Tag Archief van: tijdelijke tentoonstelling

Kunst / Expo binnenland

Geen vlieg op de muur

recensie: Susan Meiselas in FOMU Antwerpen

De tentoonstelling Mediations in het Antwerpse Fotomuseum focust op een aantal reeksen uit de vijftigjarige carrière van Susan Meiselas. Deze expo toont hoe Meiselas er meesterlijk in slaagt empathie en grotere politieke actie aan elkaar te koppelen in haar werk.

Mediations vangt op lichte toon aan, met de portretten die Meiselas over een periode van vijftien jaar (1975-1990) maakte van een groepje vriendinnen in Little Italy, New York. Vanaf het begin valt op dat ze de mensen die ze fotografeert ook een stem wil geven; ze maakt audio-opnames van interviews met hen en laat hen reageren op hun eigen portret, zoals in de reeks 44 Irving Street. Zelf geeft de fotografe te kennen dat ze steeds op zoek is naar manieren waarop fotografie een dialoog kan worden: “Er is altijd dat ongelijke machtsevenwicht. Hoe doorbreek je dat?[1]

[1] Susan Meiselas, https://fomu.be/expos/susan-meiselas-mediations.

We are people with feelings

Lena on the Bally Box, Essex Junction, Vermont, 1973 © Susan Meiselas / Magnum Photos

In de volgende ruimte wordt de expo al wat ruwer, met de beelden uit de reeks Carnival Strippers die tevens in boekvorm verscheen. Ook in deze reeks bleef Meiselas meerdere jaren in de buurt van de vrouwen die ze fotografeerde. Frappant zijn de portretten van Lena op haar eerste dag als stripper en, twee jaar later, tijdens haar derde seizoen als stripper. Deze opeenvolging van beelden zonder verdere duiding geeft de bezoeker het onbehaaglijke gevoel iets van de veronderstelde miserie van het stripper-zijn te projecteren op Lena, alsof ze in die twee jaar tien jaar ouder zou zijn geworden.

Lena zelf schreef in een brief aan de fotografe dat ze het maken van het boek over ‘the girls’ belangrijk werk vond, omdat men zo de vaak slecht begrepen en fout gerepresenteerde mensen achter de strippers kan ontmoeten. “We are people with feelings. We have a heart, and a brain. We breathe, we fuck, we sleep, we need to eat,” schrijft ze in een groot, onregelmatig handschrift met veel agressieve doorhalingen. Mensen als mensen tonen, het lijkt de kern van Meiselas’ fotografische project. Ook in haar latere, meer politiek geëngageerde werk zal het belang van persoonsnamen in haar werk overeind blijven.

Het leven van een beeld

Zo ging ze tien jaar nadat ze de bekende foto van de tot dan toe anonieme ‘Molotov Man’ nam opnieuw naar hem op zoek en liet ze hem op video getuigen over zijn tot icoon verworden actie tegen het dictatorschap in Nicaragua; een beeld dat zo in het collectieve geheugen staat geprent dat velen de oorsprong ervan wellicht niet meer kennen. Meiselas ging op zoek naar alle mogelijke recuperaties van de foto die zij in 1979 maakte en die er mee voor zorgden dat het beeld in het publieke geheugen gegrift werd. Ze vindt haar Molotov Man in eindeloze variaties terug in de vorm van street art, monumenten en op t-shirts.

Sandinistas at the walls of the National Guard headquarters, ‘Molotov Man’, Estelí, Nacaragua, 1979 © Susan Meiselas / Magnum Photos

Ook haar andere foto’s van de revolutie in Nicaragua worden in grote getale overgenomen en getoond door de massamedia. Haar fascinatie voor die eindeloze reproducties lijkt vele malen groter dan haar frustratie over het kapen van haar beeld, al uit ze wel een bezorgdheid over de keuzes die media nemen wanneer ze een bepaald beeld, vaak ontdaan van context, tonen in plaats van een ander. Het zien van die foto’s in verschillende contexten roept belangrijke vragen op over de impact van beelden.

Een foto van een vrouw die met haar zoontje aan de arm wegrent van een bom heeft, ingekaderd in een wit passe-partout, iets bijna contemplatiefs, alsof we een in de tijd bevroren deel van iemands leven zien. Dezelfde foto, paginagroot afgedrukt en omgeven door tekst en andere beelden van de revolutie, heeft niets meer van die afstand die de foto als kunstwerk heeft. De foto doet een appèl op de toeschouwer. Het stemt tot denken over de macht van beelden en over het machtsmisbruik dat kan ontstaan wanneer een beeld niet in de juiste context wordt geplaatst.

De fotograaf als getuige

Het laatste en meest heftige deel van de tentoonstelling vangt aan met Saddam Husseins genocide op Iraakse Koerden en mondt uit in het tot op heden verder lopende project akaKURDISTAN waarin Koerden over de hele wereld een collectieve identiteit opbouwen aan de hand van hun herinneringen – of het gebrek daaraan, want veel Koerdische families vernietigden uit veiligheidsoverwegingen hun fotoalbums.

Waar fotografen vaak observator blijven, is Meiselas een kunstenaar die actief ingrijpt in wat haar bezighoudt. Zo is ze als fotograaf aanwezig bij de opgraving van massagraven in Noord-Irak en legt ze de hartverscheurende stillevens vast waarin opgegraven kleding een graf herkenbaar moet maken voor eventuele nabestaanden. Door het visueel zichtbaar maken van de graven en massagraven valt het geweld tegen de Koerden niet meer te ontkennen en worden families in staat gesteld te rouwen over hun vermoorde dierbaren.

Susan Meiselas stelt zichzelf en haar camera zowel op macro- als op microniveau ter beschikking van degenen die ze voor haar lens haalt. Haar eigen vraag of ze erin slaagt in dialoog te gaan met haar subjecten is moeilijk te beantwoorden, maar vast staat dat in Meiselas’ werk het leven en de kunst in uitzonderlijk nauw contact staan met elkaar. De tentoonstelling is nog tot 04/06/2023 te bezoeken in FOMU Antwerpen.

Kunst / Expo binnenland

Geen vlieg op de muur

recensie: Susan Meiselas in FOMU Antwerpen

De tentoonstelling Mediations in het Antwerpse Fotomuseum focust op een aantal reeksen uit de vijftigjarige carrière van Susan Meiselas. Deze expo toont hoe Meiselas er meesterlijk in slaagt empathie en grotere politieke actie aan elkaar te koppelen in haar werk.

Mediations vangt op lichte toon aan, met de portretten die Meiselas over een periode van vijftien jaar (1975-1990) maakte van een groepje vriendinnen in Little Italy, New York. Vanaf het begin valt op dat ze de mensen die ze fotografeert ook een stem wil geven; ze maakt audio-opnames van interviews met hen en laat hen reageren op hun eigen portret, zoals in de reeks 44 Irving Street. Zelf geeft de fotografe te kennen dat ze steeds op zoek is naar manieren waarop fotografie een dialoog kan worden: “Er is altijd dat ongelijke machtsevenwicht. Hoe doorbreek je dat?[1]

[1] Susan Meiselas, https://fomu.be/expos/susan-meiselas-mediations.

We are people with feelings

Lena on the Bally Box, Essex Junction, Vermont, 1973 © Susan Meiselas / Magnum Photos

In de volgende ruimte wordt de expo al wat ruwer, met de beelden uit de reeks Carnival Strippers die tevens in boekvorm verscheen. Ook in deze reeks bleef Meiselas meerdere jaren in de buurt van de vrouwen die ze fotografeerde. Frappant zijn de portretten van Lena op haar eerste dag als stripper en, twee jaar later, tijdens haar derde seizoen als stripper. Deze opeenvolging van beelden zonder verdere duiding geeft de bezoeker het onbehaaglijke gevoel iets van de veronderstelde miserie van het stripper-zijn te projecteren op Lena, alsof ze in die twee jaar tien jaar ouder zou zijn geworden.

Lena zelf schreef in een brief aan de fotografe dat ze het maken van het boek over ‘the girls’ belangrijk werk vond, omdat men zo de vaak slecht begrepen en fout gerepresenteerde mensen achter de strippers kan ontmoeten. “We are people with feelings. We have a heart, and a brain. We breathe, we fuck, we sleep, we need to eat,” schrijft ze in een groot, onregelmatig handschrift met veel agressieve doorhalingen. Mensen als mensen tonen, het lijkt de kern van Meiselas’ fotografische project. Ook in haar latere, meer politiek geëngageerde werk zal het belang van persoonsnamen in haar werk overeind blijven.

Het leven van een beeld

Zo ging ze tien jaar nadat ze de bekende foto van de tot dan toe anonieme ‘Molotov Man’ nam opnieuw naar hem op zoek en liet ze hem op video getuigen over zijn tot icoon verworden actie tegen het dictatorschap in Nicaragua; een beeld dat zo in het collectieve geheugen staat geprent dat velen de oorsprong ervan wellicht niet meer kennen. Meiselas ging op zoek naar alle mogelijke recuperaties van de foto die zij in 1979 maakte en die er mee voor zorgden dat het beeld in het publieke geheugen gegrift werd. Ze vindt haar Molotov Man in eindeloze variaties terug in de vorm van street art, monumenten en op t-shirts.

Sandinistas at the walls of the National Guard headquarters, ‘Molotov Man’, Estelí, Nacaragua, 1979 © Susan Meiselas / Magnum Photos

Ook haar andere foto’s van de revolutie in Nicaragua worden in grote getale overgenomen en getoond door de massamedia. Haar fascinatie voor die eindeloze reproducties lijkt vele malen groter dan haar frustratie over het kapen van haar beeld, al uit ze wel een bezorgdheid over de keuzes die media nemen wanneer ze een bepaald beeld, vaak ontdaan van context, tonen in plaats van een ander. Het zien van die foto’s in verschillende contexten roept belangrijke vragen op over de impact van beelden.

Een foto van een vrouw die met haar zoontje aan de arm wegrent van een bom heeft, ingekaderd in een wit passe-partout, iets bijna contemplatiefs, alsof we een in de tijd bevroren deel van iemands leven zien. Dezelfde foto, paginagroot afgedrukt en omgeven door tekst en andere beelden van de revolutie, heeft niets meer van die afstand die de foto als kunstwerk heeft. De foto doet een appèl op de toeschouwer. Het stemt tot denken over de macht van beelden en over het machtsmisbruik dat kan ontstaan wanneer een beeld niet in de juiste context wordt geplaatst.

De fotograaf als getuige

Het laatste en meest heftige deel van de tentoonstelling vangt aan met Saddam Husseins genocide op Iraakse Koerden en mondt uit in het tot op heden verder lopende project akaKURDISTAN waarin Koerden over de hele wereld een collectieve identiteit opbouwen aan de hand van hun herinneringen – of het gebrek daaraan, want veel Koerdische families vernietigden uit veiligheidsoverwegingen hun fotoalbums.

Waar fotografen vaak observator blijven, is Meiselas een kunstenaar die actief ingrijpt in wat haar bezighoudt. Zo is ze als fotograaf aanwezig bij de opgraving van massagraven in Noord-Irak en legt ze de hartverscheurende stillevens vast waarin opgegraven kleding een graf herkenbaar moet maken voor eventuele nabestaanden. Door het visueel zichtbaar maken van de graven en massagraven valt het geweld tegen de Koerden niet meer te ontkennen en worden families in staat gesteld te rouwen over hun vermoorde dierbaren.

Susan Meiselas stelt zichzelf en haar camera zowel op macro- als op microniveau ter beschikking van degenen die ze voor haar lens haalt. Haar eigen vraag of ze erin slaagt in dialoog te gaan met haar subjecten is moeilijk te beantwoorden, maar vast staat dat in Meiselas’ werk het leven en de kunst in uitzonderlijk nauw contact staan met elkaar. De tentoonstelling is nog tot 04/06/2023 te bezoeken in FOMU Antwerpen.

Kunst / Expo binnenland

Stervenskoud

recensie: Siberian Exiles – Claudia Heinermann
© Museum of Occupation and Freedom Fights

De Baltische staten Estland, Letland en Litouwen leden tussen 1940 en 1991 zwaar onder de terreur van de Sovjet-Unie. De bezetter onderwierp de bevolking aan massale deportaties, executies en dwangarbeid. Fotograaf Claudia Heinermann documenteerde vooral via interviews met overlevenden de weinig bekende verschrikkingen. Een ware eyeopener in het Nederlands Fotomuseum.

Het begon toen de Sovjet-Unie zich na het niet-aanvalsverdrag met nazi-Duitsland in 1940 meester maakte van de Baltische staten. Onder Stalin nam de repressie onmiddellijk een aanvang. ‘In de nacht van 14 juni 1941, ik was toen dertien jaar, werd ons hele gezin opgepakt en naar Siberië gedeporteerd. Mijn vader (beroepssoldaat in het Litouwse leger, red.) werd ter dood veroordeeld en op 11 mei 1942 in de gevangenis van Kansk geëxecuteerd. Maar dat hoorden wij pas veel later.’ Aldus Irena Valaityté in één van de vele wandteksten (interviews) op de expositie.

Zelf belandde Irena al gauw in een werkbrigade van kinderen, op een eiland in Noord-Siberië. In een steenkoud niemandsland, waar nog helemaal niets was, werkte ze twaalf uur per dag, de eerste tijd aan het bouwen van een nederzetting. Haar broertje zat in de visbrigade en moest wakken maken in het ijs om eten te verzamelen. Uiteindelijk kregen honger, kou en ziekte Irena niet klein. In 1948 wist ze te ontsnappen en thuisland Litouwen weer te bereiken, waar ze zich nog jarenlang moest schuilhouden. In 1963 kwam ook haar broer terug. Haar moeder overleed in 1946 op het eiland.

Boven de poolcirkel

De verhalen van Irena Valaityté en tientallen lotgenoten zijn indrukwekkend gedocumenteerd door de Duitse fotograaf Claudia Heinermann (1967). Zij wil de geschiedenis van de Sovjet-gruwelen in de Baltische staten voor eens en altijd vastleggen, zeker nu het huidige regime in het Kremlin laat zien niets van het verleden te hebben geleerd. Door middel van spaarzame foto’s uit de jaren 30 en 40, teksten met foto’s en portretten van nu, maar ook tekeningen en enkele video’s, geeft ze overlevenden een stem.

Heinermanns project bestaat uit drie delen. Het eerste deel focust op zes Litouwers die als kind tijdens de eerste grote massadeportatie in 1941 naar de zuidelijke bergstreek Altaj gedeporteerd werden, om na een jaar landbewerking naar de Laptevzee boven de poolcirkel vervoerd te worden voor het op poten zetten van een complete visindustrie. Hun verhalen en portretten staan hier centraal. Ook zijn er rake tekeningen en enkele video’s te zien. Aangrijpend is bijvoorbeeld een filmpje van een Litouwse expeditie uit 1989 naar de Laptevzee. Doel van de expeditie, waaraan ook Irena Valaityté deelnam, was om graven van familieleden te vinden en een monument voor hen op te richten. We zien hoe het lichaam van Irena’s moeder wordt gevonden in de permafrost. Naar schatting zijn er in totaal zo’n 130.000 mensen uit de Baltische staten op transport gesteld.

Partizanenstrijd en testlocatie

Deel twee zoomt in op de partizanenstrijd tegen de Sovjetbezetters, die na de verdrijving van de Duitsers in 1944 de Baltische staten opnieuw annexeerden. Tot in de jaren 50 werden vanuit ondergrondse bunkers in de bossen acties tegen de Russen ondernomen. De hoop op westerse hulp bleek vergeefs. In deel drie verschuift de blik naar het zuiden van Siberië. Circa 20.000 Esten werden in 1949 aan de grens met Kazachstan tewerkgesteld als landarbeiders. Wat ze lange tijd niet wisten was dat een paar honderd kilometer verderop de testlocatie Semipalatinsk werd gebruikt voor atoomproeven. 

Ook hier veel teksten en een aantal foto’s van betrokkenen. Maar bijvoorbeeld ook een enorme overzichtskaart van alle goelags en een model van het terrein voor atoomproeven. Je komt ogen tekort om alles in je op te nemen. Interessant is dat Heinermann zelf ook naar Semipalatinsk reisde om jaren later interviews af te nemen met ooggetuigen van de onbekende trillingen en wolken.

Portretten vol menselijkheid

Historisch beeldmateriaal is om voor de hand liggende redenen wat karig. De oude foto’s die Heinermann exposeert vallen in ruwweg twee categorieën: onbezorgde jeugdfoto’s uit de jaren voor de Sovjetbezetting en kiekjes van barre deportatielocaties uit de jaren 40 en 50. ‘Zoek de verschillen’, zou je er uiterst cynisch bij kunnen denken. Maar voor cynisme moet je zeker niet bij Heinermann zijn. Met de wetenschap van de gruwelen die hebben plaatsgevonden in het hoofd, is het prachtig om te zien hoe ze overlevenden op latere leeftijd weet te portretteren. Getekend, zeker. Maar vaak ook kleurrijk en met een warme blik vol bewaarde menselijkheid. Daar heeft ook ijskoude barbaarsheid geen eind aan kunnen maken.

Irena Valaityté (1928), Kaunas, Litouwen, 2017 © Claudia Heinermann

 

 

Kunst / Expo binnenland

Rondreizen in een driedelig universum

recensie: Vermeer - Rijksmuseum Amsterdam

Als mens hoort Johannes Vermeer (1632-1675) thuis in het pantheon van ‘wereldberoemde onbekenden’. We weten nog steeds heel weinig over zijn persoon. Maar zijn fenomenale schilderijen zijn in de loop der eeuwen tot in de kleinste details onderzocht en beschreven. Het kan je moeilijk zijn ontgaan dat in het Rijksmuseum momenteel een unieke Vermeer-expositie te bewonderen is. 

De enorme belangstelling voor de grote Vermeer-tentoonstelling overvalt zelfs het Rijksmuseum. Maar wat wil je. Eén van de twee allergrootste Hollandse Meesters; 28 van zijn 37 bekende werken tentoongesteld; volop aandacht in binnenlandse en buitenlandse media… Dit moet je zien! Wie bang is dat het dringen wordt, kan gerustgesteld zijn. Met een beetje geduld kom je echt wel oog in oog te staan met alle schatten. Zelfs bij de kleinste Vermeers – waar je je bijna op een postzegelbeurs waant – kom je zonder al te lang wachten aan de beurt. Gelukkig maar, want Vermeer hield het vaak klein. Een (niet zo snelle) rekensom leert dat de totale oppervlakte van de 28 schilderijen 13,37 m² bedraagt. Dat is nauwelijks meer dan driekwart van De Nachtwacht (17,21 m²). En daar zijn dan nog stukken afgesneden ook. 

Maar uiteraard zal geen bezoeker zich bekocht voelen qua omvang van de expositie. Nooit eerder zijn zoveel Vermeers bij elkaar gebracht. Met bijna alle topstukken die je graag eens wilt zien, en onderverdeeld in heldere thematische categorieën. Gezicht op Delft, Het melkmeisje, De geograaf, Vrouw met parelsnoer, het ene schilderij nog iconischer dan het andere.  

Geloof en wetenschap

Vrouw met weegschaal, Johannes Vermeer, olieverf op doek, ca. 1662-64, National Museum of Art, Washington, Widener Collection

Een van de dingen die opvalt is dat Vermeer toch heel wat religieuze symboliek in zijn schilderijen heeft verwerkt. Van origine was hij protestants, maar na zijn huwelijk met de katholieke Catharina Bolnes raakte hij kennelijk al snel in de ban van die andere geloofsstroming. Van zijn vroege (historie)schilderijen tot het late Allegorie van het katholieke geloof (ca. 1670-1674) is ‘het laatste oordeel’ een terugkerend thema. Neem bijvoorbeeld Vrouw met weegschaal (ca. 1662-1664). De decoratie op de achterwand bevat, zoals vaak bij Vermeer, een duidelijke boodschap. Staar je niet blind op aardse rijkdom, de echte eindbalans wordt na je dood opgemaakt! Wat dat betreft doet Vermeer toch iets minder modern aan dan Rembrandt met zijn focus op o zo menselijke innerlijke worstelingen en contemplatie. 

Dit is ook relevant omdat Vermeer juist leefde in een tijd van grote ontdekkingen en vernieuwingen. In de 16e en 17e eeuw vond er een ongekende wetenschappelijke revolutie plaats die het middeleeuwse wereldbeeld flink op zijn kop zette. Van Copernicus tot Newton, van Columbus tot Descartes; traditionele aannames sneuvelden bij bosjes. De modernisering reikte zeker ook tot Delft. Als Vermeer wilde, kon hij daar dagelijks zijn leeftijdgenoot Antonie van Leeuwenhoek tegen het lijf lopen, de baanbrekende lenzenslijper en uitvinder van de microscoop. De overeenkomst is sowieso treffend. Beiden geobsedeerd door optische vraagstukken en meester in het ontsluiten en ‘beschrijven’ van een eigen microkosmos. 

Delft, de wereld en het hiernamaals

Er zijn ook twee werken van Vermeer waarin de ‘ontdekking van de wereld’ het expliciete hoofdthema is: De astronoom en De geograaf. Toevallig of niet zijn dit de enige werken met een mannelijke hoofdpersoon. In Amsterdam is het prachtige De geograaf (1669) nu te zien. Er is wel serieus gespeculeerd dat de wetenschapper op beide schilderijen Antonie van Leeuwenhoek zou zijn (Arthur K. Wheelock, Jan Vermeer, New York 1988), maar daar zijn geen echte aanwijzingen voor. Een gevalletje wensdenken? 

Hoewel Vermeer de buitenwereld en het bovenaardse op veel manieren in zijn werken betrekt – via ramen, brieven, bezoekers, landkaarten, decoraties – tovert hij ons in de eerste plaats zijn eigen, Delfts mini-universum voor. Helemaal op een expositie als deze zie je mooi hoe allerlei elementen en voorwerpen terugkeren in de schilderijen. De stoelen, de kleden, de muziekinstrumenten… het zijn onlosmakelijke onderdelen van het persoonlijke universum van Vermeer. Een universum waar je niet snel in verdwaalt maar waarin je – overmeesterd door het schitterende kleurenpalet, de aandacht voor detail en de geniale lichtval – eindeloos kunt rondreizen. 

Kunst / Expo binnenland

Hoe een jongen uit Delfshaven opklom tot de Parijse avant-garde

recensie: Kees van Dongen - Singer Laren

Met dit klassieke verhaal over hoe een jongen ‘met een krijtje in de hand’ naar Parijs trok en wereldberoemd werd, heeft het Singer museum in Laren een ware publiekstrekker gevonden. Maar is dat terecht? T/m 7 mei in Singer Laren.

 

Stelt u zich voor. Een willekeurige dinsdagmiddag, kwart over drie in een museum. Uitgestorven? Niet in Singer Laren. Keuvelende pensionado’s in bonte truien, met kleurige brilmonturen trekken en masse aan het oog voorbij.

Het lijkt erop dat het Singer met Kees van Dongen een ware publiekstrekker is geworden. Maar is dat terecht? Kort gezegd: ja. Met een charmant verhaal over hoe een jongen uit Delfshaven opklom tot de Parijse avant-garde weet het museum de aandacht te grijpen, en met de grote variatie aan werken en begeleidende teksten vast te houden.

Armoedige taferelen

Op een bepaald punt van zijn leven zat Van Dongen dan wel in een sjiek atelier mondaine vrouwen te schilderen terwijl het neusje van de Parijse avant-garde op bezoek kwam, maar ooit was hij een idealistische kunstenaar met een voorliefde voor armoedige taferelen en de zelfkant van het leven. We zien hoeren uit de Zandstraatbuurt in Rotterdam, armoedzaaiers en een loensende clown (Vieux clown, 1910). Een vrouw die zittend op de grond een schedel in de ‘ogen’ kijkt na een bepaalde hoeveelheid absint (Absintdrinkster, 1902). Maar ook Guusje, zijn eerste vrouw, met hun dochtertje (Ma Gosse et sa mère, 1907).

Daarnaast bleek Van Dongen niet vies van een kritische houding. Zo illustreerde hij in 1902 satirisch tijdschrift Ware Jacob, waarin onder andere op een strand met lijken een muilezel te zien is die ‘Wat zijn menschen toch stomme beesten,’ zegt.

Voor hij schilder werd, was Van Dongen een fanatieke tekenaar, die schilderen als inkomstenbron volgens de museumcatalogus zag als ‘de luxe dienen […] in een tijd dat armoede je overal omringt.’ Hij werkte liever ‘voor het volk in zijn geheel’ in plaats van voor ‘enkele gelddieven.’ Dezelfde filosofie als de gemiddelde graffitikunstenaar van nu dus.

Grote ogen

Kees van Dongen, Lieuses | Schovenbindsters, 1905, olieverf op doek, 37,5 x 45 cm, particuliere collectie, c/o Pictoright Amsterdam 2023

Schilderde Van Dongen dan eerst helemaal niet? Nou, zeker wel. Van een pittoresk Hollands schip op De Voorhaven (Zondag) uit ca.1895, naar de Van Gogh-achtige Schovenbindsters (1905) in een Frans korenveld. En Deux jeux (1911), die elke Kees van Dongen-leek zou herkennen aan de typische verfstreken, het kleurgebruik en vooral: de bijzonder grote ogen die de afgebeelde vrouw heeft.

Opvallend is het schilderij van Jack Johnson, de eerste zwarte wereldkampioen zwaargewicht boksen. Volgens het bijschrift in de expositie braken er in de VS raciale rellen uit waarbij veel doden vielen toen Johnson in 1910 de heersende wereldkampioen James J. Jeffries versloeg. Van Dongen kwam Johnson tegen in Parijs in 1914 en schilderde hem dat jaar naakt en met hoge hoed en wandelstok in de hand (Jack Johnson, circa 1914).

Kees van Dongen, L’Écuyère | Acrobate op paard, ca. 1906
olieverf op doek, 73,7 x 100,4 cm, particuliere collectie, Bremen, c/o Pictoright Amsterdam 2023

Aan het einde van Kees van Dongen heeft de bezoeker zoveel verschillende stijlen en werken gezien – had ik al Acrobate op paard uit 1906 genoemd, waarmee hij een ‘dialoog met Picasso’ aanging? – dat even bijkomen geen overbodige luxe is. Gelukkig zijn daar de open haard, het bier en de borrelplank van het Singer, dat naast een beeldentuin ook één van de gezelligste museumcafés heeft.

 

 

Catalogus ‘Kees van Dongen – De weg naar Succes’
Auteur: Anita Hopmans
Gebonden boek, 192 pagina’s met 125 illustraties
SKU: 12682
29,95

 

Kunst / Expo binnenland

Van Eeden volgt Van Gogh

recensie: De Haagse Gasfabriek: Van Eeden & Van Gogh

Marcel van Eeden heeft zich laten inspireren door de tekening Gasfabriek van Vincent van Gogh. Hij vond hem onheilspellend en wilde op de plek waar Van Gogh de tekening maakte op zoek naar de genius loci, ofwel de geest die op die plaats hangt. In De Mesdag Collectie in Den Haag toont Van Eeden zijn onderzoeksproces en zes grote houtskooltekeningen. De tentoonstelling is droomachtig en actueel, maar houdt wel een verlangen over naar meer.

Al dertig jaar lang is Van Eeden bezig met tekeningen. Vaak in zwart-wit; met houtskool, potlood of krijt als materiaal. Meer dan eens zit er een verhalend element in, gebruikt hij tekst naast beeld, en heeft het iets weg van een graphic novel. Voor zijn onderwerpen kiest hij geregeld voor een raadselachtige en obscure inslag. De kunstenaar werkt aan de hand van gevonden beelden en alleen met fotomateriaal van voor zijn tijd. Van Eeden noemt dit een onderzoek naar het niet-bestaan. Hij vindt het interessant hoe een levend organisme zich kan bezighouden met het niet-leven. Dit is voor hem als een droom.

Van Gogh achterna

In 1881 verhuisde Vincent van Gogh naar Den Haag vanwege het gunstige kunstklimaat en kreeg een betaalde opdracht van zijn oom Cor. Deze vroeg hem een aantal stadsgezichten te maken. Van Gogh maakte toen onder andere de tekening Gasfabriek. Zijn eerste betaalde opdracht en vooruitstrevend in de kunst, omdat kunstenaars niet vaak het onderwerp industrie uitkozen. Een houtdruk van Gustave Doré, over de ellendige omstandigheden in een Londense gasfabriek, had hem geïnspireerd. Van Gogh wilde een vergelijkbaar onderwerp zoeken in Den Haag.

Van Eeden komt zelf uit de Hofstad en zijn appartement ligt vlakbij het terrein waar de gasfabriek ooit heeft gestaan. Nu is alleen nog het kantoorgebouw overgebleven en ligt er een stadspark. Bij de voorbereiding voor deze tentoonstelling heeft hij een grondig vooronderzoek gedaan. Dit wordt ook vertoond bij de expositie. Er zijn krantenknipsels uit het jaar 1882, archiefmateriaal over de gasfabriek, achtergrondinformatie over de tekening van Van Gogh en hij heeft een fotoserie gemaakt op de plek waar de gasfabriek stond. Bij het onderzoek worden parallellen met vandaag getrokken over gas als brandstof en Rusland als agressor richting Europa.

Droom wordt nachtmerrie

De expositie bevat naast het onderzoek zes grote houtskooltekeningen. Deze zijn geconstrueerd vanuit archiefbeelden van de fabriek en Van Eeden heeft er een geheel van gemaakt. Ze lijken op ansichtkaarten waar het jaartal en locatie op zijn gekrabbeld; als een bericht – en misschien wel waarschuwing – uit het verleden. In een begeleidend filmpje vertelt de kunstenaar dat zijn tekeningen een droomachtig karakter hebben door de zwarte kleuren en omdat het formaat je de mogelijkheid geeft om het werk ‘in te stappen.’

Ook de foto’s uit zijn onderzoek ademen een droomachtige sfeer, mede door de, wollig-makende, fototechniek gomdruk. Samen met de grote houtskooltekeningen creëren ze een onpasselijke droom waar het onheil achter elke hoek kan schuilen. Waar hij ons, net als Van Gogh, laat nadenken over de gasindustrie, en de consequenties die hier aan vastzitten.

Langlopend verhaal

Gezien de hoeveelheid beelden die Van Eeden normaal altijd maakt, smaakt de tentoonstelling echter wel naar meer. Alsof dit de start is van een langlopend verhaal dat over meerdere decennia uitgesmeerd kan worden. Wellicht dezelfde tijdsspanne die de mensheid van het gas af wil komen.

Marcel van Eeden houdt ons een spiegel voor over de huidige politieke situatie en de energieproblemen die hieruit ontstaan en doet dat in een interessante dialoog met één van Nederlands grootste kunstenaars.

Kunst / Expo binnenland

Meesterlijke vrouwen

recensie: Vrouwenpalet 1900-1950, Kunsthal Rotterdam

Sinds kort is de tentoonstelling Vrouwenpalet 1900 – 1950 in haar geheel te zien in de Kunsthal in Rotterdam. Je kon het werk van deze onderschatte groep Nederlandse kunstenaars al eerder bewonderen in Museum De Wieger en Museum Dr8888. Maar nu komen ze eindelijk samen op een wel heel bijzondere plek. Het iconische gebouw van Rem Koolhaas, met zijn verschillende aanzichten, doet helemaal recht aan hun caleidoscoop van stijlen.

De tentoonstelling zelf is ook niet mis en telt een collectie van wel honderd werken. Bezoekers maken kennis met verschillende kunststijlen zoals luminisme, kubisme, expressionisme, cobra en abstract expressionisme. Aan bod komen bekende en minder bekende kunstenaars, onder wie Charley Toorop, Jacoba van Heemskerck, Else Berg, Lou Loeber, Alida Pott, Anna Sluijter en Lemmy van Hoboken. Welke keuzes hebben zij gemaakt en welke wegen hebben zij vrijgemaakt voor de generaties na hen? Je ontdekt het allemaal in deze prachtige reis door de tijd.

Spraakmakende kunst

Bij binnenkomst valt direct de uitgebreide verzameling modernistische kunstwerken op. Allemaal hebben ze hun eigen unieke karakter en vertellen ze iets over de tijd waarin ze zijn gemaakt. Zo bestaan de schilderijen van Jacoba van Heemskerk en Pau Wijnman uit kleurrijke, abstracte vormen, waarin de zichtbare werkelijkheid bijna is verdwenen. En ook de krachtige gebeeldhouwde koppen van Charlotte van Pallandt en de sculpturen van Lotti van der Graag laten zien dat deze kunstenaars van de norm durfden af te wijken. Aandacht voor sociale misstanden is bij veel van deze vrouwen dan ook een terugkerend thema. Charley Toorop en Anneke van der Feer leggen in hun werk het harde arbeidersbestaan vast en Nola Hatterman stelt in haar werk het zelfbewustzijn en de emancipatie van de Zwarte mens centraal.

Het is tof om te zien hoe deze vrouwen met de heersende normen willen breken en zich afzetten tegen het idee dat vrouwen enkel als hobby ‘lieflijke’ onderwerpen kunnen schilderen, zoals landschappen en stillevens. Vrouwen krijgen pas vanaf 1871 toegang tot kunstacademies en het zal daarna nog vijfentwintig jaar duren voordat zij naar naaktmodel mogen schilderen. Maar ondanks deze beperkingen weten veel vrouwen hun plek te veroveren tussen de mannelijke kunstenaars.

Reizen

Charlotte van Pallandt, Vrouwentors (1930), brons, Collectie Museum De Wieger

Veel van de kunstenaars uit de tentoonstelling reizen naar het buitenland – waaronder Parijs – waar ze meer vrijheid ervaren dan in Nederland. Ze doen hier nieuwe contacten op en er is meer ruimte voor het experimenteren met nieuwe stijlen. Dit zie je onder andere terug in het werk van Karin Kluth die tijdens een studiereis in 1927 verliefd wordt op de veertien jaar oudere Rotterdamse kunstenaar Ernst Leyden. De twee vertrekken een paar jaar later wegens oorlogsdreigingen naar New York waar ze zich ontpoppen tot schilders van de high society. Vanaf dan schildert Karin niet alleen, ze ontwerpt ook mozaïeken, tafels en lampen en illustreert voor tijdschriften als Vogue en Harper’s Bazaar. Een van haar werken die direct in het oog springt is het portret van de Amerikaanse beroemdheid Gloria Vanderbilt (1941). Karin schildert haar in een glamoureuze pose omringd door vlinders en een jongetje dat waarschijnlijk de god van de liefde symboliseert. Echter lijkt hij, gewapend met alleen zijn pijl en boog, naar beneden te vallen. Wat mogelijk op liefdesproblemen duidt.

Al met al is Vrouwenpalet een veelzijdige en interessante verzameling van voornamelijk schilderwerk en beeldhouwkunst. Wie geïnteresseerd is in het leven en gedachtegoed van vrouwelijke avant-garde kunstenaars uit de periode 1900 – 1950 wacht een mooie reeks aan verborgen kunstschatten. De kunstwereld was en is een mannenbolwerk, maar deze vrouwen bewijzen dat er zonder vrouwen geen vooruitgang mogelijk was geweest.

BM_Night Gradually Neutralizing the Machine that Philosophizes Selfishness, 2022
Kunst / Expo binnenland

Poëtische sciencefictionwereld

recensie: Basim Magdy: Een alligator in de wolken – KM21
BM_Night Gradually Neutralizing the Machine that Philosophizes Selfishness, 2022

Mysterieuze machines, planten, constructiewerken en schedels. Het komt allemaal terug in de fantasiewereld van Basim Magdy (1977, Egypte). In schilderijen, foto’s en film creëert hij een poëtisch mengsel van verleden, heden en toekomst. KM21 presenteert nu Magdy’s eerste tentoonstelling in Nederland.

KM21 – gelieerd aan Kunstmuseum Den Haag – brengt hedendaagse kunstenaars voor het voetlicht. Met zijn droomachtige universum verdient Basim Magdy deze spotlight zeker. Magdy is geboren en getogen in Egypte, maar woont en werkt tegenwoordig grotendeels in Bazel. Hij laat zich onder andere beïnvloeden door sciencefiction, strips, natuurdocumentaires en de apocalyptische toon van Bijbelverhalen. Daarbij beperkt hij zich niet tot één medium, maar experimenteert hij met schilderijen, foto’s, installaties en films. De resultaten zijn humoristisch, surreëel en zó kleurrijk dat het pas na een tijdje opvalt dat de tentoonstellingsmuren felgroen en -paars zijn.

De dood en andere transities

BM_Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye, 2022

Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye, 2022, olieverf en spuitbus op doek, 80 x 100 cm. Courtesy of the artist.

In de eerste ruimte van de tentoonstelling hangt het schilderij Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye. Een mannenhoofd groeit uit een plant – aloë vera? – en een bloem ontspruit uit zijn hoofd. Het is Patrice Lumumba, de eerste democratisch verkozen premier van de Republiek Congo. Hij heeft de prille Congolese onafhankelijkheid van België niet lang kunnen meemaken, want hij werd begin 1961 afgezet en vermoord. Driemaal raden hoe oud hij was. Deze kleurrijke en fantasievolle omgang met thema’s als de dood en andere vormen van transitie loopt als een rode draad door de tentoonstelling.

BM_FEARDEATHLOVEDEATH_04_0

Basim Magdy, FEARDEATHLOVEDEATH (film still), 2022, Super 16mm film overgezet naar Full HD. 17 min 15 sec.

Centraal is Magdy’s nieuwste film FEARDEATHLOVEDEATH, over de absurditeit van de dood en de onmogelijkheid deze te begrijpen. In een hallucinerende reis door slaapkamers, pretparken en verlaten grottensteden komen heden, verleden en toekomst samen. Beelden overlappen elkaar en worden soms begeleid door poëtische monologen. Er is een overgang van moderne constructie, flats en autogeluiden naar oude grottekeningen – een bewijs van een beschaving die in essentie niet heel anders was. We gaan van bomen in het bos naar het beeldrijm van zuilvormige grafstenen.

Alternatieve geschiedenissen

‘Always remember there was life before the internet,’ flitst er voorbij in dikke blokletters. ‘It was called ARPANET.’ Deze voorloper van het internet is door de meesten van ons vergeten. Geschiedenis wordt volgens Magdy meestal geschreven door mensen met macht of door mensen die kunnen schrijven. Wat had er kunnen gebeuren als er andere paden waren gebaand? Als de geschiedenis werd gevormd door andere winnaars? Deze hypothetische geschiedenis onderzoekt Magdy gedeeltelijk in zijn fantasiewereld. Dit is expliciet in zijn doorlopende serie Someone Tried to Lock Up Time, waarin hij fotografische beelden combineert met tekst. Hier komt Magdy’s poëtische kracht het sterkst tot uiting.

BM_Someone Tried to Lock up Time_Clouds are Dreams copy

Basim Magdy, Someone Tried to Lock Up Time (Clouds are Dreams), 2018-heden, 5 C-prints van chemisch bewerkte dia’s op Fujiflex metallic materiaal.

Mogelijkheden van het medium

Met al die focus op de onderwerpen zou je bijna vergeten dat Magdy op technisch vlak ook sterk is. Die verscheidenheid aan media maakt het extra knap. Sommige details van zijn olieverfschilderijen doen niet onder voor een Marlene Dumas in hun gelaagdheid. Zijn films en foto’s maakt Magdy op analoge wijze. Fotoafdrukken bewerkt hij met huishoudelijke middelen als bakpoeder, Coca-Cola en azijn. Dit zorgt voor kleurige wazen en erosie, een extra laag in Magdy’s fictieve werkelijkheid. Een wereld waar het aangenaam ronddwalen is.

Kunst / Expo binnenland

Leven, werk en vrienden van Mari Andriessen

recensie: Dicht bij Mari Andriessen - Verwey Museum Haarlem

Iedereen kent wel een beeldhouwwerk van de Haarlemse kunstenaar Mari Andriessen (1897-1979) in de openbare ruimte. Of het nu De Dokwerker in Amsterdam is, of het beeld van Cornelis Lely op de Afsluitdijk. Monumentale beelden zijn het, net als zijn verzetsmonumenten in Heemstede, Putten, Enschede en Scheveningen. Andriessen heeft echter veel meer gemaakt: kleine beelden, penningen, tekeningen, schetsen/voorontwerpen, eerst met potlood en houtskool, later ook met balpen. Die tekeningen zijn nu voor het eerst te zien op de tentoonstelling Dicht bij Mari Andriessen in Verwey Museum Haarlem.

Voor alles beeldhouwer

Het zijn mooie tekeningen, daar niet van, maar Mari Andriessen is toch voor alles beeldhouwer geweest. Niet voor niets staat het gipsmodel van De Dokwerker in het hart van de eerste zaal, op een ’bok’ uit zijn eigen atelier, waaruit meer objecten zijn te zien. De teksten in deze zaal gaan in op de manier waarop de beelden technisch tot stand kwamen. Eerst was er een model in de dubbele betekenis van het woord. In het geval van De Dokwerker (1951-‘52) was dat de forse Haarlemse timmerman Willem Termetz die zijn mannetje stond. Dan maakte een technisch specialist een vergroting in gips en tenslotte ging in dit geval bronsgieterij Binder uit Haarlem aan het werk.

Indrukwekkend om te zien is hoe de vorm de inhoud vaak bevestigt. Dat was bij De Dokwerker het geval, maar bijvoorbeeld ook bij het bekende beeldje van Anne Frank (1975) op de Amsterdamse Westermarkt. Op een tekstbordje wordt gewezen op het onrijpe, haast onvoltooid overkomende van de frêle én fiere beeltenis van de vermoorde Anne Frank. De voorstudies die te zien zijn, worden zonder verdere aanduiding getoond, omdat ze eigenlijk voor zich spreken: handen, meisjeskopjes, een cellospeler, moeder en kind.

Brede context

Atelier Mari Andriessen, foto Cor van Weelen

Instructief is de context die wordt gegeven: een stamboom van de kunstzinnige familie Andriessen, de leraar van Mari, Jan Bronner, zijn vrienden, waaronder Godfried Bomans en de beeldhouwer en verzetsheld Frits van Hall en Andriessens enige leerling: Theo Mulder (1928-2017). Hier wordt fijntjes opgemerkt dat prinses Beatrix, die immers ook beeldhouwt, in 1970 bij een bezoek aan Andriessens atelier aanwijzingen van de meester afsloeg. Een meester die overigens lang niet altijd zeker was van zichzelf, en op het eind van zijn leven werd geholpen door zijn leerling Mulder.

Tot de context behoren ook portretten van Mari Andriessen door andere kunstenaars, zoals Willem Hofker (1924) en Otto B. de Kat, die hem vanaf de Tweede Wereldoorlog tot ca. 1978 afbeeldde, een jaar voor Andriessens overlijden. Interessant tenslotte is een foto van de leden van de Haarlemse sociëteit Teisterband, die in de kelder van Café Brinkmann op de Grote Markt bijeenkwam.

Mari Andriessen en Kees Verwey

Interessant is ook Andriessens vriendschap met de kunstschilder Kees Verwey (1900-1995), die net als Andriessen uit een kunstzinnige familie kwam. Naar Verwey is het stadsmuseum in het voormalige St. Elisabeth Gasthuis genoemd. Een museum dat nogal eens van naam veranderde: Historisch Museum (2005), Museum Haarlem (2015) en nu dus als eerbetoon aan de kunstenaar Verwey Museum Haarlem (september 2022). Op de bovenste verdieping is tot 13 februari 2023 de tentoonstelling De stille liefde van Kees Verwey te zien. We kennen zijn schilderijen van exposities in het Frans Hals Museum (locatie Hal), maar het is leuk om de gelegenheid te baat te nemen en nu eens op zoek te gaan naar overeenkomsten tussen het werk van Andriessen en Verwey, afgezien van het materiaal waarmee ze werkten.

Deze overeenkomsten geven zich niet zomaar prijs, maar ze zijn er wel: in de lossere en vrijere toets van de late Verwey en in het vergelijkbare, vrijere, ruimtelijke en zich weinig in details verliezende werk van Andriessen na ca. 1930. Vanaf die tijd was hij niet meer opgesloten in de iconografie van de rooms-katholieke beeldende traditie. Een traditie die onder meer valt te zien in zijn beelden en altaren in wat na de restauratie nu de KoepelKathedraal Haarlem heet (voorheen St. Bavo).

Van Verwey valt een voorjaarsboeket uit 1954 te zien, nog helemaal in klassieke stijl. Dan is er een schilderij uit 1975 waarop hij zijn atelier schilderde, met een sfinxkop. En uiteindelijk ook een vroeg zelfportret dat hij in 1995, het jaar van zijn overlijden weer oppakte. Met portretteren had hij verder niet zoveel, met kijken des te meer. Net zoals Andriessen: goed kijken en het model trachten te doorgronden. Niet altijd tot genoegen van dat model. Maar wel van de kijker op de twee kleine, mooi samengestelde en vormgegeven tentoonstellingen.

 

Kunst / Expo binnenland

Gesamtkunstwerk Fiona Tan

recensie: Fiona Tan. Mountains and Molehills
Gray Glass (2020), still courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, Londoncourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Je kunt de prachtige tentoonstelling met het uiteenlopende werk van Fiona Tan in Eye Filmmuseum in Amsterdam uitbreiden zoveel als je maar wilt. Met voorpret (films, talks) en met napret (waaronder de catalogus). Of omgekeerd. Om maar zo lang mogelijk de sfeer ervan vast te kunnen houden. Een duik in tijd en ruimte, verleden en landschappen die ons wat te vertellen hebben. Al met al een mooi overzicht van Tans werk.

Fiona Tan (1966, Pekan Baru, Indonesië) groeide op in Australië en studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en de Rijksacademie van beeldende kunsten in Den Haag. Haar installaties (video, film en foto) worden terecht wereldwijd geroemd. Haar werk was onder meer te zien op de documenta 11 in Kassel (2002), de Biënnale in Venetië (2009) en is opgenomen in tal van gerenommeerde collecties. Nu is er dan de grote solotentoonstelling met een rijk randprogramma in Eye Filmmuseum.

Film als voorpret

Om te beginnen de film Ascent die je voorafgaande aan je bezoek kunt streamen. Het is een verstild werk over een berg, de Mount Fuji. Een berg die we kennen van beroemde Japanse prenten. Een film over iets dat zo vast staat als het maar kan en op die manier een contrast vormt met de eilanden die op de tentoonstelling voorbij komen, zoals Brendan’s Isle. Ascent is een verhaal over leven en dood, natuur en cultuur op de grens van film en fotografie, zoals veel van Tans werk. Je moet het, net als haar andere films, helemaal uitzien om het ritme dat erin zit optimaal te kunnen ervaren. Maar dat is geen straf; de film duurt ruim een uur, korter dan een speelfilm.

Tentoonstelling als totaalconcept

Tans werk beweegt zich niet alleen tussen film en foto, maar ook in stiltes tussen de beelden, zoals in Inventory dat uit zes schermen bestaat waarvan er af en toe één of meerdere oplichten. Tussen rust en onrust (een handheld camera in Island die je zeeziek maakt), droom en werkelijkheid, klein en groot werk. Met echo’s en schaduwen, zoals die op straat in Downside up. Met voorafkondigingen van wat later terugkomt, zoals de overstroming in de nieuwe installatie Footsteps, die Tan in opdracht van Eye maakte en die apart, in een Zaans huisje wordt getoond.

Footsteps (2022), stillcourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Footsteps (2022), still, courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen

Door de combinaties van beeld, voice under (een term van Tan) of voice over, geluid en muziek ontstaat een Gesamtkunstwerk waarin alles op elkaar is betrokken en samenvalt. De tentoonstelling als totaalconcept. Waarbij opgemerkt, dat Fiona Tan deze expositie niet alleen zelf inrichtte, maar ook nog eens zelf minimal music schreef bij enkele films, zoals Inventory met beelden uit het huis van Sir John Soane in Londen, een verzamelaar van oudheden.

In vitrines langs de wanden liggen onder meer schetsboekjes en affiches, die inzicht bieden in de ontstaansgeschiedenis van de werken. Interessant is bijvoorbeeld dat Gray Glass in opzet werd uitgedacht als bestaand uit vier grote schildersezels of spiegels van gelijke grootte met als titels Flashes, – ,  Landscape, Clouds. Uiteindelijk werden het er drie van verschillende omvang, die in gesprek lijken te gaan met de fotoserie Närsholmen met haar bomen en wolken. ‘De wereld bekijken alsof het een schilderij is’, noemt Tan het in een essay in de catalogus.

Catalogus als napret

Want bij de tentoonstelling en het randprogramma is door Eye Filmmuseum en nai010 uitgevers een prachtig uitgevoerde catalogus verschenen. Verkrijgbaar als Nederlandstalige of Engelstalige uitgave. Het ontwerp is van Joseph Plateau en – ook hier weer – Tan zelf. Al kijkend en lezend komt een beeld naar boven van de plaatsen waar Tan is geweest of die ze in haar verbeelding voor zich ziet: Brandaans eiland, Gotland.

Die plaatsen bieden volgens een essay van Hanneke Grootenboer ‘een moment van stilte in een hectische wereld, een moment van rust dat ons gelegenheid geeft tot nadenken’. Ja, zeker – maar dat niet alleen, want wat bij Armando ‘een schuldig landschap’ heet, is bij Tan een landschap dat niet alleen maar stil en rustig is, maar ook een dat ten prooi dreigt te vallen aan het water of aan de klimaatcrisis. Dan kun je niet alleen maar nadenken, maar moet je ook in actie komen om het te behouden. Tan roept er mede toe op, minder uitgesproken dan de lading die haar installatie Options & Futures in de Rabo Kunstzone in Utrecht (2014) had, maar onmiskenbaar.

Verder nadenken

Als je de tentoonstelling uitloopt, ligt er een lang gedicht van Marion Bloem (Thuis) dat je ter overdenking mee kunt nemen. En in de winkel van Eye ligt een stapeltje boeken met op een display per titel een toelichting. Boeken die, zo blijkt, Tan hebben geïnspireerd en boeken die, net als het gedicht van Bloem, verwant zijn aan haar manier van denken. Zoals De onzichtbare steden van Italo Calvino in een vertaling van Henny Vlot (L.J. Veen Klassiek). Volgens een citaat van Jeannette Winterson op het omslag ‘Het enige boek dat ik nodig zou hebben op een onbewoond eiland’. De cirkel is rond, om zo weer opnieuw te beginnen. Met voorpret, met napret. En met het meermaals bezoeken van de tentoonstelling, want die vraagt erom. Alleen al vanwege het anderhalf uur durende Footsteps.

 

Kunst / Expo binnenland

Gustav Klimt: On the shoulders of giants

recensie: Golden Boy Gustav Klimt – Van Gogh Museum
Gustav Klimt, Waterslangen II, 1904, Bewerkt 1906-1907, Olieverf op doek, 80 x 145 cm, Privécollectie, courtesy of HomeArt, Privécollectie, courtesy of HomeArt

De tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse… in het Van Gogh Museum plaatst iconische werken van de Oostenrijkse avant-gardist tussen zijn internationale inspiratiebronnen. En dat zijn er heel wat; die drie puntjes aan het eind van de titel zeggen genoeg. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling met een veelvoud aan visuele connecties.

Niet alles wat schittert is goud. In het geval van Gustav Klimt – je weet wel, de man van De Kus (1907-1908) – kun je dat positief opvatten, want hij is veel meer dan zijn bladgoud en decoratieve patroontjes. De uitgebreide tentoonstelling, een samenwerking tussen het Van Gogh Museum en het Belvedere Museum in Wenen, toont de kunstenaar in al zijn facetten. Door Klimts oeuvre naast dat van zijn Westerse tijdgenoten te tonen, laat het museum goed zien hoe hij inspiratie haalde uit bijvoorbeeld Lawrence Alma-Tadema, Jan Toorop en Edvard Munch. Maar ook hoe hij deze inspiratie verwerkte tot zijn eigen originele stijl.

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery (in 1976 aangekocht).

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery

Een schat aan vergelijkingen

Gustav Klimt (1862-1918) was academisch opgeleid. Geleidelijk bewoog hij weg van zijn vroege traditionele werk. Klimt was een van de oprichters van de baanbrekende kunstenaarsvereniging Secession (1897). De vereniging haalde voor haar tentoonstellingen veel internationale, moderne kunst naar Wenen. Zo stond ook Klimt zonder veel te reizen oog in oog met de Europese artistieke pioniers. Daar stak hij heel wat van op. De tentoonstelling toont dit semi-chronologisch aan de hand van de verschillende thema’s in Klimts werk. Van het klassieke begin gaan we naar de subtiele kleurschakeringen en dromerige sfeer van zijn ‘stemmingskunst’. Het Portret van Hermine Gallia (1903-1904) hangt naast Harmonie in wit en blauw (c. 1872-1874) van James Abbott McNeill Whistler. In beide schilderijen smelten de modellen samen met hun achtergrond in de decoratieve eentonige kleurcomposities.

Het Van Gogh Museum besteedt altijd veel aandacht aan de opzet van hun tentoonstellingen en dit is geen uitzondering. In een zaal-in-een-zaal installatie hangt een reproductie van Klimts Beethovenfries (1901-1902). Dit monumentale werk markeerde een ommekeer naar scherpere, wervelende lijnen, decoratieve oppervlakken en bladgoud. Klimt creëerde een droomwereld vol fantasiefiguren en symboliek. Onder het fries zijn gestileerde, fragiele en verwrongen figuren te zien van onder meer illustrator Aubrey Beardsley en beeldhouwers George Minne en Auguste Rodin. De zichtlijnen tussen werken leggen duidelijke connecties. De zaalteksten vullen dit mooi aan. Bij Klimts impressionistische werk Meisje in het groen (c. 1898) staat beschreven hoe haar gezicht is geschilderd met pasteltinten geel, rood en blauw. Klimt zou dit over elkaar aanbrengen van kleurtoetsen voor de huidskleur in de volgende jaren perfectioneren. En inderdaad, tot Klimts laatste werk blijven de penseelstreken van zijn handen en hoofden een pracht op zich.

Niet de makkelijkste weg genomen

Op de volgende verdieping komen Klimts landschappen en kleurrijke, expressieve vrouwenportretten aan bod. De kleurenpracht en gestileerde lijnen in zijn latere landschappen tonen de invloed van Claude Monet, Vincent van Gogh en Théo van Rysselberghe. Ook haalde Klimt inspiratie uit Van Gogh en bijvoorbeeld Henri Matisse voor de decoratieve achtergronden en uitgesproken kleuren van zijn latere portretten. Vooral hier had het museum het zich een stuk makkelijker kunnen maken door voor een collectievergelijking te kiezen, maar het werk in de tentoonstelling komt uit een breed scala aan internationale publieke en privécollecties. De makers zijn op basis van het uitgebreid nieuw vooronderzoek achter de zo accuraat mogelijke werken aangegaan. De vermeldingen van waar Klimt een specifiek kunstwerk gezien kan hebben geven blijk van dit monnikenwerk. Met Klimt als uitgangspunt, valt ook op hoe verbonden de Europese kunstwereld eigenlijk was rond 1900. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling. En als de specifieke vraagstellingen van brongebruik je niet interesseren, is er genoeg moois om gewoon heerlijk naar te kijken.

Klimt vocabulaire

In de trappengang en in de laatste hoek van de tentoonstelling worden de wanden overgenomen door hedendaags design, wat zelf weer door Klimt is geïnspireerd. De Nederlandse ontwerper-kunstenaar Bas van Beek ontwierp voor de tentoonstelling een ‘Klimt vocabulaire’, een vormentaal op basis van de decoraties in Klimts schilderijen. Ook liet hij zich inspireren door Klimts tijdgenoten. De herhaalde patronen zorgen voor duizelingwekkend behang. Deze hedendaagse toevoeging vormt een enigszins abrupt einde van een verder sterke tentoonstelling. Gouden, driedimensionale onderdelen waren eerder al te zien in 2021, in het Van Abbemuseum, tijdens Oog in Oog met Gustav Klimt – met Bas van Beek. Je kan nog virtueel door deze totaalervaring lopen.