Tag Archief van: cultuur

Matthew Wong, The Kingdom, 2017.
Kunst / Expo binnenland

Matthew Wong: een onvervuld verlangen

recensie: Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort - Van Gogh Museum
Matthew Wong, The Kingdom, 2017.

Matthew Wong kampte met mentale problemen en zag kunst als zijn laatste redmiddel. Door te kijken naar Van Gogh en andere meesters leerde hij zichzelf schilderen. De roem die rap volgde stilde niet zijn verlangen naar geluk en hij stapte veel te vroeg uit het leven. Zijn indrukwekkende nalatenschap kun je in het Van Gogh Museum ontdekken.

Matthew Wong

Matthew Wong. Foto: Matthew Wong Foundation c/o Pictoright Amsterdam 2023.

De eerste Europese overzichtstentoonstelling van de Chinees-Canadese kunstenaar Matthew Wong (1984-2019) onthult een kleurrijk en krachtig oeuvre, dat tegelijk melancholisch en ontroerend is. Hij kampte met psychische problemen door depressies, autisme en het syndroom van Gilles de la Tourette. Wong zag de schilderkunst als een last resort om te overleven en om betekenis en erkenning in het leven te vinden. Hij maakte zich het vak eigen door werk van grote Europese en Amerikaanse meesters uitvoerig te bestuderen. Als een spons nam hij alles wat hij zag in zich op, en onder invloed van Vincent Van Gogh, Henri Matisse, Gustave Klimt, Yayoi Kusama, Willem de Kooning, Joan Mitchell, Jonas Wood en anderen ontwikkelde hij een geheel eigen stijl. Ook vond hij inspiratie in de traditionele Chinese kunst. Een gemeenschap van gelijkgestemden kon via Facebook zijn razendsnelle ontwikkeling tot internationaal kunstenaar stap voor stap volgen.

Verwantschap

Met Van Gogh had Matthew zowel artistiek als persoonlijk een connectie. Beiden begonnen als autodidact pas op 27-jarige leeftijd met schilderen. Hun carrières waren stormachtig en kort, want door depressie zagen ze geen andere uitweg dan zelfdoding. Ook hun intuïtieve, kleurrijke kunst vertoont bizar veel parallellen; in het Van Gogh Museum hoef je maar te kijken naar de penseelstreken van The Kingdom uit 2017, om te zien door wie Matthew het meest werd geïnspireerd.

Toch biedt de door conservator Joost van der Hoeven samengestelde tentoonstelling slechts af en toe gelegenheid hun werken naast elkaar te zien, en daar wordt Wong recht mee gedaan. Zijn imaginaire wereld is vol van schoonheid en diepgang waardoor deze ook zonder een vergelijking met Van Gogh veel indruk maakt en ontroert.

Een eigen weg

Matthew Wong, A Walk Through Primordial Garden, 2018.

Matthew Wong, A Walk Through Primordial Garden, 2018. Foto: Matthew Wong Foundation c/o Pictoright Amsterdam 2023.

Wongs sterke verbeeldingskracht is goed te zien in A Walk Through Primordial Garden uit 2018, waarin een eenzame figuur over een slingerend pad wandelt. Het landschap is warm en uitbundig van kleur, maar er gaat ook verdriet achter schuil. Wong portretteerde zichzelf vaker op deze wijze. Een veelvoorkomend thema was saudade: gevoelens van verlangen, nostalgie en melancholie naar een plek, iets of iemand die niet meer bestaat.

See You on the Other Side (2019) verbeeldt een figuur aan de rand van een groot wit landschap. Als toeschouwer kijk je over zijn schouder mee naar een huis aan de overkant dat onbereikbaar lijkt. Hierdoor voel je zowel het isolement als het verlangen om aan de andere kant te komen.

Melancholie

Een groot verschil met Van Gogh is dat Wong het succes van zijn werk wel heeft kunnen ervaren. Hij was angstig en onzeker, maar bezat desondanks over genoeg zelfvertrouwen om eigen tentoonstellingen te organiseren. Met zijn moeder bezocht hij galeriehouders in Amerika, die net als belangrijke kunstcritici zijn buitengewone talent zagen. Vanuit zijn huis in Edmonton, Canada, schilderde Wong soms wel zes werken op een dag en musea en verzamelaars legden miljoenen neer voor deze creaties.

Erkenning en waardering brachten hem kortstondig geluk, maar niet de gewenste rust in zijn hoofd. De tragiek van de kwetsbare kunstenaar kun je voelen in emotioneel geladen kunstwerken zoals End of the Day uit 2019, uit zijn latere ‘blauwe periode’. Matthews ouders schonken het in 2023 aan het Metropolitan Museum of Art. Vergeet niet op de bovenste etage van het museum het mystieke Path to the Sea uit 2019 te bekijken in de daarvoor speciaal ingerichte stilteruimte. Een mooier eerbetoon aan Matthew Wong is er bijna niet te bedenken.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum, foto: Michael Floor.

Matthew Wong, The Kingdom, 2017.
Kunst / Expo binnenland

Matthew Wong: een onvervuld verlangen

recensie: Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort - Van Gogh Museum
Matthew Wong, The Kingdom, 2017.

Matthew Wong kampte met mentale problemen en zag kunst als zijn laatste redmiddel. Door te kijken naar Van Gogh en andere meesters leerde hij zichzelf schilderen. De roem die rap volgde stilde niet zijn verlangen naar geluk en hij stapte veel te vroeg uit het leven. Zijn indrukwekkende nalatenschap kun je in het Van Gogh Museum ontdekken.

Matthew Wong

Matthew Wong. Foto: Matthew Wong Foundation c/o Pictoright Amsterdam 2023.

De eerste Europese overzichtstentoonstelling van de Chinees-Canadese kunstenaar Matthew Wong (1984-2019) onthult een kleurrijk en krachtig oeuvre, dat tegelijk melancholisch en ontroerend is. Hij kampte met psychische problemen door depressies, autisme en het syndroom van Gilles de la Tourette. Wong zag de schilderkunst als een last resort om te overleven en om betekenis en erkenning in het leven te vinden. Hij maakte zich het vak eigen door werk van grote Europese en Amerikaanse meesters uitvoerig te bestuderen. Als een spons nam hij alles wat hij zag in zich op, en onder invloed van Vincent Van Gogh, Henri Matisse, Gustave Klimt, Yayoi Kusama, Willem de Kooning, Joan Mitchell, Jonas Wood en anderen ontwikkelde hij een geheel eigen stijl. Ook vond hij inspiratie in de traditionele Chinese kunst. Een gemeenschap van gelijkgestemden kon via Facebook zijn razendsnelle ontwikkeling tot internationaal kunstenaar stap voor stap volgen.

Verwantschap

Met Van Gogh had Matthew zowel artistiek als persoonlijk een connectie. Beiden begonnen als autodidact pas op 27-jarige leeftijd met schilderen. Hun carrières waren stormachtig en kort, want door depressie zagen ze geen andere uitweg dan zelfdoding. Ook hun intuïtieve, kleurrijke kunst vertoont bizar veel parallellen; in het Van Gogh Museum hoef je maar te kijken naar de penseelstreken van The Kingdom uit 2017, om te zien door wie Matthew het meest werd geïnspireerd.

Toch biedt de door conservator Joost van der Hoeven samengestelde tentoonstelling slechts af en toe gelegenheid hun werken naast elkaar te zien, en daar wordt Wong recht mee gedaan. Zijn imaginaire wereld is vol van schoonheid en diepgang waardoor deze ook zonder een vergelijking met Van Gogh veel indruk maakt en ontroert.

Een eigen weg

Matthew Wong, A Walk Through Primordial Garden, 2018.

Matthew Wong, A Walk Through Primordial Garden, 2018. Foto: Matthew Wong Foundation c/o Pictoright Amsterdam 2023.

Wongs sterke verbeeldingskracht is goed te zien in A Walk Through Primordial Garden uit 2018, waarin een eenzame figuur over een slingerend pad wandelt. Het landschap is warm en uitbundig van kleur, maar er gaat ook verdriet achter schuil. Wong portretteerde zichzelf vaker op deze wijze. Een veelvoorkomend thema was saudade: gevoelens van verlangen, nostalgie en melancholie naar een plek, iets of iemand die niet meer bestaat.

See You on the Other Side (2019) verbeeldt een figuur aan de rand van een groot wit landschap. Als toeschouwer kijk je over zijn schouder mee naar een huis aan de overkant dat onbereikbaar lijkt. Hierdoor voel je zowel het isolement als het verlangen om aan de andere kant te komen.

Melancholie

Een groot verschil met Van Gogh is dat Wong het succes van zijn werk wel heeft kunnen ervaren. Hij was angstig en onzeker, maar bezat desondanks over genoeg zelfvertrouwen om eigen tentoonstellingen te organiseren. Met zijn moeder bezocht hij galeriehouders in Amerika, die net als belangrijke kunstcritici zijn buitengewone talent zagen. Vanuit zijn huis in Edmonton, Canada, schilderde Wong soms wel zes werken op een dag en musea en verzamelaars legden miljoenen neer voor deze creaties.

Erkenning en waardering brachten hem kortstondig geluk, maar niet de gewenste rust in zijn hoofd. De tragiek van de kwetsbare kunstenaar kun je voelen in emotioneel geladen kunstwerken zoals End of the Day uit 2019, uit zijn latere ‘blauwe periode’. Matthews ouders schonken het in 2023 aan het Metropolitan Museum of Art. Vergeet niet op de bovenste etage van het museum het mystieke Path to the Sea uit 2019 te bekijken in de daarvoor speciaal ingerichte stilteruimte. Een mooier eerbetoon aan Matthew Wong is er bijna niet te bedenken.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum, foto: Michael Floor.

Film / Films

De meester van Japanse animatie levert wederom een bijzondere film

recensie: The Boy and the Heron - Hayao Miyazaki
Recensie: The Boy and the HeronFilmdepot

Een film die zonder enige aankondiging van release twee weken lang op de eerste plaats staat in de Japanse Box-Office. Hier moet iets wel heel speciaals aan de hand zijn. Hayao Miyazaki levert op 82-jarige leeftijd een bijzonder (laatste?) werk af: The Boy and the Heron.

Miyazaki zou eigenlijk al in 2013, na zijn semi-autobiografische film The Wind Rises, met pensioen gaan. Toch lukt het hem maar niet, en dat is eigenlijk maar goed ook, want zijn nieuwste film The Boy and the Heron laat zien dat er nog veel onontdekte werelden in zijn geest zitten.

De nieuwste film werd in juli 2023 in Japan uitgebracht zonder grootschalige bekendmaking. De filmposter was een simpele tekening van een reiger. Er waren geen beelden, trailers of marketingcampagnes. Desondanks was de film een fenomenaal succes. Nu, zeven maanden later, is hij dan eindelijk te zien in Europese theaters. Het is echter moeilijk om er even blind in te gaan als bij de Japanse release: trailers draaien al weken voorafgaand aan de release en overal duiken synopsissen en beelden op van de nieuwe film. Door bewust te kiezen voor een stille release toont Miyazaki aan hoe verslaafd we eigenlijk zijn aan deze synopsissen, trailers en ook recensies. We weten al exact waar we naar gaan kijken voor de film begint, met als gevolg dat een film zijn verrassingselement verliest.

Het eerste geluid in de film, het luchtalarm, situeert direct de tijdsgeest: de Tweede Wereldoorlog. Het jonge hoofdpersonage Mahito Mako verliest zijn moeder door een brand in het ziekenhuis waar ze opgenomen is. Twee jaar na haar dood verhuist Mahito naar de woning van zijn tante, die ondertussen getrouwd is met zijn vader en in verwachting is. Mahito is een stille, teruggetrokken jongen, die niet veel praat of zijn gevoelens blootgeeft. Het wordt snel duidelijk dat de dood van zijn moeder nog altijd als groot trauma in het hoofd van de jongen huist. In de woning van zijn tante, gelegen in de prachtige natuur van Japan, wordt Mahito lastiggevallen door een pratende reiger die het op hem gemunt heeft. Deze pratende reiger is pas het begin van Mahito’s bizarre reis naar een andere wereld.

Ongelofelijk mooie animaties in een onduidelijk narratief

Dat Studio Ghibli films aflevert die een spektakel zijn voor het oog is algemeen bekend. De werelden worden gekenmerkt door een extreem gevoel voor detail, heerlijk eten, schattige wezens, parallelle werelden en ontmoetingen met vreemde en bijzondere figuren. De opening van The Boy and the Heron is echter van een heel ander kaliber. Waar Studio Ghibli zaken vaak curieus maar luchtig houdt, is het eerste gedeelte van deze film ronduit duister te noemen. Mahito’s moeder gaat letterlijk in vlammen op en terwijl hij naar het ziekenhuis rent om haar nog proberen te redden, moet hij door een zee van mensen die zelf al haast tot lijken zijn vergaan. Ook de raspende, schelle stem en de bizarre animatie van de reiger (waar een vreemd wezen in zit, die af en toe in zijn bek verschijnt en dan weer ingeslikt wordt) zorgen voor rillingen over de rug. De filmanimatie is zonder twijfel een tour de force, maar zeer macaber.

Recensie: The Boy and the Heron - Hayao Miyazaki

Bijzondere personages in een prachtig gedetailleerde animatie in The Boy and the Heron, 2023 Studio Ghibli

Zoals het meer films van Miyazaki betaamt, is een duidelijke verhaalstructuur in een evenmatig tempo jammer genoeg ver te zoeken. Zodra Mahito de andere wereld betreedt, komt de film met een noodstop tot stilstand en duurt het lang voor deze het tempo weer oppakt. We vallen van de ene wonderbaarlijke scène in de andere en hoewel deze ervaringen bijdragen aan Mahito’s emotionele volwassenwording, lijkt niks direct bij te dragen aan de reden dat hij in de andere wereld is. Met een film van iets meer dan twee uur is het dus een lange opeenvolging van gebeurtenissen die op het eerste gezicht niet direct te plaatsen zijn in de voortgang van het verhaal.

Toch hoeft de narratieve ongeregeldheid geen probleem te geven. Waar Miyazaki namelijk ongelofelijk goed in is, is het overbrengen van een bepaalde vibe in een film. Het is moeilijk deze unieke emotie die zijn films oproept exact te vertalen. Maar het is veelal het warme gevoel van geromantiseerde nostalgie naar kinderlijke verwondering, van fantasie verpakt in extreem realisme. Ook The Boy and the Heron brengt dit gevoel over. Mede hierdoor wordt Miyazaki als ware auteur gezien, naast andere legendarische auteur-regisseurs zoals Hitchcock, Godard en Pasolini.

The End?

Op het internet wordt gespeculeerd dat The Boy and the Heron een autobiografisch verhaal is over Miyazaki zelf, die zich zorgen maakt om de toekomst van Studio Ghibli. Als maker van zijn eigen animatiewereld moet hij het stokje overdragen aan een opvolger, maar hij is onzeker of er wel een geschikte opvolger zal zijn. Het is een interessante interpretatie die de film, die al bol staat van symbolisme, nog een extra laag geeft. Of Miyazaki de film ook echt zo bedoeld heeft, is maar de vraag. Het is in ieder geval een prachtig werk om een succesvolle carrière mee af te sluiten.

Film
special: Camera Japan Festival Rotterdam 21 t/m 24 september 2023

Een middag in Japan

Bij de woorden ‘Japanse cinema’ zal bij veel mensen het genre ‘anime’ als eerste te binnen schieten. Maar Japanse cinema is zoveel meer dan enkel dit genre. Het Camera Japan Festival bewijst dit en biedt de kans Japanse parels te ontdekken. Met een liefde voor Japanse cultuur presenteert de 18e editie van het festival een vol programma met voor ieder wat wils.

foto: Romy Struik

Een coming-of-age drama, een snoeiharde horrorfilm of een feelgood drag roadmovie; het filmprogramma is mooi uitgebalanceerd. Er zijn niet alleen shorts, documentaires, animes en Q&A’s maar ook specials, een filmbrunch en films met live muziek. Met zo’n enthousiaste programmering is een grote venue dan ook noodzakelijk. Bioscoop Lanterenvenster is al jaren de locatie voor het festival in Rotterdam en ook deze editie weer leuk aangekleed in Japanse stijl. Tickets koop je onder de torii, de karakteristieke rode boog. Er is ook een kleine Japanse woonkamer waar je plaats kan nemen voor een leuke foto, inclusief Studio Ghibli gimmicks. Dit alles zorgt voor een uiterst gezellige sfeer.

Een kleine greep uit de programmering

Polan (door Kota Nakamura) gaat over een ouderlijk stel dat tijdens de coronapandemie noodgedwongen hun fysieke antieke boekenwinkel moet sluiten. De film toont hiermee een verhaal dat zich niet alleen in deze boekenwinkel in Japan afspeelt maar wereldwijd de realiteit is voor heel veel kleine ondernemingen. Dit in combinatie met de zichtbare passie voor boeken en de wijze levenslessen van de integere eigenaar van de winkel, Kyosuke, maakt het tot een documentaire die de toeschouwer aangrijpt en niet onberoerd laat.

Suncream and Windchimes (door Eiichi Takahashi) is dan weer heel andere koek. Een surrealistische film over wantrouwen en paranoia waarin personage Hajime zo overtuigd raakt van het idee dat hij zijn vrouw in vreemde kleding op straat heeft gezien dat hij camera’s in heel zijn woning ophangt, met alle gevolgen van dien. Door het coole acteerwerk en de schaarste aan dialoog is het moeilijk te begrijpen wat Hajime voelt of denkt, waardoor zijn handelingen nogal arbitrair lijken. Zo achtervolgt hij de dame die hij aanziet voor zijn vrouw zonder echt de moeite te doen om te ontdekken of ze het nu wel of niet is. De personages lijken zo van elkaar vervreemd dat er twijfel ontstaat of ze überhaupt registreren wat de ander tegen ze zegt. Gestelde vragen worden niet beantwoord en conversaties lijken in het niets op te lossen of nergens naar toe te gaan. Dit maakt het een ambitieuze debuutfilm die net niet helemaal goed genoeg in elkaar steekt om het surrealisme op overtuigende wijze over te brengen.

De anime Macross Plus (door Shinichirō Watanabe) wint de harten van het publiek door de opmerkelijke up-beat soundtrack in combinatie met fantastisch geanimeerde sequenties. Hoewel de sci-fi klassieker al in 1995 uitkwam is hij door het thema AI (en de gevaren die hierin schuilen) nog altijd opmerkelijk modern. Het voor anime typerende overdreven stemacteerwerk en de soms wat afgezaagde one-liners brengen bijna 30 jaar na dato een zekere onbedoelde humor met zich mee.

Meer dan alleen film

Hoewel de focus van het cultuurfestival op de Japanse film ligt, is er niet alleen veel te zien maar zeker ook veel te doen. Kinderen kunnen meedoen aan de ‘kids day’ waar allerlei leuke knutselactiviteiten en spelletjes te doen zijn. Aansluitend zijn er voor het jongste publiek een aantal korte Japanse films geprogrammeerd. Op donderdagavond is er voor de volwassenen een origami workshop, op zaterdagavond een whiskey proeverij en op zondagochtend een workshop maki-e (een traditionele Japanse lakdecoratietechniek waarbij afbeeldingen en patronen op specifieke voorwerpen worden getekend). Samen met de uitgebreide filmprogrammering weet het festival op deze manier iedere doelgroep aan te spreken.

In de Taiyaki zit een vulling, traditioneel zoete rodebonen pasta maar tegenwoordig ook custardcrème, chocola of zelfs kaas

Wie na afloop van activiteit of film zijn of haar smaakpapillen op de proef wil stellen is aan het juiste adres: in Lantarenvenster is een erg leuke markt waar je authentiek Japans eten koopt, veelal ter plekke vers bereid. Sushi, Taiyaki (gevulde wafels in de vorm van een vis), Sake maar ook snoepgoed zijn volop beschikbaar. Tijdens het middaguur hangt er een heerlijke lucht in Lantarenvenster door de lunch, bestaande uit Japanse lekkernijen, die wordt geserveerd in het restaurant.

Het festival bevat door al deze activiteiten een educatief aspect. De twee fotoreeksen Becoming a Geisha door Paul van der Veer en Commute Rush door Aoyaga Mitsuhi dragen hier ook aan bij. Van der Veer kreeg namelijk toegang tot het geishahuis Hanafusa waar hij de kans kreeg om de afstudeerceremonie van trainee Kikuya te fotograferen, waarna zij een volwaardig geisha zal zijn. Dit wordt maar zelden vastgelegd door buitenstaanders en is daarom extra bijzonder. De foto’s worden vergezeld van teksten die meer uitleg bieden over de rituelen. Samen schetsen ze een beeld van een wonderlijk beroep dat bestaat uit dag in dag uit hard studeren en werken. Mitsuhi’s fotoreeks heeft het dagelijks reizen in de grote Japanse steden als uitgangspunt. De foto’s zijn energiek en dynamisch, exact zoals de grote Japanse steden.

In plaats van de focus op het populaire of stereotyperende te leggen is het duidelijk dat balans het uitgangspunt is op het cultuurfestival. Wie gefascineerd is door de Japanse cultuur moet dus zeker een volgend festival bezoeken. Maar ook wanneer het enkel een kleine nieuwsgierigheid naar het onbekende betreft, is het Camera Japan Festival een goed begin om meer te leren over deze bijzondere en veelzijdige cultuur.

Bekijk hier de aftermovie van de 18e editie.

 

Muziek / Concert

London Calling is een roep om muzikaal indie & punk avontuur

recensie: Festivalverslag: London Calling in Paradiso Amsterdam
Bibian Bingen

Als er een festival is waar je onbekende punk en indie bands uit het buitenland kunt ontdekken, dan is het London Calling. Tweejaarlijks wordt Paradiso omgetoverd tot een smeltkroes aan talent, veelal uit Engeland, Amerika, en Australië. Slechts voor de ingewijden van post-punk en aanverwante genres zal een korte blik op de line-up voor herkenning zorgen. Maar voor herkenning moet je niet bij dit festival zijn. Het bezoeken van London Calling is een kans om elk uur een presentje uit te pakken in de vorm van een korte auditieve trip. De spanning zit hem in het aangaan van het onbekende. Zoals Forrest Gump ooit al treffend zei: ‘Life is like a box of chocolates, you’ll never know what you’re gonna get’.

Pootje badend het festival in

Kate Davis en band mogen het festival aftrappen. Tijdens het wachten scharrelt de half lege zaal nog wat onrustig heen en weer, en babbelt wat met elkaar. De meeste bezoekers komen net uit hun werk en moeten nog even op een andere golflengte komen. Kate Davis komt op met band en zet in. De band zoekt naar een houding en het publiek evenzeer. Na een tijdje is de schroom er vanaf en kunnen we mee in een ingetogen indierock ervaring vol melodieuze zang en passende harmonieën. Dit fenomeen herhaalt zich in de Grote Zaal bij de folkrock van Sylvie. De zaal is hier ook nog halfvol, en de focus van het publiek is nog tam. Sylvie schotelt desondanks een dromerig pallet voor dat zachtjes heen en weer doet wiegen. Het doet denken aan een mengeling van de seventies, Pink Floyd en George Harrison. All things must pass, dus applaus en door.

Australische surfpunk

Langzaam begint Paradiso vol te stromen en dat is maar goed ook, want the Grogans spelen een mengeling van rokerige blues, punk en surfrock die enkel gepast is bij een stomende zaal. Deze drie jongens spelen zo te horen al jaren samen, want regelmatig klikt het in elkaar als de raders van een uurwerk. De nummers zijn qua songwriting nog van wisselende kwaliteit, soms is het te vlak en simpel. Maar het vermoeden rijst dat hier een act in de Kleine Zaal staat die over enkele jaren grote zomerfestivals kan platspelen. Ze besluiten de set met een garagerock knaller die in vorm en inhoud doet denken aan Buddy Holly’s ‘Oh Boy’. Zodoende bewijst rock ’n roll zich weer tijdloos.

Licht en ontwapenend

In de Grote Zaal aangekomen zien we Hamish Hawk aan het werk met een indierock geluid dat hier en daar refereert aan de jaren 80. Hamish zijn laatste album Angel Numbers heeft stormachtige internationale recensies gekregen, dus het doet benieuwen wat er live gaat gebeuren.

Hamish wordt bijgestaan door een drietal muzikanten die zich vooral dienend naar hun frontman opstellen. Hamish oogt zelf in zijn fysiek jong. Hij dartelt, springt en huppelt over het podium als een kalf dat na een lange winter eindelijk de wei in mag. Hij heeft de performatieve intensiteit van Samuel T Herring, bekend als frontman van de synthpop band Future Islands. Het oogt eigen en oprecht. Zijn diepe bariton geeft een fijn contrast met het lichtvoetige werk. Het is enthousiasmerend, en ontwapenend. Wel mag hij zijn energie de volgende keer de hele zaal in projecteren. In zijn performance richt hij zich vooral op de eerste staande rijen.

Mentaal opfrismoment

Iedereen die bekend is met Paradiso weet dat de Kleine Zaal van een andere orde is dan de Grote Zaal. Het gebeurt dus ook regelmatig dat je bot vangt als je te laat naar de Kleine Zaal vertrekt, die dan al uitpuilt. Maar even bijkomen van alle muzikale prikkels is geen slecht plan. Er moet opgefrist worden voor er weer auditief op het gemoed gebeukt kan worden, want sommige acts sproeien emoties het publiek in alsof ze auditieve Jackson Pollocks zijn. Dan is een wit canvas op zijn plaats. Dus enkele frisse ademteugen vóór op de stoep zijn, naast bier en de pompoen curry die geserveerd werd in de Grote Zaal, de noodzakelijke benzine voor een dag London Calling.

Duistere gothsferen

In de Grote Zaal belandt het publiek vervolgens in een unheimische sfeer die ergens tussen gothic, dystopisch en emo valt. Heartworms krijst, schreeuwt, hijgt en fluistert, en geeft haar lichaam alle ruimte om die boodschap te versterken. Haar band is solide, en vervult diens rol zonder in clichématige partijen te verzanden. Daardoor blijft het geheel spannend. Wanneer Heartworms tegen het einde aan op de grond krioelt rent een fotografe vooraan als een bezetene eropaf om enkele foto’s te schieten. Tevreden en opgelucht laat het meisje de foto zien aan een omstander, want zo een plaatje vang je wellicht één keer op een dag.

Heartworms is bijna klaar met haar set, en tussen een nummer door geeft ze aan hoe blij ze is hier te mogen spelen en gooit ze een merchandise-tasje de zaal in. De vrolijke manier waarop ze dat doet is lichtelijk vervreemdend en in groot contrast met de duistere sfeer die zonet nog benauwend over de zaal hing. Het zij haar vergeven, want met haar ogenschijnlijk jonge leeftijd laat ze zien al een volwassen compositiebeheersing en podium presence te bezitten.

Woeste doch kwetsbare hooligan

Wat krijg je als je hooligans – die de  cursus ‘kwetsbaarheid voor gevorderden’ succesvol hebben doorlopen – een boel instrumenten in de handen duwt? Het stomende vijftal Vlure natuurlijk. Vlure brengt een mengeling van techno en postpunk die lijkt op een boze hulk versie van Faithless.  Dit collectief opgepompte muzikanten loopt als gorilla’s op hun naakte borst te trommelen en ontbloot grommend hun tanden. Deze bende aan Schotse hipsters – de heerlijke rollende tongval verraadt dat – oogt agressief zonder ons van zich te vervreemden. Ze schreeuwen over kwetsbaarheid, en kermen over pijn en verlies. Zodoende komen ze nader tot ons. Paradiso is een kerk, en het is fijn als we dan een prediker zien die het woord van liefde verkondigd, niet door te zingen, maar door als een gewonde hond te blaffen.

Een muzikaal dans duet

De dienst zit erop. Ik snel me naar de Kleine Zaal voor Cumgirl8. Maar ik ben murw gebeukt door het vele geweld dat ik deze dag gezien heb en neem niks meer op. Dat is de verdienste van een dag London Calling: je krijgt veel voor je kiezen en het meeste is bepaald niet lichtzinnig. Op herkenning kun je geen moment leunen. Je krijgt voortdurend nieuwe prikkels op je afgevuurd, nieuwe ideeën te verwerken, en nieuwe geluiden om op te bezinnen. Het festival vraagt wat van je. Dat is een noodzakelijke afwisseling in deze tijd van instant gratificaties die de streamingdiensten, Spotify-playlisten en radiozenders op ons bordje plempen. Het kijken naar al die veelal prille bands is geen vermaak: het is een dans. De bands begeleiden, en het publiek moet meebewegen, anders gebeurt er niks. Gelukkig is het publiek op veel fronten bereidwillig omdat ze voelen dat het een teameffort is. Moet er gemoshed worden? Dan doen we dat. Even uithijgen? Natuurlijk. Je wilt crowdsurfen? Kom maar op dan. Punk was nog nooit zo gebroederlijk.

Muziek / Concert

Jazzfestival met hoog niveau

recensie: Transition Jazz Festival 2023 - Tivoli Vredenburg
Alfa Mist op het Transition Jazz Festival 2023Jeroen Hoenselaar

Het Transition Jazz Festival in TivoliVredenburg was een goed ijkpunt voor wie ertoe doen op hedendaags jazzgebied. Er waren jonge en vernieuwende geluiden te horen en er waren veel namen uit de Britse jazz aanwezig. Ook de New Yorkse avant-garde was present en natuurlijk was er veel Nederlands talent. Door het hoge niveau van de artiesten was de keuzestress tussen de verschillende optredens enorm. Gelukkig was het heerlijk struinen zonder de vervelende drukte die de grotere broer North Sea Jazz vaak wel heeft.

Het was in de middag al prima binnenkomen in de entreehal waar op de RaboStage de hele dag nieuwe en vooruitstrevende initiatieven te horen waren. Op het podium was toegankelijke jazz te horen met invloeden van hiphop, soul en elektronische muziek, zoals de bands Dishwasher_ en WAAN. Vanaf daar nam je de roltrappen naar de bovenste verdiepingen met de meeste zaaltjes en het gezellige ontmoetingsplein met deejays en versnaperingen. Op tijd komen bij de concerten was af en toe nodig, anders stond je achteraan tegen hoofden aan te kijken of om een hoekje te loeren, maar dat is vaak festivaleigen.

UK jazz

Er komt veel goeds uit het Verenigd Koninkrijk, want de eilanders waren goed vertegenwoordig op het festival. Mammal Hands zette met hun minimale bezetting van piano, saxofoon en drums een sterke performance neer. Met invloeden van elektronica, spirituele jazz en soefi-trance – in Steve Reich-achtige pulsaties en opzwepende melodieën. Bij een ander optreden was het spel van leadzanger en gitarist Oscar Jerome op zijn blonde jazzgitaar à la George Benson zeer te roemen. Wel was alles wat hij met zijn stem voortbracht gedoopt in zoetigheid en daar moet je wel van houden, ondanks hier en daar wat maatschappijkritiek in zijn teksten. De bandleiders Alfa Mist en DoomCannon lieten beiden een hoog niveau horen: allebei progressieve jazz met hiphop en soulinvloeden in aparte maatsoorten. En zeer noemenswaardig was het podiumbeest Nubya Garcia met haar geweldige saxofoonsolo’s en invloeden vanuit de Caraïben; misschien wel de meest gepassioneerde solist van het hele festival.

Eclectisch

Jazz verandert mee met de tijd, iets wat duidelijk waarneembaar was op Transition. Er waren veel invloeden van andere muziekstromingen te horen. Funk, hiphop en de elektronische muziek kwamen geregeld terug. Zoals bij Sungrazer, de groep die een brug probeert te slaan tussen de internetcultuur en jazz. Een uitgedachte performance met vaak popachtige riedeltjes, waar ze, net als op het internet, de interactie met het publiek aangingen. Ze vroegen nog net niet om het optreden te liken en op het belicoontje te klikken. Ook ECHT! zit in hetzelfde eclectische genre, alleen neigen zij meer naar electro en dance. Hun performance had zo een dj-set kunnen zijn, met de muur aan geluid en visuals die ze voortbrachten, maar waarbij wel alles live ingespeeld werd. Beide bands interessant, maar niet geheel overtuigend.

Avant-garde

In de luie stoelen van de Hertz zaal werd de New-Yorkse avant-garde gerepresenteerd in de persoon van Anna Webber met het Trondheim Orchestra. Een orkest met ongebruikelijke instrumenten of instrumentcombinaties voor het jazzgenre, bijvoorbeeld twee tuba’s, een accordeon en twee contrabassen. Webber wilde overduidelijk een verhaal vertellen, waarin ze wisselde tussen chaos en structuur en waarin het af en toe leek op soundscapes voor filmmuziek. Het ongetrainde oor zou hierbij echter snel afhaken. Mette Rasmussen, de saxofonist van het Trondheim Orchestra met de ritmische saxofoonschreeuw kwam ook terug bij een andere avant-garde show van die avond, in misschien wel het hoogtepunt van het festival: Deadeye. Het trio met organist Kit Downes, drummer Jonas Burgwinkel en gitarist Reinier Baas brachten complexe en stevige muziekstukken ten gehore die deden denken aan de bands The Ploctones of The Bad Plus; heerlijk gecompliceerde stukken die dropen van plezier en virtuositeit.

Het Utrechtse Transition was een festival waar je uitgedaagd werd om te luisteren, waar het soms uit de bocht fladderde met een valse noot, maar waar dit nootje snel weer verdronk in de enorme zee aan tonen. Een zee waarin je gemakkelijk verdwaalde, maar toch altijd weer veilig terugkwam bij de onvermijdelijke grondtoon. Een waar plezier voor het oor: we kunnen niet wachten tot volgend jaar!

Muziek / Concert

Theaterspel in concertvorm

recensie: Neveldieren door Spinvis & Saartje Van Camp
Doris Konings

Neveldieren is de naam van de voorstelling waarmee Spinvis samen met de Vlaamse Saartje Van Camp langs de Nederlandse theaters toert. Een show vol teksten en liedjes. Veel van de liedjes komen van zijn jongste album 7.6.9.6.. Spinvis is altijd een beetje vreemd, maar voor de fan, liefhebber heel lekker.

Wie denkt naar een concert te gaan komt er al snel achter dat Neveldieren meer aanschurkt tegen een theatervoorstelling met heel veel muziek. Eigenlijk is het een theaterspel in concertvorm. Visueel weet Spinvis de bezoeker te verbazen, te verwarren en mee te nemen in zijn fantasiewereld vol teksten en klanken die soms weerstand en vaak allerlei gevoelens oproept.

Schimmenspel

Het podium is bij aanvang van de show verdeeld in twee ruimtes naast elkaar die afgeschermd zijn met vitrage waarachter meerdere verlichte ogen een schouwspel toveren op de gordijnen. Als de lichten doven begint de muziek te spelen en ontwaren we langzaam een verlichte gestalte die we aan zijn stem en spel herkennen als Spinvis. Eerst zien we hem duidelijk op zijn rug en al spelend draait hij zich om, nog altijd achter het gordijn, en is zijn gestalte inclusief gitaar een schimmenspel op de gordijnen. Later in de show zullen we zien dat dit vaker wordt toegepast om zo een bijzondere sfeer aan een liedje te geven.

We ontwaren langzaam achter het tweede gordijn ook de klanken van een cello waar we natuurlijk Saartje Van Camp zien verschijnen. Uiteraard blijven de gordijnen niet gesloten en treden de artiesten tijdens de eerste liedjes langzaam in het licht voor een tweede set gordijnen die al snel videobeelden gaan weergeven die de liedjes ondersteunen. Zo zien we korenvelden als Spinvis daarover zingt. Of roeiboten als er gezongen wordt over het zijn in een boot.

Beiden muzikanten/artiesten zijn geheel gekleed in het wit om het contrast met de plaatjes te benadrukken.

Aan elkaar gewaagd

De samenwerking tussen Saartje Van Camp en Spinvis voelt als twee gelijkgestemde geesten die elkaar gevonden hebben. De soms absurdistische draaiingen in teksten die we al vele jaren kennen van Spinvis uit zijn twintig jaar durende carrière lijken op het lijf geschreven van deze Vlaamse muzikante. Van Camp speelt afwisselend cello, toetsen en mondorgel. Tevens laat ze met grote regelmaat haar stem klinken in woorden en zang. We hoorden haar eerder op het laatste studioalbum van Spinvis 7.6.9.6 dat werd opgenomen ten tijde van de coronapandemie en in boekvorm met cd verscheen. Een boek vol beelden uit het leven van Spinvis zonder samenhang, zonder verhaal en zonder paginanummer. Echt iets wat je van deze artiest kan en mag verwachten.

Of Van Camp en Spinvis nu samen optrekken in fijne zang, akoestisch gitaarspel en fijne cello klanken of in tergende klanken van een cello vol dissonanten en een elektrische gitaar die jankt omdat hij met een stok bewerkt wordt, ze zijn aan elkaar gewaagd. Deze laatste situatie horen en zien we tijdens een gloedvolle uitvoering van ‘Een kindje van god’ waarin Peter en Eva figureren. Saartje Van Camp en Spinvis trekken het hele concert samen op en zetten een bijzondere en onderhoudende show neer. Meermaals kruipt Spinvis achter de drumkit terwijl Van Camp de ene keer de toetsen laat klinken en dan weer de cello bespeelt terwijl ze samen zingen. Het is een totaal andere beleving dan Spinvis solo met al zijn instrumenten om zich heen.

Verwondering en schoonheid

Muziek die het hart sneller doet kloppen in verwondering en bewondering. Dat is wat Neveldieren met het publiek doet. Een publiek dat overigens zeer divers van leeftijd en (soms kunstzinnige) uitdossing is. Een breed scala aan liefhebbers dat past bij het brede talent van de twee kunstenaars en muzikanten.

Als afronding van de show krijgen we nog twee toegiften op verzoeken vanuit het publiek. Zo is het enige vrolijke liedje van de show ‘Wespen op de appeltaart’ ons deel. Hierbij wordt Van Camp door Spinvis aan het giechelen gemaakt zodat de start van de uitvoering even door een spontaan lachende zangeres een aantal herstarten kent. Dit geeft een fijne ontspannen sfeer die afstraalt van het podium.

Daarna geeft Spinvis nog wat uitleg over de show en bedankt hij het publiek voor het komen. Hij benadrukt dat de show veel te danken heeft aan de technicus, zonder hem was het niet zoals wij dat mochten zien en ervaren.

Het applaus na de show is hartverwarmend en laat iedereen met een voldaan gevoel nog even napraten onder genot van een drankje dat klaar staat in de foyer.

Ga deze voorstelling zien als je houdt van een beetje vreemd maar wel heel lekker, zoals Spinvis altijd klinkt. De duoshow loopt eerst tot eind mei van dit jaar en is nog in veel theaters in Nederland en België te zien. Vanaf september gaat hij dan weer verder, tot in januari 2024.

Boeken / Non-fictie

It takes two to tango

recensie: Israël aan de Tiber – Leonard Rutgers
1024px-Arch_of_Titus_MenorahWikimedia Commons

Leonard Rutgers, hoogleraar Antieke Cultuur aan de Universiteit Utrecht, begint zijn boek over joodse catacomben in Rome met de ontdekking ervan door Antonio Bosio (1602). Hij was, schrijft Rutgers, een kind van zijn tijd. ‘Net als iedereen.’ Ook Rutgers is dat in de accenten die hij legt. Fascinerend om te lezen.

1024px-Interno_con_particolare

© Wikimedia Commons

Bosio leefde in een tijd waarin de verhouding tussen joden en christenen op scherp stond, Rutgers leeft in een tijd van dialoog en aandacht voor integratie en identiteit. Hij stapt in de jaren tachtig van de vorige eeuw in, toen hij in Rome ging studeren.

De focus lag op de vraag ‘Hoe de joodse en vroegchristelijke catacomben van Rome zich tot elkaar verhielden’. Lang verhaal kort: de kunstzinnige elementen waren evenzeer met elkaar verweven als het dagelijks leven zelf, met als opvallende bezienswaardigheid de overal voorkomende menora, de zevenarmige kandelaar. Er was bijvoorbeeld een schilderstijl van fresco’s maken, de zogenaamde rood-groene lijnen, die zowel in joodse, heidense als vroegchristelijke catacomben werd toegepast.

Prachtige illustraties

In het boek zijn zeer veel prachtige voorbeelden (kleurenfoto’s) van dergelijke fresco’s opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om fresco’s in de Vigna Randanini-catacomben zonder joodse iconografie, maar volledig in de Romeinse stijl van die tijd en wellicht ook door Romeinse kunstenaars gemaakt. De conclusie die Rutgers trekt, is verrassend: ‘De joden in het oude Rome (…) wisten heel goed wat ze deden. Bij hen was er sprake van een hele ontspannen manier van omgaan met de grotere wereld waarin zij leefden. Juist omdat ze zeker waren van hun eigen joodse identiteit, konden zij de omringende niet-joodse wereld vol vertrouwen tegemoet treden.’

Dat vertrouwen is er niet altijd geweest, weten we al vanaf het begin van het boek. Ook verderop wordt er melding gemaakt van joodse slaven en krijgsgevangenen die in Rome terecht kwamen in de tijd van een generaal als Titus (66-73). De nadruk wordt in dit boek echter niet hier op gelegd, eerder op wat de catacomben ons aan rijkdommen overlieten. Overigens zouden hier en daar wat meer jaartallen of een tijdtafel de lezer behulpzaam kunnen zijn geweest, zoals er wel een Verklarende woordenlijst achterin is opgenomen alsmede een thematisch geordende, selecte bibliografie van begrijpelijkerwijs maar helaas alleen Engelstalige literatuur.

Brede context

Daar staat tegenover dat er veel context wordt gegeven met betrekking tot het joodse denken in het algemeen en dat in Rome in het bijzonder. Bijvoorbeeld over het geloof in al dan niet een leven na de dood, maar ook over iets heel anders als de methode van koolstofdatering waardoor de catacomben niet alleen ouder bleken te zijn dan gedacht, maar ook nog eens langer in gebruik waren, tot in de vijfde eeuw en mogelijk zelfs de vroege zesde eeuw na Christus aan toe.

Wat opvalt, is Rutgers’ enorme kennis van zaken. Niet alleen van archeologie en antieke oudheid, maar ook van het jodendom. Ook valt zijn voorzichtige, wetenschappelijk verantwoorde benadering te prijzen waarin hij zich verre houdt van gissingen en suggesties die mogelijkerwijs op de loer kunnen liggen.
Bovendien heeft Rutgers ook nog eens een fijne pen, zodat zijn boek voor elke geïnteresseerde lezer toegankelijk is. Of die nu is geïnteresseerd in archeologie, antieke oudheid, Rome en/of het jodendom.

Alleen moeten we nu niet denken, dat er voor het eerst over joodse catacomben is geschreven. Ja, wel zo uitvoerig en met veel uniek fotomateriaal als in dit boek, maar Sam Wagenaar deed het al beknopt in zijn boek De joden van Rome (1978). Het verschil is ook, dat Rutgers enerzijds afwijkt ‘van diens traditionele diasporatheorie (…) van een gemeenschap die in den vreemde haar dagen in maatschappelijk isolement en ellende doorbracht’ en anderzijds een nuancering aanbrengt in het beeld dat de vroege christenen alleen maar strijdlustig waren en tegen de joden gericht om hun gelijk te halen dat hun geloof het joodse zou hebben vervangen; er was wel degelijk sprake van acculturatie, waarbij beide groepen elementen van elkaar overnamen. Hoe actueel wil je het hebben!

Theater / Voorstelling

Het geheim achter het raadsel George Soros

recensie: The Making of Soros the Musical - mugmetdegoudentand
Scènefoto The Making of Soros the MusicalNichon Glerum

Of je nou vriend of vijand bent van het Hongaars-Amerikaanse financiële mirakel George Soros, niemand kan een pink krijgen achter wie deze gesloten man nou eigenlijk echt is. Theatergezelschap Mugmetdegoudentand doet een poging het raadsel te doorgronden in de even charmante als rommelige The Making of Soros the Musical.

De speelvloer heeft nog het meeste weg van een kringloopwinkel, met kapotte fauteuils en afgetrapte vloerkleden. En dat is ook de bedoeling: de theatermakers zijn nog volop bezig met het in elkaar zetten van een musical. We treffen ze aan op het moment dat George Soros, het onderwerp van de musical, komt binnenlopen. Hij komt controleren wat er wordt gedaan met de één miljoen dollar die hij heeft gestopt in dit project, in de veronderstelling dat dit een vriendelijk verhaal zal worden over hem, zijn politieke missie en zijn goedgevigheid.

Scènefoto The Making of Soros the Musical

Van speculant tot filantroop

George Soros (Boedapest, 1930) is een Joodse Amerikaan van Hongaarse komaf. Hij maakte zijn onwaarschijnlijke fortuin -dat wordt geschat op 6 tot 7 miljard- in de tweede helft van de twintigste eeuw door behendig te speculeren met geld; vooral met dat van The Bank of England, om precies te zijn. En door allerlei andere financiële kansen precies op het goede moment te zien. Vervolgens ging in zijn hoofd de knop om, en veranderende hij van nietsontziende speculant in empathische filantroop: Soros geeft enorme bedragen weg aan goede doelen. Zijn ideaal is het kapitalisme de nek om te draaien.
Hij heeft echter aan beide uitersten van het politieke spectrum vijanden: rechts haat hem, omdat hij mensen met veel geld pootje probeert te haken. Links wantrouwt hem, omdat het knap vreemd is dat iemand die zo veel geld heeft verdiend door kapitalistisch handelen, nu opeens het licht zou hebben gezien en de wereld wil redden.

The Making of

In The Making of Soros The Musical proberen regisseur (Lineke Rijxman) en acteur (Jasper Stoop) een verhaal te maken waarin de ‘echte’ drijfveren en persoonlijke achtergrond van de filantroop duidelijk worden. Soros zelf (Vincent van der Valk) wil zijn persoonlijke verhaal niet zien; hij wil dat alleen zijn politieke boodschap in zang, dans en sketches zal worden verwoord: ‘dood aan het kapitalisme’, kort gezegd. Hij heeft betaald voor deze productie, de makers moeten de voorstelling neerzetten zoals hij die voor ogen heeft.

Helder en eerlijk

Wat volgt is een lang en rommelig geheel, waarin op alle mogelijke manieren wordt geprobeerd een helder en eerlijk beeld te schetsen van de mens George Soros. Heel even verschijnt de man ook zelf in beeld, wanneer een Amerikaans interview met hem wordt geprojecteerd op een schermpje. In dat gesprek reageert de harde zakenman stamelend op vragen over zijn Joodse jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog in genazificeerd Hongarije.

Tussen het verhaal van Soros door, passeren de meest uiteenlopende (levens-)vragen de revue. Vragen over ieders identiteit, over ik en de ander, over inclusiviteit – zelfs over het leven in een door toeristen en partyboten overspoeld Amsterdam. De acteurs wisselen van personage, worden nu en dan zichzelf, of de ander. De handeling wordt geregeld onderbroken door dansjes en liedjes, veelal geleend uit andere musicals.

Scènefoto The Making of Soros the Musical

Hart

Daarmee is The Making of Soros The Musical niet bepaald een well made play, maar een rommeltje; maar wel een buitengewoon sympathiek en charmant rommeltje. Mugmetdegoudentand is een groep die het hart op de juiste plaats heeft, die maatschappelijk recht en onrecht graag mag bespreken. Ze gebruiken deze voorstelling dan ook om het eens te hebben over het noodzakelijk einde van het kapitalisme, omdat de samenleving er niet alleen slechter van wordt, maar er ook aan ten onder gaat. “Het kapitalisme wordt begraven”, aldus Soros.

IJzersterk is de scène waarin Vincent van der Valk als Soros in een razendsnel en vlijmscherp betoog uiteenzet hoe hij de -uit gebakken lucht bestaande- Bank of England onderuit heeft gehaald.
Hoogtepunt van de voorstelling is de finale, waarin Lineke Rijxman -zelf Joods- het kantelpunt in Soros’ leven verbeeldt. Ze zet de veertienjarige Joodse jongen in Hongarije neer, die moet toezien hoe zijn vader door de Nazi’s wordt gedwongen de bezittingen van weggevoerde mede-Joden te stelen, louter om zichzelf en zijn zoon de gang naar het concentratiekamp te besparen. De boodschap: als je je afvraagt hoe George Soros is geworden tot wie hij is: hier heb je je antwoord.

Stoppen

Mugmetdegoudentand heeft aangekondigd na 38 jaar theatermaken als groep te gaan stoppen. The Making of Soros the Musical is de laatste voorstelling die het collectief maakt. De leden van de groep gaan steeds meer hun eigen weg; en de financiële nekslag die corona heeft betekend, maakt voortgang en voldoen aan hun eigen kwaliteitseisen niet echt mogelijk. Het stoppen is wel oprecht jammer, zeker wanneer ze met deze maffe en hilarische musical opnieuw laten zien hoe belangrijk hun boodschap is en hoe verfrissend hun visie op theater is.

Muziek / Concert

Impressie en expressie

recensie: Recensie: NTR Zaterdagmatinee 25 februari 2023
Portret Eric WhitacreMarc Royce

Het schijnt dat je óf een bewonderaar bent van zijn muziek, óf er niets mee hebt. Maar kan het ook zo zijn, dat je er dubbel over bent? Ja – dat kan.

De bewonderaars van de composities van Eric Whitacre (1970) – want over hem gaat het – lopen weg met bijvoorbeeld diens ‘Sing gently’, dat afgelopen zaterdag als toegift werd gezongen door het Groot Omroepkoor onder leiding van de componist. In coronatijd werd het opgenomen door Eric Whitacre’s Virtual Choir:

De tegenstanders vinden zijn muziek te eenvoudig, te zoet en sentimenteel, maar The Sacred Veil (2018) voor koor, cello en piano dat voorafgaand aan deze toegift de Nederlandse première beleefde, heeft van beide wat. Je zou zelfs kunnen zeggen, dat het door de compositie zelf is ingegeven.

The Sacred Veil

Het twaalfdelige, een uur durende werk gaat over leven en dood. Over de rollercoaster waarin Whitacre’s vriend en schrijver Charles Anthony Silvestri en diens met kanker gediagnostiseerde, zwangere vrouw Julia Lawrence Silvestri en hun kinderen terechtkomen. Én over het thuis komen, dat wil zeggen de eeuwige rust na de dood.
De titel van het stuk slaat op de sluier tussen twee werelden, leven en dood. Whitacre noemde het in zijn inleidende praatje overigens ‘energy’, wat een andere, meer new age-achtige kleur aan het geheel geeft.

Die heilige sluier, dat thuiskomen, die eeuwige rust en energie staan voor de zoete kant van het werk. Nog benadrukt door een korte sopraansolo van Varvara Tishina die zich tegen het eind losmaakt uit het koor en er als een ziel of een engel hoog bovenuit zweeft.
De minder zoete en sentimentele kant van het stuk ligt in de rusten (‘In weary gratitude, they stand’) die voor het stokken van de adem staan, in de kakofonie ook van het deel waarin de arts de definitieve uitslag bekend maakt en in kleine, dissonante passages die zinsneden laten schrijnen (‘It’s so soft and clean!’).
De minder zoete kant uit zich verder in tegenstellingen die naar voren komen in de tekst (‘You rise; I fall’) en afwijkingen daarbinnen die je niet verwacht: ‘Child of mourning / child of night’ in plaats van ‘child of morning’.

Misschien kun je in dit verband met de Nederlandse componist JacobTV (1951) spreken van ‘peperen met suiker’, in het geval van Whitacre extra benadrukt door de piano en cello die dan weer wat in de schaduw van de koorpartijen treden, een kabbelende onderlaag spelen of een echo geven van het thematisch materiaal (‘I am here’ van ‘I’m afraid’ in het hart van de compositie).
Alles bij elkaar intrigerend en prachtig uitgevoerd door het Groot Omroepkoor en de twee instrumentalisten: Quirine Viersen (cello) en Nicolas van Poucke (piano).

Toek Numan: 3 Haiku

Voorafgaand aan dit werk zingt het Groot Omroepkoor (ingestudeerd door Martina Batič) en met twee andere instrumentalisten (Ellen Versney, harp en Esther Doornink, marimba) 3 Haiku (2013) van de Nederlandse componist Toek Numan (1971).

In lange, vloeiende lijnen, met verglijdende samenklanken zingt het koor een Engelse vertaling van de tekst van Matsuo Bashō, omstrengeld door het spel van de twee instrumentalisten.

Waar Whitacre de luisteraar volgens het programmaboekje bij dit concert meeneemt op een ‘emotionele reis’, nam Numan de luisteraar mee ‘op de stroom van zijn eigen associaties, gevoelens en gedachten’. Een subtiel verschil, maar wel degelijk een verschil: de expressie van leven en dood en de impressie van de schoonheid van het leven en de natuur. Allebei de composities krijgen een groot onthaal. Naast mij zit iemand die na de tweede Haiku uit Numans compositie zegt: ‘Prachtig’ en na Whitacre een traantje wegpinkt.
Whitacre loopt met verende, haast dansende tred de trap op en af, zijn halflange haar op en neer wapperend, zoals je van een klassieke rockstar kunt verwachten.

Theater / Voorstelling

Het boeiende leven van een legendarische danser

recensie: Recensie: première Nureyev - Jan Kooijman
Jan Kooijman danst in NureyevAnnemieke van der Togt

Geboren in een rijdende trein, achterna gezeten door de KGB en uiteindelijk gevlucht van de beknellende Sovjet-Unie naar het vrije Frankrijk: het leven van danser Rudolf Nureyev (1938-1993) klinkt als een spannende roman. Niet gek dat hij onderwerp was van boeken, documentaires en een film. In Nureyev brengt Jan Kooijman de legendarische danser tot leven in het theater.

De meeste mensen zullen Jan Kooijman kennen als presentator van programma’s als So You Think You Can Dance, Dance Dance Dance en Hij, Zij, Hen. Als acteur verkreeg hij naamsbekendheid in GTST en verscheen hij in films als Verliefd op Ibiza en Hartenstraat. Voor zijn overstap naar televisie en film was hij jarenlang actief als danser bij het Scapino Ballet. In Nureyev gaat hij terug naar zijn roots als danser en keert hij terug in het theater in deze serieuze en complexe rol. Hierbij wordt hij vergezeld door de twee jonge dansers Kiran Gezels en Nehanda Péguillan.

Een bijzondere repetitie

In het stuk zien we Nureyev op 54-jarige leeftijd werken aan zijn zwanenzang: het choreograferen van een nieuwe versie van het ballet La Bayadère voor de Opéra in Parijs. Hij lijdt al enkele jaren aan AIDS en zijn gezondheid wordt steeds zwakker. Hij onderbreekt tijdens een woede-uitbarsting de repetitie en stuurt het gezelschap weg, alleen de hoofdrolspelers dienen te blijven. Hij vertelt over het beroemde ballet, over de verboden liefde tussen strijder Solor en tempeldanseres Nikiya. Hij sommeert de dansers om meer te voelen tijdens het dansen, in plaats van alles alleen perfect uit te voeren.

Jan Kooijman acteert in Nureyev

Een fascinerende levensgeschiedenis

Nureyev begint vervolgens snel te vertellen over zijn bijzondere leven. Van het moment dat hij verliefd werd op het ballet tijdens een bezoek aan een voorstelling van Song of the Cranes tot het intense verzet tegen zijn ziekte. Vanaf het begin van de voorstelling wordt verwezen naar het meest bepalende moment in zijn leven: zijn vlucht naar Frankrijk. Nureyev is in Parijs voor optredens met het Mariinsky Ballet en wordt continu gevolgd door de KGB. Hij moet terug naar de Sovjet-Unie, maar weigert. In een steriele witte ruimte neemt hij het besluit om asiel aan te vragen in Frankrijk, waarna een indrukwekkende balletcarrière in het Westen van start gaat bij onder andere The Royal Ballet. Hij dompelt zich al snel onder in een losbandig leven vol feesten, maar komt altijd terug bij zijn grote liefde, de Deense danser Erik Bruhn.

Knap uitgevoerde monoloog mist soms diepgang

Kooijman levert een zeer knappe prestatie door de 80 minuten durende monoloog foutloos voor te dragen. Hij laveert overtuigend tussen de gefrustreerde, zieke man en het jonge feestbeest. Zelfs dialogen weet hij in zijn eentje levendig te maken voor de toeschouwer. Kooijman heeft echter soms moeite om het opvliegende en narcistische karakter van Nureyev geloofwaardig neer te zetten. De tekst van Allard Blom is daarbij niet altijd even ondersteunend. De focus ligt vooral op een beschrijving van gebeurtenissen en feiten en minder op de emoties en de beleefwereld van Nureyev. Hierdoor heb je niet het gevoel dat je de danser écht leert kennen tijdens deze voorstelling.

Jan Kooijman danst in Nureyev

Mooie combinatie van theater en dans

De voorstelling heeft voldoende vaart en blijft boeien. Wanneer de monoloog langdradig begint te worden, wordt dit afgewisseld door danssegmenten uitgevoerd door Gezels en Péguillan. De choreografie is in handen van Rinus Sprong, een oude bekende van Kooijman uit de tijd van So You Think You Can Dance. Een klassieke choreografie gaat naadloos over in een modernere dans wanneer Péguillan haar spitzen uittrekt. De dansers hebben tijdens de voorstelling geen tekst. Hierdoor fungeren zij als een blank canvas op wie verschillende personages worden geprojecteerd, zoals de dansers van La Bayadère, geliefde Erik Bruhn en vriendin en collega-danser Margot Fonteyn. Kooijman voegt zich sporadisch tussen de dansers, maar voert geen ingewikkelde choreografieën uit. Een goede keuze, aangezien het geloofwaardig ‘nadoen’ van een grootse danser als Rudolf Nureyev wel erg veel uitdaging met zich meebrengt.

Aanrader voor de liefhebber

Nureyev is zonder twijfel een zeer een originele en vernieuwende Nederlandse productie en is een aanrader voor liefhebbers van theater en dans. De monoloog legt veel nadruk op de feitelijke levensloop van de danser, waardoor het geheel soms wat oppervlakkig blijft. Desalniettemin blijft de voorstelling boeien door het vermengen van een monoloog met dansfragmenten. De toeschouwer wordt meegenomen door een indrukwekkende levensgeschiedenis van een van de beste dansers uit de 20ste eeuw én het mooie verhaal van het ballet La Bayadère.