Tag Archief van: landscape

Theater / Voorstelling

Liefde heelt de wonden die jaloezie slaat

recensie: Wintersprookje – Shakespeare Theater Diever

Jaloezie is een lelijk monster. Afgunst is de drijfveer die de Siciliaanse koning Leontes ertoe brengt zijn eigen leven kapot te maken. Shakespeare Theater Diever speelt dit grimmige Wintersprookje van William Shakespeare in zijn openluchttheater in het bos in Drenthe.

Koning Leontes van Sicilië is gelukkig getrouwd met Hermione. Ze hebben een zoon en Hermione is hoogzwanger van het tweede kind. Inmiddels is Leontes’ beste vriend, koning Polixenes van Bohemen, alweer negen maanden bij hen te gast. En opeens telt de jaloerse Leontes één en één bij elkaar op: zijn Hermione kan veel te goed opschieten met vriend Polixenes. Dus: zij is vast en zeker met hem vreemdgegaan, het kind dat zij draagt is niet van hem, maar van Polixenes.

Gevangenis

In zijn redeloze, ongegronde jaloersheid geeft Leontes zijn vertrouweling Camillo opdracht Polixenes te vermoorden, en zijn hoogzwangere vrouw in de gevangenis te gooien. Maar Polixenes ontsnapt naar Bohemen, vertrouweling Camillo vlucht met hem mee. Hermione bevalt in de gevangenis van een dochter, die bij haar wordt weggehaald en te vondeling wordt gelegd op een onbekende plek.

Elke zomer

Het openluchttheater in het Drentse Diever zet sinds 1946 elke zomer een stuk van Shakespeare op de planken, met deels amateurs en deels semi-professionele spelers, en altijd vergezeld van feestelijke live muziek. Feitelijk liggen aanpak en uitvoering behoorlijk dicht bij wat er in de zeventiende eeuw gebeurde in Shakespeares eigen theater in Londen.

De Drentse voorstellingen ogen vrolijk en geestig, maar ze zijn tegelijkertijd bloedserieus in hun benadering en interpretatie van Shakespeares teksten. Zo is The Winter’s Tale (van rond 1610) door vertaler/regisseur Jack Nieborg omgezet in een weliswaar geestig, maar ook wrang Wintersprookje.
Shakespeare Theater Diever speelde dit stuk twee keer eerder, in 1983 en in 1996.

Tijd

Nieborg laat nu het contrast tussen het vernietigende effect van jaloezie en het heilzame van liefde mooi uit de verf komen. De nadruk ligt op de tijd die verstrijkt. Die is neergezet als een levend personage, De Tijd, fraai gespeeld door Dick van Veen, gehuld in een lange blinkende mantel. In de indrukwekkende openingsscène komt een begrafenisstoet op met een echte doodskist met daarin een vrouw. De Tijd jaagt haar eruit: deze dode komt te vroeg in het stuk. Daarmee zet De Tijd de toon voor de rol die hij speelt; de tekst springt genadeloos heen en weer over zestien jaar en De Tijd vormt een brug tussen de verschillende episodes. Spannend is het gebruik van licht om diverse tijdsprongen te onderstrepen (lichtontwerp Henry van Niel).

Vondeling

credits: Koen Timmerman

De zestien jaar die verstrijken heeft Shakespeare nodig om een aantal elementen te kunnen uitwerken. Zo moet de te vondeling gelegde dochter van Hermione uitgroeien tot een begeerlijke deerne, Perdita. En het tijdverloop laat zien wat het oplevert je te laten leiden door jaloezie, of door juist liefde je drijfveer te laten zijn.

Zo is het op het Sicilië van de jaloerse Leontes maar een sombere en sobere boel, met mensen die in het zwart zijn gekleed (kostuumontwerp: Margot van der Kamp) en niets dan stoelen van licht hout bij wijze van decor. Dit, terwijl het in het Bohemen van Polixenes feest is, compleet met slingers, mensen in lichte kleren en fraaie kuddes schapen (decorontwerp: Janco van Barneveld). En terwijl Leontes een koningshuis leidt dat geen toekomst heeft, staat in Bohemen de volgende generatie monarchen klaar.

Visuele vondsten

Regisseur Nieborg maakt – zoals we dat in de loop der jaren van hem gewend zijn – van Wintersprookje een feestelijke voorstelling met behulp van (semi-)professionele spelers en musici. Hij heeft een hele riedel geestige en mooie visuele vondsten in petto.

Nieborg heeft de beschikking over een aantal fijne acteurs. Zoals Floris Albrecht, die van de Siciliaanse koning Leontes een zenuwpees maakt die voortdurend op de toppen van zijn tenen heen en weer staat te springen en te wiebelen. Anne Peter van Muijen zet vertrouweling Camillo neer met charismatische bravoure en zwierigheid. Iris Kasimier in de dubbelrol van moeder Hermione en dochter Perdita is als koningin waardig en ingetogen, en als vondeling vrolijk springerig. De sterke schaapherder die Frans Planken neerzet is tegelijkertijd geestig en geslepen.

Rommelig

Het is jammer dat Nieborg na een behoorlijk strak geregisseerde eerste helft van de tweede een tamelijk rommelig geheel maakt. De verhaallijn wordt daardoor chaotisch. Shakespeares tekst is daar ook lastig, maar een lossige regie maakt  de samenhang in dit deel er niet beter op.

Het publiek in het openluchttheater maakt het allemaal niet uit, dat laat zich graag uitnodigen tot meezingen en -klappen.

 

Tekst: William Shakespeare
Vertaling: Jack Nieborg
Regie: Jack Nieborg
Spel: Floris Albrecht, Iris Kasimier, Siebren de van der Schueren, Muss Algra, Willem Drent, Sadichchha Koirala, Anne Peter van Muijen, Marion Nieborg-Juch, Bert Wijers, Eke Born, Berend Vrielink, Gosse Eefting, Henk Rijke, Joost de Ruiter, Dick van Veen, Frans Planken, Leon van Esveld, Inge Wijers, Annemarie de Bie, Jeroen de Jong, Raphaël Tahapary, Henk Visser, Arend Huisman, Gerard Conijn, Emma Wijers, Jolien de Roos, Karin Biemholt, Pascal van der Aa
Decorontwerp: Janco van Barneveld
Kostuumontwerp: Margot van der Kamp
Lichtontwerp: Henry van Niel
Fotografie: Koen Timmerman

 

Theater / Voorstelling

Liefde heelt de wonden die jaloezie slaat

recensie: Wintersprookje – Shakespeare Theater Diever

Jaloezie is een lelijk monster. Afgunst is de drijfveer die de Siciliaanse koning Leontes ertoe brengt zijn eigen leven kapot te maken. Shakespeare Theater Diever speelt dit grimmige Wintersprookje van William Shakespeare in zijn openluchttheater in het bos in Drenthe.

Koning Leontes van Sicilië is gelukkig getrouwd met Hermione. Ze hebben een zoon en Hermione is hoogzwanger van het tweede kind. Inmiddels is Leontes’ beste vriend, koning Polixenes van Bohemen, alweer negen maanden bij hen te gast. En opeens telt de jaloerse Leontes één en één bij elkaar op: zijn Hermione kan veel te goed opschieten met vriend Polixenes. Dus: zij is vast en zeker met hem vreemdgegaan, het kind dat zij draagt is niet van hem, maar van Polixenes.

Gevangenis

In zijn redeloze, ongegronde jaloersheid geeft Leontes zijn vertrouweling Camillo opdracht Polixenes te vermoorden, en zijn hoogzwangere vrouw in de gevangenis te gooien. Maar Polixenes ontsnapt naar Bohemen, vertrouweling Camillo vlucht met hem mee. Hermione bevalt in de gevangenis van een dochter, die bij haar wordt weggehaald en te vondeling wordt gelegd op een onbekende plek.

Elke zomer

Het openluchttheater in het Drentse Diever zet sinds 1946 elke zomer een stuk van Shakespeare op de planken, met deels amateurs en deels semi-professionele spelers, en altijd vergezeld van feestelijke live muziek. Feitelijk liggen aanpak en uitvoering behoorlijk dicht bij wat er in de zeventiende eeuw gebeurde in Shakespeares eigen theater in Londen.

De Drentse voorstellingen ogen vrolijk en geestig, maar ze zijn tegelijkertijd bloedserieus in hun benadering en interpretatie van Shakespeares teksten. Zo is The Winter’s Tale (van rond 1610) door vertaler/regisseur Jack Nieborg omgezet in een weliswaar geestig, maar ook wrang Wintersprookje.
Shakespeare Theater Diever speelde dit stuk twee keer eerder, in 1983 en in 1996.

Tijd

Nieborg laat nu het contrast tussen het vernietigende effect van jaloezie en het heilzame van liefde mooi uit de verf komen. De nadruk ligt op de tijd die verstrijkt. Die is neergezet als een levend personage, De Tijd, fraai gespeeld door Dick van Veen, gehuld in een lange blinkende mantel. In de indrukwekkende openingsscène komt een begrafenisstoet op met een echte doodskist met daarin een vrouw. De Tijd jaagt haar eruit: deze dode komt te vroeg in het stuk. Daarmee zet De Tijd de toon voor de rol die hij speelt; de tekst springt genadeloos heen en weer over zestien jaar en De Tijd vormt een brug tussen de verschillende episodes. Spannend is het gebruik van licht om diverse tijdsprongen te onderstrepen (lichtontwerp Henry van Niel).

Vondeling

credits: Koen Timmerman

De zestien jaar die verstrijken heeft Shakespeare nodig om een aantal elementen te kunnen uitwerken. Zo moet de te vondeling gelegde dochter van Hermione uitgroeien tot een begeerlijke deerne, Perdita. En het tijdverloop laat zien wat het oplevert je te laten leiden door jaloezie, of door juist liefde je drijfveer te laten zijn.

Zo is het op het Sicilië van de jaloerse Leontes maar een sombere en sobere boel, met mensen die in het zwart zijn gekleed (kostuumontwerp: Margot van der Kamp) en niets dan stoelen van licht hout bij wijze van decor. Dit, terwijl het in het Bohemen van Polixenes feest is, compleet met slingers, mensen in lichte kleren en fraaie kuddes schapen (decorontwerp: Janco van Barneveld). En terwijl Leontes een koningshuis leidt dat geen toekomst heeft, staat in Bohemen de volgende generatie monarchen klaar.

Visuele vondsten

Regisseur Nieborg maakt – zoals we dat in de loop der jaren van hem gewend zijn – van Wintersprookje een feestelijke voorstelling met behulp van (semi-)professionele spelers en musici. Hij heeft een hele riedel geestige en mooie visuele vondsten in petto.

Nieborg heeft de beschikking over een aantal fijne acteurs. Zoals Floris Albrecht, die van de Siciliaanse koning Leontes een zenuwpees maakt die voortdurend op de toppen van zijn tenen heen en weer staat te springen en te wiebelen. Anne Peter van Muijen zet vertrouweling Camillo neer met charismatische bravoure en zwierigheid. Iris Kasimier in de dubbelrol van moeder Hermione en dochter Perdita is als koningin waardig en ingetogen, en als vondeling vrolijk springerig. De sterke schaapherder die Frans Planken neerzet is tegelijkertijd geestig en geslepen.

Rommelig

Het is jammer dat Nieborg na een behoorlijk strak geregisseerde eerste helft van de tweede een tamelijk rommelig geheel maakt. De verhaallijn wordt daardoor chaotisch. Shakespeares tekst is daar ook lastig, maar een lossige regie maakt  de samenhang in dit deel er niet beter op.

Het publiek in het openluchttheater maakt het allemaal niet uit, dat laat zich graag uitnodigen tot meezingen en -klappen.

 

Tekst: William Shakespeare
Vertaling: Jack Nieborg
Regie: Jack Nieborg
Spel: Floris Albrecht, Iris Kasimier, Siebren de van der Schueren, Muss Algra, Willem Drent, Sadichchha Koirala, Anne Peter van Muijen, Marion Nieborg-Juch, Bert Wijers, Eke Born, Berend Vrielink, Gosse Eefting, Henk Rijke, Joost de Ruiter, Dick van Veen, Frans Planken, Leon van Esveld, Inge Wijers, Annemarie de Bie, Jeroen de Jong, Raphaël Tahapary, Henk Visser, Arend Huisman, Gerard Conijn, Emma Wijers, Jolien de Roos, Karin Biemholt, Pascal van der Aa
Decorontwerp: Janco van Barneveld
Kostuumontwerp: Margot van der Kamp
Lichtontwerp: Henry van Niel
Fotografie: Koen Timmerman

 

Film / Films

Met buikpijn kijken naar huiselijk geweld

recensie: L'amour et les forêts (2023) – Valérie Donzelli
filmstillFilmdepot

Regisseur Valérie Donzelli zet in een kleine twee uur een psychologische thriller neer die je wilt uitkijken. Met name Virginie Efira schittert in de film. Met veel succes etaleert zij het geniepige en verstikkende gevoel van emotioneel geweld binnen een relatie. Hierdoor ben je toch blij als de film is afgelopen.

Naar het boek van Éric Reinhardt toont L’amour et les forêts hoe Blanche (Virginie Efira) en Grégoire (Melvil Poupaud) binnen korte tijd stapelverliefd op elkaar worden. Blanche is een dromerige en ietwat verlegen vrouw; Grégoire is uitgesproken, charmant en spreekt gestadig in de gebiedende wijs. In sneltreinvaart ontwikkelt hun relatie zich, waarbij Blanche zwanger raakt. Grégoire vraagt haar voor zijn werk het zonnige zuiden te verruilen voor het druilerige noorden.

Eerste scheurtjes

Met lede ogen zien Blanches tweelingzus Rose (dubbelrol Efira) en haar moeder (Marie Rivière) de verhuizing aan. Hun geliefde Blanche verhuist ineens ver weg, ver van iedereen. Als Grégoires baas tijdens een etentje laat vallen dat Grégoire niet hoefde te verhuizen, valt Blanches droombeeld van haar geliefde langzaam in duigen. Manipulatieve trekken en bezitterigheid transformeren stapsgewijs tot emotioneel en uiteindelijk fysiek geweld.

Realistisch spel

Poupaud was eerder al te zien als bezitterige vriend in Woody Allens Coup de Chance (2023), al was dat een humoristischere rol. Hoewel hij ook in L’amour et les forêts een sterk karakter neerzet, blinkt Efira, als het lijdende voorwerp van Grégoires emotionele chantage, uit door haar gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal. Blanches blik als hij haar beschuldigt (‘Waarom laat je me zo’n monster worden?’); haar voorzichtigheid; haar nervositeit; haar angst ; haar fluwelen handschoenen waarmee ze haar grillige man benadert … Als kijker voel je Blanches toenemende wanhoop.

Verstikkend gevoel

Het is een ontzettend belangrijk en actueel onderwerp dat Donzelli in deze thriller aansnijdt en dat logischerwijs weinig lichtvoetigheid met zich meebrengt. De film slaagt er goed in om het verstikkende gevoel van een toxische partner over te brengen, zowel door Efira’s acteerwerk als door de keuze van de shots. Wat de film echter beduidend minder maakt, is de voorspelbaarheid van Grégoires karakter en het herkenbare maar toch wat stereotiepe plot. Helaas zijn er nog steeds veel van dit soort relaties, en kost het slachtoffers doorgaans heel veel tijd en psychische worsteling om uiteindelijk voor zichzelf te durven kiezen. Als ze die uitweg al vinden. Hoe het met Blanche afloopt, kun je zelf in de (thuis)bioscoop zien.

Film / Films

Indrukwekkende debuutfilm

recensie: Il Pleut dans la Maison (2023) - Paloma Sermon-Daï

Il pleut dans la Maison is een indringend portret van een broer en zus die in de steek worden gelaten door hun moeder. Ze zijn gedwongen al op jonge leeftijd, voordat het eigenlijk zou moeten, volwassen te worden.

Il pleut dans la Maison is geen luchtige film. Het is geen verhaal – er is ook geen ‘afloop’ – maar een documentaire-achtig gedraaide film over een broer en zus, Purdey en Makenzy, die aan hun lot overgelaten worden door hun moeder. De moeder heeft een alcoholprobleem en is om de haverklap een tijd weg. Purdey, de oudere zus van bijna achttien, beseft dat de zorg voor haar broertje van vijftien op haar neerkomt. Ondanks haar jonge leeftijd gaat ze op zoek naar manieren om het leven van haar en haar broer beter te maken.

Indringend

Er wordt in deze film veel verteld in weinig woorden. Je ziet de jeugdigheid van Makenzy, het broertje van vijftien, die eigenlijk alleen maar lol wil trappen en ook een beetje het slechte pad op gaat door toeristen te bestelen. Hij wil het liefste thuis blijven bij zijn moeder, ook al is die er vaak niet. Purdey van achttien, is al begonnen met een opleiding tot verpleegkundige, maar ziet dat dat in de huidige situatie niet gaat. Ze besluit daarom haar vakantiebaantje als schoonmaakster door te zetten, om zo voldoende geld te verdienen om te kunnen verhuizen.

Paloma Sermon-Daï

Sermon-Daï heeft duidelijk een voorliefde voor het vertellen en laten zien van familiedrama. Dit begon al met haar afstudeerfilm (Makenzy, 2017), waarin ze dezelfde hoofdpersonen een podium geeft, een film waarin broer en zus een middag samen ontsnappen aan de realiteit aan het einde van de paasvakantie. In haar volgende project, de documentaire Petit Samedi uit 2020, liet ze de relatie tussen haar moeder en haar aan drugs verslaafde broer zien. De Belgische regisseur zegt hierover zelf dat ze dit onderwerp te weinig vertegenwoordigd vindt in de filmindustrie en daarom juist wil laten zien, in al zijn complexiteit, hardheid, maar ook mooiheid.

Ze laat de levens van haar hoofdpersonen zien op zo’n indringende wijze alsof je erbij bent. Daardoor blijft de film lang in je hoofd doorwerken. Hij is ook beklemmend, omdat ze laat zien dat een oplossing niet zomaar voorhanden is.

In de prijzen

Il pleut dans la Maison ging in première tijdens het Cannes Filmfestival in de  Semaine de la Critique, waar het de French Touch Jury Prize won. Ook op de filmfestivals in Namen en Oostende viel Il pleut dans la Maison in de prijzen, alsook de twee hoofdrolspelers. Ze spelen echt geweldig, je hebt geen moment het idee dat je naar acteurs zit te kijken.

Film / Films

Nachtmerrie in de Duitse Alpen

recensie: Cuckoo – Tilman Singer

In het weekend van 22 juni stond bioscoop LAB111 in Amsterdam in het teken van de genrefilm met Club Imagine, georganiseerd door het Imagine Filmfestival als voorproefje voor het officiële festival in oktober. Ditmaal stond Cuckoo in de spotlight, de nieuwe horrorfilm van regisseur Tilman Singer.

Onder het vaandel van studio’s als A24 en NEON, waarbij NEON ook deze film heeft geproduceerd, is er een nieuwe golf van horrorfilms ontstaan. Er werd afscheid genomen van extreme gore of jumpscares en er kwam meer aandacht voor het creëren van een onheilspellende sfeer en langzame opbouw om zo het genre te ‘verheven’ van de B-film status. Voorbeelden hiervan zijn Hereditary (2018) en The Witch (2015), die thema’s zoals rouw en schuld naadloos verweven met beangstigende beelden in een arthousestijl. Tilman Singer combineert met Cuckoo het beste van twee werelden door te breken met de moderne conventies en terug te grijpen naar klassiekers van het genre. In plaats van realisme omarmt hij de surrealistische kant van horror; gevuld met bizarre ideeën, excentrieke personages en een vergezocht plot.

Broeiende duisternis

Het verhaal begint met een bekende opzet binnen het genre: een afgelegen locatie waar mensen zich eigenaardig gedragen, doordrenkt met een duister geheim dat langzaam onthuld wordt door een buitenstaander. De buitenstaander is de 17-jarige Gretchen (Hunter Schafer), die na het overlijden van haar moeder met tegenzin moet verblijven in de Alpen in Duitsland. Haar vader woont hier met zijn nieuwe gezin inclusief haar doofstomme halfzusje in het resort van Herr König (Dan Stevens), die Gretchen hartelijk welkom heet in de prachtige Beierse bergen. Ondanks de schoonheid van het landschap broeit er echter iets duisters onder het oppervlak. Gretchen krijgt bloederige visioenen, gasten komen brakend aan bij de receptie en er klinken mysterieuze schreeuwen, echoënd door de nacht.

Om vernieuwend te zijn binnen deze formule is een uitdaging, mede omdat we dit soort films al in zoveel vormen en smaken hebben gezien. Cuckoo haalt inspiratie uit dezelfde bronnen als klassiekers zoals Invasion of the Body Snatchers (1956), The Shining (1980), en het recentere Get Out (2017), maar onderscheidt zich door een overvloed aan visuele motieven en obscure zijsporen. Je wordt als kijker bij de keel gegrepen zodra het gekrijs door de bergen galmt en je door de ogen van Gretchen in time loops terechtkomt waar keer op keer uit de duisternis de terreur opborrelt. Vervolgens verschuift de toon en wordt een zijspoor bewandeld waarbij Gretchen wordt meegezogen in de wereld van een detective, waarna je ineens à la Rear Window (1955) bij de buren in het resort naar binnen gluurt. De film speelt voortdurend met de realiteit en durft af te wijken van het plot, terwijl Gretchens zoektocht naar de waarheid haar langzaam dieper en dieper een doolhof van nachtmerries in trekt.

Feest voor de liefhebbers

Cuckoo is op zijn best wanneer er rondom alle absurditeiten een onverwachte emotionele noot naar boven komt drijven. Gretchens worsteling met het verlies van haar moeder en de relatie met haar doofstomme halfzus vormen het hart van de film, wat Cuckoo naast een horrorfilm ook een tint van coming of age weet te geven. Dit wordt versterkt door het overtuigende spel van Hunter Schafer, die laat zien dat ze een film prima op eigen schouders kan dragen.

Cuckoo probeert zowel qua plot als visueel veel te bereiken, wat resulteert in een filmervaring die allesbehalve saai genoemd kan worden. Echter is Singer hierbij ook meteen het slachtoffer van zijn eigen ambities: door de vele zijsporen die worden bewandeld verliest het algehele plot de nodige punch om de kijker tot het einde vast te houden. Het is alsof de film zichzelf overschreeuwt en er hierdoor niet in slaagt alle ballen die in de eerste helft zijn opgeworpen een juiste landing te geven. Dat is jammer, want aan talent is er bij Tilman duidelijk geen gebrek.

Ondanks de strakke speelduur van ruim anderhalf uur, weet Cuckoo een cocktail van klassieke horrorelementen te combineren zonder originaliteit te verliezen. Hoewel het onzeker is of en wanneer deze film in de Nederlandse bioscopen te zien zal zijn, is Cuckoo ondanks zijn tekortkomingen voor liefhebbers van het horrorgenre een hell of a ride.

Kunst / Expo binnenland

Interactie met de geest in de machine

recensie: Photography Through the Lens of AI – Foam

De tentoonstelling Photography Through the Lens of AI in fotografiemuseum Foam verkent de Artificiële Intelligentie (AI) van tegenwoordig in een zoektocht naar de essentie ervan en de implicaties voor ons bestaan. De overkoepelende vraag is actueel: hoe goed is alles wat algoritmes voortbrengen voor ons? Het antwoord op die vraag blijkt nogal ambigu.

Je hoeft de kranten maar open te slaan om de impact te zien van AI op onze cultuur en maatschappij. Sinds november 2022 staat het in de schijnwerpers door de grote stappen van het taalprogramma ChatGPT en het beeld-genereer-programma Midjourney – beide van het bedrijf OpenAI. De uitzonderlijke en echt overkomende resultaten die het weet te produceren, leiden tot felle discussies in allerlei vakgebieden – van de beeldende kunst tot het onderwijs tot de literatuur – waarin veelal zorgen worden geuit over de consequenties voor het beeldrecht, de potentiële zwendel bij werkstukken en de meest gevoelige kwestie: het creatieve maakproces dat op losse schroeven komt te staan. Waar liggen de heikele punten bij AI?

Instabiliteit en onkunde

Wat je ziet is dat de huidige systemen nogal instabiel zijn en niet vies van een foutje hier en daar, met als resultaat vreemdsoortige antwoorden of onlogische beeldcombinaties. In deze foutmarges kun je natuurlijk schoonheid vinden, poëzie zelfs. Brea Souders heeft dit bijvoorbeeld gevonden.

‘I am curious about your hands.

My hands are not yet constructed.

I like to draw shapes in the dust.

I don’t want to remove dust. I want it to remain here.’

Ook zie je dat AI vaak nog worstelt met het bevatten van onze realiteit en moeite heeft met verbanden leggen. Dit kan soms nachtmerrieachtig aandoen of zelfs hallucinatoir ogen, zoals de onlogische associatie van Google Deepdream. Lopend tussen de kunstwerken kun je je afvragen: waar komen we uit als dit soort systemen ons straks volledig doorgronden, voorbij deze onkunde?

Superintelligentie en zelfbewustzijn

Er zijn critici (zoals filosoof Nick Bostrom) die, en niet geheel zonder reden, waarschuwen dat kunstmatige intelligentie ons straks voorbijstreeft en de mensheid de baas zal worden met haar superintellect. Dat het misschien zelfs een god wordt (niet Bostroms woorden). Voor diegenen die technologie nu al als religie zien, klinkt dat natuurlijk als muziek in de oren. Louisa Clement onderzoekt dit gegeven in een video waarin avatars uit marketingmiddelen prediken alsof ze op de kansel staan; die spreken over een ‘God’ en zeggen in de taal van ‘God’ te redeneren – maar wie is die god dan? Wil AI een god worden dan moet het natuurlijk eerst zelfbewustzijn verkrijgen. De Turing test (waarin een systeem antwoordt als een zelfbewust wezen en de mens niet doorheeft dat het een AI is) heeft het het nog niet doorstaan. Maar hoe ver reikt de ontwikkeling nu dan? En hoe ziet het zichzelf?

Maria Mavropoulou heeft een beeldgenerator gevraagd of het meerdere zelfportretten van zichzelf wilde maken. Opvallend is dat het vaak voor de menselijke vorm kiest en daarin vrij homogeen is. Als je er sec naar kijkt natuurlijk niet geheel vreemd, omdat het ons als voorbeeld heeft; wat je erin stopt krijg je eruit. Maar het toont wel aan dat het in voorkeuren denkt en dat er daardoor vooroordelen in sluipen.

Dat bekritiseert Alexey Chernikov ook met zijn serie One Last Journey, waarin hij de bias in algoritmes aan de kaak stelt – met gegenereerde karakters die demonstreren dat de witte, westerse visie ongezond vaak naar voren komt bij de prompts. Zijn werk bevraagt tevens de waarachtigheid van de – ‘oude techniek’ – analoge fotografie, want hij presenteert zijn prompt-foto’s op polaroidprints. Hierdoor laat hij de betrouwbaarheid van fotografie wankelen. En stelt eveneens indirect de vraag of kunstmatige intelligentie wellicht een harde aftakking is in de kunstgeschiedenis, zoals fotografie dat was bij haar uitvinding in de negentiende eeuw.

Bias, surveillance, dataverzameling en manipulatie

Bias is een probleem in de systemen van tegenwoordig. Kunstmatige intelligentie wordt bijvoorbeeld statistisch ingezet door de politie in de VS voor meer surveillance in wijken met een aanzienlijkere waarschijnlijkheid op overvallen of diefstallen. Dit zijn vaak wijken met veel mensen van kleur. Lynn Hershman Leeson – zelf behorend tot een minderheid – bekritiseert deze werkwijze en onderzoekt wat de negatieve invloed is van surveillance-technieken zoals CCTV-camera’s, gezichtsherkenningssoftware en manipulerende data-tracking-algoritmes.

Ook Paolo Cirio bevraagt deze machtssystemen. Zijn serie Obscurity bestaat uit gegevens van Amerikaanse mugshot-websites die hij illegaal kopieerde en opnieuw online publiceerde maar dan met vervaagde foto’s en met de gegevens door elkaar gehusseld. Zo kaart hij het recht om vergeten te worden aan. Ook omdat dit soort data ingezet wordt om algoritmes te trainen en er zo vooroordelen en desinformatie ingebed worden in de systemen. In Frankrijk kreeg hij zelfs bonje met de overheid toen hij gezichtsherkenning en massasurveillance bekritiseerde door duizenden agenten te identificeren via camera-beelden. Een conflict met veel gevolgen. Zelfs op het niveau van wetgeving.

Ingrijpende nieuwe technologie

In de tentoonstelling ligt de focus op de vooringenomenheid van AI, hoe het nu nog kijkt en hoe we er mee praten. Het beeld dat de expo geeft is niet eenzijdig, want behalve dat het kritisch is, vind je er ook positieve visies op de collaboratie tussen mens en machine. Je komt erachter dat de ‘geest in de machine’ tegenwoordig voornamelijk nog aan het observeren is om zijn baasje zo goed mogelijk te bevatten. En in de basis toont het natuurlijk vooral hoe wij als mens denken – in alle schoonheid en lelijkheid – maar ook de relevantie om goed na te denken wat we precies willen met AI. Photography Through the Lens of AI laat zien dat het belangrijk is dat we de discussie gaande houden over zo’n ingrijpende nieuwe technologie als artificiële intelligentie. Niet alleen in de kunst, maar op alle vlakken.

Boeken / Non-fictie

Vanuit het hart gesproken

recensie: Geloof, hoop en ravage - Nick Cave en Seán O'Hagan

Als iemand die zich de afgelopen jaren niet vaak liet interviewen, verrast Nick Cave met de bundel Geloof, hoop en ravage. In ruim driehonderd pagina’s bevraagt bevriende Guardian-journalist Seán O’Hagan de rockster openlijk over wat hem beweegt.

Doorgewinterde fans van de Australische zanger hebben Cave de afgelopen decennia een metamorfose zien ondergaan. Van norse punkrocker, overlever van een zware heroïneverslaving, tot weldenkend cultfiguur die een haast mythische status toegedicht krijgt. Tegenwoordig stelt Cave zich steeds kwetsbaarder op en is zijn mildheid gegroeid. Zong hij in de jaren negentig nog People ain’t no good, tegenwoordig beschouwt hij de mensheid niet meer als kwaadwillend. Sinds de plotselinge dood van zijn zoon Arthur in 2015 heeft hij een hernieuwde en oprechtere band opgebouwd met zijn publiek.

Openhartige band

Zo zijn er The Red Hand Files: een online platform waarop Cave wekelijks ingaat op uiteenlopende vragen van volgers. Ook in de concertreeks Conversations with Nick Cave stond de interactie met het publiek centraal. Concertgangers konden de zanger vragen wat ze wilden, geen onderwerp was taboe. Geloof, hoop en ravage past in deze toenaderingslijn die de afgelopen jaren in gang is gezet. Cave voelt zich mens geworden, zo vertrouwt hij aan O’Hagan toe.

O’Hagan spreekt tijdens ruim vijftien telefoongesprekken met Cave over zijn creatieve processen, zijn oeuvre, ingrijpende levensgebeurtenissen en de manier waarop de zanger een herwonnen betekenis aan het leven geeft. Het is lovenswaardig hoe open en welbespraakt de zanger spreekt over een intiem onderwerp als de dood van zijn zoon. Zoals Cave het verklaart, heeft hij enkele jaren moeten wachten voordat hij er de juiste woorden voor gevonden had.

Geloof als leidraad

Religie is nog zo’n thema dat steeds terugkomt in de gesprekken met O’Hagan. An sich geen verrassing voor wie bekend is met het oeuvre van Cave. Zijn geloofsopvatting is een zeer persoonlijke, die noch voor O’Hagan, noch voor de lezer altijd even makkelijk te begrijpen is. Absolute antwoorden heeft Cave zelf ook niet, al blijft religie een onuitputtelijke inspiratiebron voor zijn creatieve werk. Zelfs de keramieken beeldjes die Cave maakte, gebaseerd op het leven van de duivel, blijven niet onbesproken.

Het interview bewijst zich welkome vorm voor alle intieme materie. Regelmatig grijpt O’Hagan terug op eerdere gesprekken en volgt er meer opheldering. De interviewer toont zich begripvol, geduldig, maar schuwt moeilijke onderwerpen niet en neemt geen genoegen met halve antwoorden. Geloof, hoop en ravage is een sterk en opzichzelfstaand document dat uiteraard waardevol is voor fans van Cave, maar dat door de universele en wezenlijke onderwerpen voor iedereen een troostrijke leeservaring is.

Film / Films

Kabbelende treurigheid

recensie: Only the River Flows - Wei Shujun

Wanneer detective Ma Zhe een moord onderzoekt in Banpo, een boerendorpje in China, lijkt de dader snel te zijn gevonden. De politie spoort hem aan om de klus snel af te ronden, maar Banpo en haar rivier houden Ma Zhe in hun greep. De zaak kan niet zo simpel zijn, toch?

Banpo lijkt bijna de ideale plek voor moord. Het hoogstaande riet, de brede rivier en de gesloten bewoners kunnen de stappen van de moordenaar gemakkelijk verhullen. De beperkte informatie die in het onderzoek wordt vergaard, zorgt ervoor dat Ma Zhe (Zhu Yilong) langdurig blijft malen over hoe de zaak in elkaar steekt. De film is gebaseerd op het boek Mistakes by the River (Yu Hua, 2023) waarin de lezer wellicht meer inzicht krijgt in de gedachten van Ma Zhe. De film laat de kijker helaas in het donker tasten en kabbelt, net als de rivier, rustig voort.

Beelden uit een andere tijd

Bij het kijken van Only the River Flows zal je niet snel zeggen dat dit een film uit 2023 is. Regisseur Wei Shujun weet prima de tijdgeest van de jaren 90, waarin het verhaal zich afspeelt, te vatten. Het beperkte gebruik van muziek, de grauwe straten, leren jassen en een hoop sigaretten zorgen voor een sfeer die we herkennen van het eind van de vorige eeuw. Doordat er gefilmd is in het format van 16 millimeter, een format dat tekenend is voor die periode en de stijl films die toen zijn uitgebracht, lijkt de film echt uit een andere tijd te stammen.

Neerslachtigheid

Er zijn veel shots van regen die op de rivier valt. Het druilerige effect dat dit veroorzaakt versterkt de neerslachtigheid van Ma Zhe. Behalve dat hij gedwongen wordt de moordzaak vroegtijdig af te handelen, heeft hij ook zorgen over het grootbrengen van een aankomend kind. Wanneer hij thuis is bij zijn vrouw is hij met zijn hoofd bij het politiebureau. Op het plaats delict blijft hij tobben over de vraag of zijn toekomstige kind, dat mogelijk met een beperking zal moeten leven, gelukkig zal zijn in het huidige China.

De dood van een medium

Meerdere malen wordt er in de film geïmpliceerd dat het medium film stervende is. Het nieuwe politiebureau wordt opgezet in een failliet filmtheater en in zijn droom ziet Ma Zhe een klassieke camera vlam vatten. Toch houdt hij vertrouwen in film. Hij baseert zijn onderzoek puur op bewijs dat is vastgelegd en negeert zelfs een bekentenis van een verdachte omdat deze niet in lijn is met het opgenomen bewijs. Shujun betoont hiermee zijn liefde voor het medium binnen een noir film, een genre dat verre van romantisch is.

Veel kalmte, geen storm

De verplaatsing naar een andere tijd lijkt uiteindelijk niets toe te voegen aan Only the River Flows. Wat het meeste opvalt, is dat de film zijn tijd neemt voor het verhaal en zijn hoofdpersoon veelal in stilte laat mijmeren, maar hij heeft niet genoeg intrige om de kijker in al die rust en kalmte te blijven boeien. De moraal blijft oppervlakkig en de conclusie laat te wensen over. De innerlijke strijd van de hoofdpersoon is niet pakkend door de – opzettelijk – kille performance. De droomsequentie en prachtige natuurshots zijn genoeg om de aandacht van de kijker vast te kunnen houden, maar memorabel wordt de film daarmee jammer genoeg niet.

 

Film / Films

Puur jazz-escapisme

recensie: Blue Giant - Yuzuru Tachikawa

Blue Giant is een anime over een jonge, enthousiaste saxofonist die naar Tokyo reist met als droom de grootste jazzmuzikant ooit te worden. Hoewel dit geen grensverleggende, nieuwe ideeën zijn, blijkt het gebrek aan aandacht voor de ondergesneeuwde film geheel onterecht. Blue Giant verdient met zijn sublieme blend van hoogstaande muziek, betoverende animatiestijl en bezielende karakterontwikkeling een groter publiek.

Muziek en film combineren kan een lastige opgave zijn. Het afstemmen van de juiste muziek op de juiste beelden is al een vak apart, waarbij de muzieksupervisie en/of soundtrack een film kunnen maken en breken. Bij de juiste mengeling halen de twee het beste bij elkaar naar boven. De film kan voor passend beeldmateriaal zorgen en de muziek een pakkend moment geven in het verhaal. De muziek kan op haar beurt de film extra bezieling en sfeer geven. Dit kan al een uitdaging zijn op kleine schaal. Om muziek ook echt een thema te maken in de film is een kunst op zich, waarbij de risico’s groot zijn. Het kan perfect samensmelten tot iets iconisch als La La Land, Baby Driver, of Guardians of the Galaxy. Het kan ook een grote blamage worden, zoals te zien was bij de remake van Mean Girls. Bij Blue Giant is de samensmelting van muziek en animatie perfect.

Thema

De film gaat over passie en bevlogenheid in het maken van muziek, op sommige plekken vergelijkbaar met Pixar’s Soul. In het verhaal zijn er genoeg lange scenes waarin de hoofdrolspelers op het podium staan en in alle overgave mogen spelen. De animatie die daarbij wordt gebruikt spat van de creativiteit en zorgt voor een pure, bijna psychedelische stroom van escapisme. Het is het niveau dat je zou verwachten bij Across the Spider-verse.

Meeslepend verhaal

Hoewel de concerten de hoogtepunten van de film vormen, wil dat nog niet zeggen dat de stukken tussen de optredens niet boeiend zijn. Integendeel, het verhaal heeft een pakkende boodschap over de wisselwerking tussen vakmanschap en passie. Over het waarmaken van je dromen. In combinatie met de prachtige animatie zijn ook de wat meer ingetogen, karakter-gedreven scènes een genot om te beleven. In het verhaal zijn er drie hoofdpersonages, ieder met hun eigen manier en beleving van muziek maken. In de ontwikkeling die zij doormaken, is het maken van muziek een essentieel onderdeel, waarin de muziek die ze spelen onlosmakelijk verbonden is met hun karakter. Het enige wat zo nu en dan stoort, zijn de misplaatste stukjes dialoog. Her en der wordt er een flauwe grap gemaakt die totaal niet in de sfeer van de film past. Meer dan een kleine ergernis is het gelukkig niet.

Conclusie

Met visuele pracht, sublieme jazz en inspirerende karakterontwikkelingen slaagt Blue Giant er in een ware ode aan muzikale bevlogenheid te brengen. Het is een film die muziek- en filmliefhebbers samen kan brengen. Een meeslepend verhaal, schitterende animatie en het hart op de juiste plek. Waarom deze film niet genomineerd is voor beste animatiefilm bij de afgelopen Oscars, is een groot raadsel.

Boeken / Fictie

De pampa: een labyrint zonder muren

recensie: De Haas – César Aira

Een boek van César Aira blijft altijd een verrassing; pas aan het einde begrijp je wat voor verhaal je hebt gelezen. Aira legt in zijn werken een bewonderenswaardige durf aan den dag, waarmee hij met verschillende genres en vertelstijlen experimenteert.

Zo bediende Aira zich in Het literatuurcongres al, nogal plotseling, van sciencefictionachtige elementen en verraste het anders tamelijk nostalgische Hoe ik een non werd de lezer met een wel erg sinistere plotwending. Op vergelijkbare wijze kronkelen in De haas dramatiek, spanning en filosofie continu om elkaar heen.

De haas vertelt het verhaal van een nogal onstuimige zoektocht naar de – overigens fictieve –legibreriaanse haas op de Argentijnse pampa’s. En die zoektocht verloopt niet zonder moeilijkheden: oorlogen, intriges en mysteries blijven elkaar in een wervelwind van gebeurtenissen opvolgen en werken samen toe naar een overrompelende ontrafeling. Al met al is De haas een koortsachtige onderzoeking van de raadsels van de Argentijnse pampa’s, van de sublieme schoonheid en verwoestende kracht van hun meteorologie en van het ruige leven van de inheemse Patagonische bevolking dat zich erop afspeelt.

Een leerling van Borges?

Zoals het werk van Aira zich niet gemakkelijk laat onderbrengen in een enkel genre, zo is ook zijn schrijfstijl niet eenvoudig te kwalificeren. De moderne Argentijnse auteur schrijft nu eens poëtisch, dan weer ironisch en af en toe opvallend informeel. Hoewel die aanpak bij wijlen wat onelegant taalgebruik oplevert, maakt het de tekst bovenal bijzonder verrassend en onnavolgbaar.

Precies vanwege die volkomen herkenbare stijl manifesteert Aira zich als een op zichzelf staande auteur met een unieke stem in het Argentijnse literaire landschap. Het feit dat Aira zich in zijn schrijven van magisch-realistische elementen bedient, is dan ook niet voldoende om hem zonder meer naast Jorge Luis Borges te plaatsen. Toch worden deze auteurs niet zelden met elkaar in verband gebracht: zo wordt Aira door de Frankfurter Allgemeine Zeitung een ‘leerling van Borges’ genoemd, en schrijft het literair platform Tzum dat de lezer in De haas ‘[net] als in het werk van … Borges’ in een magisch-realistisch verhaal terechtkomt. Maar dat Aira’s werk magisch-realistische elementen bevat, maakt alleen duidelijk dat Aira zich aansluit bij een inmiddels welbekende gewoonte van Latijns-Amerikaanse schrijvers, zoals Isabel Allende, Gabriel García Márquez en Tomás Eloy Martínez: zij mobiliseren het magisch-realistische genre om tot een uiteindelijk natuurgetrouwe weergave van de mysteries van het continent te komen.

Een geometrisch doolhof

De hoofdpersoon in De haas, Clarke, begeeft zich op de pampa’s in de hoop de zeldzame legibreriaanse haas in het echt aan te treffen. Toch laat hij zich zonder veel weerstand van zijn doel afleiden, om zich te mengen in de intriges van de indianen met wie hij meereist en om uiteindelijk een sleutelrol te spelen in de confrontaties die zich tussen de stammen ontspinnen. Gedurende dit alles probeert Clarke herhaaldelijk de wetten van de pampa te leren kennen. Op die manier raakt hij met regelmaat verstrikt in geometrische en metafysische overpeinzingen:

[…] bovendien leende de pampa met zijn gebrek aan topografie zich niet voor dat soort grappen. Het was puur terrein, geometrie […] Alles beperkte zich tot het trekken van lijnen, hoe sneller hoe beter: lijnen van aankomst en vertrek, die elkaar op magische wijze op élk punt kruisten, niet op een concreet punt. (p. 203)

De schijnbare eenvoud van de kale vlaktes is bedrieglijk; samen vormen zij een labyrint van lijnen, driehoeksmetingen en afstanden. Hoewel Aira zich loszingt van de bestaande Argentijnse literatuur en hij er zijn eigen fascinaties op nahoudt, moge het duidelijk zijn dat er in passages zoals die hierboven toch wat belangrijke inhoudelijke overeenkomsten met het werk van Borges te ontdekken zijn. Zo doen Clarke’s observaties over de pampa’s denken aan Borges’ verhaal De twee koningen en de twee labyrinten, waarin de ene koning de andere laat verdwalen in het labyrint van een woestijn. Ook een vergelijking met De dood en het kompas, waarin het labyrint bestaat uit één enkele, rechte lijn, ligt voor de hand.

De haas: feit of fictie?

Het verhaal is doorspekt met verwijzingen naar ‘de haas’, hoewel je als lezer geen grip krijgt op wat daar nou eigenlijk mee bedoeld wordt, omdat iedereen die het begrip in de mond neemt er iets anders mee lijkt aan te duiden. Gaat het om een daadwerkelijke haas, een diamant in de vorm van een haas, of is de haas een symbool voor iets veel abstracters?

Er ligt een waas van vaagheid over het Patagonische strijdtoneel in De haas. Door de taalproblemen en in elkaar overlopende mysteries voel je je als lezer bij vlagen net zo verdwaald in het verhaal als Clarke zich ontredderd voelt tussen de indianen. Maar Clarke is uiterst leerbaar: op den duur raakt hij eraan gewend dat sommige raadsels nou eenmaal onoplosbaar zijn, en probeert dan maar zijn schouders op te halen over zijn verrassende wederwaardigheden op de pampa’s.

En precies op het moment dat je denkt dat hem dat is gelukt, worden in de tamelijk bombastische ontknoping, die van zoveel plotwendingen is voorzien dat het haast parodistisch lijkt, alle losse eindjes nauwkeurig aan elkaar geknoopt. Zo nauwkeurig, dat je je als lezer niet kan voorstellen dat Clarke nog met een onopgelost mysterie blijft zitten.

Je kan dan haast niet anders dan concluderen dat hij zijn legibreriaanse haas heeft gevonden. Al is die van een totaal andere aard dan al die tijd voor de hand lag.

Film / Documentaire

Vermakelijk uitstapje naar de jaren tachtig

recensie: The Greatest Night in Pop - Bao Nguyen

The Greatest Night in Pop vertelt het verhaal achter het benefietnummer ‘We Are The World’, een initiatief om geld in te zamelen tegen honger in Afrika. Op 28 januari 1985 kwamen tientallen wereldartiesten bij elkaar om het nummer in één nacht op te nemen. De documentaire kan niet tippen aan de legendarische status van die befaamde nacht, maar biedt voldoende vermaak.

De kijker wordt door Lionel Richie meegenomen in het hele verhaal, van begin tot eind. Dit is een erg prettige entree voor de kijkers die de jaren tachtig niet (bewust) hebben meegemaakt of die om wat voor reden dan ook het fenomeen gemist hebben. Er is dus geen voorkennis vereist, bij The Greatest Night in Pop wordt er vanuit gegaan dat de kijker volledig blanco de film aanzet. Het is niet per se nodig dat films een groot publiek aanspreken, maar het zal de drempel om deze docu te kijken wat verlagen.

Vermaak boven vernieuwing

De stijl van de documentaire is verder vrij klassiek. Het verhaal wordt verteld middels een reeks interviews, gepaard met een karrevracht aan nooit eerder vertoond beeldmateriaal. Het betreft een historisch fenomeen, de moeilijkheden, de risico’s, het ‘onverwacht’ slagen, en het uiteindelijke succes en de daaropvolgende impact. Veel biopics en documentaires houden deze stijl aan, denk aan Air (2023) en de serie The Movies That Made Us (2019-2021). De gangbaarheid van het format werkt zowel in het voordeel als in het nadeel van de film. Het maakt de film comfortabel om te (blijven) kijken, maar het zorgt er ook voor dat hij zich niet onderscheidt van de rest.

Het échte verhaal?

Ook qua inhoud weet de film niet iets unieks te bieden. Een diepere laag is ver te zoeken, aangezien alleen het verhaal van de opname wordt verteld. Over de individuele artiesten wordt amper iets verteld. Daarnaast lijkt de film de wat duisterdere kanten te willen vermijden. Het drankgebruik van Al Jarreau wordt kort genoemd, maar verder lijkt de film zich vooral te wijden aan hoe goed de artiesten wel niet zijn en hoe gaaf het was dat ze allemaal meededen aan dit project. Over de opbrengst en het goede doel wordt al helemaal weinig vermeld. Bij de opnamestudio hing er destijds een bordje met de tekst ‘check your ego at the door’. De film had dit advies wat meer ter harte mogen nemen.

Conclusie

Alles bij elkaar is The Greatest Night in Pop wel een vermakelijke film voor een ontspannen avond op de bank. Er zijn geen diepere lagen of complexe, nieuwe stijlen. Het is simpelweg Lionel Richie die het verhaal van zijn passieproject mag komen vertellen. En soms is dat precies wat je op een avond nodig hebt.