Tag Archief van: tijdelijke tentoonstelling

Kunst / Expo binnenland

Pracht, praal en propaganda

recensie: Remco Beckers - Bourgondiërs in Limburg
Campagnebeeld basis liggend zonder© Limburgs Museum

Drie hertogen, drie karakters, één tentoonstelling. De expositie Bourgondiërs in Limburg in het Limburgs Museum in Venlo draait om ‘pracht, praal en propaganda’ – zoals een tekst in de eerste nis stelt. Of, volgens een reclamespotje op radio en tv, om ‘intrige, macht en feesten’. Daar lusten veel mensen wel pap van, blijkt uit de rijen voor de kassa’s.

Die pracht, praal en propaganda slaan op Filips de Goede (1396-1467). Hij is de eerste van de drie hertogen die voorbijkomen: Filips de Goede, Karel de Stoute (1433-1477) en Maria de Rijke (1457-1482).

Gordijn om nis – © Limburgs Museum

Filips de Goede en zijn Banket van de Fazant

Van Filips de Goede hangt er een portret naar Rogier Van der Weyden. Daaronder ligt een vliesketting van prinses Beatrix. Filips de Goede was namelijk de stichter van de Orde van het Gulden Vlies. Prinses Beatrix werd in 1985 tijdens een staatsbezoek aan Spanje met deze orde onderscheiden.

Opvallend is een gordijn om een van de volgende nissen. Het gordijn is duidelijk geïnspireerd op zo’n vliesketting en munten uit de Bourgondische tijd. Complimenten voor Lies Willers, de ontwerper van de tentoonstelling. Hetzelfde geldt voor het grafisch ontwerp van Studio Berry Stok en de props van Sindy Buissink op de bankettafel.

Het gordijn hangt om de tafel die het beroemde Banket van de Fazant (1454) in Lille verbeeldt. Er liggen bijvoorbeeld wafels op, maar dan zonder het wapen van Filips de Goede zoals hij het graag zag. Om de hoek hangt zo’n wafelijzer met zijn wapen.

Reliekhouder Karel de Stoute – © Trésor de Liège

Karel de Stoute: tussen harnas en reliek

Na Filips de Goede komt krijgsheer Karel de Stoute aan de macht. Niet voor niets is er een zaal met harnassen en wapenborden om dit te benadrukken. Ook hangt er van hem een portret (ca. 1500), mét Gulden Vliesketting.

Maar Karel de Stoute was behalve krijgslustig ook vroom. Voor het eerst in Nederland is hier een reliekhouder (1467-1471) van hem te zien, gemaakt door Gérard Loyet. Deze houder met St. Lambertus is fraai uitgelicht in een donkere nis met banken. Daarop kun je als bezoeker gaan zitten om de uitvoerige audiotour te beluisteren.

Maria de Rijke en de Limburgse identiteit

Het laatste deel van de tentoonstelling is erg boeiend. Daarin staat Maria de Rijke centraal. Zij was, in tegenstelling tot haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk, geliefd bij het volk. Haar verhaal is kort, want ze overleed al op 25-jarige leeftijd. Al is ze opgenomen in de Canon van Nederland, mede omdat ze na Karel de Stoute door het zogenaamde Groot Privilege de rust deed weerkeren. Zo legde ze de basis voor de Nederlandse staatsinrichting. Maximiliaan schafte overigens na haar dood het Groot Privilege weer af.

Maria van Bourgondië, Niklas Reiser, ca 1500, Kunsthistorisches Museum Wien, Gemäldegalerie – © KHM-Museumsverband

Maar de aandacht in deze zaal gaat vooral uit naar de zoektocht naar een eigen ‘Limburgse identiteit’ in de schone kunsten. Een van de interessantste onderdelen van de door Remco Beckers samengestelde expositie. In wezen gaat het om een mix van Brabantse, Gelderse en Luikse invloeden. Die uiten zich in gedrongen figuren, ovale gezichten en gestileerd haar. De voorbeelden die worden getoond, zoals De boom van Jesse (ca. 1500), laten dit duidelijk zien.

Bart Van Loo heeft het er in zijn boek Stoute schoenen al over dat de wieg van de Nederlandse schilderkunst in Gelre stond (Nijmegen met de gebroeders Van Lymborch). Dit breidde zich uit naar Zutphen, de Veluwe, Noord- en Midden-Limburg (Roermond) en naar wat later het hertogdom Kleef werd. Van Loo is met zijn boeken over de Bourgondiërs de grote inspiratiebron voor deze tentoonstelling.

In diezelfde zaal komt ook de positie van vrouwen aan bod, een thema dat na de vroege dood van Maria de Rijke (1482) aan het eind van de Bourgondische tijd meer aandacht kreeg. De tentoonstelling besteedt onder meer aandacht aan de begijnen en het dagelijks leven. Want dat was er na(ast) alle pracht, praal en propaganda natuurlijk ook. Ook in Bourgondisch Limburg.

Een grote, evenwichtig samengestelde tentoonstelling met topstukken die de Bourgondische tijd tot leven brengen – sommige voor het eerst in Nederland te zien.

Kunst / Expo binnenland

Pracht, praal en propaganda

recensie: Remco Beckers - Bourgondiërs in Limburg
Campagnebeeld basis liggend zonder© Limburgs Museum

Drie hertogen, drie karakters, één tentoonstelling. De expositie Bourgondiërs in Limburg in het Limburgs Museum in Venlo draait om ‘pracht, praal en propaganda’ – zoals een tekst in de eerste nis stelt. Of, volgens een reclamespotje op radio en tv, om ‘intrige, macht en feesten’. Daar lusten veel mensen wel pap van, blijkt uit de rijen voor de kassa’s.

Die pracht, praal en propaganda slaan op Filips de Goede (1396-1467). Hij is de eerste van de drie hertogen die voorbijkomen: Filips de Goede, Karel de Stoute (1433-1477) en Maria de Rijke (1457-1482).

Gordijn om nis – © Limburgs Museum

Filips de Goede en zijn Banket van de Fazant

Van Filips de Goede hangt er een portret naar Rogier Van der Weyden. Daaronder ligt een vliesketting van prinses Beatrix. Filips de Goede was namelijk de stichter van de Orde van het Gulden Vlies. Prinses Beatrix werd in 1985 tijdens een staatsbezoek aan Spanje met deze orde onderscheiden.

Opvallend is een gordijn om een van de volgende nissen. Het gordijn is duidelijk geïnspireerd op zo’n vliesketting en munten uit de Bourgondische tijd. Complimenten voor Lies Willers, de ontwerper van de tentoonstelling. Hetzelfde geldt voor het grafisch ontwerp van Studio Berry Stok en de props van Sindy Buissink op de bankettafel.

Het gordijn hangt om de tafel die het beroemde Banket van de Fazant (1454) in Lille verbeeldt. Er liggen bijvoorbeeld wafels op, maar dan zonder het wapen van Filips de Goede zoals hij het graag zag. Om de hoek hangt zo’n wafelijzer met zijn wapen.

Reliekhouder Karel de Stoute – © Trésor de Liège

Karel de Stoute: tussen harnas en reliek

Na Filips de Goede komt krijgsheer Karel de Stoute aan de macht. Niet voor niets is er een zaal met harnassen en wapenborden om dit te benadrukken. Ook hangt er van hem een portret (ca. 1500), mét Gulden Vliesketting.

Maar Karel de Stoute was behalve krijgslustig ook vroom. Voor het eerst in Nederland is hier een reliekhouder (1467-1471) van hem te zien, gemaakt door Gérard Loyet. Deze houder met St. Lambertus is fraai uitgelicht in een donkere nis met banken. Daarop kun je als bezoeker gaan zitten om de uitvoerige audiotour te beluisteren.

Maria de Rijke en de Limburgse identiteit

Het laatste deel van de tentoonstelling is erg boeiend. Daarin staat Maria de Rijke centraal. Zij was, in tegenstelling tot haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk, geliefd bij het volk. Haar verhaal is kort, want ze overleed al op 25-jarige leeftijd. Al is ze opgenomen in de Canon van Nederland, mede omdat ze na Karel de Stoute door het zogenaamde Groot Privilege de rust deed weerkeren. Zo legde ze de basis voor de Nederlandse staatsinrichting. Maximiliaan schafte overigens na haar dood het Groot Privilege weer af.

Maria van Bourgondië, Niklas Reiser, ca 1500, Kunsthistorisches Museum Wien, Gemäldegalerie – © KHM-Museumsverband

Maar de aandacht in deze zaal gaat vooral uit naar de zoektocht naar een eigen ‘Limburgse identiteit’ in de schone kunsten. Een van de interessantste onderdelen van de door Remco Beckers samengestelde expositie. In wezen gaat het om een mix van Brabantse, Gelderse en Luikse invloeden. Die uiten zich in gedrongen figuren, ovale gezichten en gestileerd haar. De voorbeelden die worden getoond, zoals De boom van Jesse (ca. 1500), laten dit duidelijk zien.

Bart Van Loo heeft het er in zijn boek Stoute schoenen al over dat de wieg van de Nederlandse schilderkunst in Gelre stond (Nijmegen met de gebroeders Van Lymborch). Dit breidde zich uit naar Zutphen, de Veluwe, Noord- en Midden-Limburg (Roermond) en naar wat later het hertogdom Kleef werd. Van Loo is met zijn boeken over de Bourgondiërs de grote inspiratiebron voor deze tentoonstelling.

In diezelfde zaal komt ook de positie van vrouwen aan bod, een thema dat na de vroege dood van Maria de Rijke (1482) aan het eind van de Bourgondische tijd meer aandacht kreeg. De tentoonstelling besteedt onder meer aandacht aan de begijnen en het dagelijks leven. Want dat was er na(ast) alle pracht, praal en propaganda natuurlijk ook. Ook in Bourgondisch Limburg.

Een grote, evenwichtig samengestelde tentoonstelling met topstukken die de Bourgondische tijd tot leven brengen – sommige voor het eerst in Nederland te zien.

Kunst / Expo binnenland

Dialoog tussen twee meesters

recensie: Eugène Brands en Gabriel Lester - Mysterious Universe
VBVD-MysteriousUniverse-Zaaloverzicht-DSC06873© Arabella Coebergh

In het boekje bij Mysterious Universe, samengesteld door Eliane Odding voor museum van Bommel van Dam in Venlo, staan drie woorden waar alles om draait: leegte, stilte en verwondering. Precies die begrippen vormen ook de kern van het werk van Eugène Brands (1913-2002), geëxposeerd in een prachtige zetting van Gabriel Lester (1972), die soms aan het hemelgewelf doet denken.

Dat idee wordt bevestigd in de twee filmportretten over beide kunstenaars, die aan het begin worden vertoond. Lester zorgt ervoor dat de gouaches, schilderijen, tekeningen, collages en assemblages van Brands optimaal tot hun recht komen – op een fraaie, originele manier. In één zaal hangen de kunstwerken zelfs los in de ruimte.

Leegte/ruimte

Het woord ‘leegte’ laat zich ook vertalen als ‘ruimte’: zowel in de titel van de tentoonstelling (ontleend aan enkele gouaches van Brands uit een privécollectie) als de ruimte waarnaar Lester in het filmportret van Simone de Vries (Hollandse meesters in de 21e eeuw) zegt te zoeken.

Beiden willen voorbij de concrete, materiële wereld denken. Daarom zijn de verfstreken van Brands ook zo (ver)dun(d) opgebracht – luchtig en immaterieel. Hij werkt lang niet altijd met contouren, Zelfportret (1994) daargelaten. De kleuren zijn meestal teer, met uitzondering van de rode accenten op bijvoorbeeld Red Sock: Mankind Surrounded by the Deep Darkness of the Universe (1996), of in een rood servet of een rode deksel op een van zijn collages en assemblages.

Stilte

Vallende maan – © Minted Media

Met name in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen Eugène Brands in Zandvoort woonde, komt de stilte van de omgeving van de duinen en de zee duidelijk tot uitdrukking in zijn werk. Hij keerde zich dan ook al snel af van de kunst van de CoBrA-beweging, waartoe hij in 1949 wordt gerekend, na een door Willem Sandberg georganiseerde groepstentoonstelling met Appel, Constant en Corneille in het Amsterdamse Stedelijk Museum.

Brands richtte zich liever op de schilderijen van Paul Klee en Marc Chagall. Op Vallende maan (1951) zien we bijvoorbeeld de voor Klee zo kenmerkende pijl terug. Het enige wat nog aan CoBrA doet denken, is de invloed van kindertekeningen, tot in het Huis bij nacht II (1994) aan toe. Brands werkte toen in een atelier aan de grens van Nunspeet. Het Noord-Veluws Museum organiseerde overigens in 2023 ook een grote tentoonstelling met werk van Brands.

Verwondering

Meeting – © Minted Media

Voor zowel Brands als Lester is de ruimte, het universum, een mysterie. De letter M op een gouache uit 1973 verwijst daarnaar: mysterie, magie, materie, Melkweg. Het museum in Venlo verwacht dat dit thema anno 2025 veel bezoekers zal aanspreken, ook jongeren. Hoe dan ook: de expositie is een totaalervaring die vooral op gevoelsniveau raakt. Of, zoals een vrijwilligster bij de ingang zegt: ‘Het is niet wetenschappelijk!’ Nee – twee meesters gaan hier op poëtische wijze met elkaar in gesprek, zoals de twee figuurtjes onder een boom in het maanlicht op Brands’ Meeting (1954). Voeg je als bezoeker bij dat gesprek en verwonder je. In stilte.

Kunst / Expo binnenland

Een getalenteerd gezin in de zeventiende eeuw

recensie: Museum de Fundatie - Thuis bij Ter Borch
Moses ter Borch als tweejarig kind – Gesina ter Borch, ca. 1667Jeanne van Rutten

Gerard ter Borch de Oude was kunstenaar totdat hij ging trouwen en de verantwoordelijkheid kreeg zijn gezin te onderhouden. Hij veranderde rigoureus van beroep en werd een goed beloonde belastingfunctionaris. Ter Borch gaf vervolgens les aan vijf van zijn meest getalenteerde kinderen: Gerard, Anna, Gesina, Harmen en Moses. De tentoonstelling Thuis bij Ter Borch in Museum de Fundatie in Zwolle toont het veelzijdige en indrukwekkende resultaat.

Dat de kinderen Ter Borch talent hadden, blijkt al op jonge leeftijd. Er is een pentekening van Gerard de Jonge – de oudste zoon – die hij op zevenjarige leeftijd maakte: een paard met ruiter op de rug gezien. Harmen is negen jaar als hij een rij van negen mannen en vrouwen afbeeldt die met een stevige storm worstelen. Ze leunen tegen de wind of worden erdoor voortgedreven, de mantels en rokken wapperen alle kanten op. Het getuigt van een scherp observatievermogen en het vermogen dit realistisch op papier te krijgen. En Moses is pas vijftien als hij met rood krijt een aantal jonge mannen tekent. De gezichten, de plooien in de kleding, de schaduwwerking: het maakt indruk.

Alles wat los en vast zit

De kinderen trokken eropuit in Zwolle en omgeving, toen een woelige stad die van kwesties aan elkaar hing: pestepidemieën, de Tachtigjarige Oorlog en religieuze twisten die hoog opliepen. De variëteit aan onderwerpen blijkt groot. De kinderen tekenden zo ongeveer alles wat er te zien was, zoals werklieden, ijstaferelen, soldaten, mensen die hun behoefte op straat doen, spelende kinderen en taferelen op het platteland. Verder maakten ze portretten van zichzelf en elkaar. Werkten samen. Kopieerden elkaars werk. En legden het huiselijk leven vast. Het lijkt een gelukkig gezin.

Kind tekenend of schrijvend – Harmen ter Borch, 1649. Foto: Jeanne van Rutten.

De schetsen en tekeningen zijn bescheiden tot zeer bescheiden van formaat. Het nodigt uit tot aandachtige bestudering. En wat daarbij vooral opvalt – naast het talent – zijn de ernst en het enthousiasme.

Gesina ter Borch

Het is aan Gesina ter Borch te danken dat de familiecollectie, bestaande uit albums, schetsboeken, documenten en bijna zevenhonderd losse tekeningen, in stand bleef. De verzameling werd in de familie doorgegeven totdat het Rijksmuseum deze in 1886 aankocht.
Het werk van Gesina is qua sfeer en techniek te onderscheiden van dat van haar broers. Ze schilderde met name aquarellen in heldere kleuren. Opvallend hoe fris die nog zijn. In een vitrine ligt haar poëzieboek opengeslagen; te lezen is een gedicht met onderaan de pagina een afbeelding ter illustratie, een herder die voor een herderin knielt. Het is een kloek boek. Het overige werk dat van haar te zien is, getuigt onder andere van fantasie en een zekere hang naar idyllische taferelen. Ook zijn er portretten ter nagedachtenis aan haar jongere broer Moses. Hij werd marinier en stierf in 1667 aan zijn verwondingen tijdens de beruchte Tocht naar Chatham. Moses werd tweeëntwintig jaar, toen Gesina inmiddels zesendertig was.
Gesina poseerde overigens regelmatig voor haar broer Gerard en is hier in Zwolle op diverse schilderijen te zien.

Gerard ter Borch de Jonge

Uiteindelijk is het de oudste zoon die in de voetsporen van zijn vader trad. Al vroeg maakte hij een reeks stadsgezichten van Zwolle en legde de verdedigingswerken vast: de stadsmuren, poorten en bolwerken. Het werk is nu een belangrijke referentie voor restauratiewerkzaamheden in de stad. Nogal wat anders dan de romantiek van de ruïnes zoals zijn vader die in Rome verbeeldde, een werk dat ook te zien is.
Gerard ter Borch de Jonge heeft grote faam verworven in binnen- en buitenland. Hij werd bekend door onder andere genrestukken, portretten en het huiselijk leven van de gegoede burgerij. Zijn manier van stoffen schilderen werd alom geprezen. Op de tentoonstelling is te zien hoe hij zilverkleurige japonnen van door hem geschilderde vrouwen tot leven brengt. Je zou kunnen zeggen dat het bijna zeer aan de ogen doet. Alsof het zonlicht in de stof reflecteert.
Zijn schilderijen bekijkend is het onmiskenbaar een Hollandse meester uit de zeventiende eeuw. Ook is er een samen met Gesina gemaakt olieverfportret van broer Moses te zien. Beiden misten hem.

Ruiter op de rug gezien - Gerard ter Borch, ca. 1633-1634

Ruiter op de rug gezien – Gerard ter Borch, ca. 1633-1634. Foto: Jeanne van Rutten.

Een contrast met wat van Gerard de Jonge op de tentoonstelling wordt getoond, is een geheel ander werk van hem: een ruiter op de rug gezien, waarvan twee variaties zijn. Het ziet er dramatisch uit. Maar het laat ook zien hoe hij zich heeft ontwikkeld sinds zijn zevende jaar, zijn losse schets in inkt met hetzelfde onderwerp. Frappant hoe hij dit toen met een paar losse streken wist te verbeelden.

Al met al geeft Thuis bij Ter Borch een interessant beeld van het leven in de zeventiende eeuw en maakt de tentoonstelling indruk vanwege het talent van deze kunstenaarsfamilie.

Kunst / Expo binnenland

Scherven als kunstvorm

recensie: Bouke de Vries – Unbroken
HorseyBouke de Vries

In het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden is een overzichtstentoonstelling van het werk van Bouke de Vries te zien getiteld Unbroken. Dat is nogal ironisch. De kunstenaar werkt met scherven aardewerk zoals Delfts blauw, wit en polychroom. Of bijvoorbeeld met restanten Chinees en Worcester porselein. Hij creëert daarmee bijzondere en zelfs betoverende werken. Met als opmerking vooraf, in het Fries: ‘It is hiel moai’.

Vanuit zijn achtergrond als keramiekrestaurateur vatte De Vries een fascinatie op voor wat kapot en gebroken is. Hij verzamelt onder andere scherven van archeologische vondsten uit beerputten en stortplaatsen. En van ander erfgoedmateriaal. Dat leidt tot een grote diversiteit aan kunstwerken waarin zijn belangstelling voor – en kennis van – geschiedenis en cultuur tot uiting komt. Dat blijkt meteen bij de entree van de tentoonstelling. Daar staat het aandachttrekkende Horsey, een paard waarin de echo van de oudheid doorklinkt met kleurrijke, keramische toevoegingen. In de zalen daarachter ontvouwt zich een verrassende wereld.

Homeland

De Vries woont tegenwoordig in Londen en is een internationaal gelauwerd kunstenaar terwijl het land van herkomst blijft boeien. Zo is er een wandvullende kaart van Nederland, bestaande uit scherven van Delfts aardewerk: Homeland. Verder staat er een torenhoge tulpenvaas. Op afstand lijkt het één geheel, van dichtbij blijkt de vaas te zijn opgebouwd uit gebroken fragmenten. Bijzonder ook is het tafelstuk dat hij heeft gemaakt in opdracht van koningin Máxima. Het is een constructie van door de Koninklijke Verzamelingen bewaarde scherven van het Guriev-servies, behorende tot de bruidsschat van Anna Paulowna. En er is een silhouet van het koningspaar gevormd door Delfts blauw en wit met toetsen polychroom.

Klassieke vormen en technieken

De kunstenaar creëert niet alleen nieuw werk, hij brengt ook voorwerpen terug in grotendeels de oorspronkelijke vorm met bijzondere toevoegingen. Zoals de Frankenstein Teapot, de wedergeboorte van een aantal gebroken theepotten. Er fladderen vlinders omheen, symbool voor een nieuw begin.

Opvallend – of juist niet – is dat De Vries gebruikmaakt van klassieke restauratietechnieken. Zoals het Japanse kintsugi, herkenbaar aan de goudkleurige naden tussen de barsten van een vaas. Of het gebruik van een gelijkvormige scherf van een ander voorwerp. Ook worden krammen toegepast, vroeger gebruikt om gebroken keramiek te repareren.

Frankensteins Teapot

Frankenstein Teapot

In de opstelling Memory Vessels zijn de gebroken vazen en potten juist niet gerepareerd of getransformeerd, maar zijn ze scherven gebleven. In een grote en zacht aangelichte vitrine is te zien hoe ze toch een nieuw leven krijgen. De oorspronkelijke vorm is nagemaakt in glas en daarin bevinden zich de restanten, gebroken maar geheeld.

Muzen

Naast Chinees keramiek en Japanse restauratietechnieken heeft De Vries belangstelling voor Guan Yin, de Oost-Aziatische godin voor troost en hulp. Er werden beeldjes van haar gevonden in gezonken schepen die al honderden jaren op de zeebodem lagen. De intacte objecten vonden gewillige afnemers. Het overige, gebroken, zou weer in zee zijn teruggegooid, ware het niet dat de kunstenaar er kilo’s van kocht. Wat op de tentoonstelling te zien is, is zowel grappig als ernstig. Hij heeft bijvoorbeeld plastic Simpsons figuren toegevoegd. Of Chinees gebruiksgoed.

Van een andere orde is een gehavend, romantisch porseleinen beeldje dat is getransformeerd naar een ode aan Amy Winehouse getiteld ‘No, no, no’; De Vries werd geraakt door haar eerste cd Back to Black. Ook is hij onder de indruk van Grace Jones en meer vrouwen. Zoals Nefertete, Marilyn Monroe en prinses Diana. Ze kregen allen een eigen eerbetoon.

War and Pieces

War and Pieces

War and Pieces

De Vries zegt te zijn beïnvloed door Ai Weiwei, wat vooral te zien is aan oeroud Chinees aardewerk dat in een aparte zaal is opgesteld. De kunstenaar kan niet zoals Ai Weiwei per se activistisch worden genoemd. Wel geeft hij direct en indirect commentaar. In het bijzonder met de installatie War and Pieces. Wanneer je de ingerichte kamer inloopt, lijkt het hier te gaan om een groots aangericht staatsbanket aan een langgerekte tafel. Het oogt elegant. Een paar stappen dichterbij verandert deze indruk. Het is eeuwenlang gebruikelijk geweest om voorafgaande aan bloederige veldslagen een groots banket te organiseren. En in dit geval is de tafel daartoe nogal bijzonder gedekt. Goudgerande borden met een afbeelding van de V2, bestek met een handvat in de vorm van een kalasjnikov en de tafelstukken getuigen gedetailleerd van strijdtaferelen. Het is een indrukwekkend en immens geheel. Wat overigens voor de hele tentoonstelling geldt.

Kunst / Expo binnenland

Op zoek naar het thuisgevoel

recensie: FotoFestival Naarden
Wesley Verhoeve- thuisWesley Verhoeve

Het was even wachten op deze achttiende editie van het tweejaarlijkse FotoFestival Naarden. De organisatie nam vier jaar lang bewust een pauze om te reflecteren op de rol en impact van fotografie in een tijd waarin we dagelijks overspoeld worden door beelden van polarisatie en onzekerheid. Het thema ‘Thuis’ nodigt uit om nieuwe, uiteenlopende perspectieven te verkennen. Is thuis een fysieke plek, een geur, een herinnering, een gevoel van veiligheid of juist iets dat je mist?

In 2025 is de historische vestingstad Naarden opnieuw een trekpleister voor fotografieliefhebbers, tijdens de achttiende editie van het FotoFestival Naarden. Op twaalf locaties staat een aansprekend en universeel thema centraal, dat het publiek – overmatig blootgesteld aan visuele prikkels – uitnodigt tot verdieping en reflectie. Het resultaat is een veelzijdige verzameling van persoonlijke en soms indringende beelden, gemaakt door zowel gevestigde fotografen als jonge talenten, allen woonachtig in Nederland.

Wat is ’thuis’?

Thuis is niet altijd de plek waar je woont – soms is het een ruimte waar je je gedachten en ideeën op een rijtje kunt zetten en tot rust kunt komen. Dat gevoel weet de gelauwerde fotograaf Wouter le Duc prachtig te vangen in een serie serene portretten in zacht daglicht, gemaakt in Secret Mountain. Deze kunstenaarsresidentie is gevestigd in een voormalig klooster in Noord-Frankrijk en wordt al bijna tien jaar door Le Duc met regelmaat bezocht. Voor zijn analoge lens verschenen schrijvers, filosofen, kunstenaars en dansers. Ze kijken geconcentreerd de camera in, maar hun blik verraadt dat ze in gedachten verzonken zijn. Denken ze aan thuis of zijn ze juist bezig met hun creatieve proces?

Lex Chen_Things here change(1)

Things Here Change © Lex Chen

Voor Lex Chen is de fysieke ruimte juist een thuis. Tijdens zijn studie woonde hij drie jaar in de arbeiderswijk Oost-Boswinkel in Enschede. Hier documenteerde hij een voor hem vertrouwde omgeving, voordat de wijk werd afgebroken. Achter zijn tientallen ogenschijnlijk gewone kiekjes van rommelige slaapkamers, woonkamers met verhuisdozen en monotone gevels van portiekflats gaan heel wat herinneringen schuil die niet altijd evident zijn voor de beschouwer. De titel van dit beeldarchief, Things Here Change, kondigt de gevolgen van de grote sloop aan.

Jonathan Tang keert met de serie Many Members, One Body terug naar de kerk van zijn jeugd, de Chinees-Nederlandse evangelische gemeenschap. Het is een plek waar de Amsterdamse fotograaf zich gaandeweg steeds minder thuis is gaan voelen. Aan de hand van beelden, objecten en verhalen deelt Tang zijn persoonlijke herinneringen. Op een kerkstoel ligt een opengeslagen bijbel waarin verzen zijn gemarkeerd die leden motiveerden om actief deel uit te maken van de kerkgemeenschap die de fotograaf als kind juist als beperkend ervoer. Kijkers krijgen geen klassieke documentairefotografie voorgeschoteld, maar een levend proces met ruimte voor dialoog en reflectie.

Vincent Zanni_Saved memories

Saved Memories © Vincent Zanni

Saved Memories van Vincent Zanni nodigt de kijker uit na te denken over hoe herinneringen kunnen overleven. De serie borduurt voort op zijn eerdere installatie La Maison, waarin cyanotypieën van zijn familiehuis werden ondergedompeld in met water gevulde bakken, om te vervagen en uiteindelijk te verdwijnen. In Naarden toont de Zwitserse fotograaf een reeks fragmenten die uit het water zijn gehaald en te drogen zijn gelegd. Elke vervormde en fragiele familiefoto vormt een herinnering aan wat achterblijft wanneer een plek, en de verhalen die eraan verbonden zijn, niet langer bestaat.

Hoogtepunt vormt de zolder van het Huis van de Stad Naarden waar portretfotograaf Ringel Goslinga met de expositie en het boek Aluk to dolo (‘De weg van de voorouders’) het koloniale verleden van zijn opa en vader in voormalig Nederlands-Indië verkent. Zijn opa werkte als zendingsarts bij het lokale Toraja-volk op het eiland Sulawesi. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte het gezin Goslinga een traumatische tijd mee in een Japans interneringskamp. Met fotografie, archiefonderzoek en zelfgemaakt vlechtwerk in de traditie van de Toraja’s brengt de fotograaf beeld en verhaal samen en ontvlecht hij wat generaties lang binnen de familie verzwegen bleef.

Of het nu gaat om een fysieke plek, een gevoel van hoop en geborgenheid, of juist de afwezigheid daarvan: ‘Thuis’ blijkt voor iedereen iets anders te betekenen. De kracht van deze achttiende editie zit dan ook in de verscheidenheid aan beelden en verhalen die niet alleen de persoonlijke zoektocht van de fotografen weerspiegelen, maar ook ruimte laten voor toeschouwers om associaties toe te laten.

Kunst / Expo binnenland

De kunst mag spreken

recensie: ARTZUID 2025 – Amsterdam Sculptuur Biënnale
APEX (2025) - Ricardo van EykJW Kaldenbach Photography

In Amsterdam-Zuid heb je grofweg lanen en pleinen. Op de een of andere manier structureren ze inhoudelijk de negende editie van de tweejaarlijkse tentoonstelling ARTZUID. Het is elke keer weer de moeite waard om de hedendaagse kunst in gesprek te zien gaan met de al (be)staande beelden in het Plan Zuid van Berlage.

De overkoepelende titel is dit jaar Enlightenment (Verlichting). Of, zoals in een flyer staat te lezen: ‘De titel (…) verwijst naar (…) de 18de eeuw (…). Een eeuw van de rede (…). Tegelijkertijd was er de keerzijde van het kolonialisme (…). Deze paradox (…) is nu net zo actueel als toen en hoort bij het discours’ in de 750-jarige stad.

The Ones XI (2024) - Micky Hoogendijk

The Ones XI (2024) – Micky Hoogendijk, © JW Kaldenbach Photography

Als je als bezoeker bij Station Zuid de uitgang richting Oud-Zuid neemt, stuit je onder het viaduct met de tram- en bushaltes op het Prinses Amaliaplein. Hier staat als eerste van de in totaal zeventig beelden het adembenemende Bloemen Ikonen (lichttekens) van Adelheid en Huub Kortekaas. Het stelt een lichaam voor waarvan het hoofd als het ware is omkranst door bloemen. Intuïtief voel je aan dat het concept hiervan verdergaat dan de hersens, de ratio; de bloemen reiken tot rondom de hartstreek. Is het een statement dat curator Ralph Keuning voor deze ARTZUID maakte? Nee – want hij gaat uit van een ‘enerzijds’ en ‘anderzijds’ en niet van een eenheid zoals Adelheid en Huub Kortekaas. Maar een mooie binnenkomer is het.

Invulling van het begrip ‘verlichting’

Wanneer je vervolgens de eerste laan vanaf deze kant, de Minervalaan, inloopt, stuit je op een rationeel opgebouwd werk als Palletstapel van Wouter van der Giessen. Met rode, gele, blauwe en groene banen. Nét geen Mondriaan met diens primaire kleuren rood, geel en blauw. Je ziet echter ook een andere invulling van het begrip ‘verlichting’ door Keuning: Water van Ronald Westerhuis, bekend van het Nationaal Monument MH17. Water kan immers – wanneer het straks warm weer is – verlichting bieden.

Na het informatiepunt wordt het echter anders. Aan de Apollolaan lijken als het ware pleintjes of eilandjes te zijn gemaakt. Op het ene pleintje stuit je op kunst die op de een of andere manier te maken heeft met wat Keuning de keerzijde van de Verlichting noemt: het kolonialisme. Je stuit bijvoorbeeld op The Monument Group van Atelier van Lieshout. Het is op deze plaats neergezet een commentaar op monumenten die politieke en militaire overwinningen verheerlijken en – verbeeld door de gebogen man op de voorgrond – de nare gevolgen ervan. En dat in de nabijheid van wat vroeger het Van Heutsz-monument heette en nu het Monument Indië-Nederland. Én in de nabijheid van Long Tall Peace Sister van de Japanse kunstenaar Yoshitomo Nara.

Luisteren en in gesprek gaan

Een ander eilandje bevat kunstwerken die het thema ‘luisteren’ oproepen. Neem bijvoorbeeld APEX van Ricardo van Eyk, met zijn schotels die geluiden opvangen. Een werk als dit past goed binnen het thema en draagt bij aan waar het Keuning ook om gaat: het gesprek over kunst, de 750-jarige stad en de samenleving. Daartoe is een publieksprogramma samengesteld.

Migrant (2015) - Tony Cragg

Migrant (2015) – Tony Cragg, © JW Kaldenbach Photography

In die zin interpreteer ik The Ones XI van Micky Hoogendijk: twee gestileerde figuren zonder meer. Leeg dus, zonder verdere opvulling – niet op de manier van het beeld De verwoeste stad van Zadkine in Rotterdam, maar als de verbeelding van het begrip ‘het lege midden’ van de theoloog Karl Barth. Een midden dat namelijk uitnodigt om door middel van gesprekken te worden gevuld.
Al was het alleen maar een gesprek over Bloemen Ikonen of die ene zonnestraal die valt op de bronzen Migrant van Tony Cragg. Hoe breed je het thema en de gebaren van deze ARTZUID ook opvat en laat zijn, dáár gaat het uiteindelijk om. De kunst mag spreken. Tot je gevoel en je ratio. Soms adembenemend mooi en hoopvol, maar soms ook niet.

Kunst / Expo binnenland

Dappere bevragingen

recensie: Good Mom/Bad Mom – Centraal Museum Utrecht
Zaaloverzicht tentoonstellingIngrid Looijmans (communicatie en pr van deze tentoonstelling)

In het Centraal Museum is momenteel de tentoonstelling Good Mom/Bad Mom – De moedermythe ontrafeld te zien. De tentoonstelling is een van de eerste en omvangrijkste exposities over moederschap in de kunst in Nederland tot nu toe. Good Mom/Bad Mom neemt de bezoeker mee langs verschillende representaties van het moederschap door de eeuwen heen. Van schilderkunst, films tot installaties.

Moederschap is een onderwerp waar ieders leven mee verbonden is. Toch toont deze breed opgezette tentoonstelling – gecureerd door Heske ten Cate, directeur van Nest, en Laurie Cluitmans, conservator hedendaagse kunst van het Centraal Museum – ons dat de representatie van het moederschap en het zorg dragen niet zonder stigma in beeld komt. Als deze al in beeld komt.

Hardnekkige stigma’s

Zaaloverzicht tentoonstelling

Foto: Natacha Libbert

Maria, in onze cultuur misschien wel dé representatie van de oermoeder, steekt van wal. De tentoonstelling laat zien dat ze in vroegere tijden, vaak door mannelijke kunstenaars, als zachte, passief zorgende vrouw werd uitgebeeld. Een idealistisch beeld waarin het zorg dragen als ‘makkelijk’ en instinctief wordt gerepresenteerd. Dit archetype van Maria en het beeld van de zichzelf wegcijferende moeder als goede moeder blijken hardnekkig. Veel vrouwelijke kunstenaars met kinderen hebben geleden onder dergelijke vooroordelen. Vele van hen beëindigden dan ook hun carrière als er kinderen kwamen.

De kunstenaar Charley Toorop was een uitzondering vertelt de tentoonstelling ons. Hoewel ze te maken kreeg met felle kritiek, koos ze actief voor het kunstenaarschap. Met haar schilderij Zelfportret met drie kinderen (1922) zette ze haar kinderen en zichzelf neer als sterke personen. De kinderen staan besluitvaardig, haast trots, om hun schilderende moeder heen.

Een stigma waar vooral kunstenaars die moeder zijn geworden nog altijd mee te maken krijgen, is dat thema’s als het krijgen en hebben van kinderen als truttig of niet artistiek worden gezien. Kinderen krijgen was eigenlijk not done als vrouwelijke kunstenaar. Het werk van Femmy Otten (Zonder naam, 2016) laat echter een diepgeworteld gevoel van levenscreatie zien. De doorzichtige baby zweeft kwetsbaar boven de handen van de persoon. Kwetsbaar, maar met een zekere kracht door zijn bestaan te midden van de angstaanjagendheid van het proces ‘leven’.

Perspectief verschuivingen

Een sterke kant van de tentoonstelling is dat deze ons laat kennismaken met perspectieven die normaliter weinig ruimte krijgen. Ingrijpende momenten uit de geschiedenis komen naar voren, zoals in het heftige en sterke vierluik van de Zuid-Afrikaanse Buhlebezwe Siwani over vrouwen die als slaafgemaakten kinderen moesten baren ten behoeve van de slavernij. De vier filmfragmenten, met titels in de Zuid-Afrikaanse taal isiZulu – Elinye ibele, Ulishiyele bani ibele futhi, Ibele lesithathu en Iusizi ibele (2025) – verwijzen elk op een andere manier naar een gangbaar gezegde in Zuid-Afrika. Iedere titel is een variatie op ‘voor wie heb je de borst verlaten?’ als verwijzing naar ‘wie is je jongere broer of zus?’. De rechter twee schermen tonen moeders van wie de kinderen afgenomen zijn. De titels maken dit werk op deze manier extra schrijnend. De linker twee schermen tonen moeders die wel de kans hebben om hun kinderen bij zich te hebben, wat het gemis vergroot. Het vierluik is een aangrijpend werk dat de kijker laat reflecteren op de verschrikkingen die deze zwarte moeders moesten doorstaan in de koloniale tijd.

Aan het eind van de tentoonstelling staat een verrassende installatie. Emma Talbots Mama Earth (2025), bestaande uit een doekeninstallatie en animaties, laat ons nadenken over de rol van onze eigen moeder. Hoe praten en denken we over haar? De jonge moeder wordt vaak al weggezet als minderwaardig, maar over de plek van de oude ‘voltooide’ moeder horen we eigenlijk niets meer. Het is een belangrijk statement en een passende afsluiting van de tentoonstelling. Wat is de moeder, de vrouw, de zorgdrager wanneer de kinderen volwassen zijn? Kan zij zichzelf nog vinden wanneer de maatschappij haar niet (meer) ziet?

Catalogus

Bij de tentoonstelling is een catalogus gemaakt in samenwerking met Nest. Mothering Myths. An ABC of Art, Birth and Care is samengesteld door Heske ten Cate en Laurie Cluitmans en vormgegeven door Bart de Baets. De catalogus is een sterke aanvulling en een werk op zichzelf. De publicatie is met opzet gefragmenteerd, zodat deze aansluit bij de sporadische momenten van tijd over hebben binnen het moederschap. Ook juist voor niet-moeders levert deze catalogus de nodige realisatiemomenten op door de bijzondere bijdragen van uiteenlopende auteurs. Door de toevoeging van vele stemmen in het boek sluit de catalogus feilloos aan op de meerstemmigheid van de tentoonstelling.

Cluitmans en Ten Cate hebben een tentoonstelling gecreëerd vanuit meerstemmigheid. Dat maakt de representatie genuanceerd en diepgaand. Ze tonen met de omvangrijke tentoonstelling aan dat het onderwerp moederschap nog steeds controversieel is binnen de kunstwereld. Er valt nog veel over moederschap in de kunst te zeggen, te bespreken en te denken. En bovenal: te erkennen.

Kunst / Expo binnenland

Nieuwe klanken voor een nieuwe toekomst

recensie: Femke Herregraven - DIALECT

Onder de oude watertoren in Delft bevindt zich een spiraalvormig ondergronds bassin. Dit is de plek waar het werk van Femke Herregraven tot leven komt. Bijna letterlijk, want de technologie die het werk omarmt ‘praat’ met de natuur van het stukje Delft.

Femke Herregraven is grafisch vormgever en onderzoeker. Haar werk richt zich onder andere op het uitpluizen van de financiële wereld en de huidige klimaatverandering. Haar werk in expositieruimte RADIUS richt zich op het ontwikkelen van een ‘taal’ op een verbeeldingsvolle manier. Herregraven ontdekt dat in een wereld die draait om geld, ook onze taal onderhevig is aan de grillen van onze economische uitwisseling. Herregraven wil samen met de directe natuur zowel binnen als buiten het gebouw waar de expositie in huist, een ruimte ontwikkelen waar een nieuwe taal kan ontstaan. De titel verwijst dus ook letterlijk naar een ‘dialect’ van onze taal. In tegenstelling tot een taal die het economisch systeem in stand houdt, wil dit werk een mogelijkheid bieden om aan deze gang van zaken te ontsnappen.

De geluiden

Femke Herregraven, Dialect (2024), foto Gunnar Meier, © RADIUS CCA

Bij binnenkomst ziet de bezoeker een grote zilveren bal. Een stukje verderop doemen kreunende bloemen op. Het lijkt wel alsof je door een duistere gulden snede loopt. Videofragmenten van wormachtige onderwaterwezens komen voorbij. De geluiden van kolkend en stromend water vullen de verschillende ruimtes. Het gebeuren mondt uit in een ruimte waar een soort apparaat staat; een druk tikkend toestel met een groene, lichtgevende bol. Af en toe klinkt er een piep. De ruimte lijkt de bezoeker haast weg te jagen met de doortastende, unheimische geluiden. Alles maakt de indruk ziek en angstig te zijn en het voelt onwennig om er dooreen te lopen. De ruimte en de werken roepen vragen op: wat is er gebeurd in deze ruimte? Wie of wat zijn de wezens die de bezoeker tegenkomt? Waar is het water gebleven dat te zien is op de fragmenten?

De tekst

Zonder achtergrondinformatie heb je als gemiddelde bezoeker geen idee waar je naar kijkt. Het advies luidt om pas ná het bezoek te lezen waar het werk over gaat. Hierdoor voelt de ervaring in de expositieruimte dieper en vreemder. De taal die wij normaliter gebruiken is geslaagd losgekoppeld van het werk. In de plaats huist een taal die op het moment zelf ontwikkeld wordt. Met behulp van sensors binnen en buiten het gebouw maakt de installatie nieuwe geluiden en ritmes. De omgeving spreekt en pas achteraf wordt duidelijk dat de vreemde wezens die de bezoeker zag eigenlijk de natuur voorstellen in een postkapitalistische wereld. Ondanks die ontdekking worden niet alle vragen kant en klaar beantwoord. Dit maakt het werk spannend en realistisch.

Na afloop is de informatie overweldigend en op het eerste gezicht erg associatief met veel losse haakjes. Het geschreven werk nodigt uit om zelf verder te reflecteren. Net als de sensors in het werk die de buitenwereld opvangen en ‘vertalen’ naar nieuwe klanken, is dit werk een uitnodiging om via de verbeelding te spelen met taal.

Kunst / Expo binnenland

Een vrouw als spil

recensie: Marianne von Werefkin – Pionier van het expressionisme
0-0-1_FMWPim Burgers (De Fundatie)

Het draait op de expositie allemaal rond het werk van Marianne von Werefkin (1860-1938). Om te beginnen is er aandacht voor De roze salon, verwijzend naar de kleur van het behang. Een zaaltje vol portretten die ván haar als persoon zijn geschilderd, als spil van deze salon. Op de eerste overzichtstentoonstelling in Nederland, in Museum de Fundatie te Zwolle.

Marianne von Werefkin had deze roze salon in München samen met haar partner Alexej von Jawlensky, ook kunstschilder. Ze woonden er sinds 1896, nadat ze elkaar is Sint-Petersburg hadden ontmoet. Hier verbleef Von Werefkin gedurende de winter, terwijl ze zomers in Litouwen op een datsja, een buitenverblijf, woonde. In dat zaaltje botste het realisme van haar privéleermeester Ilja Repin (1888) met het nieuwe expressionisme in wording van Von Werefkin en Von Jawlensky, die op dat moment nog in München een kunstopleiding volgde. Ze trouwden niet, want dan zou Von Werefkin het pensioen van haar overleden vader verspelen.

Het realisme liep toen dood. Het heet dat Von Werefkin in 1906-1907, na een tien jaar durende zoektocht in onder meer Parijs (1903-1905), het expressionisme zou hebben uitgevonden, maar er was natuurlijk een weg daarnaartoe. En helemaal expressionistisch of abstract werd het bij haar nooit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een pagina uit een schetsboek (1911) uit de collectie van Dick Hannema, de grondlegger van Museum de Fundatie. Mooi hoe enkele schetsboeken in diverse vitrines openliggen en niet – zoals op de recente tentoonstelling met werk van Kandinsky in H’ART Museum in Amsterdam – op een scherm met bladerfunctie vielen te zien; dat spreekt toch minder tot de verbeelding.

Invloeden en context

Die weg naar het expressionisme toe was een kronkelweg, die voor Von Werefkin langs verschillende invloeden leidde. Een scheutje naïeve kunst, zoals in De familie (1910). Een vlakverdeling à la het kubisme op Thuiskomen (1909). De invloed van Edvard Munch ook, op De landweg (1907), tot de grote ogen van een Picasso op Salomé (ca. 1930) aan toe.
Je kan ze zelf ontdekken, want de bordjes bij de kunstwerken wijzen je er niet op en dat is goed. Zelf kijken, daar gaat het om.
Wel wordt er soms aan inlegkunde gedaan, zoals bij Tragische stemming (1910) waar we lezen dat dit werk mogelijk verwijst ‘naar de stormachtige relatie tussen Werefkin en Jawlensky’. We weten dat dit, mede door zijn relatie met hun dienstmeisje en de geboorte van een zoon bij haar het geval was, maar: hoezo zie je zoiets in kunstwerken terug?

Mooi is dat er een context wordt geboden, zoals in een zaaltje met werk van Jawlensky dat in 1908-1909 tijdens bezoeken aan Murnau (Beieren) ontstond. Mogelijk onder invloed van zijn partner? Iets later sloten beide kunstenaars zich aan bij Der Blaue Reiter, die zich had vernoemd naar een bekend schilderij van Kandinsky. Hij was samen met Franz Marc de voorman van de beweging. En – mogen we inmiddels aanvullen – Von Werefkin was de voorvrouw, al wordt ze als zodanig nooit genoemd. Wat ook een beetje haar eigen schuld is, want ze hield zich altijd bescheiden op de achtergrond. Het paste, vond ze, vrouwen niet anders te doen.
Het uiten van gevoelens, expressies, speelden bij de kunstenaars van Der Blaue Reiter een grote, zo niet de grootste rol. Natuurlijk: paarden kunnen bij Der Blaue Reiter blauw zijn, maar een boom kan in de werkelijkheid toch ook écht rood zijn (De rode boom, 1910) …

0-0-18_FMW

De rode boom, Collezione Comune di Ascona, Museo Comunale d’Arte Moderna

Zwitserland en synthese

Buitengewoon intrigerend is het werk dat ze in Zwitserland (met name Ascona) maakte. Hier kwam ze terecht toen ze de Eerste Wereldoorlog ontvluchtte. Uiteindelijk was ze er alleen, want Jawlensky koos in 1921 voor het dienstmeisje en hun zoon. En zonder pensioen van haar vader, omdat ze dat als gevolg van de oorlog kwijt was geraakt. Maar ze kon het niet laten en richtte weer een kunstenaarsvereniging op: Der Grosse Bär. Haar nalatenschap kwam terecht in het Museo Comunale d’Arte Moderna in Ascona. Uit die collectie kon de Fundatie voor deze tentoonstelling rijkelijk lenen. Als aanvulling op dat ene schetsboek dat het museum zelf in bezit heeft.

De kunstwerken die in Zwitserland ontstonden, vormden een synthese van wat de schilderes eerder aan invloeden opdeed en verwerkte. Het is de natuur die hierbij een belangrijke rol speelt en die gevoelens uitdrukt. Geëngageerd was ze ook. Zie haar arbeiders of op het land werkende vrouwen, die nooit ver weg zijn. Evenmin als het geloof. En de ideeën van Kandinsky, die in 1911 een boek schreef dat ook grote invloed op onder meer Von Werefkin had: Uber das Geistige in der Kunst. Omgekeerd was zij ook belangrijk voor de ontwikkeling van Kandinsky. En Jawlensky. Dat mag, en moet worden gezegd.

Het is goed dat haar werk in deze overzichtstentoonstelling binnen de context van haar tijd eens uitgebreid wordt getoond en belicht.

Kunst / Expo binnenland

Niet alle wegen leiden naar Rome

recensie: Zoeken naar zingeving - Kröller-Müller Museum
Small-KM 107.018 Pierre Puvis de Chavannes, La Madeleine au désert (Méditation), 1869Marjon Gemmeke

Op de middelbare school was een van de klassieke leerboeken Spoorzoeken in de bonte wereld van geloven en denken. Het boek beschrijft de hoofdstromingen in de religie in de meest ruime zin van het woord en gaat dieper in op de grote religies.

De associatie komt op wanneer je door de tentoonstelling Zoeken naar zingeving in het Kröller-Müller Museum loopt. Niet alleen vanwege de vergelijkbare titels van het boek en de expositie, maar ook omdat beide qua inhoud overeenkomsten vertonen. Al zijn er natuurlijk ook verschillen.

In het boek zijn aan het begin – zoals het wordt genoemd – ‘heerbanen’ uitgelicht: hindoeïsme, boeddhisme, andere Chinese godsdiensten (waaronder confucianisme, taoïsme), jodendom, islam en christendom. Daarna komen ‘primaire wegen’ zoals rooms-katholicisme, protestantisme en lutheranisme en even verderop ‘tertiaire wegen’ zoals spiritisme en theosofie.
In de tentoonstelling komen ze ook allemaal aan de orde, maar dan gerelateerd aan de zoektocht van Helene Kröller-Müller (1869-1939) naar zingeving als de drijvende kracht achter haar verzameling kunstwerken. ‘Haar eindbestemming is’ – volgens het persbericht:

‘een museum als ‘een centrum voor geestelijk leven’, geplaatst in de rust van de natuur.’

Kunstenaars apart

Er is voor gekozen om de diverse kunstwerken uit de verzameling van Helene Kröller-Müller per kunstenaar te tonen, aangevuld met latere aankopen in haar geest, met werk van James Lee Byars, Nam June Paik en Shirazeh Houshiary. In die opzet wringt de schoen. Er worden op deze manier namelijk twee sporen gevolgd: aan de ene kant Helene Kröller-Müllers zoektocht naar andere vormen van spiritualiteit en zingeving dan ze tijdens haar lutherse opvoeding in Duitsland had meegekregen, en de ontwikkeling van de kunst vanaf voornamelijk het realisme vanaf 1860 tot het eindpunt daarvan met Moeder en kind van Bart van der Leck aan de andere kant.
Eigenlijk is er ook nog een derde spoor: de vraag om te proberen je te verplaatsen in de beweegredenen van Kröller-Müllers aankopen en in de werken die je ziet. Tweezitbankjes in kleine houten ruimtes nodigen hiertoe uit. Een uitgangspunt dat is ingegeven door een zinsnede uit 1909 van Helene Kröller-Müller aan het begin van de tentoonstelling:

‘Als je je eens zult kunnen verplaatsen in het gemoed van iemand, die zóó citroenen heeft kunnen zien en ons vertolken…’

Dit slaat op Mand met citroenen en fles van Vincent van Gogh, geplaatst naast een Christuskop uit de dertiende eeuw die Kröller-Müller als spinoziste Spinoza-Jezus noemde.

Small-Zaaloverzicht Zoeken naar zingeving- Overview Searching for Meaning, photo_ Marjon Gemmeke

© Marjon Gemmeke

Heerbanen en aftakkingen daarvan

Dat verplaatsen gaat misschien makkelijker als een soortgelijke volgorde zoals in Spoorzoeken, het boek, was aangehouden. Dan krijg je de ‘heerbanen’ hindoeïsme (Theo van Doesburgs Danseressen), boeddhisme (Odilon Redons Le Sacré Coeur (Le Boudha), Zen for Film van Nam June Paik en James Lee Byars’ The Path of Luck, de Chinese traditie (zogenaamde filosofenstenen), jodendom (Ossip Zadkines beeld Rebecca), islam (werk van Houshiary met een maansikkel) en christendom dat wordt onderverdeeld in de ‘primaire weg’ met rooms-katholicisme (Anrea Mantegna) en protestantisme (Saenredam).
Op de ‘tertiaire weg’ zouden we tenslotte werk tegenkomen van de theosoof Mondriaan (Compositie 10 in zwart wit, dat in het aankoopboek Kerststemming wordt genoemd).
Natuurlijk vallen niet alle kunstenaars in dergelijke hokjes te stoppen. Soms vallen ze in meerdere onder te brengen, zoals Jan Toorop of in een overkoepelende mystiek, zoals de Vlaming George Minne.

Zelf spoorzoeken

Of de zeven vraaggesprekken die de filosoof en schrijver Desanne van Brederode voerde en als audiotour vallen te beluisteren daarbij nu behulpzaam kunnen zijn, is nog maar de vraag. Ze kunnen (rationeel) namelijk ook in de weg zitten. Want om La Madeleine au désert (Méditation) van Pierre Puvis de Chavannes nu een collage te noemen, gaat wat ver. De mooiste zin is misschien dat je het mysterie het mysterie moet laten. Zelf spoorzoeken, kijken, ervaren en interpreteren.