Minnaressen, musici en makkers
Bol.comRecensente en journaliste Jacqueline Oskamp, die al eerder over muziek publiceerde, begint haar biografie over de componist Louis Andriessen (1939-2021) met het vermelden dat de levens van de grote artistieke dynastie Andriessen van verhalen aan elkaar hangen. De vraag die dit oproept is: schreven zij, schreef Louis dan ook verhalende muziek?
Het antwoord is: nee, eigenlijk niet; het zegt meer iets over het feit dat Oskamp dicht op haar bron(nen) zat. Ze kende de componist en kreeg toegang tot diens privéarchief dat is ondergebracht bij de Paul Sacher Stiftung in Basel, waar veel archieven van groten uit de muziekgeschiedenis liggen.
Een groot componist en docent
Want dat is zeker: Louis Andriessen is ongetwijfeld de grootste Nederlandse componist van de laatste tijd. Raak schrijft Oskamp dat hij ‘een kind van zijn tijd is, maar nog meer een kind van zijn ouders’: de componist en organist Hendrik Andriessen en de pianiste Tine Anschütz. Dat idee ontvouwt zich in de loop van het boek en wie Louis’ late orgelcompositie Mach’s mit mir, Gott (2016) – dat in het register niet wordt genoemd – kent, kan dit alleen maar beamen: hij bewonderde zijn vader mateloos, en omgekeerd verwenden zijn vader en moeder – en zijn zusters niet te na gesproken – hem zeer.
Louis krijgt zijn eerste pianolessen van zijn moeder en zijn vader is zijn eerste compositieleraar, terwijl Jurriaan, zijn oudere broer, als vraagbaak dient bij Louis’ eerste composities. De invloed van hun vader wordt beschreven in een mooie vergelijking die Oskamp uit de mond van neef Wim Witteman optekent: ‘Oom Hen was natuurlijk organist, dus op zeker moment komt dat pedaal erbij. Dat uitgestelde moment doet me altijd sterk denken aan het moment dat bij Louis de basgitaar erin komt.’
In de zestiger jaren van de vorige eeuw laat Andriessen zich door Jaap Spek ook inwijden tot de elektronische muziek, wat niet wegneemt dat later niet hijzelf maar zijn oud-leerlingen Anke Brouwer en Michel van der Aa de elektronische inlassen en respectievelijk de opera Writing to Vermeer en La Commedia schrijven.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van Louis Andriessens karakter wordt duidelijk geschetst. Dat wil zeggen dat hij in zijn studietijd in Nederland in de woorden van collega Peter Schat een ‘uitbuiter [is]; hij buit zijn leven en dat van anderen uit’. Woorden die een kwarteeuw later door zijn vrouw Jeanette Yanikian worden beaamd. In zijn studietijd bij Luciano Berio in Italië zet hij echter ‘net als zijn vader graag zijn relaties in voor anderen’.
Oskamp schrijft geen hagiografie. Verschillende keren komt ze afkeurend terug op het antisemitisme dat behoort tot de rooms-katholieke familie Andriessen, van vader op zoon. Volgens Schat (in een interview met Bibeb in Vrij Nederland) was ‘Hendrik Andriessen een dorpspastoor, maar ja, met de muziek die erbij hoort’. Louis probeerde tegenover zijn vader Schat te verdedigen, want aan ruzie had hij een broertje dood. Om zijn agressie af te reageren, gaat hij ‘stompen op de piano’; ‘Haagse hakken’ wordt dat in muziekkringen genoemd.
Andriessen is lang zoekend geweest naar een eigen stijl, ‘van de parodie naar de wereld van het politiek engagement’ zoals Oskamp het omschrijft. De invloed van de minimal music of repetitieve muziek uit de Verenigde Staten die in de compositie De Volharding voor het gelijknamige collectief hoorbaar is, werkt als ‘breekijzer waarmee Andriessen de wereld van het Concertgebouw achter zich laat en de deur opent naar alternatieve podia en nieuwe toehoorders’.
Internationale doorbraak
Om overigens in 1976 weer in het Concertgebouw terug te keren met De Staat, het werk dat Andriessens internationale doorbraak betekent. Ook als docent in Amerika (1985-1996). Omgekeerd komen veel compositiestudenten naar Amsterdam om les bij hem te nemen. Andriessen heeft het druk met reizen, interviews, lesgeven en – schrijft Oskamp droog – ‘afspraken met minnaressen, musici en makkers’. Ook nadat hij met Jeanette Yanikian is getrouwd.
De auteur citeert veel uit gesprekken en recensies en verbindt daar vaak een eigen conclusie aan. Toch kun je je afvragen of de ‘mystieke ader’ die sinds TAO en Writing to Vermeer (1999) zichtbaar werd niet al eerder vloeide. Bijvoorbeeld in de Symfonie voor losse snaren (1978). De mysticus in de persoon van Thomas a Kempis komt terug in het opdrachtstuk Mysteriën voor het Koninklijk Concertgebouworkest. De titel van deze biografie is overigens ook ontleend aan Thomas a Kempis, en wel aan De imitatione Christi. Zelf heeft Andriessen eens benadrukt dat ook het dagelijks leven hem heeft gevormd. Oskamp noemt dit een ‘hang naar dialectiek: een contaminatie van het verhevene en het dagelijkse’. Aan dit begrip hangt ze veel op, zodat het construerend werkt. Dat er enkele schoonheidsfoutjes in zijn geslopen, is na zo’n monsterklus niet vreemd.
Oskamp is er namelijk zeer wel in geslaagd het leven en werk van Louis Andriessen goed, evenwichtig verdeeld en onderbouwd weer te geven. Zelfs zó, dat het moeilijk is het rijk geïllustreerde boek opzij te leggen. En dat wil wat zeggen voor een biografie!

Bol.com
Endeavor







Marten Root



Sijme Storm
Filmdepot - by Sabrina Lantos
Filmdepot - by Sabrina Lantos
Filmdepot
https://www.pexels.com/photo/a-bread-on-a-mirror-7630080/
Unsplash 



Bibian Bingen
Unsplash


Unsplash
Bas de Brouwer


Nichon Glerum
Nichon Glerum

Filmdepot
Annemieke van der Togt
Annemieke van der Togt
