Tag Archief van: tijdelijke tentoonstelling

Kunst
special: Ensorjaar in België

Het stilleven van Ensor: eigenzinnig en grotesk

In 2024 wordt de 75ste sterfdag van James Ensor herdacht met een speciaal Ensorjaar in België. Verschillende tentoonstellingen worden georganiseerd om zijn kunstenaarschap te vieren. Rose, Rose, Rose à mes yeux! James Ensor en het stilleven in België, 1830-1930 in Mu.ZEE in de historische badplaats Oostende is de eerste tentoonstelling die volledig gewijd is aan het stilleven van Ensor, een genre dat hij radicaal vernieuwde. Het laat zien hoe de Belgische meester afscheid nam van de academische traditie, en zijn eigen weg koos door de kunst.

De Britse Vlaming James Ensor (1860-1949) maakte ongeveer tweehonderd stillevens, een genre dat hij ooit omschreef als ‘de triomf van de kleur en van het leven’. Een kwart van deze werken is in Mu.ZEE in de badplaats Oostende te zien, waaronder enkele bijzondere bruiklenen uit Europese musea en privéverzamelingen. Bij de entree geven een klein stilleven met rozen en andere bloemen in warme kleuren en een gedicht de naam Rose, Rose, Rose à mes yeux! aan de tentoonstelling:

Noble Rose entre toutes les Roses, Rose des heures, Rose des vents, Rose altière des guerriers d’Angleterre, Rose diamantée, Rose nostalgique des pays ardents, Rose lunaire, Rose capitale, Rose songeuse des nuits d’été, Rose des poètes, soyez toujours Rose, Rose, Rose à mes yeux – James Ensor, 1923

Thuis bij de meester

Ensor was een pionier van het symbolisme. In het James Ensorhuis in Oostende, de plek waar hij vanaf 1917 tot aan zijn dood woonde en werkte, kun je interactief ontdekken hoe hij zijn artistieke visie ontwikkelde. Zijn geboorteplaats Oostende, ‘Koningin der Badsteden’, speelde hierbij een essentiële rol. Hij vond inspiratie in de stad, op het strand en in de cultuur, maar hij voelde zich er vaak ook een buitenstaander. Zijn vernieuwende stijl en gedurfde, vaak satirische onderwerpen werden niet altijd begrepen of gewaardeerd. Toch was Ensor geen kluizenaar en deed hij er ook buiten het atelier alles aan om zich als de grote ‘Maestro’ te manifesteren. In de stijlkamers met originele meubelen en reproducties waan je je even terug in die tijd. Ook is er een souvenirwinkeltje van de familie te zien, met exotische schelpen, opgezette vissen, Chinese souvenirs en griezelige carnavalsmaskers. Deze elementen keren terug in de stillevens van Ensor, die even verderop worden geëxposeerd in Mu.ZEE.

Pionier

James trok op zijn zeventiende naar de Academie van Brussel, maar na drie jaar keerde hij teleurgesteld en zonder diploma terug. Thuis in zijn atelier op zolder creëerde de Vlaming zijn eigen kunst, zowel in stijl als iconografie. De eigenzinnige meester hoort volgens de tentoonstellingsmakers van Mu.ZEE thuis in het rijtje Edvard Munch, Claude Monet en Odilon Redon. Het werk van deze Europese avantgardisten markeert de beginfase van het modernisme. Om de kwaliteit en moderniteit van Ensors oeuvre te kunnen tonen, wordt in de tentoonstelling echter een andere vergelijking gemaakt, namelijk met andere Belgische kunstenaars uit de negentiende en twintigste eeuw. Om voor deze 120 extra stillevens ruimte te creëren, zijn er pop-upachtige wanden van ruw hout geïnstalleerd, die hier en daar een doorkijkje mogelijk maken. Het in een oud warenhuis gevestigde museum is in afwachting van een langdurige renovatie die na het Ensorjaar van start zal gaan.

Academische perfectie

Hubert Bellis, Daags na carnaval. Collectie M Leuven, inv. S/14/B. Foto: Dominique Provost

De tentoonstelling begint met een vrij lange reeks schilderijen van kunstenaars die in in de stijl van de academie werkten. Tal van trucjes werden bedacht om composities virtuositeit en levendigheid te geven. Door een gezicht toe te voegen trek je de aandacht, zo demonstreert Hubert Bellis met zijn grote doek. Veel meesters tonen technische perfectie in rijp fruit en groenten, dode vissen met hele grote ogen, geschoten wild en weelderige bloemboeketten, naast oosterse waaiers en porselein. Veel creaties blijven echter vrij statisch en decoratief. Dit gebrek aan artistieke ambitie kan niet iedereen worden aangerekend. Vrouwelijke kunstenaars werden immers buiten de academies gehouden en moesten hun onderwerpen maar in huiselijke sfeer zien te vinden. De melancholie van hun lot wordt treffend weerspiegeld in het schilderij met dodenmasker van Berthe Art uit 1885.

James Ensor, De rog (La raie), 1892. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, inv. 4489. Foto: J. Geleyns

Een eigen koers

Een vrolijke ommekeer vindt plaats in het centrale deel, dat het intrigerende stilleven van James Ensor laat zien. Met name de jaren 1880 en ‘90 markeren zijn meest creatieve periode. Waar hij in het begin vooral bezig is met materie, licht en reflectie in vrij brave composities, neemt kleur het in zijn latere werk over. Door parelmoer aan het wit toe te voegen, verdoezelt hij de hardheid van zijn kleuren. Het resultaat is daar: zijn stillevens zijn fris van kleur en lijken bijna licht te geven. Het zijn zelfstandige kunstwerken waarin naast huisraad, bloemen, vruchten en schelpen, meer exotische en theatrale motieven figureren. De maskers verbeelden voor de veelal onbegrepen en bespotte kunstenaar de ware aard van de mens. In plaats van het gelaat te verbergen, tonen ze de gezichten van zijn kwelgeesten. Experimenten met beeldtaal vallen ook op in de ruimte met Ensors prachtige tekeningen vol raadselachtige duivels, monsters en doodshoofden, in de geest van Bosch en Bruegel. Hij schuwt provocatie niet, zo is te zien in De rog uit 1892. Hij schildert een rechtop zittende dode rog met dikke staart, die de toeschouwer lijkt aan te kijken. De erotische sfeer van de voorstelling wordt versterkt door een grote schelp met vleeskleurige binnenkant.

Voorbij het stilleven

In de laatste zalen wordt weer context gecreëerd met werk van andere Belgische meesters. Gevestigde moderne meesters die zich ook hebben toegelegd op het stilleven gaan net als Ensor het experiment aan. Louis Thevenet en Albert Saverys zijn present, maar ook Rik Wouters, Gustave Van de Woestyne en Walter Vaes die nog meer een eigen richting zoeken, passeren de revue. Ensors stadsgenoot Louis Spilliaert is geen stillevenschilder maar hij maakt ze wel. Zijn objecten lijken individuen die worden geportretteerd. Het stilleven wordt vormelijker en gaat over representatie, de essentie, en ook met het traditionele perspectief wordt druk geëxperimenteerd. In de epiloog pakt Jean Brusselmans uit met zijn stapeling van allerlei verschillende vormen. Kunstenaars René Magritte, Marthe Donas en Frits Van den Berghe spelen in hun composities eveneens met de grenzen van het concept, waardoor het stilleven haast lijkt op te houden te bestaan.

#Ensor2024

James Ensor, Masker en schaaldieren (Masque regardant des crustacés), 1891. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv. 1958. Foto: Rik Klein Gotink

Oostende en Antwerpen bundelen hun krachten met een complementair Ensorjaar. Tot en met augustus 2024 brengt Oostende een museaal programma en een gevarieerd stadsfestival ter ere van Ensor. Er zijn theateropvoeringen, concerten, exposities, buitenactiviteiten en zelfs de restauranthouders en pralinemakers maken van je bezoek aan de historische badplaats een feest. In september 2024 neemt Antwerpen de fakkel over met vier uiteenlopende tentoonstellingen van internationale allure over Ensors blijvende relevantie door de kruisbestuiving met hedendaagse kunst, mode en fotografie, met als grootste klapper Ensors stoutste dromen. Het impressionisme voorbij in KMSKA. Brussel haakt aan met James Ensor. Inspired by Brussels, een tentoonstelling die in februari zal plaatsvinden in De Koninklijke Bibliotheek van België.

 

De tentoonstelling in Mu.ZEE is nog geopend tot en met 14 april 2024. Informatie: www.muzee.be

Alle tentoonstellingen, activiteiten, events die plaatsvinden in Oostende en Antwerpen zijn te vinden op https://www.ensor2024.be

Kunst
special: Ensorjaar in België

Het stilleven van Ensor: eigenzinnig en grotesk

In 2024 wordt de 75ste sterfdag van James Ensor herdacht met een speciaal Ensorjaar in België. Verschillende tentoonstellingen worden georganiseerd om zijn kunstenaarschap te vieren. Rose, Rose, Rose à mes yeux! James Ensor en het stilleven in België, 1830-1930 in Mu.ZEE in de historische badplaats Oostende is de eerste tentoonstelling die volledig gewijd is aan het stilleven van Ensor, een genre dat hij radicaal vernieuwde. Het laat zien hoe de Belgische meester afscheid nam van de academische traditie, en zijn eigen weg koos door de kunst.

De Britse Vlaming James Ensor (1860-1949) maakte ongeveer tweehonderd stillevens, een genre dat hij ooit omschreef als ‘de triomf van de kleur en van het leven’. Een kwart van deze werken is in Mu.ZEE in de badplaats Oostende te zien, waaronder enkele bijzondere bruiklenen uit Europese musea en privéverzamelingen. Bij de entree geven een klein stilleven met rozen en andere bloemen in warme kleuren en een gedicht de naam Rose, Rose, Rose à mes yeux! aan de tentoonstelling:

Noble Rose entre toutes les Roses, Rose des heures, Rose des vents, Rose altière des guerriers d’Angleterre, Rose diamantée, Rose nostalgique des pays ardents, Rose lunaire, Rose capitale, Rose songeuse des nuits d’été, Rose des poètes, soyez toujours Rose, Rose, Rose à mes yeux – James Ensor, 1923

Thuis bij de meester

Ensor was een pionier van het symbolisme. In het James Ensorhuis in Oostende, de plek waar hij vanaf 1917 tot aan zijn dood woonde en werkte, kun je interactief ontdekken hoe hij zijn artistieke visie ontwikkelde. Zijn geboorteplaats Oostende, ‘Koningin der Badsteden’, speelde hierbij een essentiële rol. Hij vond inspiratie in de stad, op het strand en in de cultuur, maar hij voelde zich er vaak ook een buitenstaander. Zijn vernieuwende stijl en gedurfde, vaak satirische onderwerpen werden niet altijd begrepen of gewaardeerd. Toch was Ensor geen kluizenaar en deed hij er ook buiten het atelier alles aan om zich als de grote ‘Maestro’ te manifesteren. In de stijlkamers met originele meubelen en reproducties waan je je even terug in die tijd. Ook is er een souvenirwinkeltje van de familie te zien, met exotische schelpen, opgezette vissen, Chinese souvenirs en griezelige carnavalsmaskers. Deze elementen keren terug in de stillevens van Ensor, die even verderop worden geëxposeerd in Mu.ZEE.

Pionier

James trok op zijn zeventiende naar de Academie van Brussel, maar na drie jaar keerde hij teleurgesteld en zonder diploma terug. Thuis in zijn atelier op zolder creëerde de Vlaming zijn eigen kunst, zowel in stijl als iconografie. De eigenzinnige meester hoort volgens de tentoonstellingsmakers van Mu.ZEE thuis in het rijtje Edvard Munch, Claude Monet en Odilon Redon. Het werk van deze Europese avantgardisten markeert de beginfase van het modernisme. Om de kwaliteit en moderniteit van Ensors oeuvre te kunnen tonen, wordt in de tentoonstelling echter een andere vergelijking gemaakt, namelijk met andere Belgische kunstenaars uit de negentiende en twintigste eeuw. Om voor deze 120 extra stillevens ruimte te creëren, zijn er pop-upachtige wanden van ruw hout geïnstalleerd, die hier en daar een doorkijkje mogelijk maken. Het in een oud warenhuis gevestigde museum is in afwachting van een langdurige renovatie die na het Ensorjaar van start zal gaan.

Academische perfectie

Hubert Bellis, Daags na carnaval. Collectie M Leuven, inv. S/14/B. Foto: Dominique Provost

De tentoonstelling begint met een vrij lange reeks schilderijen van kunstenaars die in in de stijl van de academie werkten. Tal van trucjes werden bedacht om composities virtuositeit en levendigheid te geven. Door een gezicht toe te voegen trek je de aandacht, zo demonstreert Hubert Bellis met zijn grote doek. Veel meesters tonen technische perfectie in rijp fruit en groenten, dode vissen met hele grote ogen, geschoten wild en weelderige bloemboeketten, naast oosterse waaiers en porselein. Veel creaties blijven echter vrij statisch en decoratief. Dit gebrek aan artistieke ambitie kan niet iedereen worden aangerekend. Vrouwelijke kunstenaars werden immers buiten de academies gehouden en moesten hun onderwerpen maar in huiselijke sfeer zien te vinden. De melancholie van hun lot wordt treffend weerspiegeld in het schilderij met dodenmasker van Berthe Art uit 1885.

James Ensor, De rog (La raie), 1892. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, inv. 4489. Foto: J. Geleyns

Een eigen koers

Een vrolijke ommekeer vindt plaats in het centrale deel, dat het intrigerende stilleven van James Ensor laat zien. Met name de jaren 1880 en ‘90 markeren zijn meest creatieve periode. Waar hij in het begin vooral bezig is met materie, licht en reflectie in vrij brave composities, neemt kleur het in zijn latere werk over. Door parelmoer aan het wit toe te voegen, verdoezelt hij de hardheid van zijn kleuren. Het resultaat is daar: zijn stillevens zijn fris van kleur en lijken bijna licht te geven. Het zijn zelfstandige kunstwerken waarin naast huisraad, bloemen, vruchten en schelpen, meer exotische en theatrale motieven figureren. De maskers verbeelden voor de veelal onbegrepen en bespotte kunstenaar de ware aard van de mens. In plaats van het gelaat te verbergen, tonen ze de gezichten van zijn kwelgeesten. Experimenten met beeldtaal vallen ook op in de ruimte met Ensors prachtige tekeningen vol raadselachtige duivels, monsters en doodshoofden, in de geest van Bosch en Bruegel. Hij schuwt provocatie niet, zo is te zien in De rog uit 1892. Hij schildert een rechtop zittende dode rog met dikke staart, die de toeschouwer lijkt aan te kijken. De erotische sfeer van de voorstelling wordt versterkt door een grote schelp met vleeskleurige binnenkant.

Voorbij het stilleven

In de laatste zalen wordt weer context gecreëerd met werk van andere Belgische meesters. Gevestigde moderne meesters die zich ook hebben toegelegd op het stilleven gaan net als Ensor het experiment aan. Louis Thevenet en Albert Saverys zijn present, maar ook Rik Wouters, Gustave Van de Woestyne en Walter Vaes die nog meer een eigen richting zoeken, passeren de revue. Ensors stadsgenoot Louis Spilliaert is geen stillevenschilder maar hij maakt ze wel. Zijn objecten lijken individuen die worden geportretteerd. Het stilleven wordt vormelijker en gaat over representatie, de essentie, en ook met het traditionele perspectief wordt druk geëxperimenteerd. In de epiloog pakt Jean Brusselmans uit met zijn stapeling van allerlei verschillende vormen. Kunstenaars René Magritte, Marthe Donas en Frits Van den Berghe spelen in hun composities eveneens met de grenzen van het concept, waardoor het stilleven haast lijkt op te houden te bestaan.

#Ensor2024

James Ensor, Masker en schaaldieren (Masque regardant des crustacés), 1891. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv. 1958. Foto: Rik Klein Gotink

Oostende en Antwerpen bundelen hun krachten met een complementair Ensorjaar. Tot en met augustus 2024 brengt Oostende een museaal programma en een gevarieerd stadsfestival ter ere van Ensor. Er zijn theateropvoeringen, concerten, exposities, buitenactiviteiten en zelfs de restauranthouders en pralinemakers maken van je bezoek aan de historische badplaats een feest. In september 2024 neemt Antwerpen de fakkel over met vier uiteenlopende tentoonstellingen van internationale allure over Ensors blijvende relevantie door de kruisbestuiving met hedendaagse kunst, mode en fotografie, met als grootste klapper Ensors stoutste dromen. Het impressionisme voorbij in KMSKA. Brussel haakt aan met James Ensor. Inspired by Brussels, een tentoonstelling die in februari zal plaatsvinden in De Koninklijke Bibliotheek van België.

 

De tentoonstelling in Mu.ZEE is nog geopend tot en met 14 april 2024. Informatie: www.muzee.be

Alle tentoonstellingen, activiteiten, events die plaatsvinden in Oostende en Antwerpen zijn te vinden op https://www.ensor2024.be

Kunst / Expo binnenland

Flowerpower in de kerk

recensie: Fashion for God
Wit bloemenkazuifel, Haarlem Maagden van den Hoeck, ca. 1662-1663.Marco Sweering - Museum Catharijnconvent

De tentoonstelling Fashion for God in Museum Catharijneconvent werpt licht op de Noordelijke Nederlanden na de Reformatie. Een periode waarin katholieken hun geloof enkel in schuilkerken mogen belijden. Zowel letterlijk als figuurlijk wordt alles uit de kast gehaald om het geloof levend te houden. Kostbare kerkgewaden en verfijnde borduursels worden nu in het Utrechtse museum gepresenteerd, maar ook uitbundige baljurken en statige schilderijen zijn te gast op dit opmerkelijke feest waar vrouwen een cruciale rol spelen.

In de protestantse Republiek van de zeventiende en achttiende eeuw worden katholieke kerkgangers gedwongen hun diensten buiten het zicht te organiseren in schuilkerken. Ze willen de identiteit van hun geloofsgemeenschap behouden. Maar, hoe doe je dat in een tijd van schaarste? Kerkleider Sasbout Vosmeer deelt inventarissen uit en begint als een van de weinige mannen met het maken van kerkelijk textiel. Zijn minutieus geborduurde ‘kerksieraden’ hebben een middeleeuws voorkomen. Dikke reliëfborduursels van zijde en gouddraad vormen prachtige voorstellingen, soms geïnspireerd op werken van de beroemde oude meesters.

Pracht en praal

In Haarlem zijn het de ‘Maagden van Den Hoeck’ die de naald en draad ter hand nemen. Deze semi-religieuze vrouwen, ‘kloppen’ genoemd, maken eigentijdse creaties met daarop veelal vrouwelijke heiligen. Fashion for God belicht hun creaties en levens, opgetekend door Trijn Jans Oly. De kloppen doen artistiek niet onder voor de mannen, die zich buiten de kerkmuren toeleggen op kostbare kleding voor de elite. De kazuifel met paramenten in internationale Barokstijl van rond 1640 laat zien hoe ook de kloppen van Gouda hun tijd ver vooruit zijn. Het schilderij van Wouter Pietersz. Crabeth II onthult dat pastoor Pieter Purmerent, bekend om zijn bekeringen van protestanten, dit gebloemde kleed mag dragen. Dankzij de grote hoeveelheid informatie, soms lastig te lezen op de stoffen banieren, komen makers en dragers weer tot leven.

Van baljurk tot koorkap

Prachtige portretten en luxueuze japonnen tonen hoe er in de Republiek, onder invloed van de Franse couture, een ware bloemenrage ontstaat. In een gewaagde en soms suikerzoete vormgeving van MAISON the FAUX, illustreert het museum hoe de katholieke kerk ook in de achttiende eeuw met de modetrends blijft meegaan. Chinese zijden stoffen met ingeweven bloempatronen vinden hun weg naar het altaar. Vermogende vrouwen schenken hun weelderige baljurken zodat daar liturgische gewaden van kunnen worden gemaakt. Een win-winsituatie, want de gulle geefster kan zo haar vroomheid aan mede-kerkgangers tonen. De tentoonstelling verbeeldt de indrukwekkende veerkracht en inventiviteit van een geloofsgemeenschap in onderdrukking. De ‘Hemelse balzaal’ biedt een haast goddelijke afsluiting met een catwalk van spiegels waar kleurige koorkappen met gouden franjes in alle vrijheid op ritmische muziek rond mogen zwieren.

Fashion for God is nog tot en met 21 januari 2024 te bezichtigen in het Utrechtse Museum Catharijneconvent. Je kunt er rond de kerstdagen ook een kijkje nemen bij de Napolitaanse kerststal.

Kunst / Expo binnenland

Meeslepend en om stil van te worden

recensie: Meredith Monk: Calling

Wanneer je als bezoeker de ronde langs alle werken van Meredith Monk in de Amsterdamse Oude Kerk hebt gemaakt, kom je bij het gastenboek dat uitnodigend open ligt. Je leest wat er zoal in is geschreven, variërend van lovend tot zeer lovend aan de ene kant en negatief tot wel erg negatief aan de andere kant. ‘Schaamteloos’, merkt iemand op, deze moderne kunst in een kerk waar mensen liggen begraven.

Nu is het een beetje goedkoop om als tegenreactie te wijzen op oude schilderijen van bijvoorbeeld Emanuel de Witte waarin verschillende hondjes door de kerk rennen, mannen al keuvelend rondlopen, in de banken zitten of – al pratend – met hun arm op de leuning ervan overhellen naar hun gesprekspartner. Je kunt je ook beperken tot de inhoud en vorm van het werk van Meredith Monk zelf. Dat gaan we hier doen. Maar eerst iets over de kunstenares zelf.

Meredith Monk

Monk (1942) is een veelzijdige, Amerikaanse kunstenaar. Afgelopen Holland Festival (HF) werd er nog een werk van haar, Indra’s Net, uitgevoerd in de Amsterdamse Gashouder. Een deel ervan wordt nu in de tentoonstelling gepresenteerd: Rotation Shrine. ‘Een samenspel van muziek, beweging en architectuur, dat hemelse, aardse en menselijke dimensies uitdrukt in geluid, video en performance’, stelt het Holland Festival op zijn website over Indra’s Net

Daarmee omschrijft het HF het werk van Monk raak. Want ze is componist van aan minimal music herinnerend werk, performer, regisseur, zanger, filmmaker en danser/choreograaf in één. Alle disciplines combineert ze tot een Gesamtkunstwerk. Zo ook in deze eerste Europese overzichtstentoonstelling die in samenwerking met de Hartwig Art Foundation vorm wordt gegeven.

Hemel, aarde, mensen en engelen

Het gaat nu vooral om die trits woorden: hemelse, aardse en menselijke dimensies. Het een valt niet los te maken van het ander. Dat blijkt meteen al bij binnenkomst in de Oude Kerk. Je oog wordt getrokken door wat je een trap of een piramide zou kunnen noemen, die reikt vanaf de zerken tot in de lucht. Op elke trede liggen alledaagse, in was gedoopte voorwerpen als zijn het relikwieën. Je zou het spiritueel kunnen noemen, maar ook een Calling, een roep die uitnodigt om over die gestolde voorwerpen na te denken.

Je ziet een doosje eieren, verwijzend naar het begin van het leven of naar Pasen. Je ziet slippers, losgezongen van de grond. Twee kerstboompjes en een blokfluit die hun oorspronkelijke functie hebben verloren. Net als de analoge telefoon helemaal in top. Zoiets als de bellende engel aan de zuidkant van de Sint Jan in Den Bosch. Je mag er je eigen associaties op los laten. Sterker nog: je mag zelf ook een voorwerp inbrengen dat aan de installatie wordt toegevoegd en zo meebouwen aan collectieve herinneringen.

Vruchtbaarheid, geboorte, leven en dood

Hemel, aarde, mensen en engelen, maar ook: vruchtbaarheid, geboorte, leven en dood, constructie en deconstructie zoals in de Volcano Songs Shire. Het zijn geluidsopnames die je hoort en een film die je ziet. Met bloemen, dieren en organismen. Het levert een spanning op tussen leven en dood, zoals de natuur zelf ook is. De muziek in Juice sterft niet voor niets weg, maar blijft op een of andere manier toch in je hoofd hangen. En dan die rode schoenen, die je in de kubus waarin dit werk wordt getoond op de grond ziet liggen. Rood als bloed, rood als de liefde. Je ziet ze als je tussen de boomstammen door kijkt naar de achterwand. En je ruikt het hout. Zo speelt de tentoonstelling in op alle zintuigen.

Je zou het een meditatie kunnen noemen waar je doorheen loopt en die je omgeeft. Een meditatie van ‘alledaagse archeologie’, zoals het begeleidende boekje over Offering Shrine schrijft. Alledaagse voorwerpen, zoals op de piramide aan het begin, die zijn gestold en wie weet, net als permafrost (bevroren grond) later weer tot leven komen. Constructief en deconstructief.

Installation view Songs of Ascension Shrine (2023), Meredith Monk: Calling (2023). Co-presented by Oude Kerk Amsterdam and Hartwig Art Foundation. Photo Aad Hoogendoorn

‘Complete kunst’ staat er ook in dat boekje. Compleet als het leven, inclusief de dood. Als een cirkel die af is, gelijk Silver Lake with Dolmen Music in het hoogkoor: zes stoelen staan in een ovaalvorm binnen een cirkel van stenen. Net als Songs of Ascension Shrine, waarin op drie schermen musici en dansers een cirkelvormige trap (in Ann Hamiltons Oliver Ranch Tower in Geyserville, Californië) afdalen en bestijgen. ‘Hemelse, aardse en menselijke dimensies’ uitgedrukt in ‘geluid, video en performance’. Meeslepend en om stil van te worden.

Kunst / Expo binnenland

Houten honden en koddige konijnen

recensie: Tom Claassen - Museum Beelden aan Zee

Tom Claassen is een kunstenaar uit Heerlen die vorm en vormloosheid weet te vangen in één werk. Met grote beelden neemt hij de bezoeker mee naar een wereld van zachte wezens in grote verhalen. Zijn tentoonstelling in Museum Beelden aan Zee toont werken vanaf zijn beginperiode tot aan twee speciaal voor deze tentoonstelling ontworpen projecten.

Konijntjes, hondjes, kikkers en een nijlpaard. De beelden zijn schattig, wild en enigszins afstandelijk. Door de grootte en hardheid van het materiaal zijn ze onbenaderbaar en toch speels uitnodigend. Het is het eerste wat opvalt: een botsing tussen materiaal en ontwerp. De ludieke beelden zijn hard en koud, maar hebben een zachte verschijning. Komisch en soms triest. Schattig en soms eng. De beelden spreken een breed publiek aan en strelen het oog. Er is ook nog een diepere laag te ontdekken.

Vormen zonder details

De vorm is het eerste wat je ziet aan de werken van Claassen. Het zijn grote beelden gemaakt van harde materialen. Toch belichamen de beelden een soort ‘anti-identiteit’. Het archetypische wordt uitvergroot en is de kwintessens van zijn werk. De Heerlense kunstenaar ontbloot in zijn werken namelijk een grondlaag die je met gedetailleerde uitwerking over het hoofd ziet. Deze oerlaag is herkenbaar en er ontstaat al snel een emotionele ‘klik’ met de werken. De kracht van Claassens beeldtaal zit in de onverwachte vriendelijkheid van zijn werk.

Deze vriendelijkheid is bijvoorbeeld terug te zien in het Zandleeuwentapijt. Claassen heeft bewust gekozen voor leeuwinnen omdat mannetjesleeuwen, met grote manen, veel details hebben. Dat kan volgens de kunstenaar afleiden van de krachtige uitstraling van de leeuw en teveel wijzen naar de kundigheid van de maker. De leeuwinnen in het museum bundelen hun kracht in een statig tapijt. Onverwoestbaar en vorstelijk smelten ze uiteindelijk samen. Desondanks nodigt het gladde zand uit om op een zomerse dag te zonnebaden terwijl kinderen zandkastelen maken op hun ronde klauwen.

Gulliver en de Palletmannen

zaalfoto Gerrit Schreurs

Voor Beelden aan Zee heeft Tom Claassens twee speciale kunstwerken gemaakt. Gulliver en Palletmannen. Gulliver verwijst naar de reus in het verhaal Gullivers reizen, een satirisch boek van de Ierse schrijver Jonathan Swift. De palletmannen symboliseren de pallets die elk jaar weer torenhoog worden opgestapeld om een reusachtige vuurzee te creëren op de Haagse stranden. Zo worden fantasierijke kustverhalen gecombineerd met bestaande strandtradities. De voorloper van deze twee projecten is het zittende Bronzen houten hondje uit 2002.

Hier zie je dat Claassens vormentaal en materiaalgebruik breekt met hoe hij voorheen werkte. Details sluipen in het werk en het gebruik van een boomstronk maakt het werk minder ‘oervormelijk’ dan zijn voorgaande beelden. Claassens wilde ontsnappen aan zichzelf. Dat is gelukt. Desondanks heeft deze beweging afgedaan aan de kracht van zijn beeldtaal. De reus uit Gullivers reizen is imposant om als ‘klein mens’ doorheen te lopen, maar de vervolgstap om een reus te zijn, wordt verzwakt wanneer je verder het museum binnenloopt. Een bescheiden trap zou je groter kunnen doen voelen.

De Palletmannen zijn letterlijk mannen van pallets. Interessant dat dit Haagse gebruik het museum heeft gehaald, maar het controversiële aspect van de palletbranden lijkt te missen. De kracht van Claassens beeldtaal wordt enigszins hersteld door het grote formaat van de twee werken en de originele verwijzingen naar de verhalen. In combinatie met zijn andere beelden is het een speelse tentoonstelling die uitnodigt om kunst onbeschaamd ‘mooi’ en ‘leuk’ te vinden.

 

Kunst / Expo binnenland

Van stills naar films

recensie: This Will Not End Well - Nan Goldin
Zelfportret Goldinhttps://www.stedelijk.nl/nl/nieuws/nan-goldin

This Will Not End Well is niet de alledaagse fototentoonstelling zoals je haar waarschijnlijk gewend bent. Geen ingelijste foto’s netjes naast elkaar hangend aan de muur. Nee. De tentoonstelling bestaat uit zes diavoorstellingen ondersteund door muziek, bewegend beeld en soms een voice-over van de fotografe zelf. Nan Goldin presenteert haar fototentoonstelling daarom ook als filmmaker en niet als fotograaf.

French Chris

Nan Goldin, French Chris on the convertible, New York City, 1979. © Nan Goldin.

Goldins werk wordt gezien als krachtig tijdsdocument. Ze fotografeert zichzelf en haar vrienden en laat vooral de kwetsbare kanten van het leven zien. Thema’s die voorbijkomen zijn bijvoorbeeld de hoogte- en dieptepunten van drugsgebruik, familietrauma’s en zelfdoding. Al rond de jaren tachtig begon Goldin haar diavoorstellingen te presenteren in clubs en bioscopen. Ze werkte deze voorstellingen de afgelopen jaren constant bij met nieuwe foto’s en andere elementen.

Foto of film?

Bij binnenkomst word je vrijblijvend verzocht om de camera(’s) op je telefoon af te plakken met een sticker, zodat je geen foto’s of video’s kunt nemen van het intieme werk dat hier getoond wordt. Dit verzoek hoor je de laatste tijd veel in nachtclubs, waar het dient om mensen aan te sporen te leven in het moment. Het is een mooi initiatief, dat ook zeker hier toepasbaar is. Alleen jammer dat de keuze wordt overgelaten aan de bezoeker.

De volledig zwarte zaal is opgedeeld in zes paviljoens, elk ontworpen door Hala Wardé met het specifieke werk als uitgangspunt. De diavoorstellingen worden getoond in deze paviljoens, waar je vrij naar binnen en buiten kunt lopen. Dit is aan de ene kant fijn, want niet iedereen heeft zo’n lange spanningsboog om alle diavoorstellingen, die variëren van 14 tot 45 minuten, helemaal te bekijken. Daarnaast zitten er soms akelige en verontrustende beelden tussen die je misschien liever niet wilt zien, zoals het injecteren van heroïne of heftige littekens en verwondingen. Aan de andere kant veroorzaakt de vrije in- en uitloop onrust bij de andere bezoekers. Ook weet je niet waar in het verhaal je binnenstroomt, wanneer je een nieuwe ruimte betreedt.

De manier van presenteren is misschien even wennen en heeft zo zijn voor- en nadelen. Het belangrijkste positieve punt is dat de presentatie veel toevoegt aan de beleving van het werk. Je bekijkt de foto’s namelijk een voor een met bijpassende muziek en in een vaste volgorde, gekozen door de maker. Deze combinatie prikkelt verschillende zintuigen, waardoor de foto’s nog meer tot leven komen. De fotoseries zijn zo bijna documentairefilms geworden, zoals Goldin dat zelf ook bedoeld heeft. Zo is op de website van het museum te lezen: ‘I have always wanted to be a filmmaker. My slideshows are films made up of stills’.

Persoonlijk verhaal

Brian en Nan

Nan Goldin, Brian and Nan in Kimono, 1983. © Nan Goldin.

Goldin laat in haar werk vaak mensen zien die door de samenleving als buitenbeentjes worden beschouwd. In This Will Not End Well zijn verschillende verhalen te zien van deze buitenbeentjes. Zo vertelt The Ballad of Sexual Dependency, een van Goldins meest bekende series, die eerder is uitgebracht als boek, het verhaal van Goldins vrienden vanaf de jaren zeventig en tachtig tot en met vandaag de dag. De beelden zijn momentopnames van alledaagse taferelen en wilde feesten maar ook van hele intieme, kwetsbare momenten. Dit is karakteristiek aan haar werk. Ze houdt het dicht bij zichzelf.
Zo ook in een ander paviljoen: Memory Lost. In de tentoonstelling is te lezen wat deze serie voor Goldin betekent: ‘Memory Lost is about seeing things through a veil of darkness. Drugs set me free, and then they became my prison’. De foto’s tonen haar afkickervaring ondersteund door archiefmateriaal bestaande uit interviews en geluidsopnames.

Hoewel het werk, misschien in een andere montage, al eerder tentoongesteld is, weet Goldin in deze presentaties met de toevoeging van muziek, een voice-over of een enkel bewegend beeld weer zes indrukwekkende verhalen neer te zetten.

Goed om te weten: als je de tentoonstelling wilt bezoeken, moet je vooraf een tijdslot reserveren op de website en moet je ongeveer 2,5 uur rekenen om alle diavoorstellingen van begin tot eind te bekijken.

Kunst / Expo binnenland

Tijdreis door het midden van de middeleeuwen

recensie: Het jaar 1000 - Rijksmuseum van Oudheden
Het jaar 1000 foto 02AWF / Fleur Schinning

De middeleeuwen stoffig? Die kennen we nu wel. De clichés over de primitieve, barbaarse en achterhaalde middeleeuwen worden gelukkig steeds vaker (en meer publiekelijk) weerlegd. Zo ook door het Rijksmuseum van Oudheden in haar nieuwe tentoonstelling Het jaar 1000.

De verbeelde tijdsperiode – van grofweg het jaar 900 tot 1100 – was juist een vormende tijd waarin grote veranderingen plaatsvonden die vormgaven aan een ‘Nederland’ zoals we dat nu nog kennen. Denk aan veranderingen in het landschap (landontginningen, dijkenbouw), in de bevolking (enorme groei) en bebouwing (bouw van kerken, burchten, steden). Met deze tentoonstelling wil het RMO ons meenemen in een tijdreis door het midden van de middeleeuwen om ons kennis te laten maken met de mensen van deze tijd en hun ideeën over de wereld.

Archeologie en meer

De tentoonstelling bestaat uit meer dan vierhonderd objecten. Het overgrote deel hiervan zijn archeologische vondsten van Nederlandse bodem uit de periode ca. 900-1100. We zien scheepshout, zwaarden, muntschatten, oude schaakstukken, gouden sieraden, een houten ladder uit een waterput en nog veel meer.

Naast archeologische objecten is er een schatkamer ingericht met relieken, het borstkruis van Sint-Servaas en oude drukken. En hoewel de meeste voorwerpen uit deze tentoonstelling uit andere Nederlandse collecties komen, heeft het RMO ook een aantal topstukken uit buitenlandse collecties in bruikleen gekregen: een tafeltje van ivoorsnijwerk met keizer Otto II (Castello Sforzesco, Milaan) en een prachtig astrolabium (Landesmuseum, Kassel).

De informatiebordjes bij de zalen en specifieke objecten zijn goed leesbaar, informatief en niet te lang. Wie nog uitgebreider in de geschiedenis van de objecten wil duiken, kan bij de ingang van de tentoonstelling een extra boekje pakken of de tentoonstellingscatalogus raadplegen.

Het einde der tijden

Een interessant focuspunt van de tentoonstelling is de millenniumwisseling en de verwachting van de middeleeuwers dat dit het einde van de wereld zou betekenen. Er werd geloofd in een duizendjarig koninkrijk op aarde, dat zou worden gevolgd door het Laatste Oordeel en de start van het Hemelse Koninkrijk. Schriftelijke bronnen laten zien dat mensen voortekens zagen in overstromingen, perioden van grote droogte, komeetverschijnselen en zonsverduisteringen. Uiteindelijk gebeurde er niets, een behoorlijke anticlimax voor de mensen die hadden gerekend op verlossing van het leven op aarde en de komst van het hemelse koninkrijk.

Educatief en interactief

Het jaar 1000 foto 06

Reconstructie van een middeleeuws houten bed (foto Loïs Mennens)

Het museum heeft echt uitgepakt met het educatieve programma en de interactiviteit binnen de tentoonstelling. Naast de twee educatieve routes voor kinderen is ook aan de objecten aandacht besteed; zo is er bijvoorbeeld een mozaïektafel waar je zelf patronen kunt ontwerpen. Voor wie aan den lijve wil ervaren hoe onze medemens in de middeleeuwen leefde, is er zelfs de mogelijkheid om in een reconstructie van een middeleeuws bed te gaan liggen!

Het toppunt van het interactieve gedeelte van de tentoonstelling is toch wel het levensgrote spel dat is ontworpen. Bezoekers die hier aan meedoen, moeten proberen om bij keizer Otto II en zijn keizerin Theophanu te komen door op hun plaats te rennen, springen, bukken en meer (denk aan een combinatie van een Mario-spelletje en Subway Surfer). Het spel is overigens ook toegankelijk voor rolstoelgebruikers.

Begeleidend programma

Naast de tentoonstelling in het museum zijn er nog vele andere mogelijkheden om dieper in het onderwerp te duiken. Zoals gezegd is er een tentoonstellingscatalogus, die rijk geïllustreerd is. Het is deels een traditioneel boek met objectbeschrijvingen, maar daarnaast bevat het ook veel interessante informatie die op een verhalende manier wordt verteld. Voor de geïnteresseerden is er een vierdelige podcastserie opgenomen, er zijn maandelijkse lezingen, kinderen kunnen tijdens de kerstvakantie deelnemen aan verschillende kinderactiviteiten en er wordt zelfs een middeleeuws schaaktoernooi georganiseerd!

Al met al een prachtige tentoonstelling die zeker de moeite waard is om te bezoeken. Allen naar Leiden!

Kunst / Expo binnenland

Woest aantrekkelijk en ongrijpbaar

recensie: Anselm Kiefer in Voorlinden

Kunst van Anselm Kiefer laat zich niet in een paar woorden vangen. Zijn monumentale oeuvre heeft een eigen beeldtaal en gelaagdheid waarin ruwe, onconventionele materialen en flarden Duitse geschiedenis, mythologie, poëzie en literatuur de kijker intrigeren en in het ongewisse laten. De door daglicht verlichte zalen van Voorlinden vormen het toneel voor de solotentoonstelling Bilderstreit, een selectie die veel nog niet eerder getoonde installaties, sculpturen, schilderijen en tekeningen omvat.  

‘Wat doet de kunstenaar? Hij legt verbanden. Hij knoopt onzichtbare draden tussen dingen. Hij duikt in de geschiedenis, of het nu de geschiedenis van de mensheid is, de geologische geschiedenis van de aarde of het begin en het einde van de zichtbare kosmos’, is een citaat van Anselm Kiefer (1945). Hij wil zijn creaties niet te veel duiden. De kunstenaar werd tijdens de Tweede Wereldoorlog geboren en speelde als kind tussen de ruïnes van het naoorlogse Duitsland. Van het steen dat hij tussen het puin vond bouwde hij huizen. Ook later is hij altijd blijven bouwen en afbreken, met aandacht voor datgene wat in de maatschappij onbesproken bleef. In Voorlinden kun je nu een grote selectie van zijn werk bekijken.

De rode draad

Anselm Kiefer, Wolfsbohne – für Paul Celan, 2020 | emulsie, olie, acryl, schellak en krijt op doek | Private collection | foto: Georges Poncet

Met het reusachtige doek Wolfsbohne – für Paul Celan (2020) toont Kiefer een ruïne met trappen, waarboven een fragment van Celan staat geschreven. Volgens hem is Celan de enige dichter die het naoorlogse Duitsland weet te duiden en daarmee is zijn dichtkunst een grote inspiratiebron voor Kiefer. De enorme loden boekenkast die in dezelfde ruimte staat, verbeeldt hoe zwaar de geschiedenis soms kan zijn. Anselm worstelt met de vraag: wie zou ik zijn geweest ten tijde van de Tweede Wereldoorlog? Deze confronterende reflectie werkt door in zijn rebelse en vaak ongrijpbare kunst. Ik geef geen antwoord op je vragen, schreeuwen de werken, terwijl ze de andere keer zacht fluisteren over het bestaan van fantasie en hoop in een taal vol van symbolische verwijzingen.

Strohalmen

In Der Morgenthau – Plan ziet de kritische beschouwer in een enorm goudkleurig tarweveld een terracotta slang op het zand. De link met listig is snel gelegd en dat is met goede reden. In 1944 werd namelijk het Morgenthau Plan opgezet door de Amerikaanse minister van Financiën. Duitsland moest worden gedemilitariseerd, gedeïndustrialiseerd en veranderd in akkerland. Kiefer ziet in dat dit Hitler juist ‘hielp’ doordat hij zo doorvechten kon rechtvaardigen; immers door dit plan zouden anders miljoenen Duitsers sterven van de honger. Het werk laat duidelijk zien hoe pastoraal en idealistisch het idee was, maar tegelijkertijd laat het gouddruipende koren de angst zien voor een naderende hongerdood en een duistere oorlogsrechtvaardiging.

Experimenteerdrift

Wie dicht op een canvas van Kiefer staat, ziet waarom hij een meester is in het experimenteren. Verschillende materialen en technieken zorgen voor een haast spectaculaire textuurbeleving. Hij steekt zijn werk in brand of bewerkt het met zuur, bouwt op en breekt af, continu zoekende. Lijnen, nummers, citaten en materialen zoals hout, lood, ijzer en stro markeren zijn composities die zowel op afstand als van dichtbij, en vanuit verschillende invalshoeken, mateloos fascineren. De nummers kunnen coördinaten zijn die verwijzen naar de ruimtevaart maar associëren ook met de getatoeëerde nummers uit de concentratiekampen. Dikke klodders verf, soms ingekrast of juist in een opeenstapeling van kleuren, herinneren aan het palet van Van Gogh zoals ook Kiefers grote landschappen en zonnebloemen dat doen. Anselm heeft op 17-jarige leeftijd de rit naar Arles afgelegd om letterlijk in de voetsporen van de meester te treden.

Beladen

Op de wanden van Voorlinden kom je het rafelige handschrift van Kiefer met regelmaat tegen. In zwart noteert hij de mysterieuze titels van zijn installaties. In Zaal 6 bevindt zich een overdaad aan vitrines met objecten, met daarachter grote wandvullende werken. De vitrines zitten bomvol verwijzingen en verhalen die vragen oproepen. De verhalen lopen ook in elkaar over. De titels verwijzen onder andere naar sprookjes, mythen, natuurfenomenen en opera’s. Door de veelheid ervan is de ruimte haast te beladen geworden voor de kijker. Achter glas valt een metershoge toren op, opgebouwd uit doorgeroeste rolstoelen. Even verderop zien we een serie zelfgemaakte fietsen als drager van verschillende materialen, een speels motief in Kiefer’s oeuvre. Ze zijn overgoten met symboliek en belichamen tegelijk de dynamiek van zijn kunstenaarschap dat voortdurend in beweging is

Ongrijpbaar

In het donker staat een levensgrote ‘kijkdoos’ opgesteld, Winterreise, 2015-2020, vernoemd naar de liederencyclus van Schubert. Het is een theaterdecor met een bos waarin een oud ziekenhuisbed, paddenstoelen en namen van Duitse componisten en romantische, veelal nationalistische, schrijvers figureren. Indirect is het een verwijzing naar hoe de nazi’s het werk van deze figuren uit de romantiek hebben gebruikt om hun politieke agenda deels te rechtvaardigen. Het kwade en het schone leven in en met ons, laat het decor zien. De paddenstoelen en schimmels lijken hier ook naar te verwijzen: alles heeft een connectie met elkaar. Het winterse schouwspel dat is neergezet, laat je met vragen en uiteenlopende gevoelens naar huis keren. Net als het creatieve proces van Kiefer is ook de beschouwing van zijn werk voortdurend in beweging. Het is juist deze ruimte voor persoonlijke interpretatie die Bilderstreit zo interessant maakt.

 

Naast een tentoonstelling draait er ook een film in de Nederlandse en Belgische bioscopen over Anselm Kiefer. De film ‘Anselm’ is een intiem portret van de kunstenaar gemaakt door de Duitse filmmaker Wim Wenders. Je leest er meer over in de betreffende recensie van 8WEEKLY.

Kunst / Expo binnenland

Vijf generaties in beeld

recensie: Brueghel: de familiereünie
z91_7884Jan-Kees Steenman

Je zou het eerste schilderij waar je op de tentoonstelling Brueghel: de familiereünie in Het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch op stuit, de ouverture tot de expositie kunnen noemen. Het is de Allegorie op de schilderkunst van Jan Brueghel de Jonge.

Je ziet Bijbelse en mythologische verhalen uitgebeeld, portretten, een hond en een poes, boeken, schilderijlijsten, gereedschap op de grond en een tafel met een boeket dat wordt nageschilderd en zóveel meer. Met een beetje fantasie zou je kunnen zeggen dat hier de matriarch van de familie, Mayken Verhulst, op de voorgrond bezig is. Met nog veel andere schilders op de achtergrond. De naam van Mayken was tot nu toe nagenoeg onbekend.
Hoe de vijf generaties zich allemaal tot elkaar verhouden, valt uit de stamboom op de wand naast het schilderij op te maken.

Mayken Verhulst

Behalve schilderes is Verhulst ook ‘boeckprinter’, heeft ze na de dood van haar man de leiding over diens drukkerij en waakt ze over de nalatenschap van verschillende Brueghels. Zo kan het gebeuren dat je sommige details bij latere generaties weer tegenkomt. Zoals een witte omslagdoek met banen gekleurde stof (een joodse gebedsmantel?). Maykens man Pieter Coecke van Aelst schildert dat doek op zijn Drieluik met kruisiging, maar je komt hem ook tegen op Volkstelling te Bethlehem van hun kleinzoon Pieter Brueghel de Jonge.

Er is trouwens een hele zaal waarin originele schilderijen hangen naast wat navolgers ervan hebben gemaakt. En er is een zaal met schilderijen van Pieter Brueghel de Oude in de stijl van Jheronimus Bosch. Er hangt een vergrootglas naast, om details goed te kunnen bekijken. Verderop is een zaaltekst met een aanbeveling dat je, terwijl je naar het werk aan het kijken bent, je oog misschien kan laten vallen op ‘de verschuivingen in kleur, stijl en materialen’.
Dat is vaak duidelijk genoeg; zo is een schilderij uit het atelier van Pieter Brueghel de Jonge aanzienlijk fletser van kleur. Maar de details op de originele De boerenadvocaat zijn kostelijk. Ze doen qua humor zelfs een beetje denken aan de veel latere afbeeldingen van Marius van Dokkum. Dat is niet vreemd, want bij de Brueghels gaan het hogere en het aardse vaak samen …

Het hogere en het aardse

z91_8287

Zaaloverzicht met kunstkabinetten in de tentoonstelling ‘Brueghel: de familiereunie’, © Jan-Kees Steenman

… of ze nemen soms zelfs elkaars plaats in. Een mooi voorbeeld is de onlangs gerestaureerde Bloemenguirlande met de Heilige Familie en musicerende engel van Anna Maria Janssens, de vrouw van Jan Brueghel de Jonge. De plaats van Maria wordt later op een soortgelijk schilderij van Abraham Brueghel, zoon van Maria en Jan, ingenomen door een man; het humanisme vierde al geruime tijd hoogtij en met Abraham zijn we inmiddels zelfs al in de barok aangekomen.

De invloed van het humanisme blijkt ook uit de verzamelwoede die naar voren komt in de kabinetten uit het Antwerpen van de zeventiende eeuw. Met bloemen, insecten, schelpen, schilderijen, muziekinstrumenten en wat al niet meer. Het museum heeft er enkele nagebouwd. Helaas zijn er geen toelichtingen bij van wát er allemaal valt te zien, maar misschien is dat weer te detaillistisch.

Minder fijn komen in ieder geval de soundscapes met muziek over. Onder meer met een boertige dans van Tielman Susato, inclusief omgevingsgeluiden. De klank overheerst namelijk nogal en daar zijn echt andere oplossingen voor, zoals een geluidsdouche, waarbij het geluid wordt geconcentreerd op de plaats waar een bezoeker eronder gaat staan.

Dit zijn kleine, en wellicht persoonlijke kanttekeningen bij een meer dan geslaagde tentoonstelling. Want ik geef het je te doen: vijf generaties Brueghels in beeld brengen! In Den Bosch is het gelukt.

afb3
Kunst / Expo binnenland

Waar Britse royals en punk samenkomen

recensie: Royals & Rebels - British Fashion
afb3

Staan ze recht tegenover elkaar of hebben ze toch meer met elkaar gemeen dan gedacht? De tentoonstelling over Britse mode in Kunstmuseum Den Haag brengt in ieder geval de kleding van de Royals en de Rebels een stukje dichter naar elkaar toe.

WESTWOOD

Vivienne Westwood, voorjaar/zomer 2010 © Peter Stigter

Bij binnenkomst waan je je in een achttiende-eeuws interieur van misschien wel het Britse koningshuis, maar door de speakers klinken onder andere de Sex Pistols met ‘God Save The Queen’. Een groter contrast bestaat er bijna niet. De kostuums die hier worden getoond zijn daarnaast ook niet alledaags voor de Britse royals. De mannequins zijn namelijk gehuld in kleding van de iconische punk modeontwerpster Vivienne Westwood. Zij overleed vlak voor het einde van afgelopen jaar, maar heeft nog steeds een grote invloed op het hedendaagse modebeeld. ‘Bovendien is punk, in de huidige maatschappelijk onrustige tijden, weer springlevend’, wordt er geschreven in de inleidende tekst; is dit ook in de tentoonstelling terug te zien?

Liefde voor de Britten

Voor liefhebbers van het Britse koningshuis schiet de expositie zeker niet tekort. Zo zijn er een aantal stukken van prinses Diana te zien. Zoals een remake van de veelbesproken trui met het zwarte schaap en een zijden cocktailjurk met borduursel van zilverdraad die speciaal voor haar ontworpen werd. Diana werd gezien als stijlicoon, maar ze gebruikte haar outfits ook zeker om een statement te maken. Denk aan de schapentrui waarvan werd gedacht dat ze hiermee duidelijk wilde maken zich het ‘zwarte schaap’ van de koninklijke familie te voelen. ‘Zij was Royal, zij was Rebel en haar garderobe blijft tot de verbeelding spreken.’ Zoals in de zaaltekst wordt omschreven waren haar outfits een belangrijk onderdeel van haar identiteit.

De invloed van mannen(mode)

Hoewel mannenmode in modetentoonstellingen over het algemeen onderbelicht blijft, is er hier relatief veel aandacht voor. Zo had de Britse mannenmode een grote invloed op vrouwenkleding in de negentiende eeuw.

De tentoonstelling doet denken aan de succesvolle expositie Fashioning Masculinities: The Art of Menswear die vorig jaar in het Londense Victoria & Albert Museum te zien was. Hier speelde de Britse popartiest Harry Styles – die met zijn kledingkeuzes de hokjes tussen mannen- en vrouwenkleding probeert te doorbreken – een bijrol.

Ook in het Kunstmuseum hoor je medebezoekers praten over de invloed van Harry Styles met zijn parelkettingen en gelakte nagels, terwijl er hier geen outfit van hem te zien is. Hij is uiteraard niet de eerste en enige man die zich buiten de gebaande paden waagt, maar wel een groot voorbeeld vandaag de dag, waardoor grenzen steeds meer vervagen en meer uitgesproken menswear normaler wordt.

Samenkomst van werelden

afb2

Katherine Hamnett, T-shirt ‘Cancel Brexit’ (2018) en broek (ca. 1980-1990); T-shirt ‘We are all prostitutes’, ca. 1982/1983, Kunstmuseum Den Haag.
© Alice de Groot

De rijke Britse royals met hun statige kostuums tegenover de punkscene waarin met kleding statements worden gemaakt over maatschappelijke kwesties, zoals de Brexit. Twee werelden die ver uit elkaar lijken te liggen, maar uit deze tentoonstelling blijkt niets minder waar te zijn. Zo haalde Vivienne Westwood inspiratie uit kostuums gedragen door de royals en gaf ze deze een rebelse twist. Maar ook een jongere generatie ontwerpers, zoals de Schotse Charles Jeffrey Loverboy, die in zijn genderneutrale creaties de rebelse Schotse ruit terug laat komen, is te zien. Hierin komen Britse historie en rebellie samen. Het toont ook dat punk vandaag de dag nog springlevend is.

Kunst / Expo binnenland

Omzien in schaamte

recensie: Roofkunst - 10 verhalen, in Mauritshuis Den Haag

Er is al een tijdje veel te doen over roofkunst. Schatten die in het verleden zonder blikken of blozen werden ingepikt, worden nu vaak met uitvoerige excuses teruggegeven aan de rechtmatige eigenaars. Het Mauritshuis maakt deze historische realiteit virtueel toegankelijk.

‘Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars’, schreef George Orwell op 4 februari 1944 in The Tribune. In zijn tijd overwon gelukkig de goede, humane kant. Maar de overwinnaars zijn ook maar al te vaak schurken geweest, veroveraars, moordenaars, verkrachters, plunderaars. Geschiedenis is vaak geschreven door de rovers, daar kun je niet omheen, zeker niet in musea.

De expositie over roofkunst in het Mauritshuis is bescheiden van omvang, maar de tien verhalen die er verteld worden, belichten veel facetten van dit actuele thema. Van De trofee die Napoleon meenam uit Berlijn tot De echo’s van een Britse ‘strafexpeditie’ in Benin. Van De overblijfselen van nazimisdaden tot De toekomst van het kanon van Kandy, in Ceylon buitgemaakt door Nederlandse VOC-troepen. De verhalen geven je samen een caleidoscopisch beeld van West-Europese roofzucht en de huidige dialoog over eigendomsrechten. De tentoonstelling is georganiseerd in samenwerking met drie Berlijnse musea en de Stiftung Humboldt Forum im Berliner Schloss.

Beleving met behulp van VR

VR (in headset) – Quadriga op de Brandenburger Tor, beeld Jongsma + O’Neill

Alle verhalen zijn opgebouwd rond gestolen kunstvoorwerpen. Het meest tot de verbeelding spreken de drie waarbij je een VR-bril krijgt opgezet en zelf in een historisch decor wordt opgenomen. Daar sta je opeens, bovenop de Brandenburger Tor. Links naast je de fameuze koperen strijdwagen, onder je het plein waar de Franse cavalerie zich verzamelt achter de bekende generaal met zijn tweekantige steek en witte paard. Zo mooi dat je bijna vergeet wat het heikele onderwerp van deze tentoonstelling ook alweer is. Het verhaal draait om het paardenvierspan dat in 1806 door de Fransen als trofee wordt meegenomen. Het beeld keert overigens in 1814 weer terug naar Berlijn.

Of neem het laatste VR-verhaal. In een klein tempelcomplex op Bali beleef je de gevolgen van een Nederlandse ‘expeditie’ die daar in 1849 wordt ondernomen. Op de grond voor je een paar roerloze lichamen van Balinezen; verderop het geluid en geflits van geweervuur; vanuit het niets opeens een vlucht opgeschrokken vleermuizen … En tenslotte de stilte. De kris van een plaatselijke strijder belandt via een verzamelaar in een Duits museum.

Het is duidelijk dat VR ongekende mogelijkheden biedt, ook voor geschiedenisfans. De expositie in het Mauritshuis speelt hier kundig op in. Dankzij de video-installaties en digitale technieken van kunstenaarsduo Jongsma + O’Neill sta je letterlijk oog in oog met het verleden. Dat is wel een wow-ervaring.

Betrokkenheid van het museum

Het Mauritshuis is op verschillende manieren zelf betrokken bij het onderwerp roofkunst. Een paar van de getoonde voorwerpen zijn of waren eigen bezit en maken deel uit van het grote verhaal. Daarnaast is de geschiedenis van het museum nauw verweven met onderwerpen als slavernij en kolonialisme, zo valt te lezen. De bouwer van het oorspronkelijke Mauritshuis – dat in 1704 vrijwel geheel door brand werd verwoest – was Johan Maurits van Nassau-Siegen, gouverneur van de kolonie Nederlands-Brazilië in de jaren 1636-1644. Niet alleen handelde hij persoonlijk in tot slaaf gemaakten, maar bovendien nam hij bij zijn terugkeer talloze kunstvoorwerpen mee naar Den Haag.

In de collectie van het huidige museum bevinden zich ook veel stukken die geroofd zijn geweest door Franse revolutionairen of nazi’s. Een zelfportret van Rembrandt, door Hitler opgeborgen in een Oostenrijkse zoutmijn en bedoeld voor het megalomane Führermuseum dat hij ooit wilde realiseren, kon gelukkig na de oorlog worden teruggegeven aan de familie Rathenau. In 1947 verkochten zij het aan het Mauritshuis, waar het nu een prominent (VR-)onderdeel van de expositie is.

De gedachtevorming over roofkunst is zeker nog niet helemaal uitgekristalliseerd, er zijn vaak nog complexe vragen te beantwoorden. Wie zijn precies de rechtmatige eigenaars of hun erfgenamen? Zijn die nog wel te traceren? Moet alle geroofde kunst worden teruggevraagd en teruggegeven? Of zijn er soms ook redenen om dat niet te doen? Het Mauritshuis pikt die vragen op en mengt zich met een kleine, maar vaak verrassende tentoonstelling in de discussie.

 

Het Mauritshuis organiseert op 16 en 17 november een internationaal symposium over roofkunst. Tijdens dit symposium staan de drie periodes die behandeld worden in de tentoonstelling centraal: koloniale roofkunst, napoleontische roofkunst en naziroofkunst.