Boeken / Non-fictie

Hoeveel menselijks is de wiskunde vreemd?

recensie: Chiara Valerio (vert. Hans van den Berg) - Een menselijke geschiedenis van de wiskunde
wiskunde-valerio

Misschien hoopt de hardcore wiskundige in Valerio’s De menselijke geschiedenis van de wiskunde iets te vinden over zichzelf als mens. Of hoopt de nitwit wiskundige te gaan begrijpen dat wiskunde niet zo heel veel menselijks vreemd is.

Van de zeven wiskundigen aan wie Valerio een hoofdstuk wijdt, is zij zelf de laatste, al cijfert ze zichzelf allesbehalve weg in gezelschap van die zes anderen. Ieder portret gaat over de wiskundige als mens, over diens vakprestaties, over haarzelf en over de literaire werken die ze hoe dan ook met de materie in verband brengt. Op zich een levendige aanpak, al lijken de verbanden niet altijd even relevant.

Nevenpersonages en zijpaden

De wiskunde en fysica die aan bod komen, blijven voor de niet ingewijde (zoals ondergetekende) nogal abracadabra. Ondanks Valerio’s literaire interesse (ze heeft vier romans en drie Virginia Woolf-vertalingen op haar naam staan), lijkt ze zich eerder op een bèta- dan een alpha-achtige manier uit te drukken. Dat maakt het voor de niet-wiskundige ook niet makkelijker.

Niettemin stelt ze veel in het werk om het menselijke aspect binnen te halen. Om de haverklap associeert ze in de breedte het ene met het andere, misschien vanuit de gedachte dat gelijkenis (zie het =-teken) in de wiskunde van essentieel belang is. Zo doet het auto-ongeluk van Lev Landau haar denken aan een total loss in een roman van Patricia Cornwall, waaraan een hele alinea wordt gewijd. Landau ‘geloofde in het communisme zoals hij geloofde in de wetten van de fysica.’ Dat brengt Valerio op haar vader: ook communist en natuurkundige. Zo draven er heel wat nevenpersonages op.

Andere invallen en zijpaadjes krijgen, vaak tussen haakjes geplaatst, zoveel ruimte, dat je enige moeite moet doen om ze aan de context te haken. De stijl is aan de springerige kant, terwijl je juist van een wiskundige meer rechtlijnigheid zou verwachten.

Alternatief voor letterenstudie

Toen Valerio achttien jaar was mislukte haar toelating tot de letterenstudie. Tweede keus werd toen wiskunde en ze was ‘er zeker van dat wiskunde het tegenovergestelde was, de tegenvoeter van wat me lief was.’ Ze begreep heel weinig van de leerstof, maar werd er toch doctor in. Ook bekent ze dat ze er na zoveel jaar een hoop niet meer van begrijpt. Ergens schrijft ze ook dat ze wiskundige wás.

Hiermee lijkt verklaard dat ze zo goed de verbeelding van de literatuur toepast op de exacte materie van de wiskunde. Er passeert meer namedropping van schrijvers en filosofen dan van bèta’s. Misschien is het menselijke aspect in haar geval ook dat de wiskunde, die ze voorstelt als een tijger die haar had kunnen vernietigen, voor haar geen hoofdzaak bleek te zijn en ook minder kneedbaar is dan de gewone taal. Ze vindt de wiskunde op zichzelf niet moeilijk, maar wel de taal waarin ze geschreven is. Wiskunde beschouwt ze als de menselijkste onder de exacte wetenschappen en bij voorkeur vat ze deze op als een grammatica. Fysica is voor haar de sentimenteelste exacte wetenschap, ‘zoals Dante Alighieri laat zien in zijn nauwkeurige (?) beschrijving van de universele wet van de zwaartekracht: De liefde, die de zon en de andere sterren beweegt.’ Deze literair gerichte denkroute karakteriseert Valerio. De ware wiskundige zal meteen opmerken dat zíjn vakuitoefening voor de mensheid heel wat meer klaarspeelt dan het dichterschap van Dante.

De alpha- en de bèta-lezer

Typerend alpha is ook de passage waarin ze overpeinst ‘dat het verschil tussen liefde en intelligentie is dat intelligentie naar haar aard op cartesiaanse wijze scheidt, terwijl de liefde naar haar aard fysiek verbindt. Maar terwijl ik vergelijk (!) en weeg, begrijp ik dat liefde en intelligentie samen kunnen gaan omdat intelligentie in tweede instantie een vorm van liefde is, nadat ze gescheiden heeft, verbindt ze, verenigt ze.’ De poëtische diepzinnigheid van dit soort denkwerk heeft veel weg van de hokuspokus die wiskunde kan hebben voor niet-ingewijden.

Een menselijke geschiedenis van de wiskunde is om tot een zo gewogen mogelijk oordeel te komen ook gelezen door een bèta. Gezegd moet worden dat diens lof voor dit boek nauwelijks grenzen kende.