Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

De pampa: een labyrint zonder muren

recensie: De Haas – César Aira

Een boek van César Aira blijft altijd een verrassing; pas aan het einde begrijp je wat voor verhaal je hebt gelezen. Aira legt in zijn werken een bewonderenswaardige durf aan den dag, waarmee hij met verschillende genres en vertelstijlen experimenteert.

Zo bediende Aira zich in Het literatuurcongres al, nogal plotseling, van sciencefictionachtige elementen en verraste het anders tamelijk nostalgische Hoe ik een non werd de lezer met een wel erg sinistere plotwending. Op vergelijkbare wijze kronkelen in De haas dramatiek, spanning en filosofie continu om elkaar heen.

De haas vertelt het verhaal van een nogal onstuimige zoektocht naar de – overigens fictieve –legibreriaanse haas op de Argentijnse pampa’s. En die zoektocht verloopt niet zonder moeilijkheden: oorlogen, intriges en mysteries blijven elkaar in een wervelwind van gebeurtenissen opvolgen en werken samen toe naar een overrompelende ontrafeling. Al met al is De haas een koortsachtige onderzoeking van de raadsels van de Argentijnse pampa’s, van de sublieme schoonheid en verwoestende kracht van hun meteorologie en van het ruige leven van de inheemse Patagonische bevolking dat zich erop afspeelt.

Een leerling van Borges?

Zoals het werk van Aira zich niet gemakkelijk laat onderbrengen in een enkel genre, zo is ook zijn schrijfstijl niet eenvoudig te kwalificeren. De moderne Argentijnse auteur schrijft nu eens poëtisch, dan weer ironisch en af en toe opvallend informeel. Hoewel die aanpak bij wijlen wat onelegant taalgebruik oplevert, maakt het de tekst bovenal bijzonder verrassend en onnavolgbaar.

Precies vanwege die volkomen herkenbare stijl manifesteert Aira zich als een op zichzelf staande auteur met een unieke stem in het Argentijnse literaire landschap. Het feit dat Aira zich in zijn schrijven van magisch-realistische elementen bedient, is dan ook niet voldoende om hem zonder meer naast Jorge Luis Borges te plaatsen. Toch worden deze auteurs niet zelden met elkaar in verband gebracht: zo wordt Aira door de Frankfurter Allgemeine Zeitung een ‘leerling van Borges’ genoemd, en schrijft het literair platform Tzum dat de lezer in De haas ‘[net] als in het werk van … Borges’ in een magisch-realistisch verhaal terechtkomt. Maar dat Aira’s werk magisch-realistische elementen bevat, maakt alleen duidelijk dat Aira zich aansluit bij een inmiddels welbekende gewoonte van Latijns-Amerikaanse schrijvers, zoals Isabel Allende, Gabriel García Márquez en Tomás Eloy Martínez: zij mobiliseren het magisch-realistische genre om tot een uiteindelijk natuurgetrouwe weergave van de mysteries van het continent te komen.

Een geometrisch doolhof

De hoofdpersoon in De haas, Clarke, begeeft zich op de pampa’s in de hoop de zeldzame legibreriaanse haas in het echt aan te treffen. Toch laat hij zich zonder veel weerstand van zijn doel afleiden, om zich te mengen in de intriges van de indianen met wie hij meereist en om uiteindelijk een sleutelrol te spelen in de confrontaties die zich tussen de stammen ontspinnen. Gedurende dit alles probeert Clarke herhaaldelijk de wetten van de pampa te leren kennen. Op die manier raakt hij met regelmaat verstrikt in geometrische en metafysische overpeinzingen:

[…] bovendien leende de pampa met zijn gebrek aan topografie zich niet voor dat soort grappen. Het was puur terrein, geometrie […] Alles beperkte zich tot het trekken van lijnen, hoe sneller hoe beter: lijnen van aankomst en vertrek, die elkaar op magische wijze op élk punt kruisten, niet op een concreet punt. (p. 203)

De schijnbare eenvoud van de kale vlaktes is bedrieglijk; samen vormen zij een labyrint van lijnen, driehoeksmetingen en afstanden. Hoewel Aira zich loszingt van de bestaande Argentijnse literatuur en hij er zijn eigen fascinaties op nahoudt, moge het duidelijk zijn dat er in passages zoals die hierboven toch wat belangrijke inhoudelijke overeenkomsten met het werk van Borges te ontdekken zijn. Zo doen Clarke’s observaties over de pampa’s denken aan Borges’ verhaal De twee koningen en de twee labyrinten, waarin de ene koning de andere laat verdwalen in het labyrint van een woestijn. Ook een vergelijking met De dood en het kompas, waarin het labyrint bestaat uit één enkele, rechte lijn, ligt voor de hand.

De haas: feit of fictie?

Het verhaal is doorspekt met verwijzingen naar ‘de haas’, hoewel je als lezer geen grip krijgt op wat daar nou eigenlijk mee bedoeld wordt, omdat iedereen die het begrip in de mond neemt er iets anders mee lijkt aan te duiden. Gaat het om een daadwerkelijke haas, een diamant in de vorm van een haas, of is de haas een symbool voor iets veel abstracters?

Er ligt een waas van vaagheid over het Patagonische strijdtoneel in De haas. Door de taalproblemen en in elkaar overlopende mysteries voel je je als lezer bij vlagen net zo verdwaald in het verhaal als Clarke zich ontredderd voelt tussen de indianen. Maar Clarke is uiterst leerbaar: op den duur raakt hij eraan gewend dat sommige raadsels nou eenmaal onoplosbaar zijn, en probeert dan maar zijn schouders op te halen over zijn verrassende wederwaardigheden op de pampa’s.

En precies op het moment dat je denkt dat hem dat is gelukt, worden in de tamelijk bombastische ontknoping, die van zoveel plotwendingen is voorzien dat het haast parodistisch lijkt, alle losse eindjes nauwkeurig aan elkaar geknoopt. Zo nauwkeurig, dat je je als lezer niet kan voorstellen dat Clarke nog met een onopgelost mysterie blijft zitten.

Je kan dan haast niet anders dan concluderen dat hij zijn legibreriaanse haas heeft gevonden. Al is die van een totaal andere aard dan al die tijd voor de hand lag.

Boeken / Fictie

De pampa: een labyrint zonder muren

recensie: De Haas – César Aira

Een boek van César Aira blijft altijd een verrassing; pas aan het einde begrijp je wat voor verhaal je hebt gelezen. Aira legt in zijn werken een bewonderenswaardige durf aan den dag, waarmee hij met verschillende genres en vertelstijlen experimenteert.

Zo bediende Aira zich in Het literatuurcongres al, nogal plotseling, van sciencefictionachtige elementen en verraste het anders tamelijk nostalgische Hoe ik een non werd de lezer met een wel erg sinistere plotwending. Op vergelijkbare wijze kronkelen in De haas dramatiek, spanning en filosofie continu om elkaar heen.

De haas vertelt het verhaal van een nogal onstuimige zoektocht naar de – overigens fictieve –legibreriaanse haas op de Argentijnse pampa’s. En die zoektocht verloopt niet zonder moeilijkheden: oorlogen, intriges en mysteries blijven elkaar in een wervelwind van gebeurtenissen opvolgen en werken samen toe naar een overrompelende ontrafeling. Al met al is De haas een koortsachtige onderzoeking van de raadsels van de Argentijnse pampa’s, van de sublieme schoonheid en verwoestende kracht van hun meteorologie en van het ruige leven van de inheemse Patagonische bevolking dat zich erop afspeelt.

Een leerling van Borges?

Zoals het werk van Aira zich niet gemakkelijk laat onderbrengen in een enkel genre, zo is ook zijn schrijfstijl niet eenvoudig te kwalificeren. De moderne Argentijnse auteur schrijft nu eens poëtisch, dan weer ironisch en af en toe opvallend informeel. Hoewel die aanpak bij wijlen wat onelegant taalgebruik oplevert, maakt het de tekst bovenal bijzonder verrassend en onnavolgbaar.

Precies vanwege die volkomen herkenbare stijl manifesteert Aira zich als een op zichzelf staande auteur met een unieke stem in het Argentijnse literaire landschap. Het feit dat Aira zich in zijn schrijven van magisch-realistische elementen bedient, is dan ook niet voldoende om hem zonder meer naast Jorge Luis Borges te plaatsen. Toch worden deze auteurs niet zelden met elkaar in verband gebracht: zo wordt Aira door de Frankfurter Allgemeine Zeitung een ‘leerling van Borges’ genoemd, en schrijft het literair platform Tzum dat de lezer in De haas ‘[net] als in het werk van … Borges’ in een magisch-realistisch verhaal terechtkomt. Maar dat Aira’s werk magisch-realistische elementen bevat, maakt alleen duidelijk dat Aira zich aansluit bij een inmiddels welbekende gewoonte van Latijns-Amerikaanse schrijvers, zoals Isabel Allende, Gabriel García Márquez en Tomás Eloy Martínez: zij mobiliseren het magisch-realistische genre om tot een uiteindelijk natuurgetrouwe weergave van de mysteries van het continent te komen.

Een geometrisch doolhof

De hoofdpersoon in De haas, Clarke, begeeft zich op de pampa’s in de hoop de zeldzame legibreriaanse haas in het echt aan te treffen. Toch laat hij zich zonder veel weerstand van zijn doel afleiden, om zich te mengen in de intriges van de indianen met wie hij meereist en om uiteindelijk een sleutelrol te spelen in de confrontaties die zich tussen de stammen ontspinnen. Gedurende dit alles probeert Clarke herhaaldelijk de wetten van de pampa te leren kennen. Op die manier raakt hij met regelmaat verstrikt in geometrische en metafysische overpeinzingen:

[…] bovendien leende de pampa met zijn gebrek aan topografie zich niet voor dat soort grappen. Het was puur terrein, geometrie […] Alles beperkte zich tot het trekken van lijnen, hoe sneller hoe beter: lijnen van aankomst en vertrek, die elkaar op magische wijze op élk punt kruisten, niet op een concreet punt. (p. 203)

De schijnbare eenvoud van de kale vlaktes is bedrieglijk; samen vormen zij een labyrint van lijnen, driehoeksmetingen en afstanden. Hoewel Aira zich loszingt van de bestaande Argentijnse literatuur en hij er zijn eigen fascinaties op nahoudt, moge het duidelijk zijn dat er in passages zoals die hierboven toch wat belangrijke inhoudelijke overeenkomsten met het werk van Borges te ontdekken zijn. Zo doen Clarke’s observaties over de pampa’s denken aan Borges’ verhaal De twee koningen en de twee labyrinten, waarin de ene koning de andere laat verdwalen in het labyrint van een woestijn. Ook een vergelijking met De dood en het kompas, waarin het labyrint bestaat uit één enkele, rechte lijn, ligt voor de hand.

De haas: feit of fictie?

Het verhaal is doorspekt met verwijzingen naar ‘de haas’, hoewel je als lezer geen grip krijgt op wat daar nou eigenlijk mee bedoeld wordt, omdat iedereen die het begrip in de mond neemt er iets anders mee lijkt aan te duiden. Gaat het om een daadwerkelijke haas, een diamant in de vorm van een haas, of is de haas een symbool voor iets veel abstracters?

Er ligt een waas van vaagheid over het Patagonische strijdtoneel in De haas. Door de taalproblemen en in elkaar overlopende mysteries voel je je als lezer bij vlagen net zo verdwaald in het verhaal als Clarke zich ontredderd voelt tussen de indianen. Maar Clarke is uiterst leerbaar: op den duur raakt hij eraan gewend dat sommige raadsels nou eenmaal onoplosbaar zijn, en probeert dan maar zijn schouders op te halen over zijn verrassende wederwaardigheden op de pampa’s.

En precies op het moment dat je denkt dat hem dat is gelukt, worden in de tamelijk bombastische ontknoping, die van zoveel plotwendingen is voorzien dat het haast parodistisch lijkt, alle losse eindjes nauwkeurig aan elkaar geknoopt. Zo nauwkeurig, dat je je als lezer niet kan voorstellen dat Clarke nog met een onopgelost mysterie blijft zitten.

Je kan dan haast niet anders dan concluderen dat hij zijn legibreriaanse haas heeft gevonden. Al is die van een totaal andere aard dan al die tijd voor de hand lag.

Film / Documentaire

Vermakelijk uitstapje naar de jaren tachtig

recensie: The Greatest Night in Pop - Bao Nguyen

The Greatest Night in Pop vertelt het verhaal achter het benefietnummer ‘We Are The World’, een initiatief om geld in te zamelen tegen honger in Afrika. Op 28 januari 1985 kwamen tientallen wereldartiesten bij elkaar om het nummer in één nacht op te nemen. De documentaire kan niet tippen aan de legendarische status van die befaamde nacht, maar biedt voldoende vermaak.

De kijker wordt door Lionel Richie meegenomen in het hele verhaal, van begin tot eind. Dit is een erg prettige entree voor de kijkers die de jaren tachtig niet (bewust) hebben meegemaakt of die om wat voor reden dan ook het fenomeen gemist hebben. Er is dus geen voorkennis vereist, bij The Greatest Night in Pop wordt er vanuit gegaan dat de kijker volledig blanco de film aanzet. Het is niet per se nodig dat films een groot publiek aanspreken, maar het zal de drempel om deze docu te kijken wat verlagen.

Vermaak boven vernieuwing

De stijl van de documentaire is verder vrij klassiek. Het verhaal wordt verteld middels een reeks interviews, gepaard met een karrevracht aan nooit eerder vertoond beeldmateriaal. Het betreft een historisch fenomeen, de moeilijkheden, de risico’s, het ‘onverwacht’ slagen, en het uiteindelijke succes en de daaropvolgende impact. Veel biopics en documentaires houden deze stijl aan, denk aan Air (2023) en de serie The Movies That Made Us (2019-2021). De gangbaarheid van het format werkt zowel in het voordeel als in het nadeel van de film. Het maakt de film comfortabel om te (blijven) kijken, maar het zorgt er ook voor dat hij zich niet onderscheidt van de rest.

Het échte verhaal?

Ook qua inhoud weet de film niet iets unieks te bieden. Een diepere laag is ver te zoeken, aangezien alleen het verhaal van de opname wordt verteld. Over de individuele artiesten wordt amper iets verteld. Daarnaast lijkt de film de wat duisterdere kanten te willen vermijden. Het drankgebruik van Al Jarreau wordt kort genoemd, maar verder lijkt de film zich vooral te wijden aan hoe goed de artiesten wel niet zijn en hoe gaaf het was dat ze allemaal meededen aan dit project. Over de opbrengst en het goede doel wordt al helemaal weinig vermeld. Bij de opnamestudio hing er destijds een bordje met de tekst ‘check your ego at the door’. De film had dit advies wat meer ter harte mogen nemen.

Conclusie

Alles bij elkaar is The Greatest Night in Pop wel een vermakelijke film voor een ontspannen avond op de bank. Er zijn geen diepere lagen of complexe, nieuwe stijlen. Het is simpelweg Lionel Richie die het verhaal van zijn passieproject mag komen vertellen. En soms is dat precies wat je op een avond nodig hebt.

Matthew Wong, The Kingdom, 2017.
Kunst / Expo binnenland

Matthew Wong: een onvervuld verlangen

recensie: Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort - Van Gogh Museum
Matthew Wong, The Kingdom, 2017.

Matthew Wong kampte met mentale problemen en zag kunst als zijn laatste redmiddel. Door te kijken naar Van Gogh en andere meesters leerde hij zichzelf schilderen. De roem die rap volgde stilde niet zijn verlangen naar geluk en hij stapte veel te vroeg uit het leven. Zijn indrukwekkende nalatenschap kun je in het Van Gogh Museum ontdekken.

Matthew Wong

Matthew Wong. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation.

De eerste Europese overzichtstentoonstelling van de Chinees-Canadese kunstenaar Matthew Wong (1984-2019) onthult een kleurrijk en krachtig oeuvre, dat tegelijk melancholisch en ontroerend is. Hij kampte met psychische problemen door depressies, autisme en het syndroom van Gilles de la Tourette. Wong zag de schilderkunst als een last resort om te overleven en om betekenis en erkenning in het leven te vinden. Hij maakte zich het vak eigen door werk van grote Europese en Amerikaanse meesters uitvoerig te bestuderen. Als een spons nam hij alles wat hij zag in zich op, en onder invloed van Vincent Van Gogh, Henri Matisse, Gustave Klimt, Yayoi Kusama, Willem de Kooning, Joan Mitchell, Jonas Wood en anderen ontwikkelde hij een geheel eigen stijl. Ook vond hij inspiratie in de traditionele Chinese kunst. Een gemeenschap van gelijkgestemden kon via Facebook zijn razendsnelle ontwikkeling tot internationaal kunstenaar stap voor stap volgen.

Verwantschap

Met Van Gogh had Matthew zowel artistiek als persoonlijk een connectie. Beiden begonnen als autodidact pas op 27-jarige leeftijd met schilderen. Hun carrières waren stormachtig en kort, want door depressie zagen ze geen andere uitweg dan zelfdoding. Ook hun intuïtieve, kleurrijke kunst vertoont bizar veel parallellen; in het Van Gogh Museum hoef je maar te kijken naar de penseelstreken van The Kingdom uit 2017, om te zien door wie Matthew het meest werd geïnspireerd.

Toch biedt de door conservator Joost van der Hoeven samengestelde tentoonstelling slechts af en toe gelegenheid hun werken naast elkaar te zien, en daar wordt Wong recht mee gedaan. Zijn imaginaire wereld is vol van schoonheid en diepgang waardoor deze ook zonder een vergelijking met Van Gogh veel indruk maakt en ontroert.

Een eigen weg

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019.

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation /c/o Pictoright Amsterdam 2023

Wongs sterke verbeeldingskracht is goed te zien in A Walk Through Primordial Garden uit 2018, waarin een eenzame figuur over een slingerend pad wandelt. Het landschap is warm en uitbundig van kleur, maar er gaat ook verdriet achter schuil. Wong portretteerde zichzelf vaker op deze wijze. Een veelvoorkomend thema was saudade: gevoelens van verlangen, nostalgie en melancholie naar een plek, iets of iemand die niet meer bestaat.

See You on the Other Side (2019) verbeeldt een figuur aan de rand van een groot wit landschap. Als toeschouwer kijk je over zijn schouder mee naar een huis aan de overkant dat onbereikbaar lijkt. Hierdoor voel je zowel het isolement als het verlangen om aan de andere kant te komen.

Melancholie

Een groot verschil met Van Gogh is dat Wong het succes van zijn werk wel heeft kunnen ervaren. Hij was angstig en onzeker, maar bezat desondanks over genoeg zelfvertrouwen om eigen tentoonstellingen te organiseren. Met zijn moeder bezocht hij galeriehouders in Amerika, die net als belangrijke kunstcritici zijn buitengewone talent zagen. Vanuit zijn huis in Edmonton, Canada, schilderde Wong soms wel zes werken op een dag en musea en verzamelaars legden miljoenen neer voor deze creaties.

Erkenning en waardering brachten hem kortstondig geluk, maar niet de gewenste rust in zijn hoofd. De tragiek van de kwetsbare kunstenaar kun je voelen in emotioneel geladen kunstwerken zoals End of the Day uit 2019, uit zijn latere ‘blauwe periode’. Matthews ouders schonken het in 2023 aan het Metropolitan Museum of Art. Vergeet niet op de bovenste etage van het museum het mystieke Path to the Sea uit 2019 te bekijken in de daarvoor speciaal ingerichte stilteruimte. Een mooier eerbetoon aan Matthew Wong is er bijna niet te bedenken.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum. Foto: Michael Floor.

Theater / Voorstelling

Grappig, speels en vol levenslust

recensie: So far so good – Conny Janssen Danst / Antonin Comestaz

Conny Janssen Danst toert op dit moment met twee voorstellingen tegelijkertijd: Janssens eigen productie Ziel en daarnaast talentontwikkelingsprogramma NEXT. De eerste die voor dit nieuwe concept een voorstelling maakt is choreograaf Antonin Comestaz. Zijn So far so good, met zeven dansers van Conny Janssen Danst, spat van het podium af.

NEXT biedt jaarlijks een talentvolle choreograaf de kans om een productie te maken met de dansers van Conny Janssen Danst. De Franse choreograaf Antonin Comestaz, gevestigd in Den Haag, trapt af. In 2017 maakte hij al voor Conny Janssen Danst een kort stuk voor DANSLOKAAL met drie streetdancers. Dit keer heeft hij zeven dansers tot zijn beschikking: drie vrouwen, vier mannen, allemaal vooraan in de twintig, creatief, goed getraind en met een enorme dosis energie. Wat heerlijk om met zulke jonge, lenige dansers te werken, moet Comestaz gedacht hebben. De dansers storten zich vol overgave en met zichtbaar plezier in een veertig minuten durende speelse dansmarathon die boeit van begin tot eind.

Ongekunsteld

‘Stadse energie’ en ‘geschikt voor niet-standaard locaties’ waren de inspiratiewoorden die Conny Janssen meegaf aan de opvoering van Comestaz. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet: denk maar aan een lichtplan wanneer het buiten is, overdag of ’s avonds, of wanneer de locatie een vloer heeft van beton. Comestaz kiest in de vlakkevloerzaal van theater WORM voor een eenvoudig toneelbeeld, of eigenlijk geen toneelbeeld: er staat een steiger die er schijnbaar al stond en het publiek kijkt vanaf de tribune op de open coulissen. Ongekunsteld, what you see is what you get, een motto dat helemaal past bij So far so good: het gaat om de dansers, hun individuele kwaliteiten en hun gezamenlijke energie die, zo dicht op de huid van de dansers, zichtbaar en voelbaar is.

Sneakers

Het openingsbeeld zet meteen de toon: zeven paar zwarte sneakers liggen links achter op de grond, rechtsvoor steken de dansers de vloer schuin over richting de sneakers, in een komisch uitziende beweging: op de buik, hun achterwerken omhoog duwend om vooruit te komen. Een van de dansers sukkelt er achteraan. Maar in plaats van de schoenen aan hun voeten te doen, steken de dansers hun handen erin. De schoenen komen steeds terug; soms worden ze uitgetrokken en nonchalant over de schouders weggegooid, dan weer loopt een danser minutenlang met een schoen op zijn hoofd.

Foto: Martijn Kappers

We zien de dansers – in casual kleding alsof ze zo van huis zijn weggelopen – in solo’s, duetten, trio’s en een combinatie daarvan. Ze laten alledaagse en minder alledaagse bewegingen zien: krabben in het kruis, breakdance moves, tableau vivants, ze halen acrobatische toeren uit of bewegen als roofdieren over de vloer. Er is veel interactie tussen de dansers en daarnaast zien we hen ook in synchrone groepschoreografieën.

Stiltes

De soundscape die Comestaz samenstelde is geraffineerd en divers: zo zijn er verstilde pianoklanken te horen, een alpenhoorn (alphorn absolut berlin), ondefinieerbare geluiden van de Zwitserse kunstenaar Zimoun en stevige technobeats. De regelmatig terugkerende korte stiltes vullen de dansers met eigen geluiden: ze klakken met de tong, delen een stevige ‘pets!’ uit tegen de eigen billen of op de grond. Het oogt allemaal heel vrolijk en losjes, maar intussen leveren de zeven dansers een topprestatie, want er zijn nauwelijks rustmomenten, de trein dendert onverminderd door. Heel af en toe hangen een paar dansers wat landerig aan de kant of oefenen aan de barre, terwijl de andere dansers te zien zijn in een duet of trio. Vooral in de stiltes, als de groep synchroon danst, is te zien hoe goed ze zijn afgestemd op elkaar.

Knap gemonteerd

De oneindige diversiteit aan bewegingsmateriaal is soepel aan elkaar gemonteerd. Voor de dansers zal het flink aanpoten zijn, maar voor het publiek is het een verademing om naar te kijken. ‘Stadse energie’; zeker, de dynamiek van een bruisende stad waarin jonge mensen zich energiek en vol levenslust bewegen. Het ritme, de energie van de dansers, de strakke en tegelijkertijd los ogende choreografie: ze nemen je mee en houden de aandacht veertig minuten onafgebroken vast.

Kunst / Expo binnenland

Surrealisme in Brussel en het pronkstuk Ensor

recensie: Exposities op de Kunstberg

In Brussel is het Ensorjaar van start gegaan wegens zijn 75e sterfdag. In navolging van Oostende zien daar twee tentoonstellingen het levenslicht: James Ensor Inspired by Brussel in de Koninklijke Bibliotheek België en James Ensor. Maestro in Bozar. Beide laten een wereld zien van een eigenzinnige man die zijn tijd vooruit was en aanzienlijk gevormd is als kunstenaar in de Belgische hoofdstad.

Gelijktijdig en op loopafstand openen er tevens twee exposities over surrealisme in Brussel. Dit jaar kwam precies honderd jaar geleden het surrealistisch manifest van Breton uit én startte Paul Nougé samen met Marcel Lecomte en Camille Goemans de Correspondance pamfletten. IMAGINE! 100 years of international Surrealism vindt plaats in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en richt zich op de internationale surrealisten. In Bozar vinden we Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België, een expositie speciaal gewijd aan de Belgische surrealisten.

De kunstmatadoren van Brussel, Magritte en Ensor, blijken het topje van de ijsberg wat artistiekelingen betreft. De tentoonstellingen laten zien dat wederzijdse inspiratie de bron was voor Brussels surrealistische glorie, die ruim zestig jaar heeft gefloreerd.

Bozar

In Brussel kreeg het surrealisme een eigen identiteit, los van Parijs, en de pamfletten Correspondance (1924-1925) van Nougé, Lecomte en Goemans gaven hiervoor het startsein. De experimenterende, haast wetenschappelijke tak van de avant-garde beweging bewoog zich los van de gebaande paden in de samenleving en had vaak een revolutionair streven.

Lopend op de Kunstberg, in de regen tussen de vele langsrijdende voertuigen en stromen voorbijgangers, prikkelt de lucide sfeer van de schilderijen in Bozar de wil tot rebellie. Nog steeds voelt de ludieke protestkunst als een wezenlijk statement dat in onze huidige tijd niets aan betekenis heeft ingeboet.

Jane Graverol, (sans titre) Femme libérée (1949), Bozar Press

De vervlochten wereldbeelden van verschillende kunstenaars als Jane Graverol, Irene Hamoir en Paul Colinet laten zien dat de kunstenaars samen politiek actief waren. Zo kaartten ze bijvoorbeeld de problemen van klassenverschillen aan, en werken van Graverol en Hamoir becommentarieerden de positie van de vrouw. Het surrealisme maakte een inhoudelijke verdiepingsslag in de Belgische hoofdstad.

‘Het komt er minder op aan de wereld te begrijpen dan hem te veranderen’ – Paul Nougé

Curator Xavier Canonne, expert van het surrealisme in België, noemt het surrealisme in Brussel meer dan enkel een kunststroming, hij noemt het ‘een van de meest originele avonturen van de geest’. En dat valt te begrijpen. De expositie in Bozar voelt als een meanderende rivier. Je loopt zigzaggend langs verschillende werken waardoor je deze en andere verassende verbanden kan opsporen. De teksten van Nougé leiden de bezoekers langs de wanden. Het museum heeft hedendaagse schrijvers gevraagd te reageren op enkele werken, zo blijft de surrealistische beweging vandaag de dag nóg in leven en ook in deze teksten worden politieke onderwerpen niet geschuwd.

In de expositie James Ensor. Maestro wordt Ensor neergezet als geniale einzelgänger. De man die zoekt naar identiteit en erkenning. Met veel gebaren en anekdotes laat curator Xavier Tricot kunstenaar James Ensor ‘leven’ in de ruimte. Ensors tekeningen met genderfluïde zelfportretten hangen trots aan de lichtblauwe muren. Fantasie en groteske beelden voeren de boventoon. De expositie maakt ook gebruik van oude foto’s van Ensor: de kunstenaar blijkt een levensecht persoon te zijn geweest.

James Ensor, De geërgerde maskers, 1883. Olieverf op doek, 135 x 112 cm. KMSKB, inv. 4190 © J. Geleyns – Art Photography

Koninklijke Bibliotheek van België (KBR)

Ensor liep rond in Brussel vanaf 1877. Deze zelfde man die worstelde met zijn identiteit en lichte pastelkleuren gebruikte in zijn werken, blijkt in de tentoonstelling James Ensor. Inspired by Brussels van het KBR ook te stoeien met een grootsheidscomplex. De schilderijen uiten zich hier in felle kleuren. Ensor haalt traditionele zekerheden onderuit met scherpe satire en verlegt zo de grenzen van de oude kunstwereld. Indirect maakt hij hiermee plaats voor de kunstenaars van het surrealisme.

Ironisch genoeg laten Ensors werken in de prachtige conservatieve fin de siècle-stijl kamers van het KBR zien waarom hij zich verzette tegen de oude artistieke standaard. In 1883 stichtte hij samen met twintig Belgische kunstenaars Les XX. Los van officiële instellingen exposeerde ze elk jaar de radicaalste kunst. Ensors werk werd in de setting van zijn eigen salons ieder jaar grotesker en wilder. Van beginnend realist, geïnspireerd door impressionisme, steeg hij uit tot koning satire. Ondanks dat Ensor wordt neergezet als geniaal individu, blijkt dit niet volmondig terecht. Er valt te lezen dat hij veel bijstand kreeg van invloedrijke vrienden en andere inspiratoren. Zijn kunstzinnige ontwikkeling wordt in perspectief geplaatst.

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

Op loopafstand van elkaar spelen de surrealistische geschiedenissen met de stad. Er ontstaat een ambiance van verwondering, en de ontdekking van grote namen die Brussel hebben geïnspireerd en bevrijd van het juk van voorgaande eeuwen maken de stadswandelingen een zinderende ervaring.

Surrealisme was niet zomaar een stroming. Het was een vooruitziende blik. Een hallucinatie van onze gezamenlijke toekomst in de wereld. De kunstenaars gingen haast als paragnosten te werk. De tentoonstelling Imagine! 100 years of Surrealism laat de veelzijdigheid van de stroming zien als een uitgebreide menukaart. Kies uit het sierlijke symbolisme en tref rijke innerlijke landschappen. Proef een van de mythische Chimaera’s met een vleugje kronkelende boomwortels en tref als dessert een wereld geïnspireerd op het atoomtijdperk.

Over een kunstenaar als Max Ernst valt te zien dat drie van zijn vrouwen een cruciale rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van zijn werk. Deze vrouwen, Luise Straus-Ernst, Dorothea Tanning, Marie-Berthe Aurenche, zijn ieder op zich kunstenaars van hoog niveau. De tentoonstelling laat zien dat veel mannelijke kunstenaars die wij goed kennen nooit eenzaam aan de top hebben gestaan.

Musée Magritte Museum

De poëtische kunst van Folon voelt hierna als een lichtgekleurde sedimentlaag van de surrealistische vloedgolf. Naast de werken van Magritte geplaatst, maakt ze duidelijk dat nuances in licht, nuances zijn tussen droombeelden en poëzie. Het subtiele verschil tussen tekst en textuur.

Twee Belgische kopstukken staan momenteel in de schijnwerpers van de Belgische musea: Ensor en Magritte. De tentoonstellingen tonen echter ook de grote hoeveelheid kunstenaars die, onterecht, geen grote naam hebben. De vele vrouwen en poëten die het surrealisme van levensbloed voorzagen, hebben nu een plek op het toneel. Magritte en Ensor zijn naar boven komen drijven als bekendst, maar de zee aan kunstenaars om hen heen heeft de stromingen samen met hen veroorzaakt.

In deze zee van exposities doorbreekt de Kunstberg de mythe van de einzelgänger als kunstzinnig genie. Hij toont vernieuwer Ensor in volle glorie, leidt je langs de politiek activistische surrealisten en mondt uit in de pure beeldpoëzie van Folon.

 

Imagine! 100 Years of International Surrealism is te zien tot 21 juli 2024 in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

James Ensor. Inspired by Brussels is te zien tot 2 juni 2024 in het museum van de Koninklijke Bibliotheek Belgie (KBR)

Magritte – Folon is te zien tot 21 juli 2024 in het Magritte Museum

James Ensor. Maestro is te zien tot 23 juni 2024 in Bozar

Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België is te zien tot 16 juni 2024 in Bozar

 

Muziek / Concert

Muziek als canvas – schilderen met klanken

recensie: Roger Eno in Muziekgebouw Eindhoven

Roger Eno laat zich, zoals wel meer artiesten, moeilijk categoriseren. Zijn muziek past niet goed in een hokje, en zijn concerten evenmin. Een bijzondere avond met licht klassieke muziek (of toch niet zo klassiek?), een biertje en een brandende piano.

Roger Eno, niet te verwarren met zijn beroemde broer Brian Eno, heeft al met veel grote artiesten mogen samenwerken, zoals Daniel Lanois en David Gilmour. Daarnaast heeft hij ook samen met zijn broer Brian, die zonder twijfel de pionier van de ambient muziek genoemd mag worden, veel muziek geschreven en uitgevoerd. Deze invloeden zijn terug te horen in de solo albums van Roger, want zijn muziek begeeft zich in de grijsgebieden van de klassieke wereld en ambient, om uiteindelijk de twee genres perfect te laten versmelten in een eigen geluid.

Benaderen we Eno als neoklassieke componist, dan is zijn stijl compleet anders dan die van andere populaire neoklassieke componisten zoals Ludovico Einaudi, Matteo Matyrlynck of Joep Beving. Zelf omschrijft Eno zich als decomposer, een componist die muziek schrijft door juist te schrappen. Less is more, even less is better. Daarnaast bevat ieder stuk voor hem een eigen kwaliteit en emotie. Door in zijn muziek minimalistisch te werk te gaan, kan hij teruggaan tot de kern van de emotie die hij wil overbrengen. Dat hij hierbij geïnspireerd is door zijn broer is wel duidelijk, want ook in de ambient muziek is de eigenheid van klanken belangrijk voor de algehele compositie. Maar tegelijkertijd is bij ambient alles elektronisch, terwijl de eigenheid van Eno juist zit in het gebruik van akoestische instrumenten. Het resultaat is een bijzondere mix tussen minimalistische (neo)klassiek en ambient.

The Turning Year en The Skies, They Shift Like Chords

Deze mix is goed te horen op zijn twee recent verschenen albums, beide uitgebracht bij Deutsche Grammophon, het walhalla voor klassieke componisten en performers. The Turning Year (2022) geeft een goed beeld van Eno’s minimalistische authentieke composities. Ze bevatten veel klank en weten toch allemaal een ander gevoel bij de luisteraar op te roepen. Twee werken springen hier uit vanwege hun unieke geluid: ‘Bells’ en ‘Hymn’.

In zijn tweede album The Skies, They Shift Like Chords (2023) gaat Eno meer zijn broer achterna, en creëert hij in zijn composities prachtige soundscapes, landschappen van klanken, iets wat de titel van het album eigenlijk al min of meer aangeeft. Dit is waar ambient groot mee is geworden, klanken die als het ware voorbij zweven als wolken. Maar waar in ambient deze soundscapes dus door elektronische samples geproduceerd worden, gebruikt Eno strijkers, zoals duidelijk te horen in het nummer Chordal Drift.

Roger Eno als performer

Eno is niet alleen een interessante componist, hij is ook nog eens heel grappig en bescheiden. Zijn concerten ademen een informele sfeer, met een biertje bij de piano en een goede anekdote tussen de stukken door (zoals de ritualistische verbranding van zijn eerste piano die hij op 15-jarige leeftijd kocht), iets wat eigenlijk ongehoord is in de klassieke wereld. Hier is het duidelijk dat Eno de regels en etiquette uit die soms wat conservatieve wereld volledig aan zijn laars lapt.

Het concert wordt verder voorzien van een geprojecteerde reeks foto’s, allemaal door Eno zelf gemaakt, die een volledig ander aura krijgen door de kleuren van de muziek. Eno kijkt terwijl hij speelt ook vaak naar de beelden, alsof hij er zelf inspiratie uithaalt voor zijn muziek. In de zaal is het zo stil dat je een speld kunt horen vallen. Het is een hypnotiserende, bijna transcendente beleving waarin tijd en ruimte even niet meer lijken te bestaan. Totdat het nummer eindigt, en Eno weer vrolijk begint te vertellen of de andere twee muzikanten een compliment geeft.

Voor dit concert heeft Eno namelijk een violist en cellist tot zijn beschikking. Samen weten ze de meditatieve sfeer die de muziek omringt mooi over te brengen. Wel is het jammer dat de strijkers niet mee op tour zijn, maar per locatie ingehuurd worden. Je merkt hierdoor dat de drie niet volledig op elkaar zijn ingespeeld. Daarnaast was er bij zijn The Turning Year tour in 2022 een klein strijkersensemble aanwezig, wat net wat meer body gaf aan het geheel. Dit zijn jammer genoeg financiële keuzes gemaakt door Deutsche Grammophon.

Redacteur Romy Struik samen met Roger Eno en violist na afloop van het concert (Beeld: Romy Struik)

Na het concert blijft Roger nog even in de zaal om een praatje met zijn fans te maken. Hier kreeg onze redacteur (die zelf al jaren piano speelt) de kans om spontaan samen in improvisatie een van zijn stukken van het eerste album te spelen, en halverwege gingen ook de twee strijkers spontaan meespelen. Eno’s reactie was aandoenlijk: ‘Oh what a stars! I can retire now.’ Laten we hopen dat dat moment nog lang op zich laat wachten want van Roger Eno’s muziek krijg je niet snel genoeg.

 

Film / Serie

Levenslessen in een nieuw (lab)jasje

recensie: Lessons in Chemistry

Wat hebben koken en scheikunde met elkaar te maken? In Lessons in Chemistry laat Elizabeth Zott (Brie Larson) zien dat ze onlosmakelijk verbonden zijn. Met haar show brengt ze scheikunde naar de keukens van iedere Amerikaanse huisvrouw. Maar de serie neemt ook een kijkje achter de schermen, in het laboratorium van haar leven.

Lessons in Chemistry is een achtdelige serie gebaseerd op het gelijknamige boek van Bonnie Garmus. Elizabeth Zott is een eigenzinnige en slimme vrouw die niet bang is om groot te denken, maar wordt tegengehouden in haar ambities door de bekrompen tijdgeest van de jaren vijftig. Het is haar droom om scheikundige te worden. Helaas mag ze naast het koffie zetten weinig betekenen in het lab.

Koppige karakters

Dat betekent niet dat ze bij de pakken neerzit: wanneer Zott haar eigen kookshow Supper at Six krijgt, zet ze die volledig naar haar hand. Brie Larson portretteert het eigenaardige karakter van Zott en weet bij de kijker al vragen op te roepen zo gauw het liedje Wham (Re Bop Boom Bam) de serie inleidt. Die vragen worden in de loop van het seizoen beantwoord wanneer de kijker mee wordt genomen in het verleden waar haar soms wat robotachtige karaktertrekjes naar terug te leiden zijn.

Terwijl Elizabeth hard werkt om haar droom te verwezenlijken, meandert het verhaal ook door de levens om haar heen. Haar pad kruist met dat van scheikundige Calvin Evans (Lewis Pullman), die net als zij een buitenbeentje is in het lab waar ze werken. Samen weten ze meer te bereiken dan gescheiden en na jaren alleen zwoegen, leren ze het leven van een andere kant kennen. Ook Calvins buurvrouw, Harriet Sloane (Aja Naomi King), zien we vechten tegen de vooroordelen van haar tijd. Zij zet haar juridische expertise in om de voornamelijk zwarte buurt waarin ze wonen, te redden van de bouw van een nieuwe snelweg.

Formule tot succes

Scheikunde is de wetenschap die de samenstelling, de structuur en eigenschappen van substanties onderzoekt, en de transformaties die ze ondergaan. Dit lijkt een omschrijving van de serie, die een veelzijdigheid aan thema’s en personages aan bod laat komen, allemaal met hun eigen transformaties. Beladen onderwerpen zoals omgaan met rouw, ongelijkheid, anders zijn en ongewenste intimiteit passeren de revue. Elk van de acht afleveringen weet daarmee een eigen gevoel te creëren, dat wordt versterkt door de verandering in perspectieven. Zelfs de hond, Six-Thirty (vernoemd naar het tijdstip dat hij Elizabeth elke ochtend wekt), heeft een interessant achtergrondverhaal. Toch staat alles in verbinding met elkaar, met Elizabeth als emulgerend element.

Zowel de tragische gebeurtenissen als de opbeurende momenten worden op een smaakvolle manier getoond en vullen de locaties met betekenis. Calvins huis, het meer, het laboratorium, de studio. Ze maken allemaal deel uit van een soort gezamenlijke herinnering die de kijker deelt met de personages, wat nog eens wordt versterkt door de dromerige filter.

Lessen voor het leven

In plaats van alles (scheikundig) te distilleren tot aparte elementen, vertelt deze serie ons wat over het totaalplaatje. De hoogte- en dieptepunten van het leven en het weefsel dat iedereen met elkaar in verbinding brengt, worden op een afwisselend melancholische en nostalgische manier in beeld gebracht. Lessons in Chemistry is daarmee eigenlijk een les over het leven.

In acht meeslepende afleveringen neemt Lessons in Chemistry de kijker niet alleen mee naar de jaren vijftig, maar dompelt je onder in de sfeer, de tegenslagen en de uiteenlopende karakters wiens levens met elkaar worden verweven. De scheikundige lessen vormen een metafoor voor het leven en deze Apple TV+-serie weet daarmee een chemische reactie te veroorzaken die je niet snel los zal laten.

Hans op de Beeck, The Horseman, 2020. Foto: Mike Bink
Kunst / Expo binnenland

Voorbij de realiteit

recensie: 4 Rijkscollecties & Hans Op de Beeck - Kunsthal KAdE
Hans op de Beeck, The Horseman, 2020. Foto: Mike Bink

In Kunsthal KAdE nodigt Hans Op de Beeck de kijker uit voor een moment van reflectie, te midden van zijn monochroom grijze sculpturen en kunstwerken en objecten uit vier museale collecties. De Belgische kunstenaar mocht voor het samenstellen van de tentoonstelling ‘shoppen’ in het enorme depot van het CollectieCentrum Nederland waar werken van het Nederlands Openluchtmuseum, Paleis Het Loo, het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn ondergebracht.

Hans Op de Beeck (Turnhout, 1969) geniet bekendheid om zijn installaties, sculpturen, films, tekeningen, schilderijen, foto’s en teksten. Zijn werk is een reflectie op onze complexe samenleving en universele vragen rondom levensloop en sterfelijkheid die daarin resoneren. De monochrome grijze sculpturen die hij maakt zijn heel realistisch, maar de Belgische kunstenaar wil de bezoeker vooral prikkelen om vrij te associëren en op zoek te gaan naar de essentie die achter de realiteit schuilgaat. Wat gebeurt er wanneer zijn verstilde figuren en stillevens worden samengebracht met diverse en veelal kleurrijke depotstukken uit vier museale collecties?

Vertrekpunt

De opstelling Reizigers toont dat de reis belangrijker is dan de aankomst; zolang je onderweg bent, blijven mogelijkheden open. Op de Beecks beeld van een nomadische ruiter te paard, The Horseman, staat model voor een mens die ‘nieuwsgierig en leergierig, ontdekkend en dynamisch’ is. Aan het zadel hangen mysterieuze objecten, verzameld tijdens de reis. Klokken, schilderijen en andere museale objecten omringen het beeld, elk met een ander verhaal. Zo is er bijvoorbeeld een portret van Wilhelmina van Pruisen met haar zoon Frederik te zien, afkomstig uit het depot van Paleis Het Loo. Het is in 1790 geschilderd door Tethart, in een periode van politieke instabiliteit waarin de vorstin zich met staatszaken moest bemoeien. Daadkrachtig zit ze wijdbeens te paard, haar blik op de horizon gericht.

Verbinding

De kunstenaar belicht in elke volgende ruimte met woord en beeld een ander existentieel thema, zoals kinderlijke onschuld, vanitas, de zee en de wonderkamer. In de zevende zaal combineert Op de Beeck tien van zijn beelden van mensen met figuur-sculpturen uit de rijkscollecties. Zijn eigen werk komt in deze grijze setting mooier tot zijn recht dan in voorgaande ruimtes waar belichting en aankleding soms wat van de magie wegnemen. Sculpturen van de middeleeuwen tot het heden sporen de kijker aan te ontdekken wat ons als mens verbindt. Zo is daar verwondering en spel, maar ook meditatie, compassie en sereniteit.

Feest!

Hans Op de Beeck, Dancer, 2019

Hans Op de Beeck, Dancer, 2019, met werken uit CollectieCentrum Nederland. Foto: Mike Bink

Met de opstelling Feest viert Op de Beeck het roesmoment waarop we even alles kunnen vergeten. Een ivoren beeldje van een dansende harlekijn met castagnetten uit 1700-1725 is een feest om naar te kijken. Nog zo’n pareltje is de vrolijke speelman met viool en roemer van de Leidse fijnschilder Ary de Vois uit 1660-1680. Aan zijn neus is te zien dat het feest al even gaande is. Een video projecteert een intieme familiebarbecue op een dak in een sloppenwijk in Buenos Aires. Dankzij deze film van Hans Op de Beeck gingen de wijkbewoners voor het eerst naar een museum in hun eigen stad. Dat de leegte na een feest ontnuchterend melancholiek kan zijn, toont zijn Braziliaanse carnavalsdanseres met verentooi. Ze rookt een sigaret in een klassieke Chesterfield-fauteuil. Haar afwezige blik roept vragen op: zit ze weg te dromen of is er meer aan de hand?

Hans Op de Beeck, Dance Macabre, 2021, met werken uit CollectieCentrum Nederland. Foto: Mike Bink

Reflectie

Confronterend is Danse Macabre, een levensgrote carrousel vol grijnzende skeletten en andere vanitas elementen in de laatste zaal. Deze draaimolen is echter ook bedoeld om helend te werken, zo schrijft de kunstenaar in zijn zaaltekst en hij geeft mee: ‘In de onmetelijkheid van het heelal en de oneindigheid van de tijd, is een mensenleven ondraaglijk licht. Maar dat besef kan ook net het gewicht van de wereld relativeren.’ Tekeningen en schilderijen rondom dood en rouw markeren het eindpunt van de tentoonstelling die met succes uitdaagt om verder te kijken dan de realiteit. Niet getreurd, er is nog een los te bezoeken ‘belevings-installatie’ in de Elleboogkerk in Amersfoort. Met een winters waterlandschap en een horizon nodigt Hans Op de Beeck je uit om in stilte een tijdloos moment van reflectie en kalmte te vinden.

 

Kunst / Expo binnenland

Sprekende sculpturen

recensie: De held, de schurk en de waarheid - BRUTUS

De industriële hal is donker. Slechts de podia van de sculpturen zijn op verschillende manieren verlicht. Bij elk werk staat een comfortabel bankje om op plaats te nemen. Met een druk op de knop begint ‘de voorstelling’ en de sculpturen komen tot leven door middel van audioverhalen en licht.

In het voormalig havencomplex van Rotterdam vind je BRUTUS. Zoals ze zelf op de website aangeven is dit ’Dé plek waar kunst is te zien die confronteert, ontwricht en prikkelt. [..] van sculptuur tot performance, van tekening tot video.’ Momenteel zijn de historische figuren van Folkert de Jong (Egmond aan Zee, 1972) te zien in de tentoonstelling De held, de schurk en de waarheid.

Sculpturen vertellen hun eigen verhaal

Het eerste werk in de ruimte, Pirate, is vertolkt door de kunstenaar zelf. Niet alleen zijn stem is te horen, het gezicht van de piraat is een afgietsel van dat van hemzelf. Hij vertelt over zijn zienswijze, waar hij inspiratie uit haalt en over de manier waarop hij te werk gaat. Zo gebruikt hij bijvoorbeeld zijn eigen lichaamshoudingen voor de afgietsels van de sculpturen.

Door middel van audiofragmenten worden de verschillende elementen van de werken – materiaal, houding, context, betekenis – uitgelicht en uitgediept; van dialogen en monologen tot spoken word, elk werk is voorzien van een eigen vertelwijze. De verhalen zijn geschreven door auteurs en theatermakers en ingesproken door acteurs.

De Jong eindigt zijn betoog met een benadrukking van het belang van kunstenaars om geschiedenis te doorgronden en dit niet alleen aan historici over te laten. Hij maakt ons bewust van de invloed van onze tijdgeest op hoe we de Nederlandse geschiedenis overdragen en van betekenis voorzien. Dit doet de kunstenaar door rollen om te draaien en verleden en heden met elkaar te combineren.  Een voorbeeld hiervan is de piraat: is dit een held? Of eerder een schurk? Het kan allebei, het hangt af van het verhaal dat erbij wordt verteld.

Ongebruikelijke materialen

Het is bijzonder hoe de verhalen in- en uitzoomen tussen materiaal en inhoud. De uiterlijke kenmerken en materialiteit zijn inhoudelijk verbonden aan de verhalen. Meerdere malen is in de audiofragmenten terug te horen hoe het styrofoam (een soort piepschuim) dat De Jong gebruikt onverwoestbaar is en de sculpturen in theorie voor altijd zullen blijven bestaan.

Het blauwe of roze styrofoam en gele polyurethaan (bijvoorbeeld purschuim) worden vaak als isolatiemateriaal gebruikt. Dit materiaal is kenmerkend voor zijn werk. De zachte kleuren staan in contrast met de soms gruwelijke taferelen, zoals een lijdende Maria in de armen van Jezus.

De Jong weet met deze tentoonstelling verleden en heden met elkaar in discussie te laten gaan en tegelijkertijd met elkaar te verbinden om zo beter te begrijpen hoe we de geschiedenis interpreteren. Op speelse wijze maakt hij het kijken naar en begrijpen van beelden toegankelijk. Door de verhalen blijf je de werken langer en aandachtiger observeren. De verhalen nemen je mee langs elk detail van het werk. Naast dat dit de werken meer diepgang geeft, is het op deze manier ook makkelijker te begrijpen wat de kunstenaar met zijn sculpturen voor ogen heeft.

Goed om te weten: deze tentoonstelling gaat op tournee en zal twee jaar lang door heel Nederland reizen; van Rotterdam naar Vijfhuizen, Breda en Almere.

 

Theater / Voorstelling

Oeverloze schermtijd maakt iedereen ongelukkig

recensie: Wunderbaum speelt live (online gaat het mis) – Wunderbaum/Theater Rotterdam
_S3A7152Sofie Knijff

Hoeveel uur zitten wij eigenlijk op een beeldscherm te kijken, per etmaal? En wat spoken we allemaal uit op sociale media? Waarom communiceren we trouwens zo nadrukkelijk via media zoals Whatsapp, terwijl we inmiddels toch wel weten dat dat een bron van misverstanden en ergernis is. En: worden we wel gelukkig van dat eindeloze gepruts op beeldschermpjes? Acteursgroep Wunderbaum maakt over ons online gedrag de voorstelling Wunderbaum speelt live (online gaat het mis).

Wunderbaum maakt met Wunderbaum speelt live (online gaat het mis) een muzikale voorstelling die het midden houdt tussen een klucht en een bloedernstige maatschappelijke aanklacht. Het handelsmerk van de groep zijn maatschappelijk geëngageerde voorstellingen, altijd rond een actueel thema. En vaak met een vette knipoog, ook al menen ze het wel degelijk bloedserieus.

Appgroep

Wunderbaum speelt live (online gaat het mis) begint met een hilarisch, uitgeschreven Whatsapp-gesprek tussen de ouders van een groepje middelbare scholieren, begeleid door live uitgevoerde, meeslepende muziek van percussionist Frank Rosaly.

De appende ouders lezen niet goed, gaan niet op elkaar in, beginnen over heel andere onderwerpen dan die waarvoor deze appgroep bedoeld is. Tegen de stapeling van online misverstanden is de enige remedie een gewone vergadering beleggen waarbij zowel ouders als leerlingen aanwezig zullen zijn, onder begeleiding van een leraar (Toto van Stekelenburg). De kritiek is direct duidelijk: van al die gemankeerde online communicatie wordt iedereen ongelukkig. Het gesprek zal dus live worden voortgezet.

Bekvechten

Plaats van handeling is een klaslokaal, op de grond afgebakend met behulp van een grijze speelvloer. Daarop stapelbare stoelen, erboven een systeemplafond met lichtblokken (licht en scenografie: Julian Maiwald).

De ouders hebben totaal geen zin in deze bijeenkomst; ze vinden die feitelijk zonde van hun tijd. Ze bekvechten, spreken voor hun beurt, spreken namens hun kinderen in plaats van die zelf aan het woord te laten. Het alfamannetje (Matijs Jansen). De cynische loser die dickpics verstuurt (Walter Bart). De carrièrebitch (Maartje Remmers) en haar partner (Wine Diericks). De faalangstige alleenstaande moeder (Marleen Scholten).

De scholieren die hun kinderen zijn, zijn pesters en gepesten. Arme en rijke kinderen. Kinderen met een psychisch rugzakje. Kinderen met gender-issues. (Mitchell Abionie, Elvis De Launey, Giari Knaapen, Lars van Nistelrooij, Marleen Sparreboom).

Op de hak

Doel van dit stuk is ons online gedrag op de hak nemen, een soort zedenschets geven van de huidige tijd (tekst: Annelies Verbeke). Een tijd waarin zowel ouders als kinderen extreem veel tijd verstoken aan turen naar een beeldscherm. Waarop online ‘bestaan’ even belangrijk is als in real life. Een tijd van appgroepen, van filmpjes maken en delen, van influencers, van op jacht zijn naar likes en volgers. Voor elk van deze elementen bestaat binnen het Nederlands een Engelse term, een afkorting, of een eufemisme.

Opmerkelijk is de manier waarop Wunderbaum ouders en kinderen portretteert. Al is de aanleiding voor de bijeenkomst een incident tussen de kinderen, het zijn de ouders die boos zijn, verontwaardigd, agressief. Die elkaar uitlachen, niet serieus nemen.
Het taalgebruik van de pubers staat bol van Engelse termen en gender-gejongleer, maar zij zijn degenen die empathisch zijn, naar elkaar luisteren. En die ook helemaal niet boos zijn over kleine ongelukjes, die elkaars gevoeligheden accepteren, excuses maken en die accepteren. De agressie zit niet bij de kinderen.

Focus

Jammer is dat de discussie in het klaslokaal focus mist en daardoor onvermijdelijk echt te lang duurt. De – vele – personages zijn eendimensionaal, niet goed uitgewerkt.
Lastig is dat er in dit grote gezelschap wordt gewerkt met microfoons die op de wang geplakt zitten. Doordat de acteurs uitwaaieren over het podium, moet de toeschouwer geregeld op zoek naar degene wiens mond beweegt om te weten wie aan het woord is.

Belangrijk en waardevol is niettemin dat dit een actuele voorstelling is met een scherpe maatschappelijke noodzaak: schermtijd. In de westerse wereld gaan per mens vele uren verloren met staren naar een beeldscherm. Onder scholieren is de invloed daarvan zo nadelig, dat de Nederlandse overheid per 1 januari 2024 het gebruik van mobiele telefoons door scholieren in het klaslokaal aan banden heeft gelegd. Of het tij nog te keren is? De tijd zal het leren.

 

Tekst: Annelies Verbeke
Spel: Mitchell Abionie, Elvis De Launey, Giari Knaapen, Lars van Nistelrooij, Marleen Sparreboom, Toto van Stekelenburg, Matijs Jansen, Walter Bart, Maartje Remmers, Wine Diericks, Marleen Scholten
Live muziek en compositie: Frank Rosaly
Scenografie: Julian Maiwald
Kostuumontwerp: Lotte Goos
Licht en scenografie: Julian Maiwald