Tag Archief van: festivalverslag

Film
special: Rijk en divers filmprogramma
vlaggen (LIFF)©Jan Willem Beutler

Leiden International Film Festival 2024

Het Leiden International Film Festival (LIFF) presenteerde dit jaar opnieuw een rijk programma met meer dan 80 films, specials en evenementen. Het festival bood filmliefhebbers een unieke kans om alvast een glimp op te vangen van aankomende Oscar-kanshebbers, onbekende parels te ontdekken die in Nederland (nog) niet zijn uitgebracht, Q&A’s bij te wonen met internationale filmmakers, en nog veel meer.

Ook dit jaar bestaat het festival uit drie competities. De American Indie Competition richt zich op innovatieve en onafhankelijke Amerikaanse films. In de First Feature Competition presenteren veelbelovende regisseurs hun speelfilmdebuut, terwijl de Bonkers! Competition een podium biedt aan grensverleggende, absurde en vaak experimentele films.

Naast deze competities zijn er ook Selections, waarin een breed scala aan films en voorpremières wordt gepresenteerd. Independent: Selections toont de nieuwste werken van bekroonde regisseurs – films die binnenkort in Nederlandse bioscopen verschijnen, maar hier exclusief te zien zijn. Emerging: Selections richt zich op nieuwe verhalen en onafhankelijke stemmen, en Extraordinary: Selections verrast met unieke vertoningen en speciale evenementen. Tot slot is er ook aandacht voor korte films in de vorm van Independent: Shorts, Emerging: Shorts en Extraordinary: Shorts. Keuze genoeg dus.

De charme van het Leiden International Film Festival ligt dan ook in de toegankelijkheid en diversiteit: of je nu pers bent, een Cinevillepas hebt, of gewoon tijd over hebt op een dinsdagmiddag, iedereen kan kaarten kopen voor de voorstellingen. Door de grote diversiteit in het aanbod trekt het festival een breed publiek van jong en oud, en kun je relatief onbekende films zien in grote, uitverkochte zalen. De sfeer in het publiek is dan ook altijd bijzonder; waar het in reguliere bioscoopzalen vaak stil blijft, wordt er tijdens LIFF juist volop gejoeld, gelachen en soms gehuild. In deze special worden vier films besproken die elk op hun eigen manier een indruk hebben achtergelaten – de een meer geslaagd dan de ander.

My Old Ass

Megan Park, 2024
Sterren: 3/5
American Indie Competition

beeld film

© Marni Grossman – Amazon Content Services LLC

Het festival werd dit jaar geopend met My Old Ass, een verrassende coming-of-age komedie geregisseerd door Megan Park. De film volgt de 18-jarige Elliott (Maisy Stella), die in de laatste zomer voordat ze gaat studeren tijdens een paddo trip een onverwacht figuur ontmoet: haar 39-jarige zelf, gespeeld door Aubrey Plaza. De originele opzet van de film zet meteen de juiste toon: een mix van humor en introspectie, waarin Elliott en haar oudere zelf in een scherp dialoog de twijfels, angsten en dromen bespreken die met volwassen worden gepaard gaan. Dit maakt My Old Ass een toegankelijke film, die zware onderwerpen over ouder worden, keuzes maken in het leven en de dood op een inventieve manier communiceert.

My Old Ass probeert clichés te vermijden met scherpe dialogen en een frisse queer-setting. Toch lijkt het verhaal wat in te zakken wanneer 18-jarige Elliott haar ex Chad ontmoet die door haar oudere zelf verafschuwd wordt. Vanaf dat moment verdwijnt het personage van Aubrey Plaza naar de achtergrond, wat pijnlijk duidelijk maakt dat de kracht van de film vooral ligt in de dynamiek tussen de jonge en oude Elliott. De boodschap van de film is helder en voelt – ondanks de pogingen om een frisse draai te geven aan het genre – misschien wat voorspelbaar aan; hoe vaak hebben we in coming-of-age films al gezien dat de oplossing ligt in het doorbrengen van meer tijd met je familie? My Old Ass is misschien niet baanbrekend binnen het genre, maar het is een vermakelijke film met een oprechte boodschap.

A Different Man

Aaron Schimberg, 2024
Sterren: 4/5
American Indie Competition

beeld uit A Different Man

©Matt Infante – Courtesy of A24

Het is duidelijk dat acteur Sebastian Stan een nieuwe richting in zijn carrière inslaat. Ondanks zijn doorbraak als The Winter Soldier in de Marvel-films, kiest hij nu duidelijk voor meer uitdagende projecten en schittert hij tijdens het festival in niet één maar twee opvallende films: A Different Man en de Donald Trump-filmbiografie The Apprentice. In A Different Man, een surrealistische thriller-komedie, vormen hij en Adam Pearson het hart van deze gedurfde film van veelbelovende regisseur Aaron Schimberg.

A Different Man volgt het verhaal van Edward, een misvormde acteur die na een ingrijpende operatie aan zijn gezicht worstelt met zijn identiteit en een rol probeert te spelen in een toneelstuk gebaseerd op zijn eigen leven. Adam Pearson, die zelf met een vergelijkbare aandoening leeft, geeft de film een unieke authenticiteit. De film is niet bang om confronterende vragen te stellen over uiterlijk en identiteit, en functioneert bijna als een dialoog van de filmmaker met zichzelf; is het oké om een acteur met make-up een beperking te laten spelen? In een meta-tekstuele benadering onderzoekt Schimberg niet alleen wat schoonheid betekent, maar ook hoe mensen met een beperking worden weergegeven in film.

De film biedt geen simpele boodschap of een moralistisch verhaal over ‘schoonheid van binnen’. In plaats daarvan kiest A Different Man voor een genuanceerde en soms ongemakkelijke benadering van deze thema’s. De wereld rondom Edward brokkelt langzaam af, samen met zijn besef van de realiteit. Het voelt alsof elk moment het kleed vanonder zijn voeten kan worden weggetrokken waardoor hij in totale horror terechtkomt. De film, gedrenkt in een jaren 80-stijl en begeleid door de donkere soundtrack van Umberto Smerilli, roept een beklemmende en unieke sfeer op die je als kijker steeds verder het ongemak in trekt. Is A Different Man dan een horrorfilm? Niet helemaal. Ondanks de druilerige sfeer blijkt A Different Man verrassend grappig, en weet hierdoor, dankzij de chemie tussen Sebastian Stan en Adam Pearson, de perfecte balans te vinden.

Blitz

Steve McQueen, 2024
Sterren: 2/5
Independent: Selections 

beeld uit Blitz

© Apple

De teleurstelling van het festival was Blitz. Na zich gericht te hebben op een aantal documentaires en korte films is dit de langverwachte terugkeer naar de speelfilm van regisseur Steve McQueen, bekend van de Oscar-winnende film 12 Years a Slave. Blitz vertelt het verhaal van Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog, te midden van de bombardementen van de Duitse Blitz in 1940-1941. Het verhaal wordt verteld vanuit twee perspectieven: dat van de jonge moeder Rita (Saoirse Ronan), die ondanks het gevaar in Londen blijft om haar gemeenschap te ondersteunen, en dat van haar zoon George, die als gevolg van de kinderevacuaties naar het platteland wordt gestuurd om aan de bombardementen te ontsnappen. Onbenut, en bijna niet-existent in de film, is het personage Jack (Harris Dickinson), die af en toe op de achtergrond sluimert als brandweerman, maar weinig weet toe te voegen aan het geheel. Een bijzondere keuze, waardoor de focus van de film op Rita en de zoektocht van George ligt.

Het hoogtepunt van Blitz is Saoirse Ronan, die een sterke prestatie levert en zich ongetwijfeld plaatst in de race voor de Oscar voor Beste Actrice. Toch blijft Blitz als geheel niet overeind. Hoewel de schaal van de productie indrukwekkend is en McQueen experimenteert met gedurfde beelden, blijft de film teleurstellend conventioneel. Het verhaal volgt een voorspelbare lijn – alsof het slechts een standaard oorlogsdrama is – terwijl er soms iets bijzonders door de scheurtjes heen schijnt dat helaas nooit volledig tot bloei komt. De abstracte beelden van de bombardementen en de chaos op straat zijn indrukwekkend. Ze behoren tot de weinige momenten in de film waar de spanning echt voelbaar is en je het idee hebt dat McQueen iets unieks laat zien.

McQueen lijkt ambitieuze ideeën te willen communiceren, maar door de bijna clichématige elementen en de wisselende sfeer blijft Blitz helaas hangen in oppervlakkigheid. Van al het werk van McQueen voelt Blitz als zijn meest zielloze. Waar zijn stempel in eerdere films als 12 Years a Slave en Shame onmiskenbaar aanwezig is, ontbreekt die hier bijna volledig. Het eindresultaat is als een goed glas whisky dat is verdund met kraanwater; de potentie voor een krachtige impact is er, maar blijft jammer genoeg grotendeels onbenut.

Dìdi

Sean Wang, 2024
Sterren: 4/5
American Indie Competition

beeld uit Dìdi

© Courtesy of Focus Features

Dìdi, het speelfilmdebuut van Taiwanese regisseur Sean Wang, is een nostalgische coming-of-age film die zich afspeelt in 2008 en het verhaal vertelt van de 13-jarige Dìdi. Terwijl de laatste dagen van de zomervakantie verstrijken, is Dìdi volop bezig met de dingen die zijn wereld op dat moment vormen: de eerste keer flirten, avontuurlijk skateboarden en de ingewikkelde band met zijn moeder. Het resultaat is een film die op charmante wijze de verwarring, het verlangen en de kleine triomfen van de puberteit weet over te brengen.

Wat Dìdi bijzonder maakt, is de manier waarop het erin slaagt om de sfeer van 2008 opnieuw tot leven te brengen. De film voelt als een tijdcapsule; je waant je weer even in die zomerse dagen waarin alles nieuw en onwennig aanvoelt. Van Windows XP screensavers en korrelige camcorder-beelden tot het ongemak van onlinegesprekken. Elk detail wekt nostalgische herinneringen op aan de charme van toen.

Met een bescheiden speelduur van 95 minuten is Dìdi een compacte film, maar eentje die met weinig veel weet over te brengen. Wang kiest ervoor om het verhaal volledig vanuit het perspectief van Dìdi te vertellen, wat zorgt voor een intiem en soms ontwapenend eerlijke kijk op zijn wereld. We zien het verhaal door zijn ogen, waardoor zelfs alledaagse momenten – zoals een eerste onbeholpen poging tot flirten of een stille ruzie met zijn moeder –  begrijpelijk en voelbaar worden.

Het is verfrissend om een bescheiden, kleinschalige film te zien die zich niet verliest in grote gebaren, maar juist uitblinkt in de herkenbare kleine details. Een verborgen pareltje, wat het zo jammer maakt dat er voor Nederland (nog) geen release gepland staat.

Film
special: Rijk en divers filmprogramma
vlaggen (LIFF)©Jan Willem Beutler

Leiden International Film Festival 2024

Het Leiden International Film Festival (LIFF) presenteerde dit jaar opnieuw een rijk programma met meer dan 80 films, specials en evenementen. Het festival bood filmliefhebbers een unieke kans om alvast een glimp op te vangen van aankomende Oscar-kanshebbers, onbekende parels te ontdekken die in Nederland (nog) niet zijn uitgebracht, Q&A’s bij te wonen met internationale filmmakers, en nog veel meer.

Ook dit jaar bestaat het festival uit drie competities. De American Indie Competition richt zich op innovatieve en onafhankelijke Amerikaanse films. In de First Feature Competition presenteren veelbelovende regisseurs hun speelfilmdebuut, terwijl de Bonkers! Competition een podium biedt aan grensverleggende, absurde en vaak experimentele films.

Naast deze competities zijn er ook Selections, waarin een breed scala aan films en voorpremières wordt gepresenteerd. Independent: Selections toont de nieuwste werken van bekroonde regisseurs – films die binnenkort in Nederlandse bioscopen verschijnen, maar hier exclusief te zien zijn. Emerging: Selections richt zich op nieuwe verhalen en onafhankelijke stemmen, en Extraordinary: Selections verrast met unieke vertoningen en speciale evenementen. Tot slot is er ook aandacht voor korte films in de vorm van Independent: Shorts, Emerging: Shorts en Extraordinary: Shorts. Keuze genoeg dus.

De charme van het Leiden International Film Festival ligt dan ook in de toegankelijkheid en diversiteit: of je nu pers bent, een Cinevillepas hebt, of gewoon tijd over hebt op een dinsdagmiddag, iedereen kan kaarten kopen voor de voorstellingen. Door de grote diversiteit in het aanbod trekt het festival een breed publiek van jong en oud, en kun je relatief onbekende films zien in grote, uitverkochte zalen. De sfeer in het publiek is dan ook altijd bijzonder; waar het in reguliere bioscoopzalen vaak stil blijft, wordt er tijdens LIFF juist volop gejoeld, gelachen en soms gehuild. In deze special worden vier films besproken die elk op hun eigen manier een indruk hebben achtergelaten – de een meer geslaagd dan de ander.

My Old Ass

Megan Park, 2024
Sterren: 3/5
American Indie Competition

beeld film

© Marni Grossman – Amazon Content Services LLC

Het festival werd dit jaar geopend met My Old Ass, een verrassende coming-of-age komedie geregisseerd door Megan Park. De film volgt de 18-jarige Elliott (Maisy Stella), die in de laatste zomer voordat ze gaat studeren tijdens een paddo trip een onverwacht figuur ontmoet: haar 39-jarige zelf, gespeeld door Aubrey Plaza. De originele opzet van de film zet meteen de juiste toon: een mix van humor en introspectie, waarin Elliott en haar oudere zelf in een scherp dialoog de twijfels, angsten en dromen bespreken die met volwassen worden gepaard gaan. Dit maakt My Old Ass een toegankelijke film, die zware onderwerpen over ouder worden, keuzes maken in het leven en de dood op een inventieve manier communiceert.

My Old Ass probeert clichés te vermijden met scherpe dialogen en een frisse queer-setting. Toch lijkt het verhaal wat in te zakken wanneer 18-jarige Elliott haar ex Chad ontmoet die door haar oudere zelf verafschuwd wordt. Vanaf dat moment verdwijnt het personage van Aubrey Plaza naar de achtergrond, wat pijnlijk duidelijk maakt dat de kracht van de film vooral ligt in de dynamiek tussen de jonge en oude Elliott. De boodschap van de film is helder en voelt – ondanks de pogingen om een frisse draai te geven aan het genre – misschien wat voorspelbaar aan; hoe vaak hebben we in coming-of-age films al gezien dat de oplossing ligt in het doorbrengen van meer tijd met je familie? My Old Ass is misschien niet baanbrekend binnen het genre, maar het is een vermakelijke film met een oprechte boodschap.

A Different Man

Aaron Schimberg, 2024
Sterren: 4/5
American Indie Competition

beeld uit A Different Man

©Matt Infante – Courtesy of A24

Het is duidelijk dat acteur Sebastian Stan een nieuwe richting in zijn carrière inslaat. Ondanks zijn doorbraak als The Winter Soldier in de Marvel-films, kiest hij nu duidelijk voor meer uitdagende projecten en schittert hij tijdens het festival in niet één maar twee opvallende films: A Different Man en de Donald Trump-filmbiografie The Apprentice. In A Different Man, een surrealistische thriller-komedie, vormen hij en Adam Pearson het hart van deze gedurfde film van veelbelovende regisseur Aaron Schimberg.

A Different Man volgt het verhaal van Edward, een misvormde acteur die na een ingrijpende operatie aan zijn gezicht worstelt met zijn identiteit en een rol probeert te spelen in een toneelstuk gebaseerd op zijn eigen leven. Adam Pearson, die zelf met een vergelijkbare aandoening leeft, geeft de film een unieke authenticiteit. De film is niet bang om confronterende vragen te stellen over uiterlijk en identiteit, en functioneert bijna als een dialoog van de filmmaker met zichzelf; is het oké om een acteur met make-up een beperking te laten spelen? In een meta-tekstuele benadering onderzoekt Schimberg niet alleen wat schoonheid betekent, maar ook hoe mensen met een beperking worden weergegeven in film.

De film biedt geen simpele boodschap of een moralistisch verhaal over ‘schoonheid van binnen’. In plaats daarvan kiest A Different Man voor een genuanceerde en soms ongemakkelijke benadering van deze thema’s. De wereld rondom Edward brokkelt langzaam af, samen met zijn besef van de realiteit. Het voelt alsof elk moment het kleed vanonder zijn voeten kan worden weggetrokken waardoor hij in totale horror terechtkomt. De film, gedrenkt in een jaren 80-stijl en begeleid door de donkere soundtrack van Umberto Smerilli, roept een beklemmende en unieke sfeer op die je als kijker steeds verder het ongemak in trekt. Is A Different Man dan een horrorfilm? Niet helemaal. Ondanks de druilerige sfeer blijkt A Different Man verrassend grappig, en weet hierdoor, dankzij de chemie tussen Sebastian Stan en Adam Pearson, de perfecte balans te vinden.

Blitz

Steve McQueen, 2024
Sterren: 2/5
Independent: Selections 

beeld uit Blitz

© Apple

De teleurstelling van het festival was Blitz. Na zich gericht te hebben op een aantal documentaires en korte films is dit de langverwachte terugkeer naar de speelfilm van regisseur Steve McQueen, bekend van de Oscar-winnende film 12 Years a Slave. Blitz vertelt het verhaal van Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog, te midden van de bombardementen van de Duitse Blitz in 1940-1941. Het verhaal wordt verteld vanuit twee perspectieven: dat van de jonge moeder Rita (Saoirse Ronan), die ondanks het gevaar in Londen blijft om haar gemeenschap te ondersteunen, en dat van haar zoon George, die als gevolg van de kinderevacuaties naar het platteland wordt gestuurd om aan de bombardementen te ontsnappen. Onbenut, en bijna niet-existent in de film, is het personage Jack (Harris Dickinson), die af en toe op de achtergrond sluimert als brandweerman, maar weinig weet toe te voegen aan het geheel. Een bijzondere keuze, waardoor de focus van de film op Rita en de zoektocht van George ligt.

Het hoogtepunt van Blitz is Saoirse Ronan, die een sterke prestatie levert en zich ongetwijfeld plaatst in de race voor de Oscar voor Beste Actrice. Toch blijft Blitz als geheel niet overeind. Hoewel de schaal van de productie indrukwekkend is en McQueen experimenteert met gedurfde beelden, blijft de film teleurstellend conventioneel. Het verhaal volgt een voorspelbare lijn – alsof het slechts een standaard oorlogsdrama is – terwijl er soms iets bijzonders door de scheurtjes heen schijnt dat helaas nooit volledig tot bloei komt. De abstracte beelden van de bombardementen en de chaos op straat zijn indrukwekkend. Ze behoren tot de weinige momenten in de film waar de spanning echt voelbaar is en je het idee hebt dat McQueen iets unieks laat zien.

McQueen lijkt ambitieuze ideeën te willen communiceren, maar door de bijna clichématige elementen en de wisselende sfeer blijft Blitz helaas hangen in oppervlakkigheid. Van al het werk van McQueen voelt Blitz als zijn meest zielloze. Waar zijn stempel in eerdere films als 12 Years a Slave en Shame onmiskenbaar aanwezig is, ontbreekt die hier bijna volledig. Het eindresultaat is als een goed glas whisky dat is verdund met kraanwater; de potentie voor een krachtige impact is er, maar blijft jammer genoeg grotendeels onbenut.

Dìdi

Sean Wang, 2024
Sterren: 4/5
American Indie Competition

beeld uit Dìdi

© Courtesy of Focus Features

Dìdi, het speelfilmdebuut van Taiwanese regisseur Sean Wang, is een nostalgische coming-of-age film die zich afspeelt in 2008 en het verhaal vertelt van de 13-jarige Dìdi. Terwijl de laatste dagen van de zomervakantie verstrijken, is Dìdi volop bezig met de dingen die zijn wereld op dat moment vormen: de eerste keer flirten, avontuurlijk skateboarden en de ingewikkelde band met zijn moeder. Het resultaat is een film die op charmante wijze de verwarring, het verlangen en de kleine triomfen van de puberteit weet over te brengen.

Wat Dìdi bijzonder maakt, is de manier waarop het erin slaagt om de sfeer van 2008 opnieuw tot leven te brengen. De film voelt als een tijdcapsule; je waant je weer even in die zomerse dagen waarin alles nieuw en onwennig aanvoelt. Van Windows XP screensavers en korrelige camcorder-beelden tot het ongemak van onlinegesprekken. Elk detail wekt nostalgische herinneringen op aan de charme van toen.

Met een bescheiden speelduur van 95 minuten is Dìdi een compacte film, maar eentje die met weinig veel weet over te brengen. Wang kiest ervoor om het verhaal volledig vanuit het perspectief van Dìdi te vertellen, wat zorgt voor een intiem en soms ontwapenend eerlijke kijk op zijn wereld. We zien het verhaal door zijn ogen, waardoor zelfs alledaagse momenten – zoals een eerste onbeholpen poging tot flirten of een stille ruzie met zijn moeder –  begrijpelijk en voelbaar worden.

Het is verfrissend om een bescheiden, kleinschalige film te zien die zich niet verliest in grote gebaren, maar juist uitblinkt in de herkenbare kleine details. Een verborgen pareltje, wat het zo jammer maakt dat er voor Nederland (nog) geen release gepland staat.

Muziek / Concert

London Calling is een roep om muzikaal indie & punk avontuur

recensie: Festivalverslag: London Calling in Paradiso Amsterdam
Bibian Bingen

Als er een festival is waar je onbekende punk en indie bands uit het buitenland kunt ontdekken, dan is het London Calling. Tweejaarlijks wordt Paradiso omgetoverd tot een smeltkroes aan talent, veelal uit Engeland, Amerika, en Australië. Slechts voor de ingewijden van post-punk en aanverwante genres zal een korte blik op de line-up voor herkenning zorgen. Maar voor herkenning moet je niet bij dit festival zijn. Het bezoeken van London Calling is een kans om elk uur een presentje uit te pakken in de vorm van een korte auditieve trip. De spanning zit hem in het aangaan van het onbekende. Zoals Forrest Gump ooit al treffend zei: ‘Life is like a box of chocolates, you’ll never know what you’re gonna get’.

Pootje badend het festival in

Kate Davis en band mogen het festival aftrappen. Tijdens het wachten scharrelt de half lege zaal nog wat onrustig heen en weer, en babbelt wat met elkaar. De meeste bezoekers komen net uit hun werk en moeten nog even op een andere golflengte komen. Kate Davis komt op met band en zet in. De band zoekt naar een houding en het publiek evenzeer. Na een tijdje is de schroom er vanaf en kunnen we mee in een ingetogen indierock ervaring vol melodieuze zang en passende harmonieën. Dit fenomeen herhaalt zich in de Grote Zaal bij de folkrock van Sylvie. De zaal is hier ook nog halfvol, en de focus van het publiek is nog tam. Sylvie schotelt desondanks een dromerig pallet voor dat zachtjes heen en weer doet wiegen. Het doet denken aan een mengeling van de seventies, Pink Floyd en George Harrison. All things must pass, dus applaus en door.

Australische surfpunk

Langzaam begint Paradiso vol te stromen en dat is maar goed ook, want the Grogans spelen een mengeling van rokerige blues, punk en surfrock die enkel gepast is bij een stomende zaal. Deze drie jongens spelen zo te horen al jaren samen, want regelmatig klikt het in elkaar als de raders van een uurwerk. De nummers zijn qua songwriting nog van wisselende kwaliteit, soms is het te vlak en simpel. Maar het vermoeden rijst dat hier een act in de Kleine Zaal staat die over enkele jaren grote zomerfestivals kan platspelen. Ze besluiten de set met een garagerock knaller die in vorm en inhoud doet denken aan Buddy Holly’s ‘Oh Boy’. Zodoende bewijst rock ’n roll zich weer tijdloos.

Licht en ontwapenend

In de Grote Zaal aangekomen zien we Hamish Hawk aan het werk met een indierock geluid dat hier en daar refereert aan de jaren 80. Hamish zijn laatste album Angel Numbers heeft stormachtige internationale recensies gekregen, dus het doet benieuwen wat er live gaat gebeuren.

Hamish wordt bijgestaan door een drietal muzikanten die zich vooral dienend naar hun frontman opstellen. Hamish oogt zelf in zijn fysiek jong. Hij dartelt, springt en huppelt over het podium als een kalf dat na een lange winter eindelijk de wei in mag. Hij heeft de performatieve intensiteit van Samuel T Herring, bekend als frontman van de synthpop band Future Islands. Het oogt eigen en oprecht. Zijn diepe bariton geeft een fijn contrast met het lichtvoetige werk. Het is enthousiasmerend, en ontwapenend. Wel mag hij zijn energie de volgende keer de hele zaal in projecteren. In zijn performance richt hij zich vooral op de eerste staande rijen.

Mentaal opfrismoment

Iedereen die bekend is met Paradiso weet dat de Kleine Zaal van een andere orde is dan de Grote Zaal. Het gebeurt dus ook regelmatig dat je bot vangt als je te laat naar de Kleine Zaal vertrekt, die dan al uitpuilt. Maar even bijkomen van alle muzikale prikkels is geen slecht plan. Er moet opgefrist worden voor er weer auditief op het gemoed gebeukt kan worden, want sommige acts sproeien emoties het publiek in alsof ze auditieve Jackson Pollocks zijn. Dan is een wit canvas op zijn plaats. Dus enkele frisse ademteugen vóór op de stoep zijn, naast bier en de pompoen curry die geserveerd werd in de Grote Zaal, de noodzakelijke benzine voor een dag London Calling.

Duistere gothsferen

In de Grote Zaal belandt het publiek vervolgens in een unheimische sfeer die ergens tussen gothic, dystopisch en emo valt. Heartworms krijst, schreeuwt, hijgt en fluistert, en geeft haar lichaam alle ruimte om die boodschap te versterken. Haar band is solide, en vervult diens rol zonder in clichématige partijen te verzanden. Daardoor blijft het geheel spannend. Wanneer Heartworms tegen het einde aan op de grond krioelt rent een fotografe vooraan als een bezetene eropaf om enkele foto’s te schieten. Tevreden en opgelucht laat het meisje de foto zien aan een omstander, want zo een plaatje vang je wellicht één keer op een dag.

Heartworms is bijna klaar met haar set, en tussen een nummer door geeft ze aan hoe blij ze is hier te mogen spelen en gooit ze een merchandise-tasje de zaal in. De vrolijke manier waarop ze dat doet is lichtelijk vervreemdend en in groot contrast met de duistere sfeer die zonet nog benauwend over de zaal hing. Het zij haar vergeven, want met haar ogenschijnlijk jonge leeftijd laat ze zien al een volwassen compositiebeheersing en podium presence te bezitten.

Woeste doch kwetsbare hooligan

Wat krijg je als je hooligans – die de  cursus ‘kwetsbaarheid voor gevorderden’ succesvol hebben doorlopen – een boel instrumenten in de handen duwt? Het stomende vijftal Vlure natuurlijk. Vlure brengt een mengeling van techno en postpunk die lijkt op een boze hulk versie van Faithless.  Dit collectief opgepompte muzikanten loopt als gorilla’s op hun naakte borst te trommelen en ontbloot grommend hun tanden. Deze bende aan Schotse hipsters – de heerlijke rollende tongval verraadt dat – oogt agressief zonder ons van zich te vervreemden. Ze schreeuwen over kwetsbaarheid, en kermen over pijn en verlies. Zodoende komen ze nader tot ons. Paradiso is een kerk, en het is fijn als we dan een prediker zien die het woord van liefde verkondigd, niet door te zingen, maar door als een gewonde hond te blaffen.

Een muzikaal dans duet

De dienst zit erop. Ik snel me naar de Kleine Zaal voor Cumgirl8. Maar ik ben murw gebeukt door het vele geweld dat ik deze dag gezien heb en neem niks meer op. Dat is de verdienste van een dag London Calling: je krijgt veel voor je kiezen en het meeste is bepaald niet lichtzinnig. Op herkenning kun je geen moment leunen. Je krijgt voortdurend nieuwe prikkels op je afgevuurd, nieuwe ideeën te verwerken, en nieuwe geluiden om op te bezinnen. Het festival vraagt wat van je. Dat is een noodzakelijke afwisseling in deze tijd van instant gratificaties die de streamingdiensten, Spotify-playlisten en radiozenders op ons bordje plempen. Het kijken naar al die veelal prille bands is geen vermaak: het is een dans. De bands begeleiden, en het publiek moet meebewegen, anders gebeurt er niks. Gelukkig is het publiek op veel fronten bereidwillig omdat ze voelen dat het een teameffort is. Moet er gemoshed worden? Dan doen we dat. Even uithijgen? Natuurlijk. Je wilt crowdsurfen? Kom maar op dan. Punk was nog nooit zo gebroederlijk.

Muziek / Concert

Jazzfestival met hoog niveau

recensie: Transition Jazz Festival 2023 - Tivoli Vredenburg
Alfa Mist op het Transition Jazz Festival 2023Jeroen Hoenselaar

Het Transition Jazz Festival in TivoliVredenburg was een goed ijkpunt voor wie ertoe doen op hedendaags jazzgebied. Er waren jonge en vernieuwende geluiden te horen en er waren veel namen uit de Britse jazz aanwezig. Ook de New Yorkse avant-garde was present en natuurlijk was er veel Nederlands talent. Door het hoge niveau van de artiesten was de keuzestress tussen de verschillende optredens enorm. Gelukkig was het heerlijk struinen zonder de vervelende drukte die de grotere broer North Sea Jazz vaak wel heeft.

Het was in de middag al prima binnenkomen in de entreehal waar op de RaboStage de hele dag nieuwe en vooruitstrevende initiatieven te horen waren. Op het podium was toegankelijke jazz te horen met invloeden van hiphop, soul en elektronische muziek, zoals de bands Dishwasher_ en WAAN. Vanaf daar nam je de roltrappen naar de bovenste verdiepingen met de meeste zaaltjes en het gezellige ontmoetingsplein met deejays en versnaperingen. Op tijd komen bij de concerten was af en toe nodig, anders stond je achteraan tegen hoofden aan te kijken of om een hoekje te loeren, maar dat is vaak festivaleigen.

UK jazz

Er komt veel goeds uit het Verenigd Koninkrijk, want de eilanders waren goed vertegenwoordig op het festival. Mammal Hands zette met hun minimale bezetting van piano, saxofoon en drums een sterke performance neer. Met invloeden van elektronica, spirituele jazz en soefi-trance – in Steve Reich-achtige pulsaties en opzwepende melodieën. Bij een ander optreden was het spel van leadzanger en gitarist Oscar Jerome op zijn blonde jazzgitaar à la George Benson zeer te roemen. Wel was alles wat hij met zijn stem voortbracht gedoopt in zoetigheid en daar moet je wel van houden, ondanks hier en daar wat maatschappijkritiek in zijn teksten. De bandleiders Alfa Mist en DoomCannon lieten beiden een hoog niveau horen: allebei progressieve jazz met hiphop en soulinvloeden in aparte maatsoorten. En zeer noemenswaardig was het podiumbeest Nubya Garcia met haar geweldige saxofoonsolo’s en invloeden vanuit de Caraïben; misschien wel de meest gepassioneerde solist van het hele festival.

Eclectisch

Jazz verandert mee met de tijd, iets wat duidelijk waarneembaar was op Transition. Er waren veel invloeden van andere muziekstromingen te horen. Funk, hiphop en de elektronische muziek kwamen geregeld terug. Zoals bij Sungrazer, de groep die een brug probeert te slaan tussen de internetcultuur en jazz. Een uitgedachte performance met vaak popachtige riedeltjes, waar ze, net als op het internet, de interactie met het publiek aangingen. Ze vroegen nog net niet om het optreden te liken en op het belicoontje te klikken. Ook ECHT! zit in hetzelfde eclectische genre, alleen neigen zij meer naar electro en dance. Hun performance had zo een dj-set kunnen zijn, met de muur aan geluid en visuals die ze voortbrachten, maar waarbij wel alles live ingespeeld werd. Beide bands interessant, maar niet geheel overtuigend.

Avant-garde

In de luie stoelen van de Hertz zaal werd de New-Yorkse avant-garde gerepresenteerd in de persoon van Anna Webber met het Trondheim Orchestra. Een orkest met ongebruikelijke instrumenten of instrumentcombinaties voor het jazzgenre, bijvoorbeeld twee tuba’s, een accordeon en twee contrabassen. Webber wilde overduidelijk een verhaal vertellen, waarin ze wisselde tussen chaos en structuur en waarin het af en toe leek op soundscapes voor filmmuziek. Het ongetrainde oor zou hierbij echter snel afhaken. Mette Rasmussen, de saxofonist van het Trondheim Orchestra met de ritmische saxofoonschreeuw kwam ook terug bij een andere avant-garde show van die avond, in misschien wel het hoogtepunt van het festival: Deadeye. Het trio met organist Kit Downes, drummer Jonas Burgwinkel en gitarist Reinier Baas brachten complexe en stevige muziekstukken ten gehore die deden denken aan de bands The Ploctones of The Bad Plus; heerlijk gecompliceerde stukken die dropen van plezier en virtuositeit.

Het Utrechtse Transition was een festival waar je uitgedaagd werd om te luisteren, waar het soms uit de bocht fladderde met een valse noot, maar waar dit nootje snel weer verdronk in de enorme zee aan tonen. Een zee waarin je gemakkelijk verdwaalde, maar toch altijd weer veilig terugkwam bij de onvermijdelijke grondtoon. Een waar plezier voor het oor: we kunnen niet wachten tot volgend jaar!

Boeken / Achtergrond
special: Brainwash Festival 2022

Radicaliteit terugkerend thema op festival

Op het Brainwash festival 2022 gingen filosofen, wetenschappers, schrijvers en theatermakers op zoek naar antwoorden op de grote vragen van vandaag. Rond het Leidseplein in Amsterdam was er een veelheid aan lezingen, discussies en theatervoorstellingen. Het terugkerende thema: radicaliteit. Een thema vatbaar voor brainwash.

Hedendaagse onderwerpen kwamen voor het voetlicht: activisme in ongelijkheid, in gender, in feminisme en in klimaat. Maar ook de invloed van technologie, marktwerking en de politiek op ons bestaan. Over het algemeen kwam er geen positief wereldbeeld naar voren. Niet zo gek in de huidige tijd natuurlijk. Schrijver David van Reybrouck waarschuwde zelfs dat we voor de toekomst rekening moeten houden met rationering en een soberder bestaan. Houd je hart dus maar vast!

Radicaal klimaatactivisme

Activisme – en dat van het klimaat – speelde een grote rol bij het evenement. Van Reybrouck pleitte er bijvoorbeeld voor dat we de toekomst moeten gaan ‘koloniseren’, oftewel een strengere handhaving van de problemen. Bij zijn onderzoek voor de Huizinga lezing kwam hij erachter dat de noordhelft van de wereld overdadig meer schadelijke gassen uitstoot dan de zuidhelft, terwijl het Zuiden veel meer last heeft van de klimaatuitersten. In zijn ogen kan je hierin een vergelijking trekken met de historische kaarten van het kolonialisme; met degene die invloedrijk waren en wie niet.
Concreet gaf hij een aantal oplossingen: Rijke landen moeten betalen voor duurzame antwoorden. Richt een globale burgerraad op die burgers laat meebeslissen over belangrijke onderwerpen. Richt een emissierechtenbetalingssysteem op dat de uitstoot laat afnemen. En wees radicaal, want eigenlijk had de verandering gisteren al plaats moeten vinden.

Radicaliteit kan voor klimaatwetenschapper en politiek activist Andreas Malm zelfs niet ver genoeg gaan: hij betoogde bij zijn talk ‘How to fight in a world on fire’ om niet te kiezen voor de vastlijm- en soepsmijtacties van activisten, maar te richten op zaken die er meer toe doen. Blaas bijvoorbeeld een oliepijplijn of een benzinepomp op. Malm vindt dat je je mikpunten beter moet uitkiezen, anders verlies je het doel uit ogen. Zijn uitgangspunt is logisch te verklaren maar het laat je wel balanceren op de grens van activisme en extremisme. En het is de vraag of je die scheidslijn wilt passeren.

De radicale filosoof Timothy Morton ambieert eerder verandering in gedachtengoed. Hij verhoogt ecologie zelfs tot een religie. Zijn theorieën schuren tegen de esoterie aan en hebben een aparte mix van mindfulness en punkrock. Hij praat over hyber-objects; objecten die zo wijdverspreid verdeeld in tijd en ruimte zijn dat ze ‘het lokale’ overstijgen, zoals klimaatverandering en radioactief plutonium. Volgens Morton worden hyperobjecten niet alleen zichtbaar bij een tijdperk van ecologische crises, maar waarschuwen ze ook voor de ecologische dilemma’s die het tijdperk bepalen. Jammer dat zijn gesprek verzandde in lege frases en de zoektocht naar een ‘soundtrack’ van onze tijd met onnodige muzikale intermezzo’s.

Is technologie de oplossing?

Technologie is actueler dan ooit. Zo ook op het festival. Hoe verhoudt content moderatie van Twitter zich bijvoorbeeld tot de vrijheid van meningsuiting? Wat is onze relatie tot de realiteit en de metaverse? En kunnen we nog zelfbeschikking hebben in tijden van algoritmes? Volgens filosoof Miriam Rasch kan dat laatste wel. In haar ogen zijn de algoritmes niet almachtig, zoals bijvoorbeeld in de documentaire ‘The Social Dilemma’ wordt verkondigd. Zij zegt dat er niemand ‘achter de knoppen’ zit die onze autonomie doet opgeven. Haar oplossing ligt in wat schrijver Marian Donner ‘de grote weigering’ noemt; het niet meer gebruiken van sociale media. De vraag is natuurlijk of dit een reële oplossing is, aangezien algoritmes niettemin een enorme invloed op onze gesteldheid en gedrag hebben. En de mens best een gewoontedier te noemen is. Toch, meningsverschillen mogen er zijn, ook op dit festival.

Technologie kan de oplossing zijn voor onze klimaat- en politieke problemen, zegt blockchain- en crypto-ondernemer Kevin Owocki. In zijn ogen kan crypto zelfs de planeet redden. Hij is uitvinder van Gitcoin, een platform voor open source softwareontwikkeling. Zijn geloof: dankzij de crypto-economie kunnen we een nieuwe wereld bouwen waarin niet geld maar het welzijn van de mens en planeet centraal staat, met de hoofdfocus voor circulariteit. Hij biedt voornamelijk nog een technische blik waar weinig iets van zullen snappen, zoals NFT’s, stablecoins of de toekomstpotentie voor de financiële markt van web3. Daarnaast is het de vraag of crypto echt de oplossing is, aangezien de energie uitstoot van mining-datacentra nog flink de pan uitrijst.

Economie en politiek

Econoom Barbara Baarsma ging in discussie met politicoloog Daniel Mügge in ‘Onze obsessie met groei’. Zij verschilden van mening over het feit dat Baarsma ervoor pleitte om economische groei uit het verdomhoekje te halen en te focussen op ‘groene groei’; groeien binnen ecologische grenzen. Zonder groei kun je, in haar ogen, niks financieren. Mügge wil er juist van af dat alles langs de maatstaven van cijfers – zoals die van de BBP – gelegd wordt. De politiek gaat zo shoppen voor andere of betere alternatieven en kiest dan geregeld minder lucratief. Met kortetermijndenken tot gevolg.

Op dat principe werd ook afgegeven in het gesprek ‘De boer is boos’ met denkers Ad Verbrugge en Gabriël van den Brink. Volgens hen komt de wrevel bij de boeren door het kortetermijndenken van de politiek. Te lang zijn uitstootproblemen voor ons uitgeschoven en daar is de boer nu de dupe van. ‘Hij’ wordt daarnaast op meerdere vlakken aangetast in zijn hele identiteit maar tevens ook in zijn portemonnee door het opgekomen consumentisme. Een kat in het nauw maakt gekke sprongen, zeggen de gespreksdeelnemers. Pas als de politiek verandert, zullen we een ommekeer zien. Ze verwachten dan ook veel meer protesten en ondeugdelijk gedrag.

Ook al staan we als maatschappij negatief tegenover dit soort gedrag, we moeten het  niet uitbannen, vindt filosoof Mandi Astola. Een rotte appel in een mand hoeft niet altijd alle appels aan te tasten. Ons maatschappelijk collectief is er bij gebaat en kan zichzelf zo ijken in haar mening. Ook rare, opruiende uitspraken van een politicus zijn dus niet negatief. Ondeugden en deugden zijn even belangrijk, zegt ze. Zo achterhalen we wat we echt betekenisvol vinden en komen we erachter wat we als goede deugden zien.

Het Brainwash festival kan misschien wel zo samengevat worden: als een collectiviteit voor het ijken van onze deugden. Ook al werd er niet gehakt met spaanders, het bijschaven is net zo belangrijk – pas na polijsten krijgt een sculptuur haar ware schoonheid.

Brainwash festival vond plaats op 30 oktober 2022. Er zijn filmopnames gemaakt bij De Balie en door omroep HUMAN. Via hun kanalen zijn die terug te kijken.

 

 

 

 

 

 

 

 

Theater / Reportage
special: Openingsweekend Noorderzon 2018

Grenzen afbakenen en oversteken op Noorderzon

Het Noorderzon Performing Arts Festival ging 23 augustus voor de 28e editie in Groningen weer van start. 8WEEKLY bezocht het openingsweekend en zag vooral veel voorstellingen die zich thematisch verhouden tot onderwerpen als thuis en geworteld zijn en grenzen afbakenen en oversteken.

Even moet Marcel Hensema – de dienstdoende acteur in NASSIM van de Iraanse regisseur Nassim Soleimanpour – nadenken. Via een skypeverbinding heeft de aanwezige regisseur hem net gevraagd naar de meest romantische zin die hij kent. Het blijft even stil, het hoofd is gefronst. Dan: ‘Zalstoe aaltied bie mie blieven lutje wicht’, een regel uit een liedje van de Groningse zanger Ede Staal. De regisseur vraagt Marcel Hensema om dat te spellen, hij wil het graag appen naar zijn vrouw in Iran.

Deze scène symboliseert veel van de thema’s die aan bod kwamen, het eerste weekend van Noorderzon: thuis- en geworteld zijn, taal, vrijheid, grenzen afbakenen, en oversteken.

Foto: Studio Dog

In NASSIM onderzoekt de Iraanse theatermaker Nassim Soleimanpour deze thema’s in een creatief theaterexperiment. Soleimanpour heeft een theatertekst geschreven, maar de desbetreffende acteur die geacht wordt deze tekst te spelen (iedere avond iemand anders, en op deze avond dus Marcel Hensema) heeft de tekst nog nooit gelezen, laat staan gerepeteerd. De eerste lezing is ook gelijk de opvoering. Hiermee bouwt Soleimanpour voort op hetzelfde concept dat aan de basis stond van zijn eerdere voorstelling White Rabbit, Red Rabbit. Maar er is één groot verschil: toen White Rabbit, Red Rabbit over de hele wereld werd opgevoerd, mocht Soleimanpour Iran niet verlaten. Zonder nadere verklaring weigerde de overheid hem destijds een paspoort te verlenen. Dat is nu veranderd. Tegenwoordig woont Soleimanpour in Berlijn en is hij zelf onderdeel van zijn nieuwe voorstelling: eerst alleen via een skypeverbinding, later fysiek op het toneel.

Zo ontstaat er een wisselwerking tussen de aanstekelijk spelende Hensema en Soleimanpour. Ze leren elkaar wat zinnetjes Gronings en Farsi. Publiek wordt het podium opgevraagd om een kort verhaaltje in het Farsi te leren en na te vertellen. NASSIM is zo een speelse en luchtige voorstelling die aan de ene kant laat zien dat het spreken van verschillende talen geen onoverbrugbare barrières opwerpt, maar aan de andere kant ook betoogt dat het juist onze eigen specifieke taal is die maakt wie we zijn. Het is onze eigen taal die ons thuis en geworteld laat voelen.

Dode kangoeroes ’s

Foto: Lynette Wallworth

Wat betekent het om ergens thuis te zijn? Die vraag wordt ook onderzocht in de vr-film Collisions van Lynette Wallworth. Hier staat niet zozeer de relatie tussen mens en taal, maar de relatie tussen mens en land centraal. In Collisions krijgen we een inkijkje in het leven van Nyarri Morgan. Lid van de Martu, een nomadenvolk dat leeft in de uitgestrekte woestijn van West-Australië. Wallworth merkte in een interview op dat Westerse volken altijd gekenmerkt worden door geschiedenissen van migratie. De Martu daarentegen beschouwen hun identiteit direct verbonden met het land waarop ze leven. Of zoals het in de film gezegd wordt: ‘er ligt hier geen steen die niet gekend wordt’. Deze relatie met het land wordt ernstig verstoord wanneer het gebied als locatie uitgekozen wordt om experimenten met kernproeven te doen. Als kijker sta je aan de rand van een kernexplosie en vliegen de dode kangoeroes ’s (die door de Martu in eerste instantie als een geschenk van bovennatuurlijke kracht worden geïnterpreteerd) je om de oren. Ook luister je naar de verhalen van Nyarri Morgan terwijl hij ’s avonds een kampvuur stookt. Hoewel je in een theater in Groningen zit, waan je je een moment echt in de outback van Australië. Werkelijk spectaculair zijn de drone-opnamen die je vanuit je stoel als een vogel over het weidse woestijnlandschap laten zweven, en je het idee van totale vrijheid geven.

Rauw testosteron

Noorderzon zet elk jaar een zeer internationale programmering neer. Zo ga je van Iran naar de Australische wildernis, en brengt de Braziliaanse choreograaf Bruno Beltrão je met de hiphopvoorstelling Inoah– tevens de openingsvoorstelling van het festival – naar het Braziliaanse stadsleven. ‘Inoah is zowel een pleidooi voor bewegingsvrijheid als een creatieve aanklacht tegen de beperking ervan door gesloten grenzen’ zo weet het programmaboekje te vertellen. De voorstelling heeft iets duisters. Silhouetten glijden over een halfdonker podium. De muziek klinkt als een naderende donderstorm, waarbij de daadwerkelijke regenbuien buiten kinderlijk afsteken. De dansers – een tiental in rokjes gestoken mannen – bewegen soms op een manier die suggereert dat ze zich ergens van willen ontdoen, dat ze inderdaad op zoek zijn naar bewegingsvrijheid. Wanneer die vrijheid er is, zijn de dansers indrukwekkend. De choreografie lijkt nu en dan geïnspireerd te zijn op straatgevechten tussen concurrerende drugskartels, inclusief gewond afdruipende jongemannen. De gespierde lichamen raken naarmate de voostelling vordert bezweter, de blikken blijven even grimmig en het testosteron is bijna tastbaar. De sterke openingsvoorstelling van het festival is rauw, energiek en dreigend.

Fauna
Foto: Pierre Borasci

Dan gaat het er vrolijker aan toe bij Fauna, het andere bewegingstheater dat het eerste weekend van Noorderzon te zien was. Fauna, van het gelijknamige jonge Zweedse gezelschap, is een mix van dans en acrobatiek. Aan de basis van de voorstelling staan dierlijke bewegingen. Met name naar de apenwereld lijkt goed gekeken te zijn. Dansers springen in elkaar en hangen aan elkaar zoals chimpansees dat doen. De narratieve lijntjes over aantrekking en afstoting waren niet per se nodig geweest en de slapstickelementen zijn voor de liefhebber; maar als acrobatische voorstelling is Fauna vooral heel spectaculair en daarmee een mooie toevoeging op een toch al sterke en diverse programmering.

Theater / Reportage
special: Holland Festival 2018

Holland Festival: de derde week

Tijdens de derde week van het Holland Festival zag Jeroen een mooi eerbetoon aan Pina Bausch, een voorstelling rondom de bijzondere componist Gesualdo en zag hij eindelijk Romeinse Tragedies. Emilia Nova werd geconfronteerd met veertig jaar elektronische dansmuziek en Devi zag een voorstelling waarin kritiek werd geleverd op de vluchtelingencrisis rondom het Middellandse zee gebied.

15 juni: Romeinse Tragedies is in 2018 nog steeds actueel

Foto: Jan Versweyveld

Romeinse Tragedies is één van die iconische voorstellingen die je gezien moet hebben, is me verteld. Jaren geleden probeerde ik kaartjes te bemachtigen, maar zonder succes. Dit jaar is het me gelukt. Op het Holland Festival wordt de zes uur durende Shakespearemarathon in stijl afgesloten: in het Koninklijk Theater Carré.

Romeinse Tragedies bewijst opnieuw hoe alomtegenwoordig Shakespeare nog steeds is in onze cultuur. De politieke machtsspelletjes die de revue passeren doen me denken aan Game of Thrones en House of Cards, en verwijzen tegelijkertijd –  vrij letterlijk – naar de politieke realiteit van 2018. De voorstelling rijgt drie Shakespeareaanse tragedies aan elkaar. In Coriolanus wordt de Romeinse generaal Gaius Marcius Coriolanus (Gijs Scholten van Aschat) verbannen uit Rome, de stad die hem eerder nog onthaalde als held. Uit wraak sluit hij zich aan bij zijn aartsvijand Aufidius (Bart Slegers), en beraamt een aanval op Rome. Julius Caesar staat in het teken van de moordaanslag op Julius Caesar (Hugo Koolschijn) door zijn bondgenoten Brutus en Cassius (Eelco Smits en Marieke Heebink). De beroemde toespraak van Marcus Antonius (“Vrienden, Romeinen, landgenoten, leen mij uw oor”) vloeit naadloos over in de laatste tragedie van de avond: Antonius en Cleopatra. Antonius (Hans Kesting) is één van de drie machthebbers in Rome, en raakt in de ban van Cleopatra (Chris Nietvelt), koningin van Egypte. Hun affaire leidt tot de overgave van Egypte en de zelfmoord van beide geliefden.

Met zoveel Shakespeareaans geweld zou je zeggen dat er vanuit de zaal meer dan genoeg te zien is, maar de kracht van Romeinse Tragedies bevindt zich op het podium. Het decor is een grote media-installatie, vol met televisieschermen waar de voorstelling of nieuwsfragmenten op te zien zijn. Het publiek mag vrij rondlopen, eten bestellen, naar televisie kijken, terwijl de acteurs op het voortoneel staan te spelen. Als ik voor het eerst in het decor ga zitten, verbaas ik me erover hoe sterk de voorstelling van betekenis verandert. Vanuit de zaal kijken we gezamenlijk naar een politiek drama, op dezelfde manier waarop men dat in Shakespeares tijd gedaan heeft. Op het podium komt de wereld via beeldschermen binnen. De vrouw die vlak naast me staat, kijkt naar een heel ander scherm dan ik. Als ik de andere kant op kijk, zie ik een groepje naar weer een ander scherm kijken. De gezamenlijkheid maakt plaats voor filterbubbels. Dat Romeinse Tragedies gemaakt is voor de opkomst van Facebook en de discussie rondom informatiefiltering, zegt veel over de tijdloosheid van deze voorstelling.

Maar er is meer. Naast de slimme scenografie zijn er de acteurs van Toneelgroep Amsterdam, die met name in de laatste uren boven zichzelf uitstijgen. De toespraak van Antonius door Hans Kesting en Chris Nietveld als ontrafelende Cleopatra zijn kleine masterclasses in acteren. Waar het bij vlagen moeilijk is om alle namen en twisten bij te houden, wordt de voorstelling op momenten als deze lucide. We zien Antonius, maar ook Bernie Sanders, Barack Obama, Donald Trump. Zo veel is er niet veranderd.

20 juni: Neues Stück is een welkom nieuw hoofdstuk voor het Tanztheater Wuppertal

Foto: Julian Mommert

Toen ik jaren geleden Wim Wenders’ Pina zag, liep ik met gemengde gevoelens de bioscoop uit. Wat een prachtig ensemble, dat Tanztheater Wuppertal! Maar wat zonde eigenlijk, dat ik ze toen pas ontdekte. Zullen ze na het overlijden van de iconische Pina Bausch nog nieuw werk maken? Ja, gelukkig wel. Op een zomerse avond in Amsterdam staan rijen voor de kassa om Neues Stück 1 – Seit Sie te zien: een mooi eerbetoon aan Bausch en een nieuw hoofdstuk voor het gezelschap.

Aan Dimitris Papaioannou de taak om dat nieuwe hoofdstuk in te luiden. Als choreograaf, theaterregisseur, schilder en striptekenaar beweegt hij gemakkelijk tussen verschillende disciplines. Een logische keuze voor een gezelschap dat graag de grenzen tussen dans en theater opzoekt. In Neues Stück brengt hij een ode aan Bausch, en behoudt tegelijkertijd een eigen signatuur. We zien de stoelen van Café Muller herhaaldelijk verschijnen. Een rij dansers steekt het podium over door de stoelen te verplaatsen, erop te staan, en over te steken naar de volgende stoel. Later probeert een danser zoveel mogelijk stoelen met zich mee te dragen, tot hij uiteindelijk zelf een houten kunstwerkje is geworden. De heren gaan gekleed in nette pakken, de dames in de lange jurken die we kennen uit het Bausch-repertoire. Maar bovenal blijft de speelsheid en vernuftigheid van Pina Bausch’s beeldentaal intact. We zien het in een groep dames die samen een veelbenig wezen vormen of een kooksessie waar Azusa Seyama geholpen wordt door een klein legertje aan handen. Een naakte danser en danseres lijken even te fuseren tot een Siamese tweeling. Het levert stuk voor stuk bijzonder theatrale beelden op.

En dan is er Papaioannou zelf, die meer vanuit een fascinatie voor verstilling en het naakte lichaam lijkt te werken. Prachtig zijn de beelden waarin naakte dansers tergend traag van een berg matten lijken te glijden. Een danser verschijnt uit een papieren cocon, trekt een paar kartonnen buizen aan en wordt een vreemde hybride tussen mens en spin. De vele referenties die hij in zijn werk stopt – naar de Griekse veerman Charon, beelden uit de schilderkunst en vanzelfsprekend het werk van zijn voorgangster – zijn me niet allemaal even bekend, maar dat mag de pret niet drukken. Neues Stück laat de rijke fantasie van het Tanztheater Wuppertal (opnieuw) zien. Dat smaakt naar meer.

23 juni: Gesualdo speelt met kunst en kitsch

Foto: Sofie Knijff

Kun je kunst los zien van de kunstenaar? Wie moeite heeft met Woody Allen heeft nog niet gehoord van Carlo Gesualdo. Gesualdo is next level: een Italiaanse componist uit de late Renaissance die zijn vrouw en haar minnaar heeft vermoord, een heks als minnares had en alle bomen om zijn huis liet omkappen. Het geruis van de bladeren verstoorde zijn concentratie. Gesualdo’s composities zijn daarentegen zo bijzonder, dat het eeuwen later nog bewonderd werd door Igor Stravinsky. En de Warme Winkel, die met het Nederlands Kamerkoor een voorstelling rondom Gesualdo maken.

Een weerzinwekkende man die desalniettemin mooie muziek kon maken: die tegenstelling is de basis in deze voorstelling. Enerzijds horen we de schoonheid van Gesualdo’s madrigalen in de zang van het Nederlands Kamerkoor, netjes in pak en wat stijfjes op het podium. Anderzijds worden we uit balans gebracht door de scenes van de Warme Winkel. In een campy decor met roze gordijnen en klatergouden rekwisieten leest een naakte Florian Myjer een brief naar het Kamerkoor voor, terwijl Vincent Rietveld en Ward Weemhoff hem betasten, kietelen en slaan met een microfoon. Als Myjer zijn teen in een muizenval dreigt te zetten, lopen de eerste toeschouwers de zaal uit. Het blijkt allemaal een vals alarm te zijn, maar het gaat om het moment waarop je dat nog niet doorhebt. De afschuw en walging die ik dan voel, hoor ik te voelen.

Het risico van zo’n aanpak ligt in de overkill. En dat gebeurt op den duur in Gesualdo. De platte scènes en het spelen met wreedheid zijn aanvankelijk effectief, maar verliezen snel de spanning. Na een paar herhalingen weet je dat er geen echt gevaar is, waardoor je weer rustig in je stoel kan zitten. Je weet dat camp een bewuste tegenhanger is van de ‘hoge kunst’ van de kamermuziek, maar daar worden de individuele scènes niet per se interessanter door. Als de twee werelden elkaar ontmoeten, ontstaan er onverwacht mooie momenten. Een langzaam uitzoomende projectie waarin de Warme Winkeliers op de grond liggen en een schilderij imiteren is tegelijkertijd esthetisch en kitschy. In de laatste akte nodigt Ward Weemhoff een koorlid – zijn oude geschiedenislerares –  uit, ‘bestelt’ een pizza en vertelt over zijn tijd op de middelbare school. Wat begint als een mooi oprechte scène wordt onderuitgehaald wanneer een plastic penis door de pizzadoos verschijnt. Ontroering en schmieren, kunst en kitsch komen hier even samen. En het werkt.

26 juni: Gisèle Vienne: Crowd

Foto: Estelle Hanania

Voordat Crowd begint krijgen we op allerlei plekken in de schouwburg oordopjes aangeboden als bescherming tegen de luide muziek. Als ik lees dat het hier om techno gaat, niet mijn grootste liefde, neem ik er voor de zekerheid een paar mee. Dan, hoe ironisch, blijkt de muziek het mooiste onderdeel van de voorstelling te zijn. Het is een door Peter Rehberg samengestelde mix van veertig jaar elektronische dansmuziek inclusief een eigen compositie.

Op het podium van de Rabozaal ligt aarde en allerlei afval, het lijkt op de overblijfselen van een heftig feest of een grasveld in het Vondelpark na een mooie dag. Terwijl de geweldige muziek over ons heen spoelt, komen er heel langzaam in slow motion vanuit het donker figuren naar voren. Jongeren in hoodies, rugzakken, een alternativo met wijde broek en houthakkershemd. Aanvankelijk is de slomo prachtig, zeker met die muziek. De dansers glimlachen, naar ons, naar elkaar, begroeten elkaar, iemand steekt een sigaret op. Het is alsof je naar een droombeeld kijkt of een gelikte commercial.

Volgens Gisèle Vienne, de choreograaf van Crowd zien we hier vijftien individuen met ieder een eigen verhaal. Wat ik waarneem: constant dezelfde trage manier van bewegen met af en toe een gezamenlijke stilte of een synchroon strekken van ledematen. Iemand zakt op de grond in elkaar, een meisje vindt een zak chips die ze uit elkaar trekt, er wordt water uit flesjes over de anderen heen gegooid wat schitterende beelden oplevert. Aan schitterende beelden geen gebrek overigens: het donker, de kleuren, de belichting, de rookwolken die zich tegen het einde boven een paar mensen vormen. (Geen idee hoe ze dat doen, ze lijken op iets in hun kleding te drukken). Alles blijft echter op afstand en dat komt vooral omdat de dansers hun tempo niet wijzigen. Misschien is  dat juist het kenmerk van deze crowd? Een bijzonder idee, maar om naar te kijken slaapverwekkend.

Een engerd betast het lichaam van een doodstil staande jongen en grijnst ondertussen naar een meisje dat toekijkt, het meisje staat te huilen. Ik bekijk het alsof het een laboratorium experiment is. Waarom huilt ze? Heeft het iets met die jongen te maken of is she coming-down? Het kan me niet schelen, hoe lang duurt het nog? Toeschouwers verlaten de zaal.

Pas als de dansers het applaus in ontvangst nemen – waarbij het publiek nauwelijks gaat staan, een unicum – zie ik levende mensen op het podium. Waar zijn ze al die tijd geweest?

28 juni: Tiefer Schweb – Münchner Kammerspiele

Foto: Thomas Aurin

Met Tiefer Schweb van het Münchner Kammerspiele staat de Zwitserse theatermaker Christoph Marthaler voor de zevende keer met een voorstelling op het Holland Festival. Zijn stukken kenmerken zich door een hoge mate van absurdisme en vervreemding. Marthalers theater wordt bevolkt door personages die, zoals theatercriticus Hein Janssen in de Volkskrant schreef, proberen er met de moed der wanhoop toch nog wat van te maken.

Die wanhopige mensen zijn in Tiefer Schweb een achttal ambtenaren die zich hebben opgesloten in een geheime ruimte op de bodem van het Bodenmeer. Europa wordt bedreigd door een gevaarlijke uitheemse bacterie en boven het wateroppervlak is de pleuris uitgebroken. Aan de ambtenaren, gestoken in strak pak, de taak met oplossingen te komen.

Daarvoor grijpen ze terug op wat ze kennen: onnavolgbare beleidsprocedures en niet te volgen ambtenarenjargon. De onmogelijkheid van hun opdracht erkennende, verzanden de vergaderingen vaak in het gezamenlijk aanheffen van oude Duitse volksliedjes, koorliederen waarbij zangers urinoirs over hun hoofden plaatsen of orgelopvoeringen van Simon and Garfunkels The Sound of Silence. De muziek brengt troost, maar weinig redding.

Marthaler legt een duidelijke link met de actualiteit. De ambtenaren zijn letterlijk afgesloten van de problemen boven het wateroppervlak die ze pogen op te lossen; daarmee volkomen vervreemdt van de situatie die ze in ambtelijk jargon proberen te vatten. Dat is duidelijke kritiek op de wijze waarop Europese overheden in Brussel, Berlijn en Den Haag de vluchtelingencrisis op de Middellandse zee onder controle proberen te krijgen. Af en toe weet de realiteit binnen te dringen in de afgesloten vergaderruimte: via een wonderlijk luik in de hoek van het decor of doordat het water van het Bodenmeer de ruimte binnenstroomt. Meerdere malen weten de ambtenaren zichzelf ternauwernood van een verdrinkingsdood te redden. Die metafoor is pretty on the nose. Evenals de blub-blub-blub-geluiden waarmee de voorstelling begint en eindigt.

Toch overtuigt Tiefer Schweb, ondanks sterke individuele scenes, als geheel niet helemaal. De voorstelling is uiteindelijk te surreëel om echt een politiek punt te kunnen maken, maar te politiek om een magische wereld te creëren waarin de toeschouwer zichzelf kan verliezen. Daardoor blijf je met een zekere emotionele afstand naar de gebeurtenissen op het toneel kijken.

De slotscène, waarin personages gekleed in verschillende folkloristische klederdrachten een laatste lied aanheffen en hun hoop voor de toekomst uitspreken, is daarentegen ijzersterk. Dan kijk je voor één moment werkelijk naar mensen die er met de moed der wanhoop iets van proberen te maken.

Theater / Achtergrond
special: Holland Festival 2018 week 2

Holland Festival: de tweede week

Deze week keek Emilia haar ogen uit bij het gigantisch decor van JR dat te hoog was voor de Westergasfabriek en uit had moeten wijken naar de Centrale Markthallen. Ze liep over de vloer van de Rabozaal tussen de dansers van Arno Schuitemaker. En bij een ode aan sterke vrouwen zat ze onder een hemel van beha’s.

16 juni: FC Bergman – JR

Foto: Kurt Van der Elst

Als het na tweeëneenhalf uur eindelijk pauze is ben ik opgelucht. Is JR zo slecht dan? Nee, maar wel erg vermoeiend. Je ziet, terwijl je tussen andere toeschouwers ingeklemd zit en bijna constant omhoog kijkt, erg veel personages op veel verschillende plekken onduidelijke dingen doen. JR is gebaseerd op het gelijknamige cultboek van William Gaddis. Een elfjarige jongen, JR, blijkt het fantastisch te doen op de beurs. Terwijl hij rijk en machtig wordt, richt hij veel anderen, zowel bedrijven als individuen, te gronde.

FC Bergman heeft een, uitstekend bij het stuk passend, megalomaan decor gebouwd met een veertien meter hoge toren vol met allerlei verschillende ruimtes, waaronder niet de meest voor de hand liggende zoals een museumzaal en een metrocoupé. Er omheen staan vier publiekstribunes, de toeschouwers zien qua plot hetzelfde, maar niet qua beeld. Soms kan je ter plekke volgen wat er gebeurt, vaker zie je dat op een scherm. Geestig is dat je op film iemand papieren uit het raam ziet gooien en ze in het echt aan de zijkant naar beneden ziet fladderen. We zien echter niet alles, vanaf de tribune waar ik zit hebben we zicht op een bioscoopzaal waar Taxi Driver wordt vertoond, de andere drie tribunes zien dat niet, ook niet later op film. Volgens Gaddis is dat de kern van het kapitalisme: niet iedereen op de wereld heeft hetzelfde overzicht. Overigens is noch voor Gaddis noch voor FC Bergman kapitalisme een monster, wel een gegeven waar we om mee moeten leren gaan.

De belangrijkste personages in JR zijn de dolende componist Edward Bast die zich door iedereen, vooral JR, laat misbruiken -prachtig gespeeld door Oscar Van Rompay- en Jack Gibbs, een fantastische Jan Bijvoet. Aanvankelijk is Gibbs een vervelende dronkenlap, maar in feite is hij een gevoelige intelligente schrijver, die er evenmin in slaagt te krijgen wat hij wil.

Ik heb gemengde gevoelens over JR. Het is buitengewoon knap hoe FC Bergman dit stuk heeft gerealiseerd en de acteurs zijn goed tot weergaloos. De gekozen vorm waarbij er live wordt gespeeld en we tegelijkertijd elke gezichts- en lichaamsuitdrukking uitvergroot kunnen zien op film werkt geweldig, zeker bij een acteur met zoveel nuances als Bijvoet. De inhoud van JR is echter minder interessant. Een aantal scènes, vooral na de pauze, zijn soms met behulp van muziek boeiend en meeslepend, maar over het algemeen blijft het verhaal te oppervlakkig en duurt het allemaal erg lang. De momenten met Bast en Gibbs echter, hun worsteling met leven en liefde, zijn prachtig, soms geestig en uiteindelijk ontroerend.

17 juni: Arno Schuitemaker  – The Way You Sound Tonight

Foto: Sanne Peper

Gedurende de inleiding wordt gezegd dat tijdens de dansvoorstelling The Way You Sound Tonight alles mag: we mogen staan, zitten, heen en weer lopen, alles. Het is ónze ervaring. Daarom staat het publiek samen met de dansers op het podium van de Rabozaal, choreograaf Arno Schuitemaker wil dat toeschouwers een andere ervaring krijgen dan gebruikelijk. Maar het publiek denkt er anders over: iedereen gaat meteen op de tribunes zitten die aan weerskanten zijn geplaatst. De enigen die staan zijn mensen die qua zitplaats achter het net visten, een aantal daarvan gaan op de grond zitten. Bewogen wordt er nauwelijks, behalve door de dansers.

Voor Schuitemaker was de zintuigelijke beleving van beweging het vertrekpunt bij zijn eerste werk. Later werden licht en geluid in de verhouding tot het bewegen steeds belangrijker. Voor The Way You Sound Tonight wilde hij ook de ruimte erbij betrekken.

Een danser maakt kleine langzame bewegingen. Ik ga de vloer op en sta hem vanaf een afstandje te bekijken. Het is een speciale ervaring, zeker als hij me een tijdlang aankijkt. Er gebeurt iets, het is een beetje eng zo alleen met hem, maar wel heel bijzonder. Als de belichting verandert ontdek ik dat er nog twee dansers zijn; om dan als enige toeschouwer in het midden van de zaal tussen hen in te staan vind ik te opdringerig, dus ik loop naar de kant. Het is jammer om uit het energieveld van de dansers weg te zijn, de ervaring is nu meer een gewoon toekijken. Later verandert dat als er opnieuw twee dansers bijkomen en de afstand vanzelf vermindert.

De dansers, Schuitemaker noemt ze liever performers, maken steeds dezelfde golvende beweging vanuit rug en buik, de schouders gaan mee, de heupen. Er komen lichte variaties en als de muziek verandert zie je de dans ook veranderen, afhankelijk van het ritme dat ze volgen, wat niet bij iedereen hetzelfde is.

Het is heerlijk daar te staan, ik heb het gevoel dat ik zintuiglijk ervaar wat er met de dansers gebeurt meer dan wanneer ik op mijn stoel in de zaal zit. Het licht verandert steeds en daardoor verander ik een beetje. Ik ontdek dat er live gitaar wordt gespeeld (door Aart Strootman), ik besef dat je als publiek ook onderdeel van de voorstelling bent. Te gek dat Arno Schuitemaker ons de kans geeft dit heel rustig op zo’n mooie plek te mogen ervaren.

20 juni: Nadia Beugré – Legacy

Foto: Dylan Piaser

Een groep vrouwen loopt hard op een manier die ik herken van Afrikaanse filmbeelden, een soort dansend joggen. Het is een gemengde groep: zwart en ook wat wit, allen verschillend in leeftijd en lichaamsvorm. Je een tijdlang op zo’n
manier voortbewegen is behoorlijk vermoeiend en dat is te zien. Een paar van de vrouwen hebben nergens last van, ze maken sprongen of rennen gebogen langs het publiek. Legacy is gemaakt door de uit Ivoorkust afkomstige Nadia Beugré,
het is haar ode aan vrouwen die vechten en vochten voor de rechten, vrijheid en waardigheid van hun volk en van henzelf. Iets waarvoor ze doorzettingsvermogen nodig hadden en risico’s namen.

Tijdens de inleiding is uitgelegd dat het hier om het werk van een zwarte vrouw gaat en dat feminisme voor haar iets anders kan betekenen dan voor blanke vrouwen. En dat het enige decorstuk, een grote berg beha’s, vermoedelijk weinig te maken heeft met de westerse acties in de jaren zestig waarbij vrouwen demonstratief hun beha’s uittrokken en soms verbrandden. Wat de betekenis dan wel is kun je zelf bedenken als halverwege de voorstelling alle beha’s opgehesen worden en als een kleurrijke lichtfilter boven ons komen te hangen en Beugré, gehuld in een jurk van beha’s, een indrukwekkende rituele dans uitvoert. Misschien vertegenwoordigen de beha’s de niet-aanwezige vrouwen? Mogelijk ook is er een nog diepere betekenis die ik vanwege het cultuurverschil niet ken. Aan het eind van de voorstelling worden er op ontroerende wijze trotse verhalen verteld over voormoeders; soms blijkt dat het licht schijnend door de beha’s een bepaald belangrijk gezicht op een naakte rug vormt.

Al kijkend naar de groep rennende vrouwen groeien mijn bewondering en ontroering. Zij hijgen en zweten en moeten ondersteund worden of ondersteunen zelf, maar ze stoppen niet, ze blijven doorgaan. Ze trekken hun kleren uit, ook hun beha’s en blijven rennen, terwijl ze ons aan blijven kijken. Het is prachtig, zij zijn prachtig. De tranen rollen over mijn wangen.

Later volgt er een fascinerend, intiem en rauw dansduet tussen Beugré en een andere danser, Hanna Hedman, beiden nog steeds met ontbloot bovenlijf. Vroeger werden zwarte vrouwen altijd zo getoond, voor hen was dat normaal, voor ons, kolonialen, een bewijs van hun inferioriteit. Het is adembenemend dat Beugré juist deze vorm kiest voor haar stuk. Deze vrouwen zijn niet bezig met slachtofferschap en miskenning, dat staat alleen maar in de weg. Ze gebruiken hun kracht die daar nog meer van groeit. Schitterend.

Theater / Reportage
special: Holland Festival 2018

Holland Festival: de eerste week

Op het Holland Festival zette Emilia Nova een VR-bril op en ontving een staande ovatie. Devi Smits werd geconfronteerd met de treurigheid van slechte seks en raakte overspoeld met informatie bij End Credits. Jeroen ondervond dat Tolstojs Anna Karenina prima met disco samengaat en Helena van Troje gespeeld kan worden door een man.

9 juni: Compagnie par Terre/Anne Nguyen – KATA

Foto: Homard Payette

Met een virtual reality-bril op sta ik midden in een opwindende 3D film tussen de dansers van Compagnie par Terre en ontvang een ovationeel applaus van het ons omringende publiek. Het is de spannendste van alle, door choreografe Anne Nguyen ontwikkelde, ingenieuze dansinstallaties die je op weg naar de schouwburgzaal tegenkomt.

Nguyen is een in Frankrijk geboren en getogen Vietnamese. Een autodidact die verliefd werd op capoeira en breakdance. In Kata zijn invloeden van capoeira te zien, maar voor Nguyen is breakdance het belangrijkst. Ze ziet het als een vechtsport die van haar dansers samoerai maakt die door middel van de bewegingen zichzelf verbeteren en in harmonie trachten te komen met hun omgeving. De dansers dragen niet de bekende hiphopoutfit met sneakers en dreads, maar zijn gekleed in simpele Oosters aandoende broeken en jasjes. Ook haar muziekkeus is anders dan we kennen van hiphop. De prachtige soundscape bestaande uit, onder andere Japanse, percussie geeft de voorstelling een bijzondere, meditatieve kwaliteit.

Het begin is een adembenemende solo waarin de danser zelfs het jeugdige uitgelaten deel van het publiek stil krijgt met zijn kunst. Eén van de knapste en ook grappigste momenten is een slide die hij op zijn hoofd uitvoert. De belangrijkste elementen van de voorstelling zijn hier al zichtbaar: kracht, ongelooflijk goed dansen, rustig contact met het publiek, sterke persoonlijkheid, humor en mysterie.

Later volgen andere solo’s, duetten en ensemble moves. Er zijn zeven mannen en één vrouw. De vrouw onderscheidt zich nauwelijks totdat ze een fantastische solo danst: vloeiend, razendsnel, ongelooflijk knap en ik me afvraag hoe het kan dat ze me niet eerder is opgevallen. Dat is een bewuste keus van Nguyen: in het begin is de vrouw één van de boys, later gebruikt ze specifiek vrouwelijke bewegingen die soms door de mannen geïmiteerd worden, wat mooi en geestig is. Er zijn trouwens vaker grappige moves, zoals in een dans die gebaseerd is op videogames.

Kata is een schitterende voorstelling die, in ieder geval bij mij, veel losmaakt qua fantasie en associaties. De dansers gaan schijngevechten aan met elkaar, met imaginaire tegenstanders en vooral met zichzelf en tonen ons wat ze in huis hebben aan fysieke en mentale power. Ze laten zien dat we onze kracht in eigen hand hebben. Nguyen zegt: vind datgene waardoor je empowered wordt en beoefen dat. Voor haar en haar dansers is dat breakdance. (EN)

9 juni: Deutsches Schauspielhaus Hamburg – Anna Karenina

Foto: Matthias Horn

Anna Karenina, is dat niet dat enorme boek van Tolstoj? Over die dame die een gedoemde affaire heeft met een officier en – spoiler– voor een trein springt? Met een klein leger aan personages en diepe overpeinzingen over de zin van het leven? Jazeker. Maak daar maar eens een compact theaterstuk van. Het Deutsches Schauspielhaus Hamburg is het gelukt, en doet iets dat nog knapper is. Anna Karenina – Allerdings mit Anderem Tekst und Auch Anderer Melodie is buitengewoon komisch geworden. Een onwaarschijnlijke mix tussen hoge en lage cultuur.

In Tolstojs magnum opus volgen we de ongelukkig getrouwde Anna Karenina, die verliefd wordt op de jonge graaf Vronski. Als gevolg verliest ze haar gezin en haar positie in de Russische elite. Regisseursduo Clemens Sienknecht en Barbara Bürk laten ons een radiostudio zien. Daar wordt Radio Karenina gemaakt: een hoorspel, compleet met jingles, reclameblokjes en een catalogus aan foute pophits uit de jaren ’70 en ’80. De acteurs zijn tevens zangers en muzikanten. Ze zijn overwegend mannen van middelbare leeftijd, maar dat weerhoudt hen er niet van om alle rollen te spelen. Zo wordt de jonge prinses Kitty Shcherbatsky door Sienknecht zelf gespeeld. De afwijzing voor Vronski is de aanleiding voor een lange medley van popsongs waar het woord love in voorkomt. Vronski – gekleed in glinsterend discopak – maakt zijn entree met Fresh van Kool & The Gang en heeft alleen maar oog voor de even retro-hippe Anna. Hoe fouter, hoe beter in deze Anna Karenina.

Waar zit de kracht van deze voorstelling? Na afloop heb ik niet het gevoel dat Siensknecht en Bürk me iets nieuws proberen te vertellen over Anna Karenina. Het gaat veel meer over de sacrale aura die over het werk van Tolstoj heen hangt, en de manier waarop dat onderuit wordt gehaald. Het lezen van Anna Karenina wordt nog steeds gezien als een teken van eruditie. Door het te ensceneren als camp kunnen we lachen om de pretenties van hoge kunst. En dat werkt als een trein. (JvW)

10 juni: National Changgeuk Company of Korea – Trojan Women

Theater overstijgt culturen, disciplines en tijdperken, stelt regisseur Ong Keng Sen. Die visie is merkbaar in Trojan Women, een Griekse tragedie in de stijl van Koreaanse opera. Het verhaal over de gevallen vrouwen van Troje is duizenden jaren oud en geschreven in een ander continent, maar is toch van toepassing op het Korea van nu.

Trojan Women– of Trojaanse Vrouwen – is een van de bekendere tragedies van Euripides. Het vindt plaats na de val van de Trojaanse muur, en verhaalt over de vrouwen die hun noodlot afwachten. Hecuba, de vrouw van wijlen koning Priamus, voert de vrouwen aan en zingt over de gruwelen die Troje heeft meegemaakt. Dan komen verschillende prominente vrouwen aan het woord, en horen we hoe het hen na de Trojaanse oorlog verloopt. Cassandra, de helderziende dochter van Hekabe, kent haar eigen toekomst al. Ze weet dat ze in Griekenland vermoordt zal worden. Andromache wordt overgeleverd aan de zoon van Achilles, de man die haar man Hektor heeft gedood. Haar baby wordt door de Grieken van de stadsmuren gegooid. Helena, de vrouw die door Paris werd geschaakt en de Trojaanse oorlog aanwakkerde, weet haar oud-geliefde Menelaos om haar vinger te winden, en blijft gespaard.

Keng Sen liet zich inspireren door changgeuk, een Koreaans muziektheatergenre. Het zorgt voor een enscenering die gestileerd en bijzonder expressief is. Het lijden van de Trojaanse vrouwen wordt met volle kracht uitgeschreeuwd- en gezongen. En met goede reden: het verhaal van de vrouwen die als buit aan de Grieken worden gegeven verwijst naar de Koreaanse vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog als ‘troostmeisjes’ aan Japan werden verhandeld. Toch breekt de hevigheid van de vorm de voorstelling uiteindelijk op. Het opkomen en afgaan van personages die hun lijdensweg bezingen wordt op den duur te repetitief, waardoor de impact van hun verhalen minder hard aankomt. Een verrassende wending komt in de vorm van Helena, die gespeeld wordt door een mannelijke acteur. De queering van Helena onderstreept volgens Keng Sen haar positie als outsider: noch trouw aan de Grieken, noch aan de Trojanen. Het positioneert een genderqueer personage als een onbenoembare – en daardoor bedreigende – Ander. De keuze die Keng Sen hier maakt is interessant, maar ook problematisch. (JvW)

11 juni: Steve McQueen – End Credits

Op twee schermen tegenover elkaar opgesteld, glijden kilometers aan teksten voorbij. Bepaalde woorden komen vaak terug ‘communism’, ‘confidential.’ Heel vaak zijn hele lappen tekst met een zwarte markeerstift doorgestreept. Dit is het FBI-dossier van burgerrechtenactivist en artiest Paul Robeson, die jarenlang geschaduwd is door de beroemde Amerikaanse politieorganisatie.

De FBI bespioneerde Paul Robeson (1898–1976) in de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw jarenlang, omdat hij iets teveel sympathie toonde voor Stalin en zijn Sovjet-Unie – een land waar Robeson voor het eerst in zijn leven niet geconfronteerd werd met racisme. En dan was Robeson ook nog eens een zwarte burgerrechtenactivist. Reden genoeg voor de FBI om Robeson op een zwarte lijst van staatsgevaarlijke individuen te plaatsen. Jarenlang werd zijn doen en laten minutieus vastgelegd. De feestjes die hij bezocht, de tijdschriften die hij las en de toespraken die hij gaf: FBI-agenten noteerden het allemaal.
Regisseur en kunstenaar Steve McQueen (bekend van onder meer Shame en 12 Years a Slave) toont in de video-installatie End Credits dit paranoïde dossier. De dossiertekst glijdt over twee schermen op eenzelfde wijze als de aftiteling van een film. Uit audioboxen klinken de stemmen van acteurs die het dossier voorlezen. Alleen al de overweldigende hoeveelheid aan materiaal getuigt van de staat van hysterie waarin de politiedienst zich moet hebben begeven.

McQueen heeft er echter voor gekozen om de inhoud van het FBI-dossier vrijwel onleesbaar te maken. De tekst glijdt te snel over het scherm om het bij te kunnen houden. Ook loopt de voorgelezen tekst niet synchroon met wat je te lezen krijgt. Eenieder die het dossier probeert te volgen, wordt daardoor al vrij snel murw geslagen door een overdaad aan informatie. Daarmee voorkomt McQueen dat End Credits een voyeuristisch project wordt. Dat is ergens te begrijpen; wanneer het dossier leesbaar aan het publiek gepresenteerd zou worden, zou dat in zekere zin het bestaan ervan rechtvaardigen. Maar deze artistieke keuze maakt het onrecht wat Robeson is aangedaan ook erg abstract. Doordat het niet te volgen is, verliest de tekst zijn betekenis. Woord na woord, zin na zin glijdt voorbij in een onophoudelijke woordenstroom die al vrij snel verandert in een zwarte waas voor je ogen. Dat heb je – net als de aftiteling van een film – toch wel snel gezien. (DS)

13 juni: Calixto Bieito, Heath Quartet – The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety

Foto: Robert Day

Een van de verdrietigste momenten – en theatrale hoogtepunten – in The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety, is de voordracht van het korte verhaal To Kill a Child, van de Zweedse schrijver Stig Dagerman. Een kind overlijdt door een aanrijding, een moeder blijft rouwend achter. Het is een intense performance van actrice Cathy Tyson, die zowel treurig als troostrijk is.
In The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety verkent de Spaanse regisseur Calixto Bieito de emotionele manifestatie van depressie en melancholica. Hiervoor heeft Bieito geput uit het beste wat de literatuur wat dat betreft te bieden heeft. Zo zijn onder andere Michel Houellebecq, W.H. Auden en Søren Kierkegaard van inspiratie geweest. En ook het klassieke werk uit 1621 The Anatomy of Melancholy van Robert Burton komt nadrukkelijk voorbij. Deze teksten zijn samengesmolten tot een tragikomisch theatraal essay over verdriet.

Naast rouwverwerking komt ook neurose, verslaving en – bovenal – de treurigheid van slechte seks aan bod. Dat seksualiteit en verdriet vaak hand in hand gaan, is zo ongeveer de centrale these van Houellebecqs gehele oeuvre. En die stelling wordt in The String Quartet overgenomen. Seks is de ultieme vorm van menselijk contact, maar wanneer de ander niet meer wordt bereikt slaat seks gemakkelijk om in het tegendeel: niets zo troosteloos als seks met mensen waar je eigenlijk al heel lang op bent uitgekeken. Actrice Mairead McKinley verbeeldt deze thematiek aan de hand van het werk van Houellebecq, met een pijnlijke maar ook geestige monoloog over haar onzekerheid ten aanzien van haar orale vaardigheden.
Dergelijke slaapkamertragedies worden afgewisseld met muziek van het Britse strijkkwartet Heath Quartet. Eerst vooral dissonant van aard, daarmee synchroon lopend met de angstaanvallen van de personages. Later, wanneer Beethoven wordt ingezet, biedt het Heath Quartet vooral troost en gemoedsrust. De helende kracht van muziek weet ook de personages op het toneel weer tot kalmte te manen. Zo laat regisseur Bieito muziek, literatuur en theater samenkomen in een prachtige bezinning op melancholie, verdriet en depressie. (DS)

13 juni: Les Hommes Approximatifs – SAIGON

Foto: Jean Louis Fernandez

‘Ik wilde dat onze voorstellingen geluiden over de hele wereld laten horen, en ik vond dat bepaalde stemmen ontbreken,’ aldus regisseur Caroline Guiela Nguyen in een interview over SAIGON, haar voorstelling over de gedeelde geschiedenis van Frankrijk en Vietnam. Twee jaar lang verzamelde ze verhalen van Vietnamese vluchtelingen en hun (klein)kinderen, en verwerkte het in een aangrijpende mozaïekvertelling.

SAIGON wisselt af tussen 1956, toen Frankrijk zich terugtrok uit Vietnam, en 1996, het jaar waarin gevluchte Vietnamezen hun thuisland weer mochten bezoeken. In twee cafés – een in Parijs en een in Saigon – volgen we de verhalen van drie personages. In Saigon neemt de zanger Hao afscheid van zijn geliefde, en belooft naar haar terug te keren. Veertig jaar komt de inmiddels bejaarde Hao terug. Zijn geliefde ziet hij nooit meer. Het meisje Linh droomt van een nieuw leven in Parijs met haar Franse soldaat Eduard. Eenmaal daar komt ze bedrogen uit, als blijkt dat haar man een straatarme fantast is. In Saigon wacht Marie Antoinette tegen beter weten in op bericht van haar zoon, die jaren geleden opgeroepen werd om tegen de nazi’s te vechten. In 1996 viert ze nog steeds zijn verjaardag, al weet ze inmiddels dat hij is omgekomen in een bombardement.

Als we de oude Marie, Linh en Hao voor het eerst zien, kunnen we nog niet vermoeden wat voor trauma’s er onder de oppervlakte schuilen. Er wordt wat gepraat, er wordt gezongen, Marie geeft een feestje. Drie uur later zien we ze in een ander daglicht: ze hebben geleerd om de tranen in te houden, maar de tranen zijn er altijd. En als de tranen er zijn, dan komen ze hard binnen. De amateurspelers die Nguyen heeft gevraagd zijn de troef van SAIGON. Met name Anh Tran Nghia als de uitbundige Marie is een schot in de roos. De emoties voelen zo oprecht aan, dat de climaxen in de voorstelling nergens melodramatisch worden. (JvW)

Theater / Reportage
special: SPRING 2018

SPRING 2018: omgevallen kale mannen en veel, veel wolken.

Ik schijn iets gemist te hebben. In de trein hoor ik een lovende recensie van To come (extended) van Mette Ingvardsen. Verdorie, waarom heb ik die niet gezien? Dat kan natuurlijk niet nog een keer gebeuren, dus reis ik af naar Utrecht voor een dagje SPRING. Met vier installaties in de middag en in de avond de terugkeer van Chunky Move.

Ongemakkelijke oefening

Mijn SPRING-dag begint midden op straat. Op de Stadhuisbrug zien we een groep alledaags geklede mensen op een metronoom van positie wisselen. We kijken naar Collective Individual Excercises van Isaac Chong Wai. We zien hoe een groep alledaagse Utrechtenaren op de Stadhuisbrug een simpele choreografie uitvoert. Elke tik van een metronoom geeft aan dat ze een stap in een willekeurige richting moeten zetten. Een choreografie in de publieke ruimte, het doorbreken van dagelijkse routes: de doorgewinterde SPRING-bezoeker kent het inmiddels wel. De nietsvermoedende voorbijgangers konden het wat minder waarderen. Door van het plein een podium te maken zijn ze ineens hun anonimiteit kwijt en moeten ze hun looproute aanpassen. Die onwennigheid kan heel spannend zijn, maar daar moeten wel duidelijke kaders voor zijn. Die ontbreken nu. De deelnemers ogen zo ongemakkelijk, dat de insteek van de performance niet helder wordt. Een van hen zet een lach in, de anderen volgen, en dan herhaalt de sequens zich. Het lijkt op het begin van een lachtherapie, maar bereikt niet het niveau dat het echt spontaan wordt. Logisch ook, natuurlijk. Ga maar eens als vrijwilliger midden op een plein staan lachen. Ik zou het niet beter kunnen. Maar toch: wat wil Chong Wai hiermee? Puur en alleen de dagelijkse routine doorbreken? Moeten we de ongemakkelijkheid negeren, of is het juist de bedoeling? Ik weet het niet. Misschien was ik net bij de verkeerde oefening.

Pim of Dries?

Foto: Willem Popelier

‘Dries Verhoeven, die moet je zien’ hoor ik een SPRING-medewerker tegen een collega zeggen. Dries Verhoeven, dat kan ook bijna niet mis gaan. Die verzint elk jaar wel weer iets wat de gemoederen bezig houdt. Of het nu een Grindr-container, een spookhuis of een nepbegrafenis is, het is altijd de moeite waard. Voor Sic transit gloria mundi (letterlijk: ‘zo vergaat de wereldse grootheid’) wordt tijdens het festival een omgevallen standbeeld van een man gemaakt, als symbool voor de omvallende dominantie van de Westerse, witte man. De eerste controverse is inmiddels binnen. GeenStijl spreekt er schande van. Een viering van de moord op Fortuyn, kopt het artikel. En betaald van ons belastinggeld! Of het beeld echt Pim Fortuyn voorstelt of gewoon Dries Verhoeven is, moet nog blijken.

Als ik de installatie met eigen ogen zie, is er namelijk nog weinig gebouwd. De bovenkant van de installatie geeft uitzicht op de constructieplaats, maar daar zijn de werkzaamheden net begonnen. Veel interessanter is de expositieruimte, waar de Westerse hegemonie eveneens is omgekeerd. Bij binnenkomst is de informatie op ooghoogte in het Arabisch te lezen. Pas helemaal onderaan staat de Nederlandse en Engelse vertaling. Eenmaal in de ruimte zien we foto’s waarin het falen van de Europese en Amerikaanse macht onderstreept worden. In het midden zien we een maquette van het plein, en een schets van hoe het standbeeld er uiteindelijk uit zou moeten zien. Achteraf hoor ik dat er niet daadwerkelijk een (tijdelijk) standbeeld gebouwd wordt op het plein. Maar het statement is natuurlijk allang gemaakt. Trap een beetje tegen de dominantie van witte mannen, en er ontstaat direct commotie.

Wolken en VR

Na Verhoevens work in progress lopen we naar de Stadsschouwburg. Daar is gedurende de dag de The Cloud of Unknowing te zien, een video-installatie van Ho Tzu Nyen die als inspiratie heeft gediend voor ANTI-GRAVITY. In The Cloud of Unknowing zien we hoe verschillende bewoners van een vervallen flatgebouw bezocht worden door een wolk. Wat er nu precies gebeurt met ze gebeurt blijft schimmig, maar visueel blijft deze installatie boeien. Ho Tzu Nyen zoekt de schoonheid op in het verval. De kamers zijn oud, het behang bladdert af, de bewoners zien er somber en onverzorgd uit. Het straalt een troosteloosheid in die zo consequent is doorgevoerd dat het esthetisch wordt.

Een aangename verrassing dient zich aan wanneer we onverwacht naar een extra installatie gaan. Buiten de schouwburg biedt PIPS Lab een heuse virtual reality ervaring aan. In groepen van zes kunnen we naar binnen. We gaan tegenover elkaar zitten. Na wat geklungel van mijn kant met de apparatuur bevind ik me in een treincoupe. Links van me staat een conductrice, rechts een personage met een VR-bril op. Tegenover me zie ik twee personages met elkaar flirten, terwijl een derde wel erg dicht bij me komt. Dan realiseer ik me ineens dat ik ook een personage ben. Ik blijk een vrouw te zijn met een eigen virtueel lichaam. Dat is even wennen: als televisie- of filmkijker ben ik er aan gewend om zelf geen onderdeel te zijn van de fictieve wereld die ik zie. Als theaterkijker wel, maar dan niet in een ander lijf. Mijn eerste ervaring met VR voelt als iets dat weliswaar nog in de kinderschoenen staat, maar vol mogelijkheden zit. Dit smaakt naar meer.

Zwaarte en lichtheid

Foto: Pippa Samaya

Een aantal uur later is het tijd voor de afsluiter van mijn SPRING-dag: ANTI-GRAVITY, de nieuwe productie van Anouk van Dijk en, daar is hij weer, Ho Tzu Nyen. Zwaartekracht versus gewichtloosheid, geaardheid versus lichtheid, dat is het centrale conflict in deze performance. We zien aanvankelijk hoe verschillende dansers gebonden zijn aan de elementen. Een van hen stapelt rotsen op, terwijl een ander niet los lijkt te komen van een blok. Dit alles in een langzaam, contemplatief tempo. Het geheel voelt zwaar en traag aan. Dan komt er lucht in de voorstelling. Een rookmachine blaast een wolk de zaal in, de dansers komen samen en voeren een lichtvoetige choreografie uit. Zo wisselt de performance tussen momenten van zwaarte en lichte, ook in de ervaring van de toeschouwer. Om uiteindelijk te eindigen in een mooi tableau vivant waar een danser tot enorme hoogte is verheven, en een ander vredig in het water gaat liggen. ANTI-GRAVITY schopt niet tegen de grenzen van dans of performance, wat performances op SPRING doorgaans wel doen, maar blijft keurig binnen de lijntjes. Een degelijke dansvoorstelling die niet bijzonder verrassend is, maar wel aangenaam blijft. Al met al een goede afsluiter van mijn eerste volle dag op het SPRING Festival. Nu nog een keer terug voor het standbeeld.

Theater / Reportage
special: Tweetakt 2018

Tweetakt: de enige goede reden om niet op een terrasje te zitten.

Na maanden Hollandse kou is de lente eindelijk begonnen. De terrasjes zitten vol, de zomerse jurkjes en shirtjes zijn terug, er wordt weer wat meer gelachen op straat. ‘Hè fijn, dit had ik even nodig,’ hoor ik een dame tegen haar vriendin zeggen. Je zou wel gek zijn als je met dit mooie weer een weekend lang het theater induikt, en toch zat ook de schouwburg vol. Tweetakt is in de stad, en is het enige excuus om niet in de zon te zitten. Twee dagen en een flinke portie jeugdtheater later bekroop me hetzelfde gevoel: fijn, dit had ik even nodig.

Theater Artemis – De onzichtbare man (4+)

Foto: Kurt Van der Elst

Want wat een eigenzinnige voorstellingen waren daar te zien, in het eerste Tweetakt-weekend. En wat een opluchting om weer eens in een zaal te zitten met kinderen die voluit reageren op een toneelstuk. De onzichtbare man, de nieuwste productie van Theater Artemis en regisseur Jetse Batelaan, speelt met de illusie van theater, en het geloven in die illusie. De titel zegt eigenlijk al genoeg: we maken kennis met theatertechnicus Johan (René van ’t Hof) en Rob, een acteur die door Johan wel gezien wordt, maar door ons niet. Om het allemaal nog ingewikkelder te maken, ziet Rob het publiek wel, maar Johan en acteurs Nimüe en Marijn blijven een lege zaal zien. Rob – ‘zittend’ bij de piano, aangegeven door een volgspot – vertelt ons wat we moeten doen om weer zichtbaar te worden. Er ontstaat een steeds complexer wordend spel tussen zichtbaar zijn en onzichtbaar zijn, waarin alles en iedereen wel ergens de dupe wordt: Johan, Nimüe, Marijn, een aantal spoken die het toneel betreden, en zelfs een zakje chips waar we alleen het gekraak van horen. Dat zakje wordt gehaald door een jongetje uit het publiek, die op verzoek van Rob schuchter het podium opkomt en de coulisse in wordt gestuurd. Ergens weten hij en de andere kinderen dat het allemaal nep is, en toch wordt er enthousiast gekletst met Johan en Rob. En dan betrap ik mezelf er ook op: ik zie geen volgspot bij de piano, maar stel me er een personage bij voor. De magie van theater in een notendop.

Ultima Vez & Seppe Baeyens – INVITED (10+)

Foto: Danny Willems

Seppe Baeyens doet met zijn voorstelling INVITED in principe hetzelfde als wat Jetse Batelaan met De Onzichtbare Man (en later met Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt) doet. Beide regisseurs grijpen terug naar de kern van wat theater kan betekenen. De Onzichtbare Man gaat over de ‘suspension of disbelief’ waar we in een voorstelling voor vallen. INVITED gaat nadrukkelijk over het publiek, en hoe dat publiek zich door theater even met elkaar verbonden kan voelen. We bevinden ons op het podium van de Douwe Egberts Zaal, en worden uitgenodigd om op een grote slang te zitten. De doorgewinterde theaterbezoeker voelt de bui al hangen: met die slang gaat iets gebeuren. Maar niet voordat de zaal donker wordt, en er een koorzang wordt ingezet. ‘Zijn mijn buren oprecht aan het meezingen, of horen ze bij de voorstelling?’ vraag ik me af. ‘En als ze zelf meezingen, mag ik dan ook?’ De koorzang laat het publiek voorzichtig deelnemen aan een groepsactiviteit, zonder dat ze door anderen gezien worden. Dan gaat het licht aan, en tillen we samen de slang op. Als we eenmaal de slang neerleggen, staan we in een kring en zien we hoe de performers – een groep met verschillende genders en etnische achtergronden, jong en minder jong, met of zonder verstandelijke beperking – één voor één mensen bij de hand nemen. Om ze te verplaatsen, maar uiteindelijk ook om met ze te dansen, te knuffelen of te rennen.

Ook ik ontsnap niet aan de dans en voor ik het weet ren ik fanatiek rondjes rond de zaal. Het duurt even voor ik doorkrijg dat INVITED net iets verder gaat dan gecontroleerde publieksparticipatie: uiteindelijk kunnen we ook zelf bepalen wat we in de cirkel doen. Dat vereist een strakke dramaturgie en performers die ondanks alle vrijheid de touwtjes in handen kunnen houden. En dat kan deze groep: met niet meer dan wat kleine handgebaren houden ze de performance op de rails. Een indrukwekkende prestatie van deze groep en van Baeyens, die het theater effectief aanwenden om een gevoel van saamhorigheid te smeden. INVITED is zo’n voorstelling waar je jezelf na afloop weer even op de aarde voor moet zetten. Je hebt iets beleefd dat je alleen in een theaterzaal kan beleven, en weer vervlogen is als je de zaal uitloopt.

Theater Artemis – Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt (8+)

Foto: Joep Lennarts

De zondag begint opnieuw met een voorstelling van Batelaan. Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt is een bekende titel – het origineel dateert uit 2005 – en richt zich op een andere basispremisse van theater: er moet iets zijn om naar te kijken. Net als De onzichtbare man zien we hier een fictief toneelstuk dat op het punt staat te beginnen, maar nooit begint. De acteur (René Geerlings) wordt namelijk van het podium geweerd door een beveiliger (Martin Hofstra), en moet verschillende trucjes verzinnen om toch zijn voorstelling aan te vangen. Eenmaal op het podium blijkt er een probleem te zijn met het ‘volgende moment’ (gespeeld door Hofstra): alleen het ‘vorige moment’ is beschikbaar, en zonder volgend moment geen voorstelling. Voor het jonge publiek om mij heen is deze voorstelling waarin niets en toch heel veel gebeurt, geen onverdeeld succes. Het jongetje achter mij kan niet wachten tot het voorbij is, terwijl de kinderen naast mij gefascineerd zitten te kijken. Best knap, hoe Batelaan een redelijk abstract en absurdistisch gegeven zo kan vertalen, dat het werkt als jeugdtheatervoorstelling. De voorstelling waarin niks gebeurt is natuurlijk een voorstelling waarin uiteindelijk heel veel gebeurt: van een schildpad aan een touwtje die maar niet op lijkt te komen, tot een herhalende speurtocht naar ‘het volgende moment’, tot een heuse processie van ‘momenten’ over het podium.

Abattoir Fermé & herpaleis – Bangerik (6+)

Foto: Kurt Van der Elst

Abattoir Fermé is met haar rauwe, groezelige esthetiek niet het meest voor de hand liggende gezelschap om een jeugdtheatervoorstelling te maken. Door horror als uitgangspunt te nemen, is er desondanks een interessante voorstelling ontstaan die trouw blijft aan de signatuur van het gezelschap. In Bangerik zien we hoe het gelijknamige hoofdpersonage omgaat met zijn angst voor de buitenwereld. Die buitenwereld is een grote horrorshow met griezelige varianten van volwassen figuren: een langbenige reuzenvader, twee hekserige tantes, een ‘rioolmeermin’ die zo uit het badputje getrokken wordt, en drie popachtige horrornonnen. En dan is er Annabellee, de love interest die er niet griezelig uitziet, maar toch het engst van allemaal is. De showsteler is Chiel van Berkel, die in de rol van Nonkel Vlees een muzikale waslijst van verschillende, onuitspreekbare, fobieën opsomt. Bangerik blijft vooral visueel een indrukwekkende voorstelling, maar wil niet echt landen. Een lange tijd bleef het me onduidelijk waar de voorstelling precies heen beweegt, waar de uitvergrote personages voor staan, en wat nu precies het grotere verhaal is dat verteld wordt. Zo blijft Bangerik meer een ritje door een spannend spookhuis, dan een helder verhaal.

Studio Orka – Inuk (7+)

Foto: Phile Deprez

Voor de laatste voorstelling van mijn Tweetaktavontuur verlaat ik de Stadsschouwburg en reis ik af naar Plan Einstein, een asielzoekerscentrum waar asielzoekers samenwonen- en werken met uit huis geplaatste jongeren. Studio Orka maakte hier de voorstelling Inuk, wat in de taal van de Inuits ‘echte mens’ betekent. We betreden een vervallen hotellobby, waar Carl, de eigenaar van het hotel, zit te schilderen en klusjesman Ivan met zijn charme en grapjes het publiek opwarmt. Even denk ik een nogal flauwe voorstelling te gaan zien, met karikaturale personages die weinig te maken hebben met de harde realiteit waar de kinderen van Plan Einstein mee te maken hebben. Al snel blijkt dat Inuk veel complexer en gelaagder is dan ik in de eerste minuten vermoedde. Carl en Ivan krijgen twee bezoekers te gast die beiden schuilen voor de storm. Het hotel is, net als het asielzoekerscentrum, een tijdelijke schuilplek. Als blijkt hoezeer de vier personages ontheemd zijn en verlangen naar een thuis, begint de voorstelling te schuren. Het pubermeisje Nina vertelt hoe ze van instituut naar instituut gaat, en niet meer bij haar moeder kan wonen. Als blijkt dat ook de hoteleigenaar haar niet wil hebben, en in de stromende regen buiten wil zetten, zet ze een dans in die zowel woede als hopeloosheid uitstraalt. Het komt binnen bij het publiek, die voor een deel uit de bewoners van het centrum bestaat. Naast me zitten twee jongetjes in een mij vreemde taal druk met elkaar te lachen en te gebaren over wat ze voor zich zagen gebeuren. Achter mij zie ik een groep meisjes gefascineerd kijken en filmpjes maken van de voorstelling. Echt ‘not done’, aldus een groep verontwaardigde theaterstudenten op weg naar huis. Het maakte me duidelijk dat er twee soorten toeschouwers in de zaal zat: de geoefende kijker die de ongeschreven regels van het theater kent, en kinderen voor wie theater nog een nieuwe ervaring is. De kinderen deden me denken aan de jongens en meisjes die de vorige dag nog met de onzichtbare man aan het kletsen waren. Leuker publiek kun je je eigenlijk niet wensen.