Tag Archief van: film

Film / Serie

‘Oerverhaal’ met halfbakken dramatiek

recensie: American Primeval (2025) – Netflix
American Primeval cover©Tudum by Netflix

Utah was in 1857/58 het toneel van een machtsstrijd tussen lokale mormonen en de federale regering in Washington. Andere partijen – met name inheemse stammen en settlers – werden hier ongewild bij betrokken. De interessante dramaserie American Primeval rakelt deze vrij onbekende geschiedenis weer op.

Historisch is de nieuwe Netflix-serie American Primeval dik in orde. Zoals de titel al doet vermoeden, begint het meteen vrij barbaars: een karavaan van kolonisten wordt overvallen en afgeslacht door een legertje gemaskerde mannen (mormonen), geassisteerd door inheemse Paiutes. Het camerawerk sleept je snel mee in dit Amerikaanse ‘oerverhaal’.

Deze Mountain Meadows Massacre heeft werkelijk plaatsgevonden. De mormoonse beweging in Utah, strevend naar zoveel mogelijk zelfbestuur, was in 1857 in gewapend conflict gekomen met de federale autoriteiten. Alle reizigers werden beschouwd als mogelijke bondgenoten van de vijand; complotdenkers en geruchtenmachines deden hun werk (ook toen al) volop. Met als gevolg dus een paranoïde moordpartij op landverhuizers die totaal niets met de strijd te maken hadden. De gecalculeerde inschakeling van Paiutes had uiteraard tot doel om de ‘wilden’ de schuld in de schoenen te schuiven.

Mooie couleur locale

Het script van de serie is geschreven door Mark L. Smith, die eerder al (mede) tekende voor de terecht bekroonde, uiterst rauwe film The Revenant (2015). In beschrijvingen van de serie wordt vaak gewezen op de dito bloederigheid van American Primeval. Maar eerlijk gezegd valt die best mee. Kijkers zijn het nodige gewend tegenwoordig, en hoewel er flink wat wordt gemoord op de vlakten van Utah heb je geen supermaag nodig om de zes afleveringen te doorstaan.

De beste elementen van de serie zijn de aandacht voor de historische context en de prachtige cinematografie. Alle perspectieven – zeker ook die van de inheemse Shoshone – worden vrij genuanceerd geschilderd en de aandacht voor couleur locale verdient een compliment. Het is wel handig als je iets meer weet over dit tijdsbestek in de geschiedenis van de VS. In 1857 stonden de sterk verdeelde staten aan de vooravond van de Civil War (1861-1865), en de positie van de inheemse volken was inmiddels behoorlijk uitzichtloos geworden. Direct na de burgeroorlog, toen het Amerikaanse leger zijn handen weer vrij had, zouden er nog een paar grote, laatste Indian Wars plaatsvinden. Maar zoals de Shoshone in American Primeval al goed beseften, was vechten tegen ‘de witten’ een verloren zaak. (Leestip: Peter Cozzens, The Earth is Weeping, 2016.)

Geijkte verhalen

De Netflix-serie concentreert zich verder op enkele individuele verhalen: soms volg je de van elkaar gescheiden echtelieden Pratt, dan weer gevluchte moeder Sara Rowell die met haar zoontje, een zwijgzame gids en een inheems meisje uit handen van justitie/premiejagers probeert te blijven. Hun belevenissen zijn weliswaar onderhoudend, maar ook wat geijkt.

De Pratts zijn de enige overlevenden van de genoemde slachtpartij, maar dat klinkt mooier dan het is. Abish Pratt (Saura Lightfoot-Leon) wordt opgepikt door Shoshone en gedwongen opgenomen in hun stam. Jacob Pratt (Dane DeHaan) – half gescalpeerd en helemaal getraumatiseerd – raakt steeds verder van het padje in de zoektocht naar zijn ontvoerde Abish. Ze zullen elkaar nog een keer ontmoeten, maar wat een mooie afsluitende tranentrekker had moeten worden, werkt eerder op de lachspieren. De makers verliezen zich hier in een overdaad aan dramatiek.

Moeder Rowell, op de vlucht na een wanhoopsdaad, heeft de beste rol in American Primeval: Betty Gilpin zet een vastberaden vrouw neer die met vallen en opstaan de ongeschreven wetten van het Wilde Westen leert kennen. De tocht met haar zoontje is avontuurlijk en spannend, en de interactie met haar gids (Taylor Kitsch) boeit ook. Al liggen een paar clichés altijd op de loer, zeker aan het eind van de serie.

Half en half

Het verhaal van de Pratts – die ‘getuigen’ waren van de slachtpartij en dus iets te vertellen hebben – is wel intelligent verweven met het conflict tussen mormonen en federale troepen. Beide partijen zijn om eigen redenen in het echtpaar geïnteresseerd. Hun voortdurende kat-en-muisspel leidt aan het eind van de serie ook tot een verrassende climax.

Uiteindelijk wil American Primeval iets te veel van twee disciplines zijn: geschiedenis en drama. Historisch en visueel tikt de serie goede vinkjes aan, de hele context en aankleding zijn mooi en vakkundig uitgewerkt. Daarmee is het een interessante en onderhoudende interpretatie van een minder bekend hoofdstuk uit het Amerikaanse verleden. Als drama is het echter minder geslaagd. De lotgevallen van de hoofdpersonen houden je aandacht wel vast, maar zijn weinig origineel en soms zelfs sentimenteel. Dat voelt een beetje als een gemiste kans. Zo is de serie leuk om een weekendje te bingen, maar niet goed genoeg om in je kijklijst te bewaren.

Film / Serie

‘Oerverhaal’ met halfbakken dramatiek

recensie: American Primeval (2025) – Netflix
American Primeval cover©Tudum by Netflix

Utah was in 1857/58 het toneel van een machtsstrijd tussen lokale mormonen en de federale regering in Washington. Andere partijen – met name inheemse stammen en settlers – werden hier ongewild bij betrokken. De interessante dramaserie American Primeval rakelt deze vrij onbekende geschiedenis weer op.

Historisch is de nieuwe Netflix-serie American Primeval dik in orde. Zoals de titel al doet vermoeden, begint het meteen vrij barbaars: een karavaan van kolonisten wordt overvallen en afgeslacht door een legertje gemaskerde mannen (mormonen), geassisteerd door inheemse Paiutes. Het camerawerk sleept je snel mee in dit Amerikaanse ‘oerverhaal’.

Deze Mountain Meadows Massacre heeft werkelijk plaatsgevonden. De mormoonse beweging in Utah, strevend naar zoveel mogelijk zelfbestuur, was in 1857 in gewapend conflict gekomen met de federale autoriteiten. Alle reizigers werden beschouwd als mogelijke bondgenoten van de vijand; complotdenkers en geruchtenmachines deden hun werk (ook toen al) volop. Met als gevolg dus een paranoïde moordpartij op landverhuizers die totaal niets met de strijd te maken hadden. De gecalculeerde inschakeling van Paiutes had uiteraard tot doel om de ‘wilden’ de schuld in de schoenen te schuiven.

Mooie couleur locale

Het script van de serie is geschreven door Mark L. Smith, die eerder al (mede) tekende voor de terecht bekroonde, uiterst rauwe film The Revenant (2015). In beschrijvingen van de serie wordt vaak gewezen op de dito bloederigheid van American Primeval. Maar eerlijk gezegd valt die best mee. Kijkers zijn het nodige gewend tegenwoordig, en hoewel er flink wat wordt gemoord op de vlakten van Utah heb je geen supermaag nodig om de zes afleveringen te doorstaan.

De beste elementen van de serie zijn de aandacht voor de historische context en de prachtige cinematografie. Alle perspectieven – zeker ook die van de inheemse Shoshone – worden vrij genuanceerd geschilderd en de aandacht voor couleur locale verdient een compliment. Het is wel handig als je iets meer weet over dit tijdsbestek in de geschiedenis van de VS. In 1857 stonden de sterk verdeelde staten aan de vooravond van de Civil War (1861-1865), en de positie van de inheemse volken was inmiddels behoorlijk uitzichtloos geworden. Direct na de burgeroorlog, toen het Amerikaanse leger zijn handen weer vrij had, zouden er nog een paar grote, laatste Indian Wars plaatsvinden. Maar zoals de Shoshone in American Primeval al goed beseften, was vechten tegen ‘de witten’ een verloren zaak. (Leestip: Peter Cozzens, The Earth is Weeping, 2016.)

Geijkte verhalen

De Netflix-serie concentreert zich verder op enkele individuele verhalen: soms volg je de van elkaar gescheiden echtelieden Pratt, dan weer gevluchte moeder Sara Rowell die met haar zoontje, een zwijgzame gids en een inheems meisje uit handen van justitie/premiejagers probeert te blijven. Hun belevenissen zijn weliswaar onderhoudend, maar ook wat geijkt.

De Pratts zijn de enige overlevenden van de genoemde slachtpartij, maar dat klinkt mooier dan het is. Abish Pratt (Saura Lightfoot-Leon) wordt opgepikt door Shoshone en gedwongen opgenomen in hun stam. Jacob Pratt (Dane DeHaan) – half gescalpeerd en helemaal getraumatiseerd – raakt steeds verder van het padje in de zoektocht naar zijn ontvoerde Abish. Ze zullen elkaar nog een keer ontmoeten, maar wat een mooie afsluitende tranentrekker had moeten worden, werkt eerder op de lachspieren. De makers verliezen zich hier in een overdaad aan dramatiek.

Moeder Rowell, op de vlucht na een wanhoopsdaad, heeft de beste rol in American Primeval: Betty Gilpin zet een vastberaden vrouw neer die met vallen en opstaan de ongeschreven wetten van het Wilde Westen leert kennen. De tocht met haar zoontje is avontuurlijk en spannend, en de interactie met haar gids (Taylor Kitsch) boeit ook. Al liggen een paar clichés altijd op de loer, zeker aan het eind van de serie.

Half en half

Het verhaal van de Pratts – die ‘getuigen’ waren van de slachtpartij en dus iets te vertellen hebben – is wel intelligent verweven met het conflict tussen mormonen en federale troepen. Beide partijen zijn om eigen redenen in het echtpaar geïnteresseerd. Hun voortdurende kat-en-muisspel leidt aan het eind van de serie ook tot een verrassende climax.

Uiteindelijk wil American Primeval iets te veel van twee disciplines zijn: geschiedenis en drama. Historisch en visueel tikt de serie goede vinkjes aan, de hele context en aankleding zijn mooi en vakkundig uitgewerkt. Daarmee is het een interessante en onderhoudende interpretatie van een minder bekend hoofdstuk uit het Amerikaanse verleden. Als drama is het echter minder geslaagd. De lotgevallen van de hoofdpersonen houden je aandacht wel vast, maar zijn weinig origineel en soms zelfs sentimenteel. Dat voelt een beetje als een gemiste kans. Zo is de serie leuk om een weekendje te bingen, maar niet goed genoeg om in je kijklijst te bewaren.

Film / Films

IJzersterke krachtmeting in beeldschone bergen

recensie: Alpha (2024) – Jan-Willem van Ewijk
Alpha_st_1_jpg_sd-lowFilmdepot

De relatie tussen een vader en een zoon leidt niet zelden tot generatieconflicten. In de film Alpha van regisseur Jan-Willem van Ewijk staan de verhoudingen duidelijk al langer op scherp. Bij ontstentenis van de echtgenote annex moeder worden de messen onvermijdelijk extra geslepen.

Al op de eerste dag van zijn bezoek aan zijn zoon in Zwitserland toont vader Gijs zich een negatieve eikel. Hij heeft kritiek op alles wat zoon Rein heeft en doet. ‘Dus hier heb je je verstopt’, is pa’s neerbuigende reactie op het sobere appartementje dat snowboardinstructeur Rein bewoont in een wintersportresort. Reins favoriete diner vindt pa ruk, zijn baantje als snowboardinstructeur is beneden zijn stand, zoon moet musicus worden.

Autobiografische elementen

Vader en zoon worden gespeeld door Gijs Scholten van Aschat en zoon Reinout Scholten van Aschat, hun personages heten ‘Gijs’ en ‘Rein’.
Ze speelden al eerder allebei in Zee van tijd (2022) van regisseur Theu Boermans. Alleen speelden ze in die film niet samen of tegelijkertijd, omdat ze hetzelfde personage neerzetten: Reinout als jonge man, Gijs als diezelfde man maar dan ouder.
De goede verstaander herkent in de personages in Alpha veel autobiografische elementen van de spelers, zoals het grapje dat Gijs in Nederland een beroemde acteur is, dat Rein veel bezig is met muziek, en dat beiden houden van wintersport.

Etterbak

Alpha is een expliciete krachtmeting tussen een vader en een zoon. Twee koppige, eigenwijze alfamannetjes, al is de vader een pedante, betweterige etterbak en de zoon een innemende, zachtaardige allemansvriend. Vader overschreeuwt zijn zoon. Vader wil tegelijkertijd de autoritaire nestor zijn én gelijkwaardig aan de vrienden van Rein; en dan wil vader ook nog het recht hebben zo nodig om hulp te vragen omdat hij oud is.
Het karakter van Rein is minder gelaagd, wat zijn drijfveren zijn blijft goeddeels in de schaduw. Beiden jongleren met het gegeven dat leven en dood dicht bij elkaar liggen.

Acteerduels

Deze film is onvermijdelijk een wedstrijdje hard-acteren tussen Gijs en Reinout Scholten van Aschat. Het is een genot naar hun acteerduels te kijken. De spelers krijgen van regisseur Van Ewijk veel ruimte om in hun tekstbehandeling te versnellen of juist rustig de tijd te nemen, waardoor dialogen uiterst naturel overkomen. Dat komt de geloofwaardigheid van de – fictieve – familieverhouding en die van de plot (scenario: Jan-Willem van Ewijk) ten goede.
Natuurlijk vindt de ultieme krachtmeting plaats op een besneeuwde bergtop, waar vader zich groothoudt op een plek waarop zoon volledig op zijn gemak is.

Beeldschoon

De fotografie is beeldschoon. De film is niet gedraaid in Zwitserland, maar in de bergen van Slovenië. Die vormen een zeer fotogeniek decor, waarin afdalingen op snowboard of ski’s fraai in beeld kunnen worden gebracht (fotografie: Douwe Hennink, NSC). De soundscape van voornamelijk elektronische muziek (componist: Ella van der Woude) onderstreept de sereniteit van dat kalme maar krachtige landschap. Beeld en geluid ondersteunen zo effectief de toppen en dalen in de krachtmeting tussen vader en zoon.

Lang

Jammer is dat Alpha met een duur van honderd minuten echt te lang is. Dat komt onder andere door de nogal erg trage wending aan het einde van de vertelling. Maar het komt zeker ook door de ‘mooifilmerij’. Het is verleidelijk besneeuwde toppen uitgebreid te filmen, met het zonlicht erop, of met laaghangende nevel ertussen. Maar al die fraaie plaatjes nemen wel errug veel tijd in beslag.
Die elementen halen helaas een beetje van de glans weg van het pareltje dat Alpha overigens wel degelijk is.

 

Alpha draait vanaf 13 februari 2025 in de bioscopen.

Film / Documentaire

Thuiskomst: een documentaire die getoond moet worden

recensie: Dahomey – Mati Diop

Het is november 2021; 26 schatten die 130 jaar geleden door Franse kolonisten werden gestolen uit het voormalige West-Afrikaanse ‘Dahomey’ rijk (nu Benin) staan op het punt terug te keren naar hun land van herkomst. Een spannende gebeurtenis. Maar waarom heeft dat zo lang moeten duren?

De documentaire, die tijdens het filmfestival van Berlijn bekroond werd met de Gouden Beer, volgt de 26 gestolen schatten die door Frankrijk teruggegeven worden. De film laat zien dat een antwoord vinden op de eerder gestelde vraag –  waarom dit culturele erfgoed pas na 130 jaar teruggegeven wordt – toch niet zo makkelijk is. Sterker nog, regisseur Mati Diop laat in de documentaire zien dat het onderwerp van koloniale roofkunst nauw samenhangt met vragen over het museum als instituut, culturele identiteit, de gevolgen van (de)kolonisatie en geografische machtsverhoudingen. Geen makkelijke klus dus om te behandelen in een documentaire van nog geen zeventig minuten.

Een bijzondere ervaring

Met Dahomey heeft Diop een gecompliceerd onderwerp uitgekozen en ze presenteert deze op originele wijze. Waar documentairemakers in veel gevallen informatieverstrekking als doel zien en de vorm waarop deze gepresenteerd wordt wat simpel blijft, – denk aan een voice-over, afgewisseld met re-enactments van belangrijke momenten – kiest Diop juist voor een heel andere aanpak: ze geeft een stem aan de objecten, in dit geval een standbeeld van koning Ghézo, nummer 26. Deze stem, opgebouwd uit meerdere lagen van mannen- en vrouwenstemmen, vertelt in totale duisternis op poëtische wijze over zijn herinneringen aan zijn thuisland.

We volgen dit standbeeld, hoe het zorgvuldig wordt ingepakt in het Musée du quai Branly in Frankrijk en met vreugde wordt onthaald in Bénin, waar het vervolgens in een soortgelijke glazen kast geplaatst wordt als waar het een aantal dagen eerder uit gehaald werd. De stem vertelt dat hij op zoek is. Hij heeft vragen, twijfelt over zijn bestaan en over een thuis dat hij na al die jaren niet meer herkent. Is hij nu eigenlijk wel thuis? Op deze manier brengt Diop een onderliggende vraag naar boven: wat is ‘thuis’ voor een voorwerp dat zolang weg is geweest? En behoren deze beelden eigenlijk wel in een museum? Maar als ze niet in een museum horen, waar dan wel?

Met het strakke camerawerk geeft Diop nieuwe betekenissen aan bestaande concepten: de kille gangen van het museumdepot met camerabewaking op iedere hoek geven het idee van een gevangenis. Op deze manier presenteert Diop gelaagde informatie en slimme vergelijkingen, waardoor je met een nieuwe blik naar zaken kijkt.

Complexe materie

Hoewel de documentaire een interessante insteek heeft en er visueel adembenemend uitziet, blijft er toch ergens iets knagen. Doordat het een documentaire is over een gevoelig en ingewikkeld probleem is context juist van belang. Deze context mist echter in Dahomey doordat Diop de kunstzinnigheid op de voorgrond plaatst. Hierdoor zal de documentaire voor publiek dat zich minder bewust is van de discussies rondom koloniale roofkunst moeilijker te volgen zijn.

Desondanks slaagt de film er wel bijzonder goed in de emotie die gepaard gaat met koloniale roofkunst te vangen. In de documentaire worden herhaaldelijk momenten getoond van een studentendebat dat gehouden werd in Bénin over de terugkomst van de 26 voorwerpen. Wat betekent de teruggave voor het land en voor deze studenten persoonlijk? De meningen hierover blijken zeer divers. Dit intellectuele debat dient voor de kijker als ‘crashcourse’ waarin de belangrijkste punten die horen bij de discussies over koloniale roofkunst aan bod komen, zoals culturele identiteit en de nog altijd voelbare gevolgen van kolonisatie. Het debat is geen college, het laat juist de trots en vreugde zien dat de beelden terug zijn, maar ook het verdriet en de frustratie dat het slechts 26 objecten van de 7000 voorwerpen zijn die in de negentiende eeuw gestolen werden door de kolonisten. Dit debat, samen met de beelden van gefascineerde bezoekers die voor het eerst oog in oog staan met voorwerpen uit hun geschiedenis, toont prachtig hoe emotioneel beladen dit onderwerp is.

De documentaire biedt geen antwoorden, want eenduidige antwoorden zijn er niet, maar geeft de kijker de ruimte om zelf na te denken over deze vragen. Hij prikkelt de geest en schetst een beeld van de situatie zonder te oordelen. Door zijn originele vorm laat hij de kijker voelen wat de teruggave van roofkunst doet met de inwoners van Bénin, iets wat niet in woorden te bevatten is. Een documentaire die dus gezien moet worden.

Film / Films

Een indringende blik op hoop en rehabilitatie

recensie: Sing Sing - Greg Kwedar
FilmstilFilmdepot

Kan kunst een man rehabiliteren? In New York is inmiddels bewezen dat kunst dit inderdaad kan. Van de gevangenen die meedoen aan het RTA-programma (Rehabilitation Through the Arts) recidiveert maar 3%, tegenover het Amerikaanse gemiddelde van 60% (bron: CBS News). Het RTA-programma loopt nog steeds in zes gevangenissen in de staat New York.

Regisseur Greg Kwedar was de film Transpecos (2016) aan het draaien in een gevangenis, waar hij in een cel een gevangene met een asielhond zag. Hierdoor geïntrigeerd ging hij op zoek naar meer voorbeelden van een andere houding ten opzichte van gevangenen. In het blad Esquire zag hij het artikel ‘The Sing Sing Follies’ van John H. Richardson uit 2005 over een theater rehabilitatieprogramma in de Sing Sing-gevangenis in New York. Dit werd de inspiratie van de film Sing Sing.

Een trage start, maar een beloning voor geduld

De eerste akte van Sing Sing kan omschreven worden als enigszins stroperig. Kwedar neemt de tijd om het decor te schetsen en de personages te introduceren, wat soms ten koste gaat van de spanningsboog van de kijker. Het lijkt alsof de film zich aarzelend beweegt, misschien om de sombere realiteit van het gevangenisleven te benadrukken. Dat sombere zie je terug in de kale, grauw gekleurde gangen van de gevangenis. Toch voelt deze aanpak aanvankelijk te bedachtzaam, waardoor het lastig is om meteen volledig betrokken te raken.

Maar wie volhoudt wordt rijkelijk beloond. Zodra het theaterprogramma in volle gang is, ontvouwt zich een wereld vol emotie, humor en onverwachte schoonheid. Het is hier dat de film zijn ware kracht toont: het vermogen om menselijke connectie te verbeelden in een omgeving waar die normaal gesproken wordt onderdrukt.

Colman Domingo: een meesterlijke vertolkingFilmstil

Colman Domingo is zonder twijfel het hart van de film. Zijn performance is subtiel en krachtig, en hij weet zowel de gebrokenheid als de vastberadenheid van zijn personage op meesterlijke wijze over te brengen. Domingo belichaamt een mentorfiguur die de mannen om hem heen inspireert en ondersteunt, terwijl hij zelf worstelt met zijn verleden en de vraag of verlossing werkelijk mogelijk is.

De chemie tussen Domingo en de rest van de cast is organisch en geloofwaardig. Wat de film bijzonder maakt en een extra laag authenticiteit aan de film toevoegt, is dat veel van de acteurs voormalige gevangenen zijn. Zo speelt voormalig RTA-lid Clarence Maclin Jr. zichzelf. Hun verhalen en emoties voelen en zijn rauw en echt, waardoor de grens tussen fictie en realiteit vervaagt.

Theater als middel tot bevrijding

FilmstilHet theaterprogramma in Sing Sing fungeert als metafoor voor persoonlijke groei en rehabilitatie. Voor de mannen biedt het podium een kans om hun pijn en fouten onder ogen te zien en zichzelf opnieuw uit te vinden. De gevangenen in het oorspronkelijke RTA-programma dachten dat ze ‘gewoon’ gingen acteren in een toneelstuk. Zij hadden niet door dat hun hele wezen aan het veranderen was, dat ze trauma’s aan het verwerken waren en dat ze diepe oprechte vriendschappen aan het vormen waren.

Kwedar weet dergelijke scènes prachtig vast te leggen. Zijn regie is ingetogen, bijna documentair, en richt zich op de gezichten en stemmen van de acteurs. Het resultaat is een film die even intiem als universeel aanvoelt.

Voor wie op zoek is naar diepgang en hart

Sing Sing is een film die je even de tijd moet geven, maar die uiteindelijk diepe indruk maakt. Kwedar levert een genuanceerd en ontroerend portret van rehabilitatie, gedragen door een uitmuntende Domingo en een cast die authenticiteit ademt. Wat begint als een trage vertelling ontwikkelt zich tot een inspirerend verhaal over de veerkracht van de menselijke geest en de helende kracht van kunst.

Met Sing Sing toont Kwedar dat er zelfs in de somberste omstandigheden ruimte is voor hoop en menselijkheid. Dit is een film die je niet alleen laat nadenken, maar die ook voelt als een warme omhelzing voor iedereen die gelooft in tweede kansen. Een absolute aanrader voor wie op zoek is naar cinema met diepgang en hart.

 

Sing Sing draait vanaf 23 januari in de bioscoop.

Film / Films

Prachtig verbeeld surrealisme open voor eigen interpretatie

recensie: Mr. K - Tallulah H. Schwab
Mr. K in hotel© Filmdepot

Een rondreizende illusionist treedt op in zalen voor een ongeïnteresseerd publiek en heeft het gevoel dat zijn leven nergens heen gaat. Als hij een kamer boekt voor de nacht in een afgelegen hotel denkt hij dat het slechts een plek is om te overnachten, maar dat loopt anders.

Titelfiguur Mr. K (Crispin Glover) staat de volgende ochtend op en wil vertrekken, maar de uitgang lijkt verdwenen. K ontmoet tijdens zijn zoektocht een reeks excentrieke personages die allemaal geaccepteerd lijken te hebben dat ze in het hotel opgesloten zitten. Hij komt terecht in de keuken waar hij een baan krijgt en vindt er vluchtig iets van vriendschap en acceptatie. Maar als hij achter de schokkende waarheid komt, iedereen waarschuwt en een plan wil maken om samen te ontsnappen, keren de bewoners zich tegen hem.

Kafkaëske taferelen

Dat de K van Mr. K een verwijzing is naar Franz Kafka is duidelijk. Voor Mr. K is het startpunt van een kafkaëske nachtmerrie wanneer hij de uitgang van het hotel maar niet kan vinden. In de keuken vergeet hij even dat hij naar de uitgang op zoek was, maar hij kan het ongemakkelijke gevoel dat hij heeft niet onderdrukken: er is iets mis. Waarom barsten de waterleidingen? Wat is die rare aderachtige structuur achter het behang? Waarom kan niemand weg uit het gebouw? De vragen leiden tot een schokkende conclusie. Mr K ontpopt zich tot een leider en probeert voor iedereen een uitweg te vinden, maar voornamelijk voor zichzelf.

Mr. K met zussen

foto: Kris de Witte, Lemming Film a Private View

Bont gezelschap van verschillende nationaliteiten

Mr. K ontmoet de Engelse maar francofiele zussen Ruth (Fionnula Flanagan) en Sara (Dearbhla Molloy), die hem oprecht willen helpen, maar dan het liefst met koffie en een koekje. De chef in de keuken (Noorse Bjørn Sundquist) blijkt geobsedeerd door eieren en denkt dat Mr. K een groot talent is. Zijn dochter Melinda (Esmee van Kampen uit Nederland) heeft wel of niet een oogje op hem. Ook wordt hij snel de kamer uitgewerkt als de flamboyante Gaga (de Zwitsers-Hongaarse Sunnyi Melles) in bad gaat.

Mr. K ontwikkelt zich van een onwillige – door zichzelf uitgeroepen – ‘niemand’ tot een hardwerkend ‘iemand’ in het gebrekkige kapitalistische systeem van de keuken. Om zich vervolgens even tot revolutionair te ontpoppen, en uiteindelijk toch weer als egocentrisch personage te eindigen. Is dit personage een held of een lafaard? Vertegenwoordigt hij iets? Is het allemaal gewoon chaos? Tallulah Schwab laat het aan de kijker om dit te interpreteren.

Surrealisme op magische manier verbeeldt

Er is iets aan de hand met het hotel: er kan van alles gebeuren en dat heeft de Noors-Nederlandse regisseur Tallulah H. Schwab op interessante wijze ingevuld. Er klinkt ook steeds gebonk en dat komt niet door het fanfarekorps dat op ongewenste momenten uit luikjes in de gangen verschijnt en je achtervolgt voor een polonaise. Met alle mysterieuze gangen en kamers is het hotel prachtig verbeeld: een feest voor het oog. Maar ondanks de mooie plaatjes blijft het verhaal te open voor interpretatie. In zo’n mate dat het zich opstapelt en de beleving in de weg zit. Het einde is eigenlijk te veel van het goede en dit is jammer.

Het is hoe dan ook een film die je aan het denken zet, die vraagtekens oproept en die je zintuigen prikkelt. Hij blijft je bij en zal onderwerp van gesprekken zijn. Wie ben jij: een Mr. K die niet kan doen of alles goed en wel is en daarop reageert, of een van de bewoners die al het angstige buitensluit en dingen niet wil veranderen?

 

Vanaf donderdag 16 januari in de bioscoop

Film / Films

Pijn verspreid over generaties

recensie: A Real Pain - Jesse Eisenberg
Twee mannen© The Walt Disney Company,

Voor veel acteurs die lange tijd voor de camera staan lijkt de regisseursstoel vroeg of laat onvermijdelijk; zo ook voor Jesse Eisenberg, onder andere bekend als Mark Zuckerberg in The Social Network. Na een wisselvallig ontvangen regiedebuut probeert hij het opnieuw met A Real Pain – een succes.

Het is een ongebruikelijk decor voor een komedie: twee neven reizen met een groep door Polen en bezoeken voormalige concentratiekampen om, ter ere van hun overleden oma, hun familiegeschiedenis te ontdekken. Beiden zijn Joods, maar hun persoonlijkheden verschillen als dag en nacht; Jesse Eisenberg speelt de introverte, neurotische neef David die leeft van structuur en controle, terwijl Kieran Culkin de show steelt als zijn tegenpool Benji: een chaotische, impulsieve orkaan die elke confrontatie moeiteloos aangaat.

Net als in zijn eerdere regiewerk voor het theater, richt Eisenberg zich vooral op de personages en minder op het plot. David worstelt met een dwang- (OCD) en een angststoornis, terwijl Benji duidelijk kampt met onbehandelde mentale problemen die hij hardnekkig ontkent. Deze persoonlijke worstelingen worden in de film tegenover een veel groter, collectief trauma geplaatst: de verschrikkingen van de vernietigingskampen in Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Authentieke personages

Vanaf het eerste moment weet Culkins personage Benji je te irriteren, te intrigeren en zelfs te vermoeien, en precies dáár ligt de kracht van zijn rol. Zijn personage is extravagant en openhartig, maar tegelijkertijd vals, egoïstisch en soms ronduit onuitstaanbaar. Het is een gedurfde keuze om een onsympathiek karakter te gebruiken in een film die zo sterk leunt op de dynamiek tussen de personages. Eisenberg is zich hier echter volledig van bewust en neemt de tijd om dit ongemak te verkennen, waarbij hij zowel de grenzen van het personage als het geduld van de kijker opzoekt. Voor wie bereid is dit ongemak te doorstaan, biedt de film echter een beloning: Culkins personage toont barsten in zijn façade, waardoor langzaamaan een kwetsbare kern zichtbaar wordt. Dit werpt niet alleen nieuw licht op zijn karakter, maar ook op hoe zijn gedrag de groepsdynamiek verstoort én vormgeeft.

Indrukwekkend is de toon van de film: Eisenberg balanceert constant tussen warm, gruwelijk, grappig en ellendig. Het zijn de stille momenten waarin de chemie tussen Culkin en Eisenberg het sterkst voelbaar is en de momenten waarop Culkins personage Benji – ondanks zijn tekortkomingen – weet te verbinden. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk tijdens een scéne op het dak van een hotel waar ze samen terugblikken op hun jeugd en hun relatie; een chaoot en een neuroot, beiden met hun eigen kracht en kwetsbaarheid. De karakters zijn niet zwart-wit, zoals vaak het geval is in vergelijkbare films. Er is echte nuance in de personages, wat de grootste kracht is van A Real Pain.

Messcherp

De kern van de film is de pijn verspreid over generaties: de pijn van hun oma tijdens de tweede wereldoorlog, in perspectief gezet met de pijn van nu. Hoe de film de zwaarte van dit onderlinge lijden in beeld brengt is bewonderenswaardig: respectvol, maar ook met een zachte toon, waardoor het niet alleen voelbaar maar verrassend herkenbaar wordt voor verschillende generaties met elk hun eigen vorm van pijn.

Met A Real Pain bewijst Jesse Eisenberg dat hij groeit in zijn rol als regisseur. De film slaagt erin om iets bijzonders te vangen: een messcherpe tragikomedie die zowel weet te raken als aan het lachen te maken. De chemie tussen Eisenberg en Culkin, het zorgvuldig uitgewerkte scenario en de respectvolle omgang met het historische thema maken van deze tragikomedie een bijzonder werk.

Film / Films

Een chimpansee als metafoor maakt een geweldige film

recensie: Better Man (2024) - Michael Gracey

Een biografische film over zanger Robbie Williams, waarin hij gespeeld wordt door een chimpansee, omdat hij zichzelf ziet als een minderwaardig mens. Niet echt een aantrekkelijke aankondiging. Maar… ga naar deze film, want al ligt het er wat dik bovenop: het aapje vertedert en neemt je mee het verhaal in.

Dat er nu een film over het leven van Robbie Williams is, komt vooral doordat hij acteur Hugh Jackman en regisseur Michael Gracey heeft geholpen met de film The Greatest Showman (2017). Daar is de kiem geboren, door talloze lange gesprekken, die uiteindelijk hebben geleid tot Better Man.

Dierbare vriendschap

Tijdens de gesprekken die zowel Hugh Jackman als Michael Gracey met Robbie Williams voeren, ontstaan dierbare vriendschappen. De zanger vertelt de regisseur over zijn tumultueuze verleden, op zo’n wijze dat Gracey Robbie aanmoedigt om alle gesprekken op te laten nemen, zodat ‘hij er later naar kan luisteren als hij in het bejaardentehuis zit.’ Uiteindelijk is er dan een zogenaamde biopic gemaakt, die het leven van Williams laat zien van kind tot aan volwassenheid.

Waarom dan toch die aap?

Robbie Williams geeft in elk interview een andere verklaring. Hij heeft zich naar eigen zeggen altijd minder ontwikkeld gevoeld dan anderen (YouTube). Hij vond dat hij in de succesvolle boyband Take That een aap was die kunstjes moest vertonen (Variety). Ook vertelt Williams in de Graham Norton Show dat er, omdat er de laatste jaren zoveel biografische films zijn gemaakt – denk bijvoorbeeld aan Rocketman (2019) en Bohemian Rhapsody (2018) -, iets nodig was om deze eruit te laten springen. Hoe dan ook is het een briljante inval van regisseur Michael Gracey, want het zorgt voor de lijm die dit hele verhaal overeind houdt, interessant maakt én verbindt.

Niet alleen wordt er verwezen naar Williams als ‘performing monkey’, een aap op een stokje, geketend tijdens zijn Take That-periode. Een tweede aap komt tevoorschijn als zijn zelfhaat, zijn minderwaardigheidscomplex, de lelijke aap die hij in de spiegel ziet en die hem vanuit het publiek uitdaagt en uitlacht. En dan wordt er ook nog verwezen naar de ‘monkey on his shoulder’, het beest dat gevoed moet worden en waar veel (drugs)verslaafden last van hebben.

Eerlijkheid brengt de film tot leven

Hoewel Better Man qua inhoud wat oppervlakkig is – het leven van Williams wordt chronologisch doorlopen, je ziet meteen waar hij tegenaan loopt en wordt verder niet verrast – is de vormgeving heel mooi gedaan. Robbie Williams, zelf de voice-over in het verhaal, spaart zichzelf niet en maakt de dingen die hij doet niet mooier dan ze zijn. Die eerlijkheid werkt ontwapenend. Vooral in de relatie met Nicole Appleton laat hij geen spaan heel van zijn eigen gedrag.

Plus- en minpunten

Geen recensie zonder het optreden van Jonno Davies te loven. De acteur speelt en danst de rol fantastisch. Het moet voor hem raar zijn om zijn prestatie uiteindelijk als chimpansee op het witte doek te zien. Ook Alison Steadman, die oma Betty speelt, mag niet onbenoemd blijven. Mede door haar merk je na de eerste minuten niet meer dat je naar een aap zit te kijken.

De apotheose waarbij vader (gespeeld door Steve Pemberton) en zoon Williams gezamenlijk het beroemde lied van Frank Sinatra vertolken is wel héél zoetsappig. Het doet geen eer aan de rest van de film.

 

‘Better Man’ draait sinds 2 januari 2025 in de bioscopen.

Film / Films

Halina Reijn zet haar stempel op Hollywood

recensie: Babygirl - Halina Reijn
Babygirl omhelzing© A24

Dat de eerste voorpremières van Babygirl rond de feestdagen plaatsvonden was geen toeval. Met een in kerstsfeer gehuld New York als decor weet de film meteen te verleiden, hoewel dit misschien niet de nieuwe kerstklassieker is om met de familie op de bank te kijken. Babygirl is de heetste kerstfilm sinds Stanley Kubrick’s Eyes Wide Shut (1999).

Nicole Kidman schittert als Romy, CEO van een invloedrijk techbedrijf, die op het eerste gezicht alles lijkt te hebben: een succesvolle carrière, een gelukkig gezin en een leven dat tot in de puntjes geregisseerd is, maar schijn bedriegt. Wanneer een losgeslagen hond door de straten op een man afstormt, ontmoet ze haar nieuwe stagiair Samuel (Harris Dickinson), die het dier met verrassende kalmte weet te bedwingen. ‘How did you do that?’ vraagt Romy, duidelijk onder de indruk. Samuel antwoordt met een ondeugende grijns: ‘I gave it a cookie. Why, do you want one?’. De toon is meteen gezet; babygirl Romy wordt meegezogen in de spiraal van haar eigen verlangens – aangewakkerd door Samuel – die haar confronteert met wat haar gezinsleven haar altijd heeft onthouden.

man met hond

© A24

Het beest

Babygirl sluit qua toon en thematiek nauwer aan bij Halina Reijns debuutfilm Instinct (2019) dan bij haar Gen-Z-slasher Bodies Bodies Bodies (2022). Net als in Instinct draait het hier om machtsverhoudingen. Waar de eerste de relatie tussen een psychiater en een gedetineerde onderzoekt, staat in Babygirl de dynamiek tussen een CEO en haar stagiair centraal. Alles draait om verlangen en ‘het beest’, vertelde Halina Reijn tijdens de persconferentie op het filmfestival in Venetië. Niet het temmen van het beest, maar juist het accepteren van je instinct en verlangens – vooral de duistere – is de boodschap. De spanning tussen Samuel en Romy is dan ook om te snijden: elke dialoog voelt vlijmscherp aan en de chemie tussen de twee acteurs is onmiskenbaar.

Reijn is zich bewust van de conventies van de erotische thriller, zoals ze zijn neergezet in klassiekers als Paul Verhoevens Basic Instinct (1992) en Adrian Lyne’s Fatal Attraction (1987). Maar waar deze films draaien om een femme fatale met duistere motieven die mannen om haar vinger windt, herschrijft Babygirl de spelregels; de machtsverhoudingen zijn duidelijk aanwezig, maar de film laat zien dat het toegeven aan verlangens niet altijd tot ondergang leidt, maar soms tot bevrijding. In films over affaires draait de spanning vaak om de eventuele onthulling, maar Reijn bewijst dat intrige en dramatische twists overbodig zijn. De spanning zit volledig in de machtsdynamiek, die bewust door de film langzaam wordt opgeschroefd. Babygirl weigert zich te laten leiden door plotconventies en vertrouwt volledig op de chemie tussen Nicole Kidman en Harris Dickinson om de aandacht vast te houden. Het is dan ook de vraag of de film net zo effectief zou zijn geweest zonder deze chemie, aangezien het script met vlagen een extra laag mist die het geheel naar een hoger niveau had getild.

Grenzeloos

De kracht van Halina Reijn is hoe ze het sensuele naar het scherm brengt. In Babygirl doet ze dit aan de hand van de prachtige beelden van cinematograaf Jasper Wolf gecombineerd met de mysterieuze maar originele soundtrack van Cristóbal Tapia de Veer. Het is heerlijk om te zien dat ondanks het Hollywood-budget en een grote ster als Nicole Kidman – waarvan gerust gezegd mag worden dat dit haar beste rol in jaren is – er risico’s worden genomen zonder enige behoefte om binnen de lijntjes te blijven kleuren. Van een rave waar de techno op de achtergrond dreunt en je het zweet bijna kunt ruiken, tot Romy die op haar knieën gaat voor Samuel in een motel. Halina Reijn gaat all-out in Babygirl. Ze blijft haar eigen koers varen en laat zich, ook in Hollywood, niet remmen in haar gedurfde keuzes die begonnen met Instinct.

Het eindresultaat is hypnotiserend. Halina Reijn toont een feilloos gevoel voor ritme en tempo, waardoor je 115 minuten lang ademloos blijft kijken. Ze zuigt je mee in een wereld die even betoverend als ongemakkelijk is en geeft je genoeg stof om over te denken lang na de film voorbij is. Wat in Instinct voorzichtig opgebouwd werd, krijgt hier volledig vorm: haar scherpzinnige focus op intimiteit, macht en de duistere driften van de mens. Met Babygirl is haar stempel op Hollywood definitief gezet.

Film / Films

We zijn allemaal in ‘The Room Next Door’

recensie: The Room Next Door - Pedro Almodóvar
twee vrouwen aan tafel©Filmdepot

The Room Next Door is de eerste Engelstalige film van Spaanse regisseur Pedro Almodóvar. Het is een intiem drama waarin de kracht van vriendschap centraal staat. Twee vrouwen die heel anders tegen sterfelijkheid aankijken, maar door elkaar veranderen.

Ingrid (Julianne Moore) en Martha (Tilda Swinton) zijn elkaar uit het oog verloren, maar als Ingrid hoort dat Martha ziek is vinden ze meteen weer de connectie die hen vroeger bond. Martha’s gezondheid gaat achteruit en dan vraagt ze Ingrid om haar te steunen bij een zelfgekozen einde. Ze wil graag dat Ingrid in de kamer ernaast is om niet alleen te zijn, maar ook omdat ze op die manier de politie kan vertellen dat ze van niets wist.

Mooi in beeld gebracht

Oscar-winnende regisseur Pedro Almodóvar (Todo Sobre Mi Madre) brengt het verhaal schitterend in beeld; niet alleen zijn de locaties ijzersterk uitgekozen, ook de cinematografie is prachtig. Het huis in de bossen waar de dames verblijven heeft veel grote ramen, doorzichtig en transparant. Dit past bij de glasharde eerlijkheid van Ingrid en Martha. Er is een shot van Ingrid die achter Martha op het bed gaat liggen waardoor je de twee gezichten in een close-up ziet. Naast dat het beeld krachtig is, zegt het ook veel: twee vrouwen die uiteindelijk op één lijn komen, ondanks hun initiële verschillen.

Beide actrices spelen de sterren van de hemel. Vooral Julianne Moore, die een groot deel van de film alleen maar luistert en dus vooral met haar mimiek moet acteren. Tilda Swinton – die de rol van de zieke Martha speelt – vertelt haar verhaal ingetogen en met waardigheid.

twee vrouwen voor raam

Pedro Almodóvar sausje

Typisch voor regisseur Pedro Almodóvar is een verhaal met krachtige vrouwenfiguren. Dit komt onder andere doordat Almodóvar zelf opgegroeid is tussen krachtige vrouwen omdat zijn vader vaak afwezig was. Ook zijn Almodóvar’s films doorspekt met felle, primaire kleuren in zowel de kostuums als de objecten. De regisseur houdt ervan om door middel van kleuren de gevoelens van personages of motieven in het plot uit te beelden. In deze film komt dat bijvoorbeeld terug in de kleur van de ligstoelen van het vakantiehuis: Ingrid ligt steeds op de rode stoel (angst en liefde) en Martha op de groene stoel (acceptatie en veiligheid).

Tilda Swinton vertelde in een interview met Deadline Hollywood hoe Almodóvar is als regisseur: Pedro werkt ongelofelijk snel. Per scène kregen we niet meer dan twee takes. Als we een derde wilden, dan moesten we daar goede argumenten voor hebben. Ook lijkt het alsof Pedro de film al heeft gezien en ons dagelijks komt vertellen hoe de film eruitziet – niet hoe het zou kunnen worden – maar specifiek hoe hij is.

Mooie boodschap

De film is een aanmoediging om niet weg te kijken, het is een boodschap van empathie. Want we zijn allemaal in de kamer naast elkaar, maar ook in de ruimte naast Oekraïne, Gaza en Syrië. Hiermee brengt Almodóvar ook een politieke boodschap: kijk niet weg van elkaar, toon respect en luister naar elkaar.

De film is aangrijpend, ontroerend en indringend omdat we allemaal vroeg of laat op het punt komen dat we afscheid moeten nemen. Je gunt het iedereen om dat op deze manier te doen; met iemand in de kamer naast je.

The Room Next Door kreeg terecht de Gouden Leeuw voor Beste Film op het Filmfestival in Venetië.

 

Sinds 19 december te zien in bioscopen in Nederland.

Film / Films

Een bejaarde Hamlet

recensie: Hamlet - Sean Mathias
lina-white-K9nxgkYf-RI-unsplashUnsplash

Shakespeares Prins van Denemarken, Hamlet, kent verschillende gedaantes. Als een androgyne verschijning in de gelijknamige film van Asta Nielsen (1922), als Koerd (Theater RAST, 2012) of als bewoner van Nieuw-West in Amsterdam (Abdelkader Benali, 2020). Recent is daar Hamlet als tachtigplusser bij gekomen. Maar wat voegt dat precies toe?

Ian McKellen als Hamlet

Ian McKellen (1939) voerde Hamlet in de jaren zeventig van de vorige eeuw ook al eens ten tonele, en nu twee keer achter elkaar weer. Eerst in de vorm van het toneelstuk in het Theatre Royal, Windsor (2021) en recent in de filmversie daarvan in de regie van Sean Mathias. Onlangs was die versie te zien in de Pathétheaters, nu te huur of te koop via onder meer de streamingdienst Pathé Thuis.

In de openingsscène zit McKellen op de stoep voor het vervallen theater. Het is de tijd van de coronapandemie, waarin de theaters gesloten zijn. Of is het ook een voorbode waarin door alle bezuinigingen en een BTW-verhoging theaters weer dreigen te worden gesloten, maar dan wellicht voorgoed?
We gaan met de Engelse acteur naar binnen, waar het stuk der stukken begint. Gespeeld in alle hoeken en gaten van het theater. In een verkorte versie. Duurt een volledige toneelvoorstelling vier uur, de film krap aan de helft daarvan.
Eigenlijk kijk je – om te beginnen – niet eens zo op van een oude Hamlet, zo invoelbaar speelt McKellen hem. Hij is ‘gewoon’ de oudere geliefde van Ophelia (gespeeld door een met een gitaar rondlopende en later ook zingende Alis Wyn Davies). Is zij een mooi stukje intertekstualiteit, een soort Cordelia – een van de dochters van King Lear – die haar gevoelens niet over de lippen kan brengen en daarom zingt?
De vraag is of de 85-jarige McKellen wat toevoegt aan Hamlet, geschreven als een jeugdig personage. Misschien door zijn verstilde ouderdom en de zweem van kwetsbaarheid en sterfelijkheid die dit met zich meebrengt. Bijvoorbeeld op het moment dat hij het doodshoofd van de nar Yorick naast zijn eigen gezicht houdt.

Cameravoering en enscenering

Ophelia’s broer, Laërtes, wordt overigens gespeeld door een zwarte vrouw, Emmanuele Cole. Net als de geest van Hamlets vader die zijn zoon tot wraak aanzet vanwege de moord op hem door zijn broer Claudius (Jonathan Hyde). Claudius eist de troon op, wordt in plaats van Hamlet koning en trouwt met de weduwe van Hamlets vader. Hamlet kan dit niet verkroppen.

Deze filmversie lijkt niet te gaan over kleur, over sekse, over leeftijd. De camera (Neil Oseman) komt vaak zo dicht op de gezichten van de spelers, dat hun gezichtsuitdrukkingen evenveel zeggen als woorden. Kwetsbaarheid en kracht spreekt eruit. En waanzin, steeds meer waanzin, vooral in de monologen.

De enscenering werkt daaraan mee. Hierin wordt veel met spiegels gewerkt, die toch al voorhanden zijn in de kamers achter het toneel waar de spelers zich opmaken of worden opgemaakt. Het levert een dubbel perspectief op: de speler kan zich reflectief verplaatsen in zichzelf én kijkt het (afwezige) publiek indirect aan.

Uiteindelijk kan worden geconcludeerd, dat het vooral lijkt te gaan om een groot acteur die nog een keer de rol der rollen wil spelen en daarvoor de kans krijgt. De blikken vol verwachting die hij aan het begin van de film op de deuren van het gesloten theater werpt, geven daar aanleiding toe. Daar is niets mis mee. Als publiek geniet je mee van zijn spel en dat van die andere tachtigplusser: de militaristische Polonius, de vader van Ophelia en Laërtes (Steven Berkoff, 1937). Met andere woorden: de oudjes doen het nog goed, lenig als ze zijn!