkelingsprogramma NEXT. De eerste die voor dit nieuwe concept een voorstelling maakt is choreograaf Antonin Comestaz. Zijn So far so good, met zeven dansers van Conny Janssen Danst, spat van het podium af.

NEXT biedt jaarlijks een talentvolle choreograaf de kans om een productie te maken met de dansers van Conny Janssen Danst. De Franse choreograaf Antonin Comestaz, gevestigd in Den Haag, trapt af. In 2017 maakte hij al voor Conny Janssen Danst een kort stuk voor DANSLOKAAL met drie streetdancers. Dit keer heeft hij zeven dansers tot zijn beschikking: drie vrouwen, vier mannen, allemaal vooraan in de twintig, creatief, goed getraind en met een enorme dosis energie. Wat heerlijk om met zulke jonge, lenige dansers te werken, moet Comestaz gedacht hebben. De dansers storten zich vol overgave en met zichtbaar plezier in een veertig minuten durende speelse dansmarathon die boeit van begin tot eind.

Ongekunsteld

‘Stadse energie’ en ‘geschikt voor niet-standaard locaties’ waren de inspiratiewoorden die Conny Janssen meegaf aan de opvoering van Comestaz. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet: denk maar aan een lichtplan wanneer het buiten is, overdag of ’s avonds, of wanneer de locatie een vloer heeft van beton. Comestaz kiest in de vlakkevloerzaal van theater WORM voor een eenvoudig toneelbeeld, of eigenlijk geen toneelbeeld: er staat een steiger die er schijnbaar al stond en het publiek kijkt vanaf de tribune op de open coulissen. Ongekunsteld, what you see is what you get, een motto dat helemaal past bij So far so good: het gaat om de dansers, hun individuele kwaliteiten en hun gezamenlijke energie die, zo dicht op de huid van de dansers, zichtbaar en voelbaar is.

Sneakers

Het openingsbeeld zet meteen de toon: zeven paar zwarte sneakers liggen links achter op de grond, rechtsvoor steken de dansers de vloer schuin over richting de sneakers, in een komisch uitziende beweging: op de buik, hun achterwerken omhoog duwend om vooruit te komen. Een van de dansers sukkelt er achteraan. Maar in plaats van de schoenen aan hun voeten te doen, steken de dansers hun handen erin. De schoenen komen steeds terug; soms worden ze uitgetrokken en nonchalant over de schouders weggegooid, dan weer loopt een danser minutenlang met een schoen op zijn hoofd.

Foto: Martijn Kappers

We zien de dansers – in casual kleding alsof ze zo van huis zijn weggelopen – in solo’s, duetten, trio’s en een combinatie daarvan. Ze laten alledaagse en minder alledaagse bewegingen zien: krabben in het kruis, breakdance moves, tableau vivants, ze halen acrobatische toeren uit of bewegen als roofdieren over de vloer. Er is veel interactie tussen de dansers en daarnaast zien we hen ook in synchrone groepschoreografieën.

Stiltes

De soundscape die Comestaz samenstelde is geraffineerd en divers: zo zijn er verstilde pianoklanken te horen, een alpenhoorn (alphorn absolut berlin), ondefinieerbare geluiden van de Zwitserse kunstenaar Zimoun en stevige technobeats. De regelmatig terugkerende korte stiltes vullen de dansers met eigen geluiden: ze klakken met de tong, delen een stevige ‘pets!’ uit tegen de eigen billen of op de grond. Het oogt allemaal heel vrolijk en losjes, maar intussen leveren de zeven dansers een topprestatie, want er zijn nauwelijks rustmomenten, de trein dendert onverminderd door. Heel af en toe hangen een paar dansers wat landerig aan de kant of oefenen aan de barre, terwijl de andere dansers te zien zijn in een duet of trio. Vooral in de stiltes, als de groep synchroon danst, is te zien hoe goed ze zijn afgestemd op elkaar.

Knap gemonteerd

De oneindige diversiteit aan bewegingsmateriaal is soepel aan elkaar gemonteerd. Voor de dansers zal het flink aanpoten zijn, maar voor het publiek is het een verademing om naar te kijken. ‘Stadse energie’; zeker, de dynamiek van een bruisende stad waarin jonge mensen zich energiek en vol levenslust bewegen. Het ritme, de energie van de dansers, de strakke en tegelijkertijd los ogende choreografie: ze nemen je mee en houden de aandacht veertig minuten onafgebroken vast.

Kunst / Expo binnenland

Surrealisme in Brussel en het pronkstuk Ensor

recensie: Exposities op de Kunstberg

In Brussel is het Ensorjaar van start gegaan wegens zijn 75e sterfdag. In navolging van Oostende zien daar twee tentoonstellingen het levenslicht: James Ensor Inspired by Brussel in de Koninklijke Bibliotheek België en James Ensor. Maestro in Bozar. Beide laten een wereld zien van een eigenzinnige man die zijn tijd vooruit was en aanzienlijk gevormd is als kunstenaar in de Belgische hoofdstad.

Gelijktijdig en op loopafstand openen er tevens twee exposities over surrealisme in Brussel. Dit jaar kwam precies honderd jaar geleden het surrealistisch manifest van Breton uit én startte Paul Nougé samen met Marcel Lecomte en Camille Goemans de Correspondance pamfletten. IMAGINE! 100 years of international Surrealism vindt plaats in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en richt zich op de internationale surrealisten. In Bozar vinden we Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België, een expositie speciaal gewijd aan de Belgische surrealisten.

De kunstmatadoren van Brussel, Magritte en Ensor, blijken het topje van de ijsberg wat artistiekelingen betreft. De tentoonstellingen laten zien dat wederzijdse inspiratie de bron was voor Brussels surrealistische glorie, die ruim zestig jaar heeft gefloreerd.

Bozar

In Brussel kreeg het surrealisme een eigen identiteit, los van Parijs, en de pamfletten Correspondance (1924-1925) van Nougé, Lecomte en Goemans gaven hiervoor het startsein. De experimenterende, haast wetenschappelijke tak van de avant-garde beweging bewoog zich los van de gebaande paden in de samenleving en had vaak een revolutionair streven.

Lopend op de Kunstberg, in de regen tussen de vele langsrijdende voertuigen en stromen voorbijgangers, prikkelt de lucide sfeer van de schilderijen in Bozar de wil tot rebellie. Nog steeds voelt de ludieke protestkunst als een wezenlijk statement dat in onze huidige tijd niets aan betekenis heeft ingeboet.

Jane Graverol, (sans titre) Femme libérée (1949), Bozar Press

De vervlochten wereldbeelden van verschillende kunstenaars als Jane Graverol, Irene Hamoir en Paul Colinet laten zien dat de kunstenaars samen politiek actief waren. Zo kaartten ze bijvoorbeeld de problemen van klassenverschillen aan, en werken van Graverol en Hamoir becommentarieerden de positie van de vrouw. Het surrealisme maakte een inhoudelijke verdiepingsslag in de Belgische hoofdstad.

‘Het komt er minder op aan de wereld te begrijpen dan hem te veranderen’ – Paul Nougé

Curator Xavier Canonne, expert van het surrealisme in België, noemt het surrealisme in Brussel meer dan enkel een kunststroming, hij noemt het ‘een van de meest originele avonturen van de geest’. En dat valt te begrijpen. De expositie in Bozar voelt als een meanderende rivier. Je loopt zigzaggend langs verschillende werken waardoor je deze en andere verassende verbanden kan opsporen. De teksten van Nougé leiden de bezoekers langs de wanden. Het museum heeft hedendaagse schrijvers gevraagd te reageren op enkele werken, zo blijft de surrealistische beweging vandaag de dag nóg in leven en ook in deze teksten worden politieke onderwerpen niet geschuwd.

In de expositie James Ensor. Maestro wordt Ensor neergezet als geniale einzelgänger. De man die zoekt naar identiteit en erkenning. Met veel gebaren en anekdotes laat curator Xavier Tricot kunstenaar James Ensor ‘leven’ in de ruimte. Ensors tekeningen met genderfluïde zelfportretten hangen trots aan de lichtblauwe muren. Fantasie en groteske beelden voeren de boventoon. De expositie maakt ook gebruik van oude foto’s van Ensor: de kunstenaar blijkt een levensecht persoon te zijn geweest.

James Ensor, De geërgerde maskers, 1883. Olieverf op doek, 135 x 112 cm. KMSKB, inv. 4190 © J. Geleyns – Art Photography

Koninklijke Bibliotheek van België (KBR)

Ensor liep rond in Brussel vanaf 1877. Deze zelfde man die worstelde met zijn identiteit en lichte pastelkleuren gebruikte in zijn werken, blijkt in de tentoonstelling James Ensor. Inspired by Brussels van het KBR ook te stoeien met een grootsheidscomplex. De schilderijen uiten zich hier in felle kleuren. Ensor haalt traditionele zekerheden onderuit met scherpe satire en verlegt zo de grenzen van de oude kunstwereld. Indirect maakt hij hiermee plaats voor de kunstenaars van het surrealisme.

Ironisch genoeg laten Ensors werken in de prachtige conservatieve fin de siècle-stijl kamers van het KBR zien waarom hij zich verzette tegen de oude artistieke standaard. In 1883 stichtte hij samen met twintig Belgische kunstenaars Les XX. Los van officiële instellingen exposeerde ze elk jaar de radicaalste kunst. Ensors werk werd in de setting van zijn eigen salons ieder jaar grotesker en wilder. Van beginnend realist, geïnspireerd door impressionisme, steeg hij uit tot koning satire. Ondanks dat Ensor wordt neergezet als geniaal individu, blijkt dit niet volmondig terecht. Er valt te lezen dat hij veel bijstand kreeg van invloedrijke vrienden en andere inspiratoren. Zijn kunstzinnige ontwikkeling wordt in perspectief geplaatst.

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

Op loopafstand van elkaar spelen de surrealistische geschiedenissen met de stad. Er ontstaat een ambiance van verwondering, en de ontdekking van grote namen die Brussel hebben geïnspireerd en bevrijd van het juk van voorgaande eeuwen maken de stadswandelingen een zinderende ervaring.

Surrealisme was niet zomaar een stroming. Het was een vooruitziende blik. Een hallucinatie van onze gezamenlijke toekomst in de wereld. De kunstenaars gingen haast als paragnosten te werk. De tentoonstelling Imagine! 100 years of Surrealism laat de veelzijdigheid van de stroming zien als een uitgebreide menukaart. Kies uit het sierlijke symbolisme en tref rijke innerlijke landschappen. Proef een van de mythische Chimaera’s met een vleugje kronkelende boomwortels en tref als dessert een wereld geïnspireerd op het atoomtijdperk.

Over een kunstenaar als Max Ernst valt te zien dat drie van zijn vrouwen een cruciale rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van zijn werk. Deze vrouwen, Luise Straus-Ernst, Dorothea Tanning, Marie-Berthe Aurenche, zijn ieder op zich kunstenaars van hoog niveau. De tentoonstelling laat zien dat veel mannelijke kunstenaars die wij goed kennen nooit eenzaam aan de top hebben gestaan.

Musée Magritte Museum

De poëtische kunst van Folon voelt hierna als een lichtgekleurde sedimentlaag van de surrealistische vloedgolf. Naast de werken van Magritte geplaatst, maakt ze duidelijk dat nuances in licht, nuances zijn tussen droombeelden en poëzie. Het subtiele verschil tussen tekst en textuur.

Twee Belgische kopstukken staan momenteel in de schijnwerpers van de Belgische musea: Ensor en Magritte. De tentoonstellingen tonen echter ook de grote hoeveelheid kunstenaars die, onterecht, geen grote naam hebben. De vele vrouwen en poëten die het surrealisme van levensbloed voorzagen, hebben nu een plek op het toneel. Magritte en Ensor zijn naar boven komen drijven als bekendst, maar de zee aan kunstenaars om hen heen heeft de stromingen samen met hen veroorzaakt.

In deze zee van exposities doorbreekt de Kunstberg de mythe van de einzelgänger als kunstzinnig genie. Hij toont vernieuwer Ensor in volle glorie, leidt je langs de politiek activistische surrealisten en mondt uit in de pure beeldpoëzie van Folon.

 

Imagine! 100 Years of International Surrealism is te zien tot 21 juli 2024 in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

James Ensor. Inspired by Brussels is te zien tot 2 juni 2024 in het museum van de Koninklijke Bibliotheek Belgie (KBR)

Magritte – Folon is te zien tot 21 juli 2024 in het Magritte Museum

James Ensor. Maestro is te zien tot 23 juni 2024 in Bozar

Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België is te zien tot 16 juni 2024 in Bozar

 

Wachten op Godot - foto Salih_Kilic_2
Theater / Voorstelling

Geef de moed niet op, alles wordt beter

recensie: Wachten op Godot – Het Nationale Theater
Wachten op Godot - foto Salih_Kilic_2

Meer dan een kale boom hebben Vladimir en Estragon niet tot hun beschikking. Maar wel een boom met mogelijkheden. Je kunt je erachter verschuilen. Je kunt je eraan ophangen. En je kunt erbij wachten op Godot, die heeft aangekondigd te zullen komen.

Vanaf de allereerste opvoering van de absurdistische tweeakter Wachten op Godot (1953) van de Ier Samuel Beckett (1906-1989) breken theatermakers zich het hoofd over de tekst: wat betekent die? Wat wil Beckett zeggen?!

Rondhangen

Plaats van handeling is een lege weg in een kale vlakte, met een bladloze boom. Daar hangen twee mannen rond, babbelend over hoe lastig het leven is, teksten die ze larderen met religieuze verwijzingen. Ze heten Vladimir en Estragon, ze noemen elkaar Didi en Gogo. Vladimir is de slimme, welbespraakte, Estragon de klagende kneus. Wie zijn die mannen? Zijn het landlopers, clowns, monniken, gevangenen, geliefden? Geen idee. We horen alleen dat ze al heel lang samen zijn, en dat ze zelf niet (meer) weten hoe lang ze al op deze plek zijn.

Maar weggaan kunnen ze niet, want ze wachten op een onbekende, messias-achtige figuur die Godot heet, en die de belofte in zich draagt dat alles beter wordt wanneer hij komt.

Op een gegeven moment komen twee mannen de lege weg op lopen. Bullebak Pozzo (Bram Coopmans) in een wit zomerkostuum; aan een touw voert hij Lucky (Joris Smit) met zich mee. Lucky fungeert als tot slaaf gemaakte, hij moet Pozzo’s bagage dragen. Zij vertrekken uiteindelijk ook weer.
In de tweede akte herhaalt een en ander zich goeddeels, alleen is het decor dan gespiegeld opgesteld. Pozzo is opeens blind, en Lucky kan niet praten.

Opzettelijke vaagheid

Deze opzettelijke vaagheid biedt theatermakers ruimte de idee achter het stuk naar hun hand te zetten. Beckett-liefhebber en regisseur Erik Whien kiest voor de clowneske aanpak, zijn Wachten op Godot speelt op de lach. Jaap Spijkers en Mark Rietman brengen Vladimir en Estragon expliciet droogkloterig. Want wanneer je grappig wilt zijn, moet je juist niet lollig doen en niet zelf lachen.
Vladimir houdt de armen langs het lichaam. Hij is de superieure, de slimmerik die zich dingen herinnert, die de bijbel kent. Die weet dat Christus werd gekruisigd tezamen met een goede en een slechte moordenaar. Die Estragon de les leest. Vladimir benadrukt dat ze op Godot wachten.

Mark Rietmans Estragon is een clowneske Domme August, nu en dan met overslaande stem. Frunnikend aan zijn T-shirt, pruilend omdat zijn schoenen hem pijn doen. Kinderlijk afhankelijk van Vladimir, al stelt hij een paar keer voor uit elkaar te gaan. Of het lijkt hem een goed idee zich te verhangen aan de kale boom.
Rietmans groteske mimiek en lichaamstaal verwijzen naar de onhandigheid van Charlie Chaplin en Buster Keaton uit het tijdperk van de zwijgende film.

Landlopers

In Becketts tekst dragen de mannen bolhoeden en herenkostuums. Whien laat ze er uitzien als zwervers. Vrijwel eender: Vladimir in blauw T-shirt en overhemd, Estragon is in legergroen. Dat brengt hen dichter bij landlopers. Of zijn het toch gevangenen?

De insteek van Whien laat een paar interpretaties open voor wie Godot zou kunnen zijn. Hij is misschien de verlosser, maar hij lijkt vooral de belofte van vooruitgang. Als ze de moed maar niet opgeven, als ze maar geduld kunnen opbrengen, dan wordt het leven beter. Wanneer? Dat weten we niet. Misschien morgen.
Voor Pozzo en Lucky zit dat er niet in: hun positie verslechtert juist.

Frankrijk

Beckett woonde in Frankrijk en schreef het stuk in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog oorspronkelijk in het Frans. Tijdens de oorlog zat de schrijver zelf in het Franse verzet; daarom moest hij vluchten naar het zuiden. Beckett wist hoe het was, zonder behoorlijke kleren, met de verkeerde schoenen; hij wist hoe het was te wachten op een beter leven, geduld te moeten uitoefenen.

Jammer is dat Whiens Godot na de pauze vaart verliest, een beetje begint te slepen. Juist het tempo, plus de clowneske manier van spelen maken de eerste acte bijzonder geestig, bijna hilarisch. Maar misschien ligt dat vaartverlies ook wel aan Becketts tekst, aan de grotere somberheid daarvan. Ondanks de belofte dat alles beter wordt.

 

Tekst: Samuel Beckett
Regie: Erik Whien
Vertaling: Jacoba van Velde
Spel: Bram Coopmans, Joris Smit, Mark Rietman, Jaap Spijkers
Kostuums: Rebekka Wörmann
Scenografie: Studio Dennis Vanderbroeck
Licht: Julian Maiwald
Dramaturgie: Kyra Mol

DRIVE-AWAY DOLLS (2023)
Film / Films

Doorgeslagen volk

recensie: Drive-Away Dolls – Ethan Coen
DRIVE-AWAY DOLLS (2023)

‘Misschien is er een publiek dat snakt naar domme, puberale homofilms’, opperde Ethan Coen in een interview met de NRC (20 februari 2024). Je ziet het ironische lachje er al bij, en vraagt je af: wat is het serieuze thema deze keer? Drive-Away Dolls mag dan geen meesterwerk zijn, je verlaat de bioscoop wel met een dikke grijns, plus vragen om thuis nog eens goed over na te denken.

In Drive-Away Dolls (2024) reizen we mee op een zuidelijke roadtrip van twee lesbische vriendinnen, Jamie (Margaret Qualley) en Marian (Geraldine Viswanathan). Ze gaan een bezoek brengen aan Marians tante in Tallahassee, Florida, en maken daarbij gebruik van een drive-away auto. Dat wil zeggen: een wagen die ze gratis naar een plaats van bestemming kunnen rijden. Helaas – of gelukkig voor ons – krijgen ze een auto mee die eigenlijk door een stel criminelen opgehaald had moeten worden, met een zeer ‘gevoelige’ lading in de kofferbak. De rit wordt daarom ook een vermakelijke achtervolgingsrace, waarbij de boeven natuurlijk alles in het werk stellen om hun eigendom terug te krijgen.

De film is gebaseerd op een oud script dat de Coens nog hadden liggen, en dat nu bewerkt is door Ethan en zijn vrouw Tricia Cooke (al jarenlang ook editor van films van de broers). Hoewel het verhaal kluchtig en komisch is, en er natuurlijk weer allerlei speelse referenties aan (B-)filmgenres te bespeuren zijn, geeft het zeker ook te denken. Wat moeten we met deze film vol platte sekspraat en dom geweld?

Seks

Vriendinnen Jamie en Marian zijn allebei lesbisch, maar de verschillen tussen hen liggen er dik bovenop. Jamie is een losbandige Texaanse die altijd recht op haar (seks)doelen afgaat, met een omvangrijk vocabulaire dat het midden houdt tussen erg ordinair en toch wel gevat. Marian is haar ingetogen tegenpool, zij is niet het type dat naar eigen zeggen een lesbobar bezoekt ‘to peddle my wares’ (‘om te leuren met mijn goederen’). De chemie tussen beiden is echter geweldig, actrices Qualley en Viswanathan maken er absoluut een acteerfeestje van.

Dat Jamie in eerste instantie flink ‘doorslaat’ in haar hunkering naar seks is zonneklaar. Maar dat de vriendinnen elkaar gaandeweg ergens treffen in hun wensen en beleving, is voor de kijker ook duidelijk. De extreme kantjes worden geleidelijk bijgeslepen, erotiek en intimiteit komen steeds dichter bij elkaar.

Misdaad

DRIVE-AWAY DOLLS (2023)

Copyright 2023 Focus Features LLC

Bij de boeven valt vooral het voetvolk in het oog. Het achtervolgende duo is een (Coenesk) schoolvoorbeeld van ‘dommekracht’ versus ‘gladjanus’. Waar de grote er liefst meteen op losslaat, denkt de kleinere de gewenste informatie beter te kunnen bemachtigen met stroop en invoelende conversatie. Zoals te verwachten wordt het met allebei niks. ‘Slim’ losgepeuterde gegevens blijken geen cent waard en uiteindelijk slaat de bruut – hoe kan hij ook anders? – zowel letterlijk als figuurlijk door. De extreme kantjes leiden tot niets.

En politiek

We zijn natuurlijk wel in de Verenigde Staten. Wanneer de vriendinnen tenslotte Florida bereiken, lacht de staatssenator ons met zijn stralende gezin toe vanaf een billboard. Hij staat duidelijk pal voor de ‘republikeinse’ tradities en waarden waar Jamie en Marian niks van moeten hebben …

Het is verleidelijk om hier een tipje van de sluier op te lichten over de delicate handelswaar in hun kofferbak. Maar laten we het er maar op houden dat de senator er ook alle baat bij heeft om die te bemachtigen (een kostelijk rolletje van Matt Damon overigens). Op het eind blijken seks, misdaad en politiek onlosmakelijk met elkaar verstrengeld, in een verhaal waarin onmiskenbaar ook een scherpe eigentijdse kritiek valt te ontwaren. Op een ander niveau handelt Drive-Away Dolls zeer onderhoudend én serieus over een doorgeslagen cultuur. Een cultuur vol extremen, waarin de scheiding tussen privé en openbaar nagenoeg lijkt opgeheven en alles ten prooi valt aan nietsontziende commodification (vercommercialisering). Onvolprezen Coen territory dus.