Tag Archief van: landscape

Film / Films

Nachtmerrie in de Duitse Alpen

recensie: Cuckoo – Tilman Singer

In het weekend van 22 juni stond bioscoop LAB111 in Amsterdam in het teken van de genrefilm met Club Imagine, georganiseerd door het Imagine Filmfestival als voorproefje voor het officiële festival in oktober. Ditmaal stond Cuckoo in de spotlight, de nieuwe horrorfilm van regisseur Tilman Singer.

Onder het vaandel van studio’s als A24 en NEON, waarbij NEON ook deze film heeft geproduceerd, is er een nieuwe golf van horrorfilms ontstaan. Er werd afscheid genomen van extreme gore of jumpscares en er kwam meer aandacht voor het creëren van een onheilspellende sfeer en langzame opbouw om zo het genre te ‘verheven’ van de B-film status. Voorbeelden hiervan zijn Hereditary (2018) en The Witch (2015), die thema’s zoals rouw en schuld naadloos verweven met beangstigende beelden in een arthousestijl. Tilman Singer combineert met Cuckoo het beste van twee werelden door te breken met de moderne conventies en terug te grijpen naar klassiekers van het genre. In plaats van realisme omarmt hij de surrealistische kant van horror; gevuld met bizarre ideeën, excentrieke personages en een vergezocht plot.

Broeiende duisternis

Het verhaal begint met een bekende opzet binnen het genre: een afgelegen locatie waar mensen zich eigenaardig gedragen, doordrenkt met een duister geheim dat langzaam onthuld wordt door een buitenstaander. De buitenstaander is de 17-jarige Gretchen (Hunter Schafer), die na het overlijden van haar moeder met tegenzin moet verblijven in de Alpen in Duitsland. Haar vader woont hier met zijn nieuwe gezin inclusief haar doofstomme halfzusje in het resort van Herr König (Dan Stevens), die Gretchen hartelijk welkom heet in de prachtige Beierse bergen. Ondanks de schoonheid van het landschap broeit er echter iets duisters onder het oppervlak. Gretchen krijgt bloederige visioenen, gasten komen brakend aan bij de receptie en er klinken mysterieuze schreeuwen, echoënd door de nacht.

Om vernieuwend te zijn binnen deze formule is een uitdaging, mede omdat we dit soort films al in zoveel vormen en smaken hebben gezien. Cuckoo haalt inspiratie uit dezelfde bronnen als klassiekers zoals Invasion of the Body Snatchers (1956), The Shining (1980), en het recentere Get Out (2017), maar onderscheidt zich door een overvloed aan visuele motieven en obscure zijsporen. Je wordt als kijker bij de keel gegrepen zodra het gekrijs door de bergen galmt en je door de ogen van Gretchen in time loops terechtkomt waar keer op keer uit de duisternis de terreur opborrelt. Vervolgens verschuift de toon en wordt een zijspoor bewandeld waarbij Gretchen wordt meegezogen in de wereld van een detective, waarna je ineens à la Rear Window (1955) bij de buren in het resort naar binnen gluurt. De film speelt voortdurend met de realiteit en durft af te wijken van het plot, terwijl Gretchens zoektocht naar de waarheid haar langzaam dieper en dieper een doolhof van nachtmerries in trekt.

Feest voor de liefhebbers

Cuckoo is op zijn best wanneer er rondom alle absurditeiten een onverwachte emotionele noot naar boven komt drijven. Gretchens worsteling met het verlies van haar moeder en de relatie met haar doofstomme halfzus vormen het hart van de film, wat Cuckoo naast een horrorfilm ook een tint van coming of age weet te geven. Dit wordt versterkt door het overtuigende spel van Hunter Schafer, die laat zien dat ze een film prima op eigen schouders kan dragen.

Cuckoo probeert zowel qua plot als visueel veel te bereiken, wat resulteert in een filmervaring die allesbehalve saai genoemd kan worden. Echter is Singer hierbij ook meteen het slachtoffer van zijn eigen ambities: door de vele zijsporen die worden bewandeld verliest het algehele plot de nodige punch om de kijker tot het einde vast te houden. Het is alsof de film zichzelf overschreeuwt en er hierdoor niet in slaagt alle ballen die in de eerste helft zijn opgeworpen een juiste landing te geven. Dat is jammer, want aan talent is er bij Tilman duidelijk geen gebrek.

Ondanks de strakke speelduur van ruim anderhalf uur, weet Cuckoo een cocktail van klassieke horrorelementen te combineren zonder originaliteit te verliezen. Hoewel het onzeker is of en wanneer deze film in de Nederlandse bioscopen te zien zal zijn, is Cuckoo ondanks zijn tekortkomingen voor liefhebbers van het horrorgenre een hell of a ride.

Film / Films

Nachtmerrie in de Duitse Alpen

recensie: Cuckoo – Tilman Singer

In het weekend van 22 juni stond bioscoop LAB111 in Amsterdam in het teken van de genrefilm met Club Imagine, georganiseerd door het Imagine Filmfestival als voorproefje voor het officiële festival in oktober. Ditmaal stond Cuckoo in de spotlight, de nieuwe horrorfilm van regisseur Tilman Singer.

Onder het vaandel van studio’s als A24 en NEON, waarbij NEON ook deze film heeft geproduceerd, is er een nieuwe golf van horrorfilms ontstaan. Er werd afscheid genomen van extreme gore of jumpscares en er kwam meer aandacht voor het creëren van een onheilspellende sfeer en langzame opbouw om zo het genre te ‘verheven’ van de B-film status. Voorbeelden hiervan zijn Hereditary (2018) en The Witch (2015), die thema’s zoals rouw en schuld naadloos verweven met beangstigende beelden in een arthousestijl. Tilman Singer combineert met Cuckoo het beste van twee werelden door te breken met de moderne conventies en terug te grijpen naar klassiekers van het genre. In plaats van realisme omarmt hij de surrealistische kant van horror; gevuld met bizarre ideeën, excentrieke personages en een vergezocht plot.

Broeiende duisternis

Het verhaal begint met een bekende opzet binnen het genre: een afgelegen locatie waar mensen zich eigenaardig gedragen, doordrenkt met een duister geheim dat langzaam onthuld wordt door een buitenstaander. De buitenstaander is de 17-jarige Gretchen (Hunter Schafer), die na het overlijden van haar moeder met tegenzin moet verblijven in de Alpen in Duitsland. Haar vader woont hier met zijn nieuwe gezin inclusief haar doofstomme halfzusje in het resort van Herr König (Dan Stevens), die Gretchen hartelijk welkom heet in de prachtige Beierse bergen. Ondanks de schoonheid van het landschap broeit er echter iets duisters onder het oppervlak. Gretchen krijgt bloederige visioenen, gasten komen brakend aan bij de receptie en er klinken mysterieuze schreeuwen, echoënd door de nacht.

Om vernieuwend te zijn binnen deze formule is een uitdaging, mede omdat we dit soort films al in zoveel vormen en smaken hebben gezien. Cuckoo haalt inspiratie uit dezelfde bronnen als klassiekers zoals Invasion of the Body Snatchers (1956), The Shining (1980), en het recentere Get Out (2017), maar onderscheidt zich door een overvloed aan visuele motieven en obscure zijsporen. Je wordt als kijker bij de keel gegrepen zodra het gekrijs door de bergen galmt en je door de ogen van Gretchen in time loops terechtkomt waar keer op keer uit de duisternis de terreur opborrelt. Vervolgens verschuift de toon en wordt een zijspoor bewandeld waarbij Gretchen wordt meegezogen in de wereld van een detective, waarna je ineens à la Rear Window (1955) bij de buren in het resort naar binnen gluurt. De film speelt voortdurend met de realiteit en durft af te wijken van het plot, terwijl Gretchens zoektocht naar de waarheid haar langzaam dieper en dieper een doolhof van nachtmerries in trekt.

Feest voor de liefhebbers

Cuckoo is op zijn best wanneer er rondom alle absurditeiten een onverwachte emotionele noot naar boven komt drijven. Gretchens worsteling met het verlies van haar moeder en de relatie met haar doofstomme halfzus vormen het hart van de film, wat Cuckoo naast een horrorfilm ook een tint van coming of age weet te geven. Dit wordt versterkt door het overtuigende spel van Hunter Schafer, die laat zien dat ze een film prima op eigen schouders kan dragen.

Cuckoo probeert zowel qua plot als visueel veel te bereiken, wat resulteert in een filmervaring die allesbehalve saai genoemd kan worden. Echter is Singer hierbij ook meteen het slachtoffer van zijn eigen ambities: door de vele zijsporen die worden bewandeld verliest het algehele plot de nodige punch om de kijker tot het einde vast te houden. Het is alsof de film zichzelf overschreeuwt en er hierdoor niet in slaagt alle ballen die in de eerste helft zijn opgeworpen een juiste landing te geven. Dat is jammer, want aan talent is er bij Tilman duidelijk geen gebrek.

Ondanks de strakke speelduur van ruim anderhalf uur, weet Cuckoo een cocktail van klassieke horrorelementen te combineren zonder originaliteit te verliezen. Hoewel het onzeker is of en wanneer deze film in de Nederlandse bioscopen te zien zal zijn, is Cuckoo ondanks zijn tekortkomingen voor liefhebbers van het horrorgenre een hell of a ride.

Kunst / Expo binnenland

Interactie met de geest in de machine

recensie: Photography Through the Lens of AI – Foam

De tentoonstelling Photography Through the Lens of AI in fotografiemuseum Foam verkent de Artificiële Intelligentie (AI) van tegenwoordig in een zoektocht naar de essentie ervan en de implicaties voor ons bestaan. De overkoepelende vraag is actueel: hoe goed is alles wat algoritmes voortbrengen voor ons? Het antwoord op die vraag blijkt nogal ambigu.

Je hoeft de kranten maar open te slaan om de impact te zien van AI op onze cultuur en maatschappij. Sinds november 2022 staat het in de schijnwerpers door de grote stappen van het taalprogramma ChatGPT en het beeld-genereer-programma Midjourney – beide van het bedrijf OpenAI. De uitzonderlijke en echt overkomende resultaten die het weet te produceren, leiden tot felle discussies in allerlei vakgebieden – van de beeldende kunst tot het onderwijs tot de literatuur – waarin veelal zorgen worden geuit over de consequenties voor het beeldrecht, de potentiële zwendel bij werkstukken en de meest gevoelige kwestie: het creatieve maakproces dat op losse schroeven komt te staan. Waar liggen de heikele punten bij AI?

Instabiliteit en onkunde

Wat je ziet is dat de huidige systemen nogal instabiel zijn en niet vies van een foutje hier en daar, met als resultaat vreemdsoortige antwoorden of onlogische beeldcombinaties. In deze foutmarges kun je natuurlijk schoonheid vinden, poëzie zelfs. Brea Souders heeft dit bijvoorbeeld gevonden.

‘I am curious about your hands.

My hands are not yet constructed.

I like to draw shapes in the dust.

I don’t want to remove dust. I want it to remain here.’

Ook zie je dat AI vaak nog worstelt met het bevatten van onze realiteit en moeite heeft met verbanden leggen. Dit kan soms nachtmerrieachtig aandoen of zelfs hallucinatoir ogen, zoals de onlogische associatie van Google Deepdream. Lopend tussen de kunstwerken kun je je afvragen: waar komen we uit als dit soort systemen ons straks volledig doorgronden, voorbij deze onkunde?

Superintelligentie en zelfbewustzijn

Er zijn critici (zoals filosoof Nick Bostrom) die, en niet geheel zonder reden, waarschuwen dat kunstmatige intelligentie ons straks voorbijstreeft en de mensheid de baas zal worden met haar superintellect. Dat het misschien zelfs een god wordt (niet Bostroms woorden). Voor diegenen die technologie nu al als religie zien, klinkt dat natuurlijk als muziek in de oren. Louisa Clement onderzoekt dit gegeven in een video waarin avatars uit marketingmiddelen prediken alsof ze op de kansel staan; die spreken over een ‘God’ en zeggen in de taal van ‘God’ te redeneren – maar wie is die god dan? Wil AI een god worden dan moet het natuurlijk eerst zelfbewustzijn verkrijgen. De Turing test (waarin een systeem antwoordt als een zelfbewust wezen en de mens niet doorheeft dat het een AI is) heeft het het nog niet doorstaan. Maar hoe ver reikt de ontwikkeling nu dan? En hoe ziet het zichzelf?

Maria Mavropoulou heeft een beeldgenerator gevraagd of het meerdere zelfportretten van zichzelf wilde maken. Opvallend is dat het vaak voor de menselijke vorm kiest en daarin vrij homogeen is. Als je er sec naar kijkt natuurlijk niet geheel vreemd, omdat het ons als voorbeeld heeft; wat je erin stopt krijg je eruit. Maar het toont wel aan dat het in voorkeuren denkt en dat er daardoor vooroordelen in sluipen.

Dat bekritiseert Alexey Chernikov ook met zijn serie One Last Journey, waarin hij de bias in algoritmes aan de kaak stelt – met gegenereerde karakters die demonstreren dat de witte, westerse visie ongezond vaak naar voren komt bij de prompts. Zijn werk bevraagt tevens de waarachtigheid van de – ‘oude techniek’ – analoge fotografie, want hij presenteert zijn prompt-foto’s op polaroidprints. Hierdoor laat hij de betrouwbaarheid van fotografie wankelen. En stelt eveneens indirect de vraag of kunstmatige intelligentie wellicht een harde aftakking is in de kunstgeschiedenis, zoals fotografie dat was bij haar uitvinding in de negentiende eeuw.

Bias, surveillance, dataverzameling en manipulatie

Bias is een probleem in de systemen van tegenwoordig. Kunstmatige intelligentie wordt bijvoorbeeld statistisch ingezet door de politie in de VS voor meer surveillance in wijken met een aanzienlijkere waarschijnlijkheid op overvallen of diefstallen. Dit zijn vaak wijken met veel mensen van kleur. Lynn Hershman Leeson – zelf behorend tot een minderheid – bekritiseert deze werkwijze en onderzoekt wat de negatieve invloed is van surveillance-technieken zoals CCTV-camera’s, gezichtsherkenningssoftware en manipulerende data-tracking-algoritmes.

Ook Paolo Cirio bevraagt deze machtssystemen. Zijn serie Obscurity bestaat uit gegevens van Amerikaanse mugshot-websites die hij illegaal kopieerde en opnieuw online publiceerde maar dan met vervaagde foto’s en met de gegevens door elkaar gehusseld. Zo kaart hij het recht om vergeten te worden aan. Ook omdat dit soort data ingezet wordt om algoritmes te trainen en er zo vooroordelen en desinformatie ingebed worden in de systemen. In Frankrijk kreeg hij zelfs bonje met de overheid toen hij gezichtsherkenning en massasurveillance bekritiseerde door duizenden agenten te identificeren via camera-beelden. Een conflict met veel gevolgen. Zelfs op het niveau van wetgeving.

Ingrijpende nieuwe technologie

In de tentoonstelling ligt de focus op de vooringenomenheid van AI, hoe het nu nog kijkt en hoe we er mee praten. Het beeld dat de expo geeft is niet eenzijdig, want behalve dat het kritisch is, vind je er ook positieve visies op de collaboratie tussen mens en machine. Je komt erachter dat de ‘geest in de machine’ tegenwoordig voornamelijk nog aan het observeren is om zijn baasje zo goed mogelijk te bevatten. En in de basis toont het natuurlijk vooral hoe wij als mens denken – in alle schoonheid en lelijkheid – maar ook de relevantie om goed na te denken wat we precies willen met AI. Photography Through the Lens of AI laat zien dat het belangrijk is dat we de discussie gaande houden over zo’n ingrijpende nieuwe technologie als artificiële intelligentie. Niet alleen in de kunst, maar op alle vlakken.

Boeken / Non-fictie

Vanuit het hart gesproken

recensie: Geloof, hoop en ravage - Nick Cave en Seán O'Hagan

Als iemand die zich de afgelopen jaren niet vaak liet interviewen, verrast Nick Cave met de bundel Geloof, hoop en ravage. In ruim driehonderd pagina’s bevraagt bevriende Guardian-journalist Seán O’Hagan de rockster openlijk over wat hem beweegt.

Doorgewinterde fans van de Australische zanger hebben Cave de afgelopen decennia een metamorfose zien ondergaan. Van norse punkrocker, overlever van een zware heroïneverslaving, tot weldenkend cultfiguur die een haast mythische status toegedicht krijgt. Tegenwoordig stelt Cave zich steeds kwetsbaarder op en is zijn mildheid gegroeid. Zong hij in de jaren negentig nog People ain’t no good, tegenwoordig beschouwt hij de mensheid niet meer als kwaadwillend. Sinds de plotselinge dood van zijn zoon Arthur in 2015 heeft hij een hernieuwde en oprechtere band opgebouwd met zijn publiek.

Openhartige band

Zo zijn er The Red Hand Files: een online platform waarop Cave wekelijks ingaat op uiteenlopende vragen van volgers. Ook in de concertreeks Conversations with Nick Cave stond de interactie met het publiek centraal. Concertgangers konden de zanger vragen wat ze wilden, geen onderwerp was taboe. Geloof, hoop en ravage past in deze toenaderingslijn die de afgelopen jaren in gang is gezet. Cave voelt zich mens geworden, zo vertrouwt hij aan O’Hagan toe.

O’Hagan spreekt tijdens ruim vijftien telefoongesprekken met Cave over zijn creatieve processen, zijn oeuvre, ingrijpende levensgebeurtenissen en de manier waarop de zanger een herwonnen betekenis aan het leven geeft. Het is lovenswaardig hoe open en welbespraakt de zanger spreekt over een intiem onderwerp als de dood van zijn zoon. Zoals Cave het verklaart, heeft hij enkele jaren moeten wachten voordat hij er de juiste woorden voor gevonden had.

Geloof als leidraad

Religie is nog zo’n thema dat steeds terugkomt in de gesprekken met O’Hagan. An sich geen verrassing voor wie bekend is met het oeuvre van Cave. Zijn geloofsopvatting is een zeer persoonlijke, die noch voor O’Hagan, noch voor de lezer altijd even makkelijk te begrijpen is. Absolute antwoorden heeft Cave zelf ook niet, al blijft religie een onuitputtelijke inspiratiebron voor zijn creatieve werk. Zelfs de keramieken beeldjes die Cave maakte, gebaseerd op het leven van de duivel, blijven niet onbesproken.

Het interview bewijst zich welkome vorm voor alle intieme materie. Regelmatig grijpt O’Hagan terug op eerdere gesprekken en volgt er meer opheldering. De interviewer toont zich begripvol, geduldig, maar schuwt moeilijke onderwerpen niet en neemt geen genoegen met halve antwoorden. Geloof, hoop en ravage is een sterk en opzichzelfstaand document dat uiteraard waardevol is voor fans van Cave, maar dat door de universele en wezenlijke onderwerpen voor iedereen een troostrijke leeservaring is.

Film / Films

Kabbelende treurigheid

recensie: Only the River Flows - Wei Shujun

Wanneer detective Ma Zhe een moord onderzoekt in Banpo, een boerendorpje in China, lijkt de dader snel te zijn gevonden. De politie spoort hem aan om de klus snel af te ronden, maar Banpo en haar rivier houden Ma Zhe in hun greep. De zaak kan niet zo simpel zijn, toch?

Banpo lijkt bijna de ideale plek voor moord. Het hoogstaande riet, de brede rivier en de gesloten bewoners kunnen de stappen van de moordenaar gemakkelijk verhullen. De beperkte informatie die in het onderzoek wordt vergaard, zorgt ervoor dat Ma Zhe (Zhu Yilong) langdurig blijft malen over hoe de zaak in elkaar steekt. De film is gebaseerd op het boek Mistakes by the River (Yu Hua, 2023) waarin de lezer wellicht meer inzicht krijgt in de gedachten van Ma Zhe. De film laat de kijker helaas in het donker tasten en kabbelt, net als de rivier, rustig voort.

Beelden uit een andere tijd

Bij het kijken van Only the River Flows zal je niet snel zeggen dat dit een film uit 2023 is. Regisseur Wei Shujun weet prima de tijdgeest van de jaren 90, waarin het verhaal zich afspeelt, te vatten. Het beperkte gebruik van muziek, de grauwe straten, leren jassen en een hoop sigaretten zorgen voor een sfeer die we herkennen van het eind van de vorige eeuw. Doordat er gefilmd is in het format van 16 millimeter, een format dat tekenend is voor die periode en de stijl films die toen zijn uitgebracht, lijkt de film echt uit een andere tijd te stammen.

Neerslachtigheid

Er zijn veel shots van regen die op de rivier valt. Het druilerige effect dat dit veroorzaakt versterkt de neerslachtigheid van Ma Zhe. Behalve dat hij gedwongen wordt de moordzaak vroegtijdig af te handelen, heeft hij ook zorgen over het grootbrengen van een aankomend kind. Wanneer hij thuis is bij zijn vrouw is hij met zijn hoofd bij het politiebureau. Op het plaats delict blijft hij tobben over de vraag of zijn toekomstige kind, dat mogelijk met een beperking zal moeten leven, gelukkig zal zijn in het huidige China.

De dood van een medium

Meerdere malen wordt er in de film geïmpliceerd dat het medium film stervende is. Het nieuwe politiebureau wordt opgezet in een failliet filmtheater en in zijn droom ziet Ma Zhe een klassieke camera vlam vatten. Toch houdt hij vertrouwen in film. Hij baseert zijn onderzoek puur op bewijs dat is vastgelegd en negeert zelfs een bekentenis van een verdachte omdat deze niet in lijn is met het opgenomen bewijs. Shujun betoont hiermee zijn liefde voor het medium binnen een noir film, een genre dat verre van romantisch is.

Veel kalmte, geen storm

De verplaatsing naar een andere tijd lijkt uiteindelijk niets toe te voegen aan Only the River Flows. Wat het meeste opvalt, is dat de film zijn tijd neemt voor het verhaal en zijn hoofdpersoon veelal in stilte laat mijmeren, maar hij heeft niet genoeg intrige om de kijker in al die rust en kalmte te blijven boeien. De moraal blijft oppervlakkig en de conclusie laat te wensen over. De innerlijke strijd van de hoofdpersoon is niet pakkend door de – opzettelijk – kille performance. De droomsequentie en prachtige natuurshots zijn genoeg om de aandacht van de kijker vast te kunnen houden, maar memorabel wordt de film daarmee jammer genoeg niet.

 

Film / Films

Puur jazz-escapisme

recensie: Blue Giant - Yuzuru Tachikawa

Blue Giant is een anime over een jonge, enthousiaste saxofonist die naar Tokyo reist met als droom de grootste jazzmuzikant ooit te worden. Hoewel dit geen grensverleggende, nieuwe ideeën zijn, blijkt het gebrek aan aandacht voor de ondergesneeuwde film geheel onterecht. Blue Giant verdient met zijn sublieme blend van hoogstaande muziek, betoverende animatiestijl en bezielende karakterontwikkeling een groter publiek.

Muziek en film combineren kan een lastige opgave zijn. Het afstemmen van de juiste muziek op de juiste beelden is al een vak apart, waarbij de muzieksupervisie en/of soundtrack een film kunnen maken en breken. Bij de juiste mengeling halen de twee het beste bij elkaar naar boven. De film kan voor passend beeldmateriaal zorgen en de muziek een pakkend moment geven in het verhaal. De muziek kan op haar beurt de film extra bezieling en sfeer geven. Dit kan al een uitdaging zijn op kleine schaal. Om muziek ook echt een thema te maken in de film is een kunst op zich, waarbij de risico’s groot zijn. Het kan perfect samensmelten tot iets iconisch als La La Land, Baby Driver, of Guardians of the Galaxy. Het kan ook een grote blamage worden, zoals te zien was bij de remake van Mean Girls. Bij Blue Giant is de samensmelting van muziek en animatie perfect.

Thema

De film gaat over passie en bevlogenheid in het maken van muziek, op sommige plekken vergelijkbaar met Pixar’s Soul. In het verhaal zijn er genoeg lange scenes waarin de hoofdrolspelers op het podium staan en in alle overgave mogen spelen. De animatie die daarbij wordt gebruikt spat van de creativiteit en zorgt voor een pure, bijna psychedelische stroom van escapisme. Het is het niveau dat je zou verwachten bij Across the Spider-verse.

Meeslepend verhaal

Hoewel de concerten de hoogtepunten van de film vormen, wil dat nog niet zeggen dat de stukken tussen de optredens niet boeiend zijn. Integendeel, het verhaal heeft een pakkende boodschap over de wisselwerking tussen vakmanschap en passie. Over het waarmaken van je dromen. In combinatie met de prachtige animatie zijn ook de wat meer ingetogen, karakter-gedreven scènes een genot om te beleven. In het verhaal zijn er drie hoofdpersonages, ieder met hun eigen manier en beleving van muziek maken. In de ontwikkeling die zij doormaken, is het maken van muziek een essentieel onderdeel, waarin de muziek die ze spelen onlosmakelijk verbonden is met hun karakter. Het enige wat zo nu en dan stoort, zijn de misplaatste stukjes dialoog. Her en der wordt er een flauwe grap gemaakt die totaal niet in de sfeer van de film past. Meer dan een kleine ergernis is het gelukkig niet.

Conclusie

Met visuele pracht, sublieme jazz en inspirerende karakterontwikkelingen slaagt Blue Giant er in een ware ode aan muzikale bevlogenheid te brengen. Het is een film die muziek- en filmliefhebbers samen kan brengen. Een meeslepend verhaal, schitterende animatie en het hart op de juiste plek. Waarom deze film niet genomineerd is voor beste animatiefilm bij de afgelopen Oscars, is een groot raadsel.

Boeken / Fictie

De pampa: een labyrint zonder muren

recensie: De Haas – César Aira

Een boek van César Aira blijft altijd een verrassing; pas aan het einde begrijp je wat voor verhaal je hebt gelezen. Aira legt in zijn werken een bewonderenswaardige durf aan den dag, waarmee hij met verschillende genres en vertelstijlen experimenteert.

Zo bediende Aira zich in Het literatuurcongres al, nogal plotseling, van sciencefictionachtige elementen en verraste het anders tamelijk nostalgische Hoe ik een non werd de lezer met een wel erg sinistere plotwending. Op vergelijkbare wijze kronkelen in De haas dramatiek, spanning en filosofie continu om elkaar heen.

De haas vertelt het verhaal van een nogal onstuimige zoektocht naar de – overigens fictieve –legibreriaanse haas op de Argentijnse pampa’s. En die zoektocht verloopt niet zonder moeilijkheden: oorlogen, intriges en mysteries blijven elkaar in een wervelwind van gebeurtenissen opvolgen en werken samen toe naar een overrompelende ontrafeling. Al met al is De haas een koortsachtige onderzoeking van de raadsels van de Argentijnse pampa’s, van de sublieme schoonheid en verwoestende kracht van hun meteorologie en van het ruige leven van de inheemse Patagonische bevolking dat zich erop afspeelt.

Een leerling van Borges?

Zoals het werk van Aira zich niet gemakkelijk laat onderbrengen in een enkel genre, zo is ook zijn schrijfstijl niet eenvoudig te kwalificeren. De moderne Argentijnse auteur schrijft nu eens poëtisch, dan weer ironisch en af en toe opvallend informeel. Hoewel die aanpak bij wijlen wat onelegant taalgebruik oplevert, maakt het de tekst bovenal bijzonder verrassend en onnavolgbaar.

Precies vanwege die volkomen herkenbare stijl manifesteert Aira zich als een op zichzelf staande auteur met een unieke stem in het Argentijnse literaire landschap. Het feit dat Aira zich in zijn schrijven van magisch-realistische elementen bedient, is dan ook niet voldoende om hem zonder meer naast Jorge Luis Borges te plaatsen. Toch worden deze auteurs niet zelden met elkaar in verband gebracht: zo wordt Aira door de Frankfurter Allgemeine Zeitung een ‘leerling van Borges’ genoemd, en schrijft het literair platform Tzum dat de lezer in De haas ‘[net] als in het werk van … Borges’ in een magisch-realistisch verhaal terechtkomt. Maar dat Aira’s werk magisch-realistische elementen bevat, maakt alleen duidelijk dat Aira zich aansluit bij een inmiddels welbekende gewoonte van Latijns-Amerikaanse schrijvers, zoals Isabel Allende, Gabriel García Márquez en Tomás Eloy Martínez: zij mobiliseren het magisch-realistische genre om tot een uiteindelijk natuurgetrouwe weergave van de mysteries van het continent te komen.

Een geometrisch doolhof

De hoofdpersoon in De haas, Clarke, begeeft zich op de pampa’s in de hoop de zeldzame legibreriaanse haas in het echt aan te treffen. Toch laat hij zich zonder veel weerstand van zijn doel afleiden, om zich te mengen in de intriges van de indianen met wie hij meereist en om uiteindelijk een sleutelrol te spelen in de confrontaties die zich tussen de stammen ontspinnen. Gedurende dit alles probeert Clarke herhaaldelijk de wetten van de pampa te leren kennen. Op die manier raakt hij met regelmaat verstrikt in geometrische en metafysische overpeinzingen:

[…] bovendien leende de pampa met zijn gebrek aan topografie zich niet voor dat soort grappen. Het was puur terrein, geometrie […] Alles beperkte zich tot het trekken van lijnen, hoe sneller hoe beter: lijnen van aankomst en vertrek, die elkaar op magische wijze op élk punt kruisten, niet op een concreet punt. (p. 203)

De schijnbare eenvoud van de kale vlaktes is bedrieglijk; samen vormen zij een labyrint van lijnen, driehoeksmetingen en afstanden. Hoewel Aira zich loszingt van de bestaande Argentijnse literatuur en hij er zijn eigen fascinaties op nahoudt, moge het duidelijk zijn dat er in passages zoals die hierboven toch wat belangrijke inhoudelijke overeenkomsten met het werk van Borges te ontdekken zijn. Zo doen Clarke’s observaties over de pampa’s denken aan Borges’ verhaal De twee koningen en de twee labyrinten, waarin de ene koning de andere laat verdwalen in het labyrint van een woestijn. Ook een vergelijking met De dood en het kompas, waarin het labyrint bestaat uit één enkele, rechte lijn, ligt voor de hand.

De haas: feit of fictie?

Het verhaal is doorspekt met verwijzingen naar ‘de haas’, hoewel je als lezer geen grip krijgt op wat daar nou eigenlijk mee bedoeld wordt, omdat iedereen die het begrip in de mond neemt er iets anders mee lijkt aan te duiden. Gaat het om een daadwerkelijke haas, een diamant in de vorm van een haas, of is de haas een symbool voor iets veel abstracters?

Er ligt een waas van vaagheid over het Patagonische strijdtoneel in De haas. Door de taalproblemen en in elkaar overlopende mysteries voel je je als lezer bij vlagen net zo verdwaald in het verhaal als Clarke zich ontredderd voelt tussen de indianen. Maar Clarke is uiterst leerbaar: op den duur raakt hij eraan gewend dat sommige raadsels nou eenmaal onoplosbaar zijn, en probeert dan maar zijn schouders op te halen over zijn verrassende wederwaardigheden op de pampa’s.

En precies op het moment dat je denkt dat hem dat is gelukt, worden in de tamelijk bombastische ontknoping, die van zoveel plotwendingen is voorzien dat het haast parodistisch lijkt, alle losse eindjes nauwkeurig aan elkaar geknoopt. Zo nauwkeurig, dat je je als lezer niet kan voorstellen dat Clarke nog met een onopgelost mysterie blijft zitten.

Je kan dan haast niet anders dan concluderen dat hij zijn legibreriaanse haas heeft gevonden. Al is die van een totaal andere aard dan al die tijd voor de hand lag.

Film / Documentaire

Vermakelijk uitstapje naar de jaren tachtig

recensie: The Greatest Night in Pop - Bao Nguyen

The Greatest Night in Pop vertelt het verhaal achter het benefietnummer ‘We Are The World’, een initiatief om geld in te zamelen tegen honger in Afrika. Op 28 januari 1985 kwamen tientallen wereldartiesten bij elkaar om het nummer in één nacht op te nemen. De documentaire kan niet tippen aan de legendarische status van die befaamde nacht, maar biedt voldoende vermaak.

De kijker wordt door Lionel Richie meegenomen in het hele verhaal, van begin tot eind. Dit is een erg prettige entree voor de kijkers die de jaren tachtig niet (bewust) hebben meegemaakt of die om wat voor reden dan ook het fenomeen gemist hebben. Er is dus geen voorkennis vereist, bij The Greatest Night in Pop wordt er vanuit gegaan dat de kijker volledig blanco de film aanzet. Het is niet per se nodig dat films een groot publiek aanspreken, maar het zal de drempel om deze docu te kijken wat verlagen.

Vermaak boven vernieuwing

De stijl van de documentaire is verder vrij klassiek. Het verhaal wordt verteld middels een reeks interviews, gepaard met een karrevracht aan nooit eerder vertoond beeldmateriaal. Het betreft een historisch fenomeen, de moeilijkheden, de risico’s, het ‘onverwacht’ slagen, en het uiteindelijke succes en de daaropvolgende impact. Veel biopics en documentaires houden deze stijl aan, denk aan Air (2023) en de serie The Movies That Made Us (2019-2021). De gangbaarheid van het format werkt zowel in het voordeel als in het nadeel van de film. Het maakt de film comfortabel om te (blijven) kijken, maar het zorgt er ook voor dat hij zich niet onderscheidt van de rest.

Het échte verhaal?

Ook qua inhoud weet de film niet iets unieks te bieden. Een diepere laag is ver te zoeken, aangezien alleen het verhaal van de opname wordt verteld. Over de individuele artiesten wordt amper iets verteld. Daarnaast lijkt de film de wat duisterdere kanten te willen vermijden. Het drankgebruik van Al Jarreau wordt kort genoemd, maar verder lijkt de film zich vooral te wijden aan hoe goed de artiesten wel niet zijn en hoe gaaf het was dat ze allemaal meededen aan dit project. Over de opbrengst en het goede doel wordt al helemaal weinig vermeld. Bij de opnamestudio hing er destijds een bordje met de tekst ‘check your ego at the door’. De film had dit advies wat meer ter harte mogen nemen.

Conclusie

Alles bij elkaar is The Greatest Night in Pop wel een vermakelijke film voor een ontspannen avond op de bank. Er zijn geen diepere lagen of complexe, nieuwe stijlen. Het is simpelweg Lionel Richie die het verhaal van zijn passieproject mag komen vertellen. En soms is dat precies wat je op een avond nodig hebt.

Matthew Wong, The Kingdom, 2017.
Kunst / Expo binnenland

Matthew Wong: een onvervuld verlangen

recensie: Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort - Van Gogh Museum
Matthew Wong, The Kingdom, 2017.

Matthew Wong kampte met mentale problemen en zag kunst als zijn laatste redmiddel. Door te kijken naar Van Gogh en andere meesters leerde hij zichzelf schilderen. De roem die rap volgde stilde niet zijn verlangen naar geluk en hij stapte veel te vroeg uit het leven. Zijn indrukwekkende nalatenschap kun je in het Van Gogh Museum ontdekken.

Matthew Wong

Matthew Wong. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation.

De eerste Europese overzichtstentoonstelling van de Chinees-Canadese kunstenaar Matthew Wong (1984-2019) onthult een kleurrijk en krachtig oeuvre, dat tegelijk melancholisch en ontroerend is. Hij kampte met psychische problemen door depressies, autisme en het syndroom van Gilles de la Tourette. Wong zag de schilderkunst als een last resort om te overleven en om betekenis en erkenning in het leven te vinden. Hij maakte zich het vak eigen door werk van grote Europese en Amerikaanse meesters uitvoerig te bestuderen. Als een spons nam hij alles wat hij zag in zich op, en onder invloed van Vincent Van Gogh, Henri Matisse, Gustave Klimt, Yayoi Kusama, Willem de Kooning, Joan Mitchell, Jonas Wood en anderen ontwikkelde hij een geheel eigen stijl. Ook vond hij inspiratie in de traditionele Chinese kunst. Een gemeenschap van gelijkgestemden kon via Facebook zijn razendsnelle ontwikkeling tot internationaal kunstenaar stap voor stap volgen.

Verwantschap

Met Van Gogh had Matthew zowel artistiek als persoonlijk een connectie. Beiden begonnen als autodidact pas op 27-jarige leeftijd met schilderen. Hun carrières waren stormachtig en kort, want door depressie zagen ze geen andere uitweg dan zelfdoding. Ook hun intuïtieve, kleurrijke kunst vertoont bizar veel parallellen; in het Van Gogh Museum hoef je maar te kijken naar de penseelstreken van The Kingdom uit 2017, om te zien door wie Matthew het meest werd geïnspireerd.

Toch biedt de door conservator Joost van der Hoeven samengestelde tentoonstelling slechts af en toe gelegenheid hun werken naast elkaar te zien, en daar wordt Wong recht mee gedaan. Zijn imaginaire wereld is vol van schoonheid en diepgang waardoor deze ook zonder een vergelijking met Van Gogh veel indruk maakt en ontroert.

Een eigen weg

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019.

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation /c/o Pictoright Amsterdam 2023

Wongs sterke verbeeldingskracht is goed te zien in A Walk Through Primordial Garden uit 2018, waarin een eenzame figuur over een slingerend pad wandelt. Het landschap is warm en uitbundig van kleur, maar er gaat ook verdriet achter schuil. Wong portretteerde zichzelf vaker op deze wijze. Een veelvoorkomend thema was saudade: gevoelens van verlangen, nostalgie en melancholie naar een plek, iets of iemand die niet meer bestaat.

See You on the Other Side (2019) verbeeldt een figuur aan de rand van een groot wit landschap. Als toeschouwer kijk je over zijn schouder mee naar een huis aan de overkant dat onbereikbaar lijkt. Hierdoor voel je zowel het isolement als het verlangen om aan de andere kant te komen.

Melancholie

Een groot verschil met Van Gogh is dat Wong het succes van zijn werk wel heeft kunnen ervaren. Hij was angstig en onzeker, maar bezat desondanks over genoeg zelfvertrouwen om eigen tentoonstellingen te organiseren. Met zijn moeder bezocht hij galeriehouders in Amerika, die net als belangrijke kunstcritici zijn buitengewone talent zagen. Vanuit zijn huis in Edmonton, Canada, schilderde Wong soms wel zes werken op een dag en musea en verzamelaars legden miljoenen neer voor deze creaties.

Erkenning en waardering brachten hem kortstondig geluk, maar niet de gewenste rust in zijn hoofd. De tragiek van de kwetsbare kunstenaar kun je voelen in emotioneel geladen kunstwerken zoals End of the Day uit 2019, uit zijn latere ‘blauwe periode’. Matthews ouders schonken het in 2023 aan het Metropolitan Museum of Art. Vergeet niet op de bovenste etage van het museum het mystieke Path to the Sea uit 2019 te bekijken in de daarvoor speciaal ingerichte stilteruimte. Een mooier eerbetoon aan Matthew Wong is er bijna niet te bedenken.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum. Foto: Michael Floor.

Theater / Voorstelling

Grappig, speels en vol levenslust

recensie: So far so good – Conny Janssen Danst / Antonin Comestaz

Conny Janssen Danst toert op dit moment met twee voorstellingen tegelijkertijd: Janssens eigen productie Ziel en daarnaast talentontwikkelingsprogramma NEXT. De eerste die voor dit nieuwe concept een voorstelling maakt is choreograaf Antonin Comestaz. Zijn So far so good, met zeven dansers van Conny Janssen Danst, spat van het podium af.

NEXT biedt jaarlijks een talentvolle choreograaf de kans om een productie te maken met de dansers van Conny Janssen Danst. De Franse choreograaf Antonin Comestaz, gevestigd in Den Haag, trapt af. In 2017 maakte hij al voor Conny Janssen Danst een kort stuk voor DANSLOKAAL met drie streetdancers. Dit keer heeft hij zeven dansers tot zijn beschikking: drie vrouwen, vier mannen, allemaal vooraan in de twintig, creatief, goed getraind en met een enorme dosis energie. Wat heerlijk om met zulke jonge, lenige dansers te werken, moet Comestaz gedacht hebben. De dansers storten zich vol overgave en met zichtbaar plezier in een veertig minuten durende speelse dansmarathon die boeit van begin tot eind.

Ongekunsteld

‘Stadse energie’ en ‘geschikt voor niet-standaard locaties’ waren de inspiratiewoorden die Conny Janssen meegaf aan de opvoering van Comestaz. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet: denk maar aan een lichtplan wanneer het buiten is, overdag of ’s avonds, of wanneer de locatie een vloer heeft van beton. Comestaz kiest in de vlakkevloerzaal van theater WORM voor een eenvoudig toneelbeeld, of eigenlijk geen toneelbeeld: er staat een steiger die er schijnbaar al stond en het publiek kijkt vanaf de tribune op de open coulissen. Ongekunsteld, what you see is what you get, een motto dat helemaal past bij So far so good: het gaat om de dansers, hun individuele kwaliteiten en hun gezamenlijke energie die, zo dicht op de huid van de dansers, zichtbaar en voelbaar is.

Sneakers

Het openingsbeeld zet meteen de toon: zeven paar zwarte sneakers liggen links achter op de grond, rechtsvoor steken de dansers de vloer schuin over richting de sneakers, in een komisch uitziende beweging: op de buik, hun achterwerken omhoog duwend om vooruit te komen. Een van de dansers sukkelt er achteraan. Maar in plaats van de schoenen aan hun voeten te doen, steken de dansers hun handen erin. De schoenen komen steeds terug; soms worden ze uitgetrokken en nonchalant over de schouders weggegooid, dan weer loopt een danser minutenlang met een schoen op zijn hoofd.

Foto: Martijn Kappers

We zien de dansers – in casual kleding alsof ze zo van huis zijn weggelopen – in solo’s, duetten, trio’s en een combinatie daarvan. Ze laten alledaagse en minder alledaagse bewegingen zien: krabben in het kruis, breakdance moves, tableau vivants, ze halen acrobatische toeren uit of bewegen als roofdieren over de vloer. Er is veel interactie tussen de dansers en daarnaast zien we hen ook in synchrone groepschoreografieën.

Stiltes

De soundscape die Comestaz samenstelde is geraffineerd en divers: zo zijn er verstilde pianoklanken te horen, een alpenhoorn (alphorn absolut berlin), ondefinieerbare geluiden van de Zwitserse kunstenaar Zimoun en stevige technobeats. De regelmatig terugkerende korte stiltes vullen de dansers met eigen geluiden: ze klakken met de tong, delen een stevige ‘pets!’ uit tegen de eigen billen of op de grond. Het oogt allemaal heel vrolijk en losjes, maar intussen leveren de zeven dansers een topprestatie, want er zijn nauwelijks rustmomenten, de trein dendert onverminderd door. Heel af en toe hangen een paar dansers wat landerig aan de kant of oefenen aan de barre, terwijl de andere dansers te zien zijn in een duet of trio. Vooral in de stiltes, als de groep synchroon danst, is te zien hoe goed ze zijn afgestemd op elkaar.

Knap gemonteerd

De oneindige diversiteit aan bewegingsmateriaal is soepel aan elkaar gemonteerd. Voor de dansers zal het flink aanpoten zijn, maar voor het publiek is het een verademing om naar te kijken. ‘Stadse energie’; zeker, de dynamiek van een bruisende stad waarin jonge mensen zich energiek en vol levenslust bewegen. Het ritme, de energie van de dansers, de strakke en tegelijkertijd los ogende choreografie: ze nemen je mee en houden de aandacht veertig minuten onafgebroken vast.

Kunst / Expo binnenland

Surrealisme in Brussel en het pronkstuk Ensor

recensie: Exposities op de Kunstberg

In Brussel is het Ensorjaar van start gegaan wegens zijn 75e sterfdag. In navolging van Oostende zien daar twee tentoonstellingen het levenslicht: James Ensor Inspired by Brussel in de Koninklijke Bibliotheek België en James Ensor. Maestro in Bozar. Beide laten een wereld zien van een eigenzinnige man die zijn tijd vooruit was en aanzienlijk gevormd is als kunstenaar in de Belgische hoofdstad.

Gelijktijdig en op loopafstand openen er tevens twee exposities over surrealisme in Brussel. Dit jaar kwam precies honderd jaar geleden het surrealistisch manifest van Breton uit én startte Paul Nougé samen met Marcel Lecomte en Camille Goemans de Correspondance pamfletten. IMAGINE! 100 years of international Surrealism vindt plaats in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en richt zich op de internationale surrealisten. In Bozar vinden we Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België, een expositie speciaal gewijd aan de Belgische surrealisten.

De kunstmatadoren van Brussel, Magritte en Ensor, blijken het topje van de ijsberg wat artistiekelingen betreft. De tentoonstellingen laten zien dat wederzijdse inspiratie de bron was voor Brussels surrealistische glorie, die ruim zestig jaar heeft gefloreerd.

Bozar

In Brussel kreeg het surrealisme een eigen identiteit, los van Parijs, en de pamfletten Correspondance (1924-1925) van Nougé, Lecomte en Goemans gaven hiervoor het startsein. De experimenterende, haast wetenschappelijke tak van de avant-garde beweging bewoog zich los van de gebaande paden in de samenleving en had vaak een revolutionair streven.

Lopend op de Kunstberg, in de regen tussen de vele langsrijdende voertuigen en stromen voorbijgangers, prikkelt de lucide sfeer van de schilderijen in Bozar de wil tot rebellie. Nog steeds voelt de ludieke protestkunst als een wezenlijk statement dat in onze huidige tijd niets aan betekenis heeft ingeboet.

Jane Graverol, (sans titre) Femme libérée (1949), Bozar Press

De vervlochten wereldbeelden van verschillende kunstenaars als Jane Graverol, Irene Hamoir en Paul Colinet laten zien dat de kunstenaars samen politiek actief waren. Zo kaartten ze bijvoorbeeld de problemen van klassenverschillen aan, en werken van Graverol en Hamoir becommentarieerden de positie van de vrouw. Het surrealisme maakte een inhoudelijke verdiepingsslag in de Belgische hoofdstad.

‘Het komt er minder op aan de wereld te begrijpen dan hem te veranderen’ – Paul Nougé

Curator Xavier Canonne, expert van het surrealisme in België, noemt het surrealisme in Brussel meer dan enkel een kunststroming, hij noemt het ‘een van de meest originele avonturen van de geest’. En dat valt te begrijpen. De expositie in Bozar voelt als een meanderende rivier. Je loopt zigzaggend langs verschillende werken waardoor je deze en andere verassende verbanden kan opsporen. De teksten van Nougé leiden de bezoekers langs de wanden. Het museum heeft hedendaagse schrijvers gevraagd te reageren op enkele werken, zo blijft de surrealistische beweging vandaag de dag nóg in leven en ook in deze teksten worden politieke onderwerpen niet geschuwd.

In de expositie James Ensor. Maestro wordt Ensor neergezet als geniale einzelgänger. De man die zoekt naar identiteit en erkenning. Met veel gebaren en anekdotes laat curator Xavier Tricot kunstenaar James Ensor ‘leven’ in de ruimte. Ensors tekeningen met genderfluïde zelfportretten hangen trots aan de lichtblauwe muren. Fantasie en groteske beelden voeren de boventoon. De expositie maakt ook gebruik van oude foto’s van Ensor: de kunstenaar blijkt een levensecht persoon te zijn geweest.

James Ensor, De geërgerde maskers, 1883. Olieverf op doek, 135 x 112 cm. KMSKB, inv. 4190 © J. Geleyns – Art Photography

Koninklijke Bibliotheek van België (KBR)

Ensor liep rond in Brussel vanaf 1877. Deze zelfde man die worstelde met zijn identiteit en lichte pastelkleuren gebruikte in zijn werken, blijkt in de tentoonstelling James Ensor. Inspired by Brussels van het KBR ook te stoeien met een grootsheidscomplex. De schilderijen uiten zich hier in felle kleuren. Ensor haalt traditionele zekerheden onderuit met scherpe satire en verlegt zo de grenzen van de oude kunstwereld. Indirect maakt hij hiermee plaats voor de kunstenaars van het surrealisme.

Ironisch genoeg laten Ensors werken in de prachtige conservatieve fin de siècle-stijl kamers van het KBR zien waarom hij zich verzette tegen de oude artistieke standaard. In 1883 stichtte hij samen met twintig Belgische kunstenaars Les XX. Los van officiële instellingen exposeerde ze elk jaar de radicaalste kunst. Ensors werk werd in de setting van zijn eigen salons ieder jaar grotesker en wilder. Van beginnend realist, geïnspireerd door impressionisme, steeg hij uit tot koning satire. Ondanks dat Ensor wordt neergezet als geniaal individu, blijkt dit niet volmondig terecht. Er valt te lezen dat hij veel bijstand kreeg van invloedrijke vrienden en andere inspiratoren. Zijn kunstzinnige ontwikkeling wordt in perspectief geplaatst.

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

Op loopafstand van elkaar spelen de surrealistische geschiedenissen met de stad. Er ontstaat een ambiance van verwondering, en de ontdekking van grote namen die Brussel hebben geïnspireerd en bevrijd van het juk van voorgaande eeuwen maken de stadswandelingen een zinderende ervaring.

Surrealisme was niet zomaar een stroming. Het was een vooruitziende blik. Een hallucinatie van onze gezamenlijke toekomst in de wereld. De kunstenaars gingen haast als paragnosten te werk. De tentoonstelling Imagine! 100 years of Surrealism laat de veelzijdigheid van de stroming zien als een uitgebreide menukaart. Kies uit het sierlijke symbolisme en tref rijke innerlijke landschappen. Proef een van de mythische Chimaera’s met een vleugje kronkelende boomwortels en tref als dessert een wereld geïnspireerd op het atoomtijdperk.

Over een kunstenaar als Max Ernst valt te zien dat drie van zijn vrouwen een cruciale rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van zijn werk. Deze vrouwen, Luise Straus-Ernst, Dorothea Tanning, Marie-Berthe Aurenche, zijn ieder op zich kunstenaars van hoog niveau. De tentoonstelling laat zien dat veel mannelijke kunstenaars die wij goed kennen nooit eenzaam aan de top hebben gestaan.

Musée Magritte Museum

De poëtische kunst van Folon voelt hierna als een lichtgekleurde sedimentlaag van de surrealistische vloedgolf. Naast de werken van Magritte geplaatst, maakt ze duidelijk dat nuances in licht, nuances zijn tussen droombeelden en poëzie. Het subtiele verschil tussen tekst en textuur.

Twee Belgische kopstukken staan momenteel in de schijnwerpers van de Belgische musea: Ensor en Magritte. De tentoonstellingen tonen echter ook de grote hoeveelheid kunstenaars die, onterecht, geen grote naam hebben. De vele vrouwen en poëten die het surrealisme van levensbloed voorzagen, hebben nu een plek op het toneel. Magritte en Ensor zijn naar boven komen drijven als bekendst, maar de zee aan kunstenaars om hen heen heeft de stromingen samen met hen veroorzaakt.

In deze zee van exposities doorbreekt de Kunstberg de mythe van de einzelgänger als kunstzinnig genie. Hij toont vernieuwer Ensor in volle glorie, leidt je langs de politiek activistische surrealisten en mondt uit in de pure beeldpoëzie van Folon.

 

Imagine! 100 Years of International Surrealism is te zien tot 21 juli 2024 in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

James Ensor. Inspired by Brussels is te zien tot 2 juni 2024 in het museum van de Koninklijke Bibliotheek Belgie (KBR)

Magritte – Folon is te zien tot 21 juli 2024 in het Magritte Museum

James Ensor. Maestro is te zien tot 23 juni 2024 in Bozar

Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België is te zien tot 16 juni 2024 in Bozar