Tag Archief van: Theater

Theater / Voorstelling

Een liefkozend en eerlijk pak rammel voor het publiek

recensie: Wendy Pan – Circus Treurdier
IMG_6809-Enhanced-NRperskit

Wendy Pan is even magisch als de naam doet vermoeden: een naam die – voor wie het niet meteen doorheeft – een combinatie is van de namen ‘Wendy’ en ‘Peter Pan’. Alleen zijn de Wendy en Peter in dit toneelstuk volwassenen en dan van het soort dat totaal niet zelfredzaam is in het leven. Wendy kan letterlijk én figuurlijk niet meer op haar eigen benen staan. Een goed begin voor een absurdistisch toneelstuk met een vleugje magie.

Al mot ik krupe…

Al vanaf het moment dat acteur Peter van Rooijen op komt draven, wordt de vierde wand doorbroken. Van Rooijen vertelt namelijk dat hij Sophie zal spelen. Alleen al het continu benadrukken dat hij ‘Sophie’ is, levert lachsalvo na lachsalvo op vanuit het publiek. Hoewel het praatje aan de ietwat lange kant is, is het zeker vermakelijk te noemen. Zeker gezien het feit dat Jan-Paul Buijs achter een lichtdoorlatend gordijn alle zinnen influistert die Van Rooijen ‘zogenaamd’ vergeten is. Eén ding is al meteen zonneklaar: de teksten zijn doorspekt van grappige woordspelingen en het is zeker flauw, al slaat het daar nooit in door. Naast Van Rooijen en Buijs is er nog een andere rol vertegenwoordigd op het podium: de vader van ‘Wendy’ zit rechts van het podium met een krant voor zijn neus. Daarover later meer.

Van Rooijen blijft zinnen aan elkaar rijgen die niet alleen over het toneelstuk gaan, maar ook over hoe de zaken precies werken in de toneelwereld. Over het instuderen van teksten, bijvoorbeeld. Iets wat Wendy, gespeeld door Sophie Höppener, ook doet: zij verklapt dat de spelers altijd in de actiemodus wachten in de coulissen voor het geval iemand zijn of haar tekst vergeet en letterlijk moet ‘inspringen’. Grappig genoeg zien we dit meteen ook in werking tijdens dit toneelstuk: stagiair Mees Markus laat af en toe zien aan het publiek hoe dit eruitziet als je denkt dat niemand je opmerkt. Van Rooijen lijkt de tijd te doden totdat de daadwerkelijke ‘Sophie’ opkomt. Hierin kun je een grappige verwijzing zien naar wat je precies moet doen als acteur als een van je collega-acteurs zijn of haar tekst of cue mist. De reden waarom Sophie er zo lang over doet om te arriveren, is omdat haar personage, Wendy Pan, niet meer in staat is om te lopen. Ze kan alleen nog maar kruipend door het leven gaan. Dit tot grote ergernis van haar moeder Angela, de rol van een hooggehakte Jan-Paul Buijs. Aldus wordt Sophie – op handen en knieën – zo het podium op gedragen en in het logeerbed in haar ouderlijk huis gelegd. Het decor van deze voorstelling: een slaapkamer met drie ramen met wapperende gordijntjes en twee ouderwetse lampjes die flakkeren aan weerszijden van het kamertje.

Kinderlijke volwassenen of volwassen kinderen?

Wendy’s moeder is zo ontsteld door de fysieke toestand van haar dochter dat ze eerst hulp van de huisarts inschakelt. Een rol die met veel humor aan de man wordt gebracht door Sam van Hulst. Voordat hij ook maar een diagnose kan vaststellen, krijgt hij de ongezouten kritiek van Angela over zich heen gestort. Waarom? Hij is een rokende huisarts. Pislink wordt hij als iemand hem bekritiseert om zijn verlangen naar een peuk. Hij spreekt over zijn twee hersenhelften die met elkaar in conflict zijn: de ene helft weet – zeker vanwege zijn patiënten met longkanker – dat het slecht is, maar die andere helft denkt: ‘Fuck it, ik wil een peuk.’ Een grappig detail dat je al luisterend vaker voorbij hoort komen: de verschillende typetjes benoemen allemaal één keer welke afweging hun brein tergt. Vooral Wendy gaat ten onder aan de stemmetjes in haar hoofd. Wendy is een 40-jarige vrouw die is stukgelopen op haar schuldgevoel voor zo’n beetje alles omtrent het bevoorrechte leven dat ze leidt. Tranen van verdriet rollen over haar ogen als ze denkt aan al die keren dat ze een minderjarige bezorger door de regen naar haar huis liet fietsen om een pizza af te leveren en geen fooi kon geven. Alles wat ook maar enigszins op ‘onrecht’ leek in haar leven, trekt aan haar geestesoog voorbij en brengt haar aan het jammeren. Ze wordt haast letterlijk ‘verpletterd’ door haar immense schuldgevoel. En toch is er echt niks met haar aan de hand, stelt de dokter.

Wat een poppenkast!

De ouders van Wendy schakelen niet alleen de hulp in van een ‘echte geneesheer’, maar laten ook de pastoor over de vloer komen. Zijn binnenkomst wordt tot driemaal toe onderbroken door Höppener, omdat zij dan even ‘loskomt’ uit haar rol om iets te vertellen over haar acteerervaring. En binnen no time verzandt ze in een pleidooi over de rechten van haar stagiair die meer tekst toebedeeld zou moeten krijgen. Als haar zegje voorbij is en de pastoor dan eindelijk daadwerkelijk over de deurdrempel is gekomen, is hij een andere mening toegedaan dan de huisarts. Wendy is bezeten door de duivel (‘Eigenlijk een soort geit met een mensenbuik’, aldus de geestelijke) en die moet uit haar gedreven worden. Wat volgt, is een fantastische scène waarin moeder Angela, de huisarts en de pastoor ‘D’r oet!’ blijven roepen tegen Wendy, die inmiddels vastgeketend in bed ligt. Het spel wordt zo nu en dan onderbroken door prachtige en subtiele liedjes, waarin op tedere wijze wordt gezongen over alledaagse waarnemingen (alle dieren die Wendy ooit in haar leven heeft opgegeten) of met een soort razende bezetenheid wordt gezongen over de zelfkastijding van Wendy (‘Ik moet, ik moet wakker blijven! Ik moet, ik moet wakker blijven!’). En vooral Van Rooijen vertolkt zijn rol als pastoor uitermate grappig. Zoals hij zelf zegt, is het opzetten van een zeer ‘Limburgs’ (eerlijk toegegeven: het klinkt eerder Brabants) stemmetje al genoeg om door iedereen amusant gevonden te worden. Iedere keer als hij de bühne verlaat, hoop je dat hij snel terugkeert.

Ter bewustwording ende vermaeck

Het samenspel is niet alleen heel goed, maar ook nog eens behoorlijk vermakelijk. Alles lijkt te dienen ter lering ende vermaeck. Het publiek ervaart een bepaalde mate van bewustwording over het eigen handelen in het leven (met name over dingen waarvoor je je een beetje schaamt of waarvan je weet dat het eigenlijk niet goed is voor de wereld). De uitgesproken tekst houdt je keer op keer scherp tijdens de voorstelling. Het zijn weldoordachte relazen die erg tot de verbeelding spreken en zeer herkenbaar zijn. Ergens levert dat ook op dat de bezoeker soms zal lachen als een boer met kiespijn, zo pijnlijk dichtbij komt het soms en een gelijkenis met je eigen leven is snel gevonden. Bijzonder: iets alledaags zo bespreken dat je er met een andere blik naar leert kijken. Dus… wie krijgt hier nu een pak rammel? Alleen Wendy, die daar zó hard om smeekt? Nou, sommige toeschouwers zullen vast met rode koontjes de zaal verlaten.

Boven alles zijn de teksten zeer grappig. Woordspeling op woordspeling: iedere keer weet dit gezelschap het publiek te betoveren met goede stijlfiguren en beeldspraak. In dit toneelstuk is geen plaats voor het ophouden van de schone schijn. Zo hangt moeder Angela de vuile was over haar jeugd buiten. Er is maar één schijn die wordt opgehouden en dat is dat er nooit of te nimmer een ademend wezen twee uur lang een krant heeft zitten doorspitten op het podium. De vaderfiguur die al die tijd zogenaamd druk het nieuws tot zich nam, blijkt een pop te zijn. En wel een verdraaid realistisch ogende pop. Is het de enige illusie die je zult verliezen? Kortweg: nee. Na de twee uur durende voorstelling kom je erachter dat de acteurs gepoogd hebben om je heel wat illusies armer te maken. Deze voorstelling is een ontzettend geslaagde en originele muziektheatervoorstelling. En wat heeft dit alles te doen met Peter Pan? Nou, die aap komt duidelijk uit de mouw als je de voorstelling met eigen ogen zult aanschouwen. En wees niet gevreesd: je zult je het schuldgevoel niet herinneren (en/of de behoefte aan duizend weesgegroetjes), maar wél alle momenten dat je hardop moest lachen om de spitsvondige woordgrappen.

Nog te zien tot zaterdag 31 mei 2025 in Theater Bellevue in Amsterdam.

Theater / Voorstelling

Een liefkozend en eerlijk pak rammel voor het publiek

recensie: Wendy Pan – Circus Treurdier
IMG_6809-Enhanced-NRperskit

Wendy Pan is even magisch als de naam doet vermoeden: een naam die – voor wie het niet meteen doorheeft – een combinatie is van de namen ‘Wendy’ en ‘Peter Pan’. Alleen zijn de Wendy en Peter in dit toneelstuk volwassenen en dan van het soort dat totaal niet zelfredzaam is in het leven. Wendy kan letterlijk én figuurlijk niet meer op haar eigen benen staan. Een goed begin voor een absurdistisch toneelstuk met een vleugje magie.

Al mot ik krupe…

Al vanaf het moment dat acteur Peter van Rooijen op komt draven, wordt de vierde wand doorbroken. Van Rooijen vertelt namelijk dat hij Sophie zal spelen. Alleen al het continu benadrukken dat hij ‘Sophie’ is, levert lachsalvo na lachsalvo op vanuit het publiek. Hoewel het praatje aan de ietwat lange kant is, is het zeker vermakelijk te noemen. Zeker gezien het feit dat Jan-Paul Buijs achter een lichtdoorlatend gordijn alle zinnen influistert die Van Rooijen ‘zogenaamd’ vergeten is. Eén ding is al meteen zonneklaar: de teksten zijn doorspekt van grappige woordspelingen en het is zeker flauw, al slaat het daar nooit in door. Naast Van Rooijen en Buijs is er nog een andere rol vertegenwoordigd op het podium: de vader van ‘Wendy’ zit rechts van het podium met een krant voor zijn neus. Daarover later meer.

Van Rooijen blijft zinnen aan elkaar rijgen die niet alleen over het toneelstuk gaan, maar ook over hoe de zaken precies werken in de toneelwereld. Over het instuderen van teksten, bijvoorbeeld. Iets wat Wendy, gespeeld door Sophie Höppener, ook doet: zij verklapt dat de spelers altijd in de actiemodus wachten in de coulissen voor het geval iemand zijn of haar tekst vergeet en letterlijk moet ‘inspringen’. Grappig genoeg zien we dit meteen ook in werking tijdens dit toneelstuk: stagiair Mees Markus laat af en toe zien aan het publiek hoe dit eruitziet als je denkt dat niemand je opmerkt. Van Rooijen lijkt de tijd te doden totdat de daadwerkelijke ‘Sophie’ opkomt. Hierin kun je een grappige verwijzing zien naar wat je precies moet doen als acteur als een van je collega-acteurs zijn of haar tekst of cue mist. De reden waarom Sophie er zo lang over doet om te arriveren, is omdat haar personage, Wendy Pan, niet meer in staat is om te lopen. Ze kan alleen nog maar kruipend door het leven gaan. Dit tot grote ergernis van haar moeder Angela, de rol van een hooggehakte Jan-Paul Buijs. Aldus wordt Sophie – op handen en knieën – zo het podium op gedragen en in het logeerbed in haar ouderlijk huis gelegd. Het decor van deze voorstelling: een slaapkamer met drie ramen met wapperende gordijntjes en twee ouderwetse lampjes die flakkeren aan weerszijden van het kamertje.

Kinderlijke volwassenen of volwassen kinderen?

Wendy’s moeder is zo ontsteld door de fysieke toestand van haar dochter dat ze eerst hulp van de huisarts inschakelt. Een rol die met veel humor aan de man wordt gebracht door Sam van Hulst. Voordat hij ook maar een diagnose kan vaststellen, krijgt hij de ongezouten kritiek van Angela over zich heen gestort. Waarom? Hij is een rokende huisarts. Pislink wordt hij als iemand hem bekritiseert om zijn verlangen naar een peuk. Hij spreekt over zijn twee hersenhelften die met elkaar in conflict zijn: de ene helft weet – zeker vanwege zijn patiënten met longkanker – dat het slecht is, maar die andere helft denkt: ‘Fuck it, ik wil een peuk.’ Een grappig detail dat je al luisterend vaker voorbij hoort komen: de verschillende typetjes benoemen allemaal één keer welke afweging hun brein tergt. Vooral Wendy gaat ten onder aan de stemmetjes in haar hoofd. Wendy is een 40-jarige vrouw die is stukgelopen op haar schuldgevoel voor zo’n beetje alles omtrent het bevoorrechte leven dat ze leidt. Tranen van verdriet rollen over haar ogen als ze denkt aan al die keren dat ze een minderjarige bezorger door de regen naar haar huis liet fietsen om een pizza af te leveren en geen fooi kon geven. Alles wat ook maar enigszins op ‘onrecht’ leek in haar leven, trekt aan haar geestesoog voorbij en brengt haar aan het jammeren. Ze wordt haast letterlijk ‘verpletterd’ door haar immense schuldgevoel. En toch is er echt niks met haar aan de hand, stelt de dokter.

Wat een poppenkast!

De ouders van Wendy schakelen niet alleen de hulp in van een ‘echte geneesheer’, maar laten ook de pastoor over de vloer komen. Zijn binnenkomst wordt tot driemaal toe onderbroken door Höppener, omdat zij dan even ‘loskomt’ uit haar rol om iets te vertellen over haar acteerervaring. En binnen no time verzandt ze in een pleidooi over de rechten van haar stagiair die meer tekst toebedeeld zou moeten krijgen. Als haar zegje voorbij is en de pastoor dan eindelijk daadwerkelijk over de deurdrempel is gekomen, is hij een andere mening toegedaan dan de huisarts. Wendy is bezeten door de duivel (‘Eigenlijk een soort geit met een mensenbuik’, aldus de geestelijke) en die moet uit haar gedreven worden. Wat volgt, is een fantastische scène waarin moeder Angela, de huisarts en de pastoor ‘D’r oet!’ blijven roepen tegen Wendy, die inmiddels vastgeketend in bed ligt. Het spel wordt zo nu en dan onderbroken door prachtige en subtiele liedjes, waarin op tedere wijze wordt gezongen over alledaagse waarnemingen (alle dieren die Wendy ooit in haar leven heeft opgegeten) of met een soort razende bezetenheid wordt gezongen over de zelfkastijding van Wendy (‘Ik moet, ik moet wakker blijven! Ik moet, ik moet wakker blijven!’). En vooral Van Rooijen vertolkt zijn rol als pastoor uitermate grappig. Zoals hij zelf zegt, is het opzetten van een zeer ‘Limburgs’ (eerlijk toegegeven: het klinkt eerder Brabants) stemmetje al genoeg om door iedereen amusant gevonden te worden. Iedere keer als hij de bühne verlaat, hoop je dat hij snel terugkeert.

Ter bewustwording ende vermaeck

Het samenspel is niet alleen heel goed, maar ook nog eens behoorlijk vermakelijk. Alles lijkt te dienen ter lering ende vermaeck. Het publiek ervaart een bepaalde mate van bewustwording over het eigen handelen in het leven (met name over dingen waarvoor je je een beetje schaamt of waarvan je weet dat het eigenlijk niet goed is voor de wereld). De uitgesproken tekst houdt je keer op keer scherp tijdens de voorstelling. Het zijn weldoordachte relazen die erg tot de verbeelding spreken en zeer herkenbaar zijn. Ergens levert dat ook op dat de bezoeker soms zal lachen als een boer met kiespijn, zo pijnlijk dichtbij komt het soms en een gelijkenis met je eigen leven is snel gevonden. Bijzonder: iets alledaags zo bespreken dat je er met een andere blik naar leert kijken. Dus… wie krijgt hier nu een pak rammel? Alleen Wendy, die daar zó hard om smeekt? Nou, sommige toeschouwers zullen vast met rode koontjes de zaal verlaten.

Boven alles zijn de teksten zeer grappig. Woordspeling op woordspeling: iedere keer weet dit gezelschap het publiek te betoveren met goede stijlfiguren en beeldspraak. In dit toneelstuk is geen plaats voor het ophouden van de schone schijn. Zo hangt moeder Angela de vuile was over haar jeugd buiten. Er is maar één schijn die wordt opgehouden en dat is dat er nooit of te nimmer een ademend wezen twee uur lang een krant heeft zitten doorspitten op het podium. De vaderfiguur die al die tijd zogenaamd druk het nieuws tot zich nam, blijkt een pop te zijn. En wel een verdraaid realistisch ogende pop. Is het de enige illusie die je zult verliezen? Kortweg: nee. Na de twee uur durende voorstelling kom je erachter dat de acteurs gepoogd hebben om je heel wat illusies armer te maken. Deze voorstelling is een ontzettend geslaagde en originele muziektheatervoorstelling. En wat heeft dit alles te doen met Peter Pan? Nou, die aap komt duidelijk uit de mouw als je de voorstelling met eigen ogen zult aanschouwen. En wees niet gevreesd: je zult je het schuldgevoel niet herinneren (en/of de behoefte aan duizend weesgegroetjes), maar wél alle momenten dat je hardop moest lachen om de spitsvondige woordgrappen.

Nog te zien tot zaterdag 31 mei 2025 in Theater Bellevue in Amsterdam.

Theater / Voorstelling

Anti-oorlogsstuk voegt niets nieuws toe

recensie: Moeder Courage en haar kinderen – Het Nationale Theater
Moeder Courage - Bart Grietens-38Bart Grietens

Wie in deze tijd een voorstelling maakt waarin de waanzin van oorlog aan de kaak wordt gesteld, staat bij voorbaat met 1-0 voor. Niettemin slaagt Het Nationale Theater er helaas niet in met Moeder Courage en haar kinderen, klassieker van Bertolt Brecht, een pakkende voorstelling te maken die de toeschouwer in het hart raakt, die iets toevoegt aan de voor de hand liggende afkeer van oorlog.

Moeder Courage en haar kinderen, in de regie van Liesbeth Colthof, begint sterk en veelbelovend. Met een gedicht over de kans te ontsnappen aan de vallende bommen. En met fraaie freestyle streetdance door Daley Monte en Pepe Rollema. Het gedicht is niet afkomstig uit de oorspronkelijke tekst, maar is geschreven door Lena Khalaf Tuffaha, Amerikaans dichter met een Arabische achtergrond.

Colthof heeft rondgetrokken in diverse oorlogsgebieden, ze weet waar ze het over heeft. De liedjes in Moeder Courage heeft ze daarom vervangen door teksten van hedendaagse auteurs die de oorlog kennen.

Verkeerde moment

Om te beginnen verschijnen twee ronselaars om mannen te strikken als soldaat in de nooit-eindigende oorlog. Marketentster Moeder Courage, haar twee onhandige zoons en haar dochter, die niet kan spreken, kruisen precies op het verkeerde moment het pad van de ronselaars. Hun eerste slachtoffer is Eilif, de oudste zoon van Courage.

Rek op wieltjes

De Moeder Courage van Brecht reist achter de fronten langs met een soort van huifkar waarin haar handelswaar zit. Het dak dient als uitkijkpost. Colthofs Courage heeft bij wijze van huifkar zo’n hoog ijzeren rek op wieltjes waarin supermarkten de kratten met voorraad verplaatsen. Zo’n ijzeren rek is Courages winkeltje met koopwaar voor de soldaten.

Dertigjarige Oorlog

Bertolt Brecht (1898-1956) schreef Moeder Courage en haar kinderen in 1939, nog vóór de Tweede Wereldoorlog. Hij situeerde het stuk in de Europese Dertigjarige Oorlog (1618-1648), de strijd tussen hervormden en katholieken. Courage reist altijd door oorlogsgebied, van oost naar west, van noord naar zuid; uiteindelijk maakt de plek niet uit, oorlog is de enige constante. Brecht maakt van Courage geen sympathiek personage: ze is een opportunist, gehard door het leven. Het enige wat ze wil is overleven en haar gezin bij elkaar houden. Om geld te verdienen is ze afhankelijk van de oorlog: ze verkoopt spullen aan soldaten, en zonder oorlog geen soldaten. Brechts boodschap: de oorlog pakt burgers hun gewone leven af, en maakt er mensen van die alles aangrijpen wat overleven mogelijk maakt, of die oplossingen nou ethisch of onethisch zijn.

Colthof maakt van Moeder Couragecourage betekent ‘moed’ – een activistische voorstelling. Nou was activisme Brechts handelsmerk, maar in deze setting doet het kinderachtig, amateuristisch aan, met veel schreeuwen en stampen.
En omdat er zo veel acteurs in dubbelrollen in- en uitlopen, wordt Courage slechts één van de personages, in plaats van degene om wie het allemaal draait.

Statisch

Het decor (ontwerp: Marloes en Wikke) helpt niet bij het illustreren van deze zinloze odyssee. De ijzeren kar – symbool voor de moeizame zwerftocht – verroert bijna niet; verplaatsingen zijn vooral te lezen op matrixborden boven de speelvloer. Daardoor krijgt de voorstelling iets statisch.

Colthof zet Courage met haar ijzeren rek in een gestileerd heuvellandschap. Boven op de heuvel twee musici (Rosa Ronsdorf en Nina de Jong). Onderaan, en soms zelfs pal voor de neus van het publiek, de spelers. Courage (Tamar van den Dop) zelf zit geregeld met haar rug naar de handeling; helemaal vooraan, in een oude plastic tuinstoel. Alsof ze een buitenstaander is, een toeschouwer die niet deelneemt aan het spel.

Is Courage wel onder de mensen, dan lult ze zich overal uit, is grof in de mond. Een lompige volksvrouw. Tamar van den Dop zet haar met verve neer: hypocriet terwijl ze eigenlijk bang is. Onverschillig. Wanhopig.

Dubbelrollen

De overige personages vliegen af en aan. De enige constante is dochter Kattrin (een mooie, ingetogen, wanhopig verlangende Yela de Koning).
Dat rondgevlieg van personages is een van de minpunten van deze voorstelling. Iedereen heeft dubbelrollen, sommige spelers zijn minder getalenteerd. De regie dwingt tot veel opzeggerige omgang met de tekst. Soms geëxalteerd, soms kwaad, vaak schreeuwend. En nu en dan opeens doorleefd, wat een merkwaardig contrast oplevert tussen de scènes onderling.

Het ensemble wil maar geen ensemble worden. Duidelijke interactie met tegenspelers zien we alleen bij Stefan Rokebrand in diverse rollen: niets gebeurt zonder dat hij er actief op reageert, waardoor zijn personages er meteen uitspringen.

Bijzonder fraai zijn de kostuums. Ontwerper Carly Everaert vermengt punk met buitenissige Mad Max-grappen. Courage draagt een soort Tina Turner-Mad Max-pruik. Laarzen zijn vervaardigd van een collage van werkhandschoenen. De mantel van Courage bestaat uit een verzameling rode leren jassen. Hesjes zijn gemaakt van tientallen ritsen, een harnas van losse kettingen. Bijzonder en betekenisvol: na zo veel jaar oorlog heeft niemand nog een nieuw kledingstuk aan het lijf.

Lang

Na de pauze is de vaart eruit, sleept de voorstelling aan. Hij duurt met 2 uur en 50 minuten sowieso erg lang, maar dat tweede deel voegt aan de anti-oorlogsboodschap weinig toe. Minder eerbied voor de ellenlange tekst had het resultaat goed gedaan.

Tekst: Bertolt Brecht
Muziek: Rosa Ronsdorf, Nina de Jong
Dans: Daley Monte, Pepe Rollema
Scenografie: Marloes en Wikke
Kostuumontwerp: Carly Everaert
Lichtontwerp: Julian Maiwald

Theater / Voorstelling

De omgekeerde wereld

recensie: Lady Macbeth
Het Nationale Ballet - Lady Macbeth ©Altin Kaftira ALT07425Altin Kaftira

Al enige tijd wordt de aandacht steeds vaker gericht op sterke vrouwen uit de geschiedenis. Musea stellen ze centraal in exposities, van Artemisia Genteleschi tot Charley Toorop en Magdalena Abakanowicz. Maar ook de Nationale Opera & Ballet doen eraan mee. Na onder meer Frida en Mata Hari wordt nu Lady Macbeth in de aandacht gebracht.

In de tweede akte van Macbeth, het toneelstuk van William Shakespeare (1603-1606), verdwijnt Lady Macbeth opeens van het toneel. Veldheer Macbeth heeft met haar hulp bereikt wat hij wil: koning van Schotland worden. Nu is ze niet meer nodig en wordt afgedankt.

Typisch Shakespeare

Wat Helen Pickett (choreografie, regie en bewerking) en James Bonas (regie en bewerking) laten zien, is niet alleen hoe het bij Shakespeare allemaal zo is gekomen, maar vooral wat hij níet vertelt. En dan door de ogen van Lady Macbeth, die méér is dan de ambitieuze ‘vrouw van’. Het is eerder omgekeerd: Macbeth als ‘de man van’. De omgekeerde wereld dus.
De hoofdpersonages die Shakespeare ten tonele voert, zijn bij Pickett en Bonas teruggebracht tot vier solodansers: de complexe Lady Macbeth en Macbeth, Lady Macbeths vriendin Lady Macduff en Banquo, een andere Schotse veldheer en weer de vriend van Macbeth.

Opvallend in deze nieuwe productie van Het Nationale Ballet is dat er door de hele avondvullende voorstelling heen in formele zin wordt gewerkt met tweetallen, helemaal Shakespeare eigen, al vanaf diens vroege komedie Twee edellieden van Verona. Dit zorgt voor een sterke eenheid binnen het geheel. Het zijn namelijk niet alleen de pas de deux bij de dansers, maar ook verderop in het ballet tussen de dokter en een verpleegster die op verzoek van Macbeth diens in waanzin wegglijdende vrouw volgen in haar gang door het kasteel. Een kasteel dat al een beetje in verval begint te raken en dat ook nog eens symmetrisch, gespiegeld is opgebouwd. Aan de rekwisieten ervan is – net als voor de kostuums en decors – bijgedragen door crowdfunding.

Muziek van Peter Salem

En dan is er de eclectische muziek van componist Peter Salem (onder meer bekend door de muziek bij de serie Call the Midwife). In de eerste plaats is er hier ook weer een spiegeling: tussen de muziek die wordt gespeeld door Het Balletorkest onder leiding van Koen Kessels en de elektronisch opgewekte klanken. In de tweede plaats werkt de componist met wat hij noemt een vrouwelijke en een mannelijke sfeer, die haast doen denken aan een eerste en tweede thema uit de klassieke sonatevorm die vroeger mannelijk en vrouwelijk werden genoemd.

Daarmee zijn we er nog niet, want de monologen uit Shakespeares toneelstuk zijn muzikaal vertaald als soli, met name door een altviool. Het werkt niet als een Leitmotiv in die zin dat het een frase is die telkens terugkomt als in dit geval Lady Macbeth danst, maar wordt ingezet als haar stem. En als klap op de vuurpijl is er de humoristische banketscène aan het eind van de eerste akte waarin de attributen in de keuken (een spiegeling van de lange tafel van het banket…) een dialoog aangaan met het slagwerk uit het orkest.
Ik (Els van Swol) geef het stokje nu door aan Lisa Wibier.

Verhalende dans

Shakespeare inspireert de danskunst al vele decennia, met het ballet Romeo en Julia als bekendste voorbeeld. Om zo’n eeuwenoud toneelstuk succesvol te kunnen vertalen naar een vernieuwende choreografie dient er een evenwicht te zijn tussen uitdagende danselementen en verhalende bewegingen, de zogenoemde gesture language. De choreografie van Pickett legt vooral de nadruk op het tweede. Hierdoor is het stuk goed te volgen voor het publiek, maar de talentvolle solisten van Het Nationale Ballet kunnen op technisch vlak veel meer. Een combinatie waarbij het publiek in applaus kan uitbarsten (zoals de beroemde 32 fouettés uit het Zwanenmeer) ontbreekt. Toch zal het publiek zeker onder de indruk zijn van dit ballet. Alle solisten en het corps de ballet dansen hun rollen met karakter en zij voeren de choreografie nagenoeg perfect uit.

De choreografie van Lady Macbeth bevat moderne kenmerken, maar volgt ook duidelijk de traditie van grote voorgangers als Marius Petipa. Daarbij voegt Pickett verrassende elementen toe aan de choreografie om het geheel afwisselend te maken, zoals het geklap op een door Schotse traditionele dans geïnspireerde groepschoreografie en het gebruik van keukengerei en -meubilair tijdens de al genoemde banketscène.

Meer vrouwen!

Het klassieke ballet is – net als vele andere kunstvormen – decennialang onderworpen geweest aan de male gaze: prima ballerina’s moeten de ultieme schoonheid belichamen, de beloning waar de prins voor strijdt. Lady Macbeth is een geslaagde toevoeging aan de reeks avondvullende balletten over inspirerende vrouwen, die deze traditie veranderen. De verhalende choreografie, de mooie kostuums en het grimmige decor maken het een boeiende voorstelling voor een breed publiek. Daarbij zijn de thema’s van dit eeuwenoude verhaal, waarin de ambitieuze Lady Macbeth in een door mannen gedomineerde wereld te gronde wordt gericht, nog altijd zeer relevant!

Theater / Voorstelling

Een kamer met vele gezichten

recensie: Hotel Gouden Bergen – Theatertroep en De Spelersfederatie
Man en vrouw op bed© Barbara Raatgever

Een hotelkamer met uitzicht op de bergen; mooier kan het haast niet als je met enige nieuwsgierigheid je hotelkamer betreedt. Na een snelle ronde door alle petieterige ruimtes volgen vaak de mijmeringen over de eerdere bezoekers van deze kamer. In Hotel Gouden Bergen is het decor slechts één hotelkamer. De drie hoofdrolspelers laten een verscheidenheid aan gasten zien die kortstondig binnen die vier muren verbleven.

Dit toneelstuk is er een die nogal op de lachspieren inwerkt. Met een hoog slapstickgehalte ben je verzekerd van het continue gelach van de andere toeschouwers in je oren. Hoewel het gelach soms iets harder je gehoor doorboort dan nodig én terecht is, mag zeker gezegd worden dat dit stuk een geslaagde komedie is. Hotel Gouden Bergen biedt dat heerlijke avondje theater voor iedereen die vooral komt om vermaakt te worden omdat het toegankelijk is voor iedereen en het ook de nodige herkenning biedt.

Hotelgastenestafette

Voor een keer verliezen alle hotelgasten die Hotel Gouden Bergen bezoeken hun anonimiteit en valt hun masker af. Achter dat masker zitten onder andere: een gedateerde rockster, een heel erg bejaard stel, een oversentimentele vader die twijfelt over zijn eigen geaardheid, een sociaal onhandige ‘vieze man’, een oversekste regisseuse en een betrokken politicus.

Patrick Duijtshoff, Elisabeth ten Have en Kyrian Esser vertolken samen pakweg veertien rollen. Aan het begin van de voorstelling maakt het drietal hier meteen een grap over; ze introduceren in onnavolgbaar tempo meteen alle personages en dan is ook meteen de gekke ‘hotelgastenestafette’ begonnen. De inleiding roept meteen veel verwarring op en is chaotisch ten top: de drie laten elkaar geen moment uitpraten. Dit alles dient alleen om zoveel mogelijk chaos te creëren. Het is tevens een manier om op een luchtige wijze de vierde wand te doorbreken en het contact met het publiek aan te gaan (dat er erg veel zin in lijkt te hebben).

3 acteurs op bed

© Barbara Raatgever

Uitgewoond decor

Zodra de vierde wand is doorbroken, krijgt het publiek talloze scènes aangeboden met een duidelijke constante: het decor dat nooit een gedaanteverandering ondergaat. Achter het hoofdeinde van het bed kleden de drie spelers zich heel snel om. Dat een t-shirt of een bepaalde haardracht niet helemaal goed zit maakt totaal niet uit en draagt enkel en alleen maar bij aan een nog groter komisch effect. Er wordt ook slordig omgesprongen met de props: zo blijven de hoge hakken van de sekswerker – die een zeer eigenaardige jongeman moet ontmaagden – naast het bed liggen. Bloemen in een vaas, opengetrokken lades en warrig beddengoed; de hotelkamer wordt steeds meer uitgewoond. Misschien staan deze details op een onbewuste manier voor iets groters: een hotelkamer wordt – hetzij voor héél even – toch iemands huis. En op die plek laten we altijd een stukje van onszelf achter.

Machtsposities uitbuiten

Wat de hotelgasten met elkaar verbindt is niet slechts het gegeven dat ze dezelfde hotelkamer delen, maar dat ze allemaal op zichzelf aan het worstelen zijn met hun leven. Een moeder die zelfhulpboeken schrijft ergert zich groen en geel aan haar man, die zojuist zijn derde afscheidstournee heeft voltooid en niet in staat is om voor hun zevenjarige zoon Sam te zorgen. Daarin kun je ook een kritische noot zien over het ouderschap: niet iedere ouder ziet in dat zijn of haar leven aan diggelen valt met een kleine erbij en dat je concessies moet doen.

Net zo min ziet een vijftigjarige regisseuse in dat ze haar machtspositie misbruikt door een affaire aan te gaan met een acteur die er pas de helft van haar levensjaren op heeft zitten. Of neem Hamlet, de receptionist uit een oorlogsgebied, die zich vastklampt aan een fysieke versie van Duolingo en de meest vreemde zinnen uitkraamt terwijl hij liefkozend verwijst naar de ‘Groene uil’. Hij is de enige die het hotel nooit zal verlaten en zich dienstbaar blijft openstellen. Hetzij iets té open, aangezien hij met de politicus in bed duikt. En eigenlijk is het niet geheel anders dan de affaire van de regisseuse, want ook de politicus neemt wat hij wil en lijkt zich van geen consequenties bewust.

Overdreven teksten

Bovenal zijn de hotelgasten stuk voor stuk rare snuiters met gekke seksfantasieën of met de realiteit botsende gedachtes of verlangens. Is het dan erg ongeloofwaardig, dit gehele schouwspel? Nou, het is allemaal wel een beetje over the top. De meeste teksten worden er uitgebruld door de acteurs en soms krijg je het gevoel dat het een uit de hand gelopen improvisatieoefening betreft. De teksten zijn ofwel schunnig te noemen of – wat je dan misschien weer niet helemaal verwacht – vrij poëtisch. De meest dichterlijke teksten hoort men aan als het oude stel aan het woord is. De continue miscommunicatie tussen de bejaarden levert eigenlijk een heel mooie dialoog op vol talige dubbelzinnigheden.

Hotel Gouden Bergen is een toneelstuk dat bezoekers trakteert op een hoop grappige sketches en beelden die niet meer van je netvlies gaan. Hoewel er ook zeker een bepaalde maatschappijkritische houding doorklinkt in de doordachte teksten van Kyrian Esser, ontstijgt het niet echt het label van een komedie. Een luchtig en flauw blijspel dat in een ongekend hoog tempo wordt opgevoerd en de toeschouwers naar huis stuurt met enkele weloverwogen uitspraken die nog lang resoneren in het hoofd.

Theater / Voorstelling

Ingekorte Hamlet combineert zwaarte met humor

recensie: Hamlet – Theater Rotterdam
Hamlet Theater Rotterdam Erik Whien © Sanne Peper (7)Sanne Peper

Hoe zet je een klassieker die talloze malen is gespeeld, in een fris, ander licht? Regisseur Erik Whien doet dat bij Theater Rotterdam door de ellenlange tekst van Shakespeares Hamlet (1600) het stuk te laten spelen door slechts drie acteurs en het flink in te korten. Het blijkt een fraaie en zelfs geestige ingreep.

Prins Hamlet is zwaar in rouw. Zijn vader, de koning van Denemarken, is onlangs overleden. Zijn hele omgeving draagt de kleur van de rouw: de achterwand is zwart, de vloer is zwart. Hoezeer detoneert in deze sereniteit de jubelstemming van zijn oom Claudius. Die nestelde zich op de troon van zijn overleden broer en trouwde met Gertrude, de weduwe van de koning (zijn broer) en de moeder van Hamlet. En Hamlet heeft zich maar aan te passen aan deze nieuwe situatie. Totdat hij begrijpt dat zijn vader niet zomaar is overleden, maar dat hij is vermoord door zijn broer Claudius.

Geschrapt

Theater Rotterdam brengt dit vader&zoon-verhaal met Jacob Derwig (55) en zijn zoon Roman Derwig (21). Regisseur Erik Whien en Jacob Derwig hebben de Hamlet-vertaling van Bert Voeten ten behoeve van hun versie bewerkt.
Ze hebben veel geschrapt. Zo is Horatio, de beste vriend van Hamlet, verdwenen. Het stuk begint niet met de rondspokende geest van de vermoorde vader, waardoor de onheilspellende sfeer die daardoor oorspronkelijk direct ontstaat anders moet worden gecreëerd. De slotscène is gesneuveld, waarin de nieuwe leider Fortinbras een betere toekomst voorspelt.

Machtswellust

Alleen al vanwege de weglatingen moet deze Hamlet als een op zichzelf staand stuk worden bekeken. Deze voorstelling gaat over het gedwongen versneld volwassen worden van een jonge man. Over rouw om de overleden vader, over de verontwaardiging omdat gewoon het leven doorgaat alsof zo’n dood niet meer is dan een rimpeling in het water.
Over de machtswellust van een heerser die staat te liegen. Over het opportunisme van de weduwe die eieren voor haar geld kiest door te trouwen met de overwinnaar. Over gluiperige hielenlikkers die met de macht meekletsen. Over een verliefde vrouw die wordt verpletterd in een tijdgewricht waarin liefde wordt gezien als een overbodige luxe.
Dit alles ondersteund door een fraaie soundscape van elektronische monotone, maar ook melodieuze muziek (muziek: George Dhauw).

Het is – kortom – niet moeilijk deze voorstelling te interpreteren als een spiegel voor de tijd waarin we leven, met een wereldorde waarin integriteit, fatsoen en wederzijds respect op de helling zijn gegaan.

Dubbelrollen

Met alleen een colbertjasje als rekwisiet spelen Roman Derwig, Jacob Derwig en Hannah Hoekstra dit ingewikkelde stuk. Dat betekent veel dubbelrollen. Roman Derwig speelt Hamlet en jeugdvriend Laertes. Jacob Derwig speelt Claudius, maar ook Polonius, de raadsheer van Claudius, die tevens de vader is van Laërtes en van Ophelia, Hamlets vriendin. Plus nog wat kleinere rollen. Hannah Hoekstra neemt Gertrude en Ophelia voor haar rekening, en ook kleinere rollen.

Door het voortdurend wisselen van rol en het ontbreken van rekwisieten en van een realistisch decor, hangt alles in deze Hamlet af van het talent van de toneelspelers. Vooral Jacob Derwig schittert als Claudius en Polonius. Zo speelt hij een dialoog speelt met zichzelf door afwisselend de listige, arrogante Claudius te spelen én diens springende, slijmerige raadsheer Polonius. Derwig verandert zijn houding daartoe van stijf rechtop, gezicht strak in de plooi (Claudius), in een man met kromme schouders en een zangerige, hoge stem (Polonius). Klinkt simpel, maar is ongelooflijk knap. Daarbij maakt Derwig van Polonius een clowneske figuur, die zó grappig is dat hij humor vlecht door deze zwaarwichtige vertelling.

Wisselen van personage

Roman Derwig als Hamlet is met zijn 21 jaar erg jong voor deze rol, maar wel degelijk veelbelovend. Regisseur Whien laat hem veel statisch, bijna stilstaand spelen. Toch zijn er veel momenten waarop Roman Derwig een palet van emoties mag laten zien. Sterk is de scène waarin hij afwisselend zijn overleden vader en zichzelf speelt, met niets dan zijn gelaatsuitdrukking en zijn stem om het wisselen van personage aan te geven.

Hannah Hoekstra krijgt van Erik Whien wel erg weinig ruimte om haar grote en veelzijdige talent met het publiek te delen. Haar Gertrude is vooral beperkt tot stilstaan; ze is alleen echt aanwezig als ze liefdevol met haar kind bezig is. Haar Ophelia is erg beknot, teksten zijn geschrapt, het personage krijgt zo weinig kans op meer dan een oppervlaktelaag.

Heel effectief heeft Whien besloten een aantal handelingen gewoon niét te laten verrichten, scènes niet uit te spelen. Zo doodt Hamlet de luistervinkende raadsheer Polonius met woorden, in plaats van door hem aan zijn degen te rijgen. De schermscène tussen Hamlet en Laërtes (zoon van Polonius en broer van Ophelia) blijft beperkt tot het spreken van de teksten die – bij vertaler Bert Voeten – op papier staan; die worden niet gespeeld.

Oorspronkelijk

De vraag is of je deze Hamlet-versie, deze voorstelling daadwerkelijk snapt als je de plot van de oorspronkelijke Hamlet niet kent. Zoals de onaangekondigde teloorgang van Ophelia. Of de ‘toneelscène’, waarin passerende potsenmakers de moord op de vader van Hamlet verbeelden, om moordenaar Claudius uit zijn tent te lokken. Lastige momenten als je niet al weet wat er in de oerversie gebeurt.

Los daarvan. Dit is toptoneel. Hamlet van Erik Whien is niet zozeer de zoveelste Hamlet. Het is een belevenis, een ervaring die je over je heen moet laten golven. Zij zet je aan het denken in dit verwarrende tijdgewricht vol achterbakse machthebbers.

Tekst: William Shakespeare
Vertaling: Bert Voeten
Bewerking: Erik Whien en Jacob Derwig, met medewerking van Koen Tachelet
Scenografie: Studio Dennis Vandenbroeck
Muziek: George Dhauw
Lichtontwerp: Julian Maiwald
Kostuumontwerp: Rebekka Wörmann

Theater / Voorstelling

Jeroen Spitzenberger redt rommelige Cyrano

recensie: Cyrano – Bos Theaterproducties/Inge Bos
Cyrano 1Willem Walderveen

Iemand die lelijk is, legt het in de liefde altijd af tegen een Lekker Ding. Zelfs wanneer de lelijkerd intelligent is en het Lekkere Ding een sukkel, want de lelijkerd krijgt zijn liefde niet over het voetlicht. Eigenlijk is dat de boodschap van de onevenwichtige Cyrano van Bos Theaterproducties/Inge Bos.

Hoe kun je een intelligente mens, die met zijn scherpe tong iedereen op zijn nummer zet, niettemin buitenspel zetten? Door hem aan te vallen op een kwetsbare plek waarop hij zelf geen invloed heeft: zijn uiterlijk. Bij Cyrano de Bergerac is dat zijn gedrochtelijke, lange neus. Die neus ontneemt hem zelfs de liefde waarnaar hij snakt.

Franse garde

Cyrano de Bergerac (1897) is een beroemd stuk van Edmond Rostand (1868-1918), veel gespeeld en ook verfilmd. Het personage is gebaseerd op een Fransman die in de zeventiende eeuw echt heeft geleefd.
Cyrano maakt deel uit van de Franse garde. Het land is in oorlog, soldaten staan voortdurend op het punt naar het slagveld gestuurd te worden. Ondertussen vermaken ze zich in herbergen, met ruzie zoeken, met eten en drinken. Bos Theaterproducties/Inge Bos voegt daaraan muzikanten en gezang toe.

Oliedom

Cyrano is heimelijk al een half leven verliefd op zijn achternichtje, de keurige Roxanne. Maar omdat hij lelijk – en arm – is, ziet zij hem niet staan. Bij gebrek aan inkomsten dreigt Roxanne een huwelijk te moeten aangaan met de nare, opdringerige, kapitaalkrachtige Graaf De Guiche.
Maar dan wordt de knappe Christian toegevoegd aan de garde. Roxanne valt onmiddellijk als een blok voor hem. Christian is echter oliedom, hij weet niks, hij snapt niks, hij zegt niks. Cyrano stelt aan Christian voor in diens naam liefdesbrieven te schrijven aan Roxanne om haar aan het lijntje te houden. Onderliggend motief: dan kan Cyrano meteen zelf zijn gevoelens verwoorden. Christian weet niets van de geheime verliefdheid en stemt in. Maar dan moeten Christian, Cyrano én De Guiche opeens naar het slagveld, met alle gevolgen van dien.

Neus

Bij Rostand is Cyrano de Bergerac een zeer gelaagd en complex tragikomisch personage. Hij is intelligent, liefdevol, spitsvondig, moedig, geestig, kritisch, loyaal, verdrietig, verlegen. Dat hij een absurd lange neus heeft, maakt hem onzeker en het jaagt hem in de verdediging. Het verhaal wil dat hij lelijk is, en daar schreeuwt de man niet overheen, al probeert hij het wel. Zijn onzekerheid laat hem steeds op het verkeerde moment gas terugnemen.

Lelijk en luid

De Cyrano (Jeroen Spitzenberger) waarvoor regisseur Jasper Verheugd kiest is een stuk vlakker dan de versie van Rostand. Zijn Cyrano is weliswaar rad van tong, maar hij moet vooral lelijk en nogal luid zijn, en hij heeft de lach aan zijn kont.
Regisseur Verheugd geeft Jeroen Spitzenberger feitelijk niet de ruimte de diepte op te zoeken, de lagen van zijn personage te laten zien. Bovendien is de door Roxanne afgewezen lelijkerd laten spelen door Spitzenberger bij voorbaat ongeloofwaardig, omdat Spitzenberger onbetwistbaar een mooie man is, ook al geef je hem een matje in zijn nek en een aanplakneus.

Actualisering

Verheugd maakt van Cyrano een hybride voorstelling die het midden houdt tussen teksttoneel, musical en muziektheater, weinig organisch gemonteerd. Alsof de makers niet konden kiezen tussen genres, met een rommelig geheel tot gevolg. Natuurlijk: er zijn eerdere musicalbewerkingen van Cyrano de Bergerac, bijvoorbeeld die met de ijzersterke Bill van Dijk in de titelrol (1993-94). Maar daar hingen muziek, zang en dans er niet bij, daarin waren ze geïntegreerd in de handeling.

De tekstbewerking, goeddeels op rijm, van Jibbe Willems streeft naar actualisering om het stuk naar het ‘nu’ te halen, maar schiet daarbij haar doel voorbij omdat te veel wordt gezocht naar koddigheid. Het resultaat is een aaneenschakeling van taalgrappen, woordspelingen, misverstanden en verdraaiingen.

Jongleren

Regisseur Verheugd mag zich gelukkig prijzen dat hij de beschikking heeft over een uitmuntend acteur als Jeroen Spitzenberger voor zijn Cyrano. Spitzenberger redt deze rommelige voorstelling. Hij jongleert met de lastige tekst, die ook nog eens deels op rijm is. Hij kijkt en luistert naar zijn medespelers en reageert voortdurend, maar zonder woorden. Zijn gezicht glijdt van emotie naar emotie naar emotie, van lachend naar sluw, voor boos naar geamuseerd. Hij improviseert probleemloos op kleinigheden die misgaan, terzijdes tegen het publiek zijn snel en scherp. Hij fladdert lichtvoetig over het podium, waarmee hij in zekere zin ook zijn tegenspelers inspireert en ze een extra zetje geeft. Hij steelt moeiteloos de show.

Shelley Bos als Roxanne heeft het niet makkelijk: Verheugd kiest niet of zij nou een keurig meisje is of een openlijk geile wijsneus. Daarbij moet ze alles wat Roxanne ‘zegt’ ook ‘spelen’: woorden krijgen een gelijkluidend handgebaar, haaks commentaar op haar tekst ontbreekt daardoor.

De spelers – deels ook muzikanten – hebben allemaal een heleboel dubbelrollen, op Cyrano, Roxanne, Christian (Keanu Visscher) en De Guiche (Finn Ponci) na. Dat is voor de spelers een enorme uitdaging, en ze verdienen daarvoor dan ook een pluim.

Balans

Alles aan het decor is scheef en uit balans in Cyrano van Bos Theaterproducties/Inge Bos. De houten speelvloer helt fraai schuin voorover, wat spelers voortdurend dwingt hun evenwicht te zoeken. Dat is een mooi idee in een stuk waarin alle balans voortdurend zoek is.
Merkwaardig is wel dat de spelers zijn gekleed in een soort piratenpakjes, waardoor ze eerder lijken op zeerovers dan op gardisten (decor en kostuumontwerp: Joris van Veldhoven).

Jeroen Spitzenberger is vandaag de dag weinig live te zien, hij staat vooral vaak voor de camera. Cyrano is een kans om met eigen ogen te gaan zien hoe ongelooflijk goed deze acteur is.

Tekst: Edmond Rostand
Bewerking: Jibbe Willems
Muziek: Fons Merkies
Decor- en kostuumontwerp: Joris van Veldhoven
Lichtontwerp: Bart van den Heuvel

Theater / Interview
special: Een boodschap aan mijn vaak stille Europese publiek
Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-9Kamerich & Budwilowitz

Een gesprek met theatermaker Alaa Shehada over zijn voorstelling ‘The Horse of Jenin

Ik ontmoet Alaa Shehada in de foyer van Bellevue Theater, nadat ik zijn voorstelling The Horse of Jenin heb gezien. In 70 minuten deelt Alaa verhalen over zijn jeugd, over een Duitse kunstenaar die een enorm paard creëerde uit het puin in de Palestijnse stad Jenin, over hoe datzelfde paard een plek werd waar Alaa speelde met vrienden en flirtte met zijn eerste liefde, en een symbool van vrijheid en verbeelding werd. En over hoe het paard uiteindelijk door het Israëlische leger werd gestolen.

Alaa, kan je vertellen wanneer theater een rol in je leven ging spelen?

Als je op zoek bent naar een romantisch verhaal over een grote inspiratie, dat heb ik niet. Het was eerder een gevoel vanuit mezelf. Ik keek tv als kind, en steeds ging dat innerlijke gevoel toe naar het imiteren wat ik zag op tv. Ja, mijn innerlijke kind voelde: ‘Ik wil spelen.’

In 2009 begon ik als student bij The Freedom Theatre in Palestina. Vier jaar kreeg ik daar theaterles. Ik vond de opleiding heel goed, er kwamen internationale leraren van over de hele wereld lesgeven. Sommigen goed, sommigen erg slecht. Westerse leraren met een houding van ‘ik ga eens even lesgeven in Palestina, even te ervaren hoe het hier is, om te leven onder onderdrukking’.

Kan je iets vertellen over het ontstaan van de voorstelling, waar begon het idee?

Helaas was dat nadat het Israëlische leger het kunstwerk van het Paard, waar de voorstelling over gaat, stal en meenam uit Jenin. Het was voor mij en voor iedereen in Jenin heel zwaar om dat te zien gebeuren. Dus toen ben ik begonnen erover te schrijven. Eerst in een korte monoloog van vier minuten. Ik presenteerde die monoloog op verschillende evenementen, ook hier in Amsterdam, en het sprak mensen aan. Ik ben er aan blijven schrijven, (samen)werken en improviseren, tot dat het was wat het nu is.

In de voorstelling werk je met maskers, wat voor maskers zijn dat?

De maskers die we gebruiken zijn gebaseerd op de techniek van de Commedia dell’arte, een oude Italiaanse improvisatiestijl. Dit is een acteerstijl waarbij je met een masker verschillende personages tot leven brengt.

Katrien, de oprichter van Troupe Courage, gaf les in het Freedom Theatre in Palestina toen ik daar student was. Later ben ik met haar naar Amsterdam gegaan, en sindsdien werken we al 15 jaar samen. Samen ontwikkelden we workshops en gaven we lessen.

Binnen Troupe Courage hebben we de maskertechniek verder ontwikkeld tot de zogenoemde Troupe Courage-stijl. We staan er internationaal om bekend hoe we Commedia uit zijn stoffige context hebben gehaald en er universeel en tijdloos theater van hebben gemaakt, waarmee we de wereld rondreizen. We gebruiken de maskers niet alleen in onze voorstellingen, maar ook als hulpmiddel in onze workshops. Ze helpen acteurs bij het aanleren van specifieke acteertechnieken en lichaamsexpressie. Met een masker op wordt de focus verlegd naar fysiek spel, waardoor je je lichaam bewuster en effectiever leert gebruiken.

Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-14

© Kamerich & Budwilowitz

Hoe is het om te werken aan scènes uit je eigen jeugd?

Het is natuurlijk heel gevoelig materiaal, en het is gevoelig en persoonlijk om die verhalen te delen met anderen. Maar tegelijkertijd ben ik me heel bewust van het belang van deze verhalen. Ik deel ze niet alleen voor mezelf maar ook vanuit een bepaalde vrijgevigheid. Ja, het is mijn persoonlijke verhaal maar het representeert alle Palestijnse jongens die zijn opgegroeid in een onderdrukt, geoccupeerd land. Dus het is tegelijkertijd mijn verhaal als het verhaal van alle Palestijnse kinderen.

In je voorstelling spreek je het Nederlandse publiek direct aan op hun ongemakkelijke zachte lachjes, in tegenstelling tot de uitbundige, harde lach uit jouw cultuur. Ik herkende meteen wat je zei, dat ongemakkelijke van het Nederlands publiek.

Nederland heeft zijn eigen cultuur natuurlijk en ik vind de mensen hier allemaal heel lief hoor. Mijn drama gaat juist over het uitwisselen van ideeën, gedachten en expressies tussen verschillende culturen. We moeten dat nemen hoe het is, en ermee spelen. Ik maak grapjes over de Nederlandse cultuur, maar de meeste grappen maak ik over mezelf en mijn cultuur. Nederlanders kunnen soms heel beschermend worden als je grappen maakt over hun cultuur. Maar juist dát punt, dat schrijnende, de plek waar het schuurt, is waar humor interessant wordt.

Wat is de rol van humor in jouw werk?

Komedie is een heel goed middel om verhalen en situaties om te keren. Grapjes maken van fucked-up situations. Mijn focus als maker ligt op het ‘omflippen’ van het verhaal. Hoe kan ik een situatie helemaal omkeren? Bijvoorbeeld ook in mijn werk als clown voor kinderen in ziekenhuizen. Daar kiepert humor de boel ook omver. Humor is deel van ons dagelijks leven, sterker nog, het is een manier om te overleven.

Dank Alaa, voor je mooie werk. Als laatste vraag: wat wil je dat deze voorstelling teweegbrengt?

Deze voorstelling is ook een boodschap aan mijn, vaak stille, Europese publiek, over hun rol. Of je het wil of niet, ook de Nederlandse overheid is onderdeel van de onderdrukking. Ik denk dat deze voorstelling meer empathie teweeg kan brengen dan bijvoorbeeld een nieuwsbericht, juist omdat het verhaal wordt ‘omgeflipt’ met humor en persoonlijke, kinderlijke herinneringen. Mijn verhaal op toneel gaat over een jongen die opgroeit in Jenin. Maar jij bent toch ook opgegroeid in je eigen huis en stad?

The Horse of Jenin is deze hele week te zien in Bellevue en daarna nog in Deventer, Broek in Waterland, Leiden en Groningen. Ga dat zien!

Theater / Reportage
special: Oudeschip, een luisterwandeling van Tom Tieman
tim-van-der-kuip-KxqD4ihKwOI-unsplashUnsplash

Een geheel nieuw theatraal perspectief op de klimaatcrisis

Eerst gidst de stem in de koptelefoon je vanaf een uitzichttoren door het dystopische panorama van de Eemshaven. Permanent afgemeerde schepen, die gas doorgeven van de zee naar het land. De krachtcentrale op steenkool en biomassa, waarvan de torenhoge witte rookpluim op kilometers afstand te zien is. Het serverpark van Google.

Dan stuurt de stem je het weidse vlakke land daarachter in. Langs een kaarsrecht pad van betonnen platen, dat achter de horizon lijkt te verdwijnen. Links strekken zich akkers uit, rechts ook, maar dan bezet door enorme windmolens. Boven je een immense hemel, bezaaid met grillige wolken, voortgedreven door de wind. Met iedere meter wandelen voel je jezelf als individu verder slinken tot een nietige speelbal in een episch gevecht tussen de grootsheid van Moeder Aarde en de megalomanie van de mens.

‘Ik wil dat mijn deelnemers in een trance raken’

En dat is ook precies het effect dat Tom Tieman, de maker van Oudeschip, wil bereiken. Zijn theatrale luisterwandeling duurt ongeveer een uur, en daar kun je als deelnemer niets aan veranderen. Je kunt het geluid in de koptelefoon niet pauzeren, om even uit te rusten en de omgeving in je op te nemen. Tieman is de baas. Hij bepaalt waar je stil moet staan, waarom, en wat je daar moet zien. ‘Ik wil dat je in een trance raakt, en je daardoor laat meevoeren’, vertelde hij mij na afloop.

Die keuze maakte hij al eerder, voor de luisterwandeling Huilende bruiden uit 2021, over vervallen herenboerderijen in Oost-Groningen en hun bewoners, want die was hem goed bevallen. Tieman doet eerst jarenlang af en aan onderzoek in de streek of gemeenschap die hem is gaan fascineren, voordat hij die eert met een artistieke productie. Tegen die tijd weet hij zoveel, en is hij zo overtuigd geraakt van de boodschap die hij wil vertellen, dat hij van ons verlangt dat wij gewoon naar hem luisteren, zonder iets terug te zeggen, of zelf te interveniëren.

Tieman heeft zijn casus meesterlijk gekozen

Die keuze is het oerrecht van de maker. Maar he’d better deliver, als hij zoveel ruimte voor zichzelf opeist. En Tieman levert uitbundig, daar kan geen twijfel over bestaan. Oudeschip is een onverwacht gelaagde en genuanceerde vertelling geworden over een hypermodern, en toch ook weer eeuwenoud gevecht: dat van de mens, tussen wat hij voor zichzelf wil, en wat hij als nummer in een collectief helpt verwezenlijken, via zijn werkgevers, en de bestuurders die hij deels zelf in hun ambt heeft gestemd.

Tieman heeft zijn casus meesterlijk gekozen. Oudeschip ligt hemelsbreed een paar kilometer landinwaarts van de Eemshaven verwijderd. De naam verwijst naar het ontstaan van het dorp. Op de nabije kust strandde in 1760 het zeilschip Azia. Bemanning en omwonenden sjouwden het wrak over de zeedijk heen de polder in, en betrokken het als woning. Toen de Azia te zeer was verrot om er in te wonen, werd het schip vervangen door huizen.

De burgemeester kondigde in 1979 een ‘ontvolkingsproces’ aan

Ruim een eeuw lang bleef Oudeschip een vrijhaven voor smokkel en piraterij. Openbare bestuurders en politieagenten kwamen er nooit – pas in 1884 werd de eerste weg naar het dorp aangelegd. Toen bijna een eeuw later, in 1973, de bestuurders hun Eemshaven bouwden, wilden zij het dorp, dat zij toch al zo lang hardnekkig hadden genegeerd, opofferen aan de verdere expansie van dit nieuwe project. De toenmalige burgemeester kondigde in 1979 een ‘ontvolkingsproces’ aan, dat in 1985 voltooid had moeten zijn.

De schaarse wegen vielen vol gaten omdat de overheid het onderhoud staakte, en de straatverlichting ging voorgoed uit. Gevolg was, dat ook veel inwoners hun woningen lieten verslonzen. Een tiental huizen ging in vlammen op, vermoedelijk in een poging de brandverzekering tot een uitkering te bewegen. Maar de timing van de bestuurders had niet slechter kunnen zijn: 1973 was het jaar van de oliecrisis, het begin van een diepe en jarenlange economische malaise. In de gloednieuwe Eemshaven was niets te doen. Laat staan dat hij zou moeten uitbreiden.

‘Die vrijheid, de ruimte, en dan ook nog betaalbaar, vormden een unieke kans’

Nieuwe avonturiers kochten de lege huizen in Oudeschip op, voor een habbekrats. Zoals Akke de Groot en haar man. Zij kochten een oud schippershuisje, knapten dat op en breidden het uit met een zelfgebouwde vleugel – een proces dat jaren in beslag nam. ‘Hier konden we helemaal ons eigen ding doen’, vertelt Akke tijdens de luisterwandeling. ‘Die vrijheid, de ruimte – en betaalbaar. Dit was een unieke kans.’ De haven was toen nog een ‘gezellige buurman’, vertelt Tieman. ‘De reuring van de haven op afstand, in zicht, heeft iets’, aldus De Groot.

Tussen de haven en Oudeschip ligt de Oostpolder. Het is vruchtbare landbouwgrond, waar aardappelen en uien worden geteeld. Jarno Rietema boert daar, net als zijn vader en grootvader. In Oudeschip vertelt hij over de scholekster die ieder jaar op een van zijn akkers nestelt, en waar hij met zijn tractor steevast met een grote boog omheen rijdt. Rietema weet niet precies hoe lang de vogel al in zijn leven is. ‘Scholeksters worden 35 à 40 jaar oud.’ Hij heeft hem Brutus gedoopt – een ode aan de natuur die de boer in staat stelt zijn werk te doen.

Thuis heeft Rietman multomappen vol plannen die nooit zijn uitgevoerd

De grote vraag is hoe lang nog. Google heeft zijn oog op het gebied laten vallen. Het huidige serverpark beslaat al dertig hectare, in de haven zelf. Maar de Amerikaanse techreus wil er nog zo’n veertig hectare bij voor een nog groter park, een hyperscale. Rietema denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Thuis heeft hij multomappen vol plannen van en voor de Eemshaven uit de afgelopen vijftig jaar, die allemaal nooit zijn gerealiseerd.

Oudeschip biedt ons een geheel nieuw perspectief op dé uitdaging voor de mens: de klimaatcrisis. Wij zien die al jaren in een frame van goed tegen kwaad: Shell versus windmolens, steenkoolcentrales versus zonnepanelen, agro-industrie versus kleinschalige biologische landbouw. Maar deze luisterwandeling leert ons dat de realiteit onvergelijkelijk veel complexer is.

De Oudeschippers zijn grofweg fifty-fifty vóór en tegen de Eemshaven

Wat de bestuurders met de Eemshaven van plan zijn, zit in de goede kant van ons frame. De haven moet een draaischrijf en aanjager worden in de ‘transitie’ naar schone energie. Alleen laat Tieman ons zien dat de nieuwe industrie die daarmee gepaard gaat, net zo problematisch is als de oude die zij vervangt. De opmars van elektrische auto’s en warmtepompen vergt krachtcentrales en een stroomnet, die qua grootschaligheid en invloed op de leefomgeving niet wezenlijk onderdoen voor de mijnen, hoogovens en raffinaderijen van weleer.

Het tweede nieuwe inzicht dat deze luisterwandeling ons biedt, betreft de slachtoffers van de transitie. Ons frame doet ons voetstoots aannemen dat alle 130 inwoners van Oudeschip zich als één man verzetten tegen de expansie van de Eemshaven. Niets is echter minder waar. De inwoners zijn grofweg fifty-fifty verdeeld. De nieuwkomers, zoals Akke de Groot en haar man, zijn overwegend tegen.

Tieman vervangt ons klimaatframe door een nieuw criterium: leefbaarheid

Maar Oudeschippers zoals Jarne Rietema, die in het dorp geboren en getogen zijn, zijn veel milder gestemd, of zelfs ronduit fans van de Eemshaven. Ontvolking, grootschalige glastuinbouw, en nu dan weer die energietransitie: zij zien al generaties lang het ene na het andere megalomane plan voor het gebied komen en gaan, en denken, vermoedelijk terecht, dat het hun tijd wel zal duren. Zij zijn gewend geraakt aan die reusachtige buurman tussen hun dorp en de zee, en zien hem niet langer als een bedreiging. Eerder als een bron van werk en welvaart.

Door zijn grondige onderzoek heeft Tieman kunnen ontsnappen aan ons simplistische klimaatframe, en dat kunnen vervangen door een nieuw criterium: leefbaarheid. Tijdens de luisterwandeling vraagt hij zijn gesprekspartners talloze malen wat leefbaarheid voor ieder van hen betekent. Is het de vrijheid die Akke de Groot en haar man nastreven? De doodse stilte en inktzwarte nachtelijke duisternis van de Oostpolder, waar je de sterren kunt zien als bijna nergens elders in Nederland? Of is het de werkgelegenheid die de Eemshaven biedt, en het perspectief op groei en vooruitgang?

De geboren en getogen Oudeschippers kreeg Tieman niet zomaar te spreken

Tieman geeft ons het antwoord niet, hij laat ons achter met die vragen en de sterk uiteenlopende antwoorden die de Oudeschippers daarop geven. Met dat nieuwe perspectief. Tenslotte moeten wij die vragen zelf ook leren beantwoorden, ieder voor onszelf, vanuit onze eigen particuliere omstandigheden. Dat is de grote verdienste van Oudeschip, dat deze luisterwandeling ons dat inzicht bijbrengt.

Hij eindigt in het Dorpshuis Diggelschip, waar de inwoners iedere zaterdagavond patat kunnen komen eten. Aan de bar zitten steevast de geboren en getogen Oudeschippers. Die kreeg Tieman niet zomaar te spreken voor Oudeschip. ‘De meesten van hen wilden niet met mij praten.’ Pas toen ze zagen hoe vaak en hoe lang hij kwam, hoe serieus hij hun dorp nam, ging een aantal van hen alsnog overstag. Tot dat moment had hij alleen contact gehad met de andere helft van het dorp. ‘Maar dat waren allemaal anti-Eemshaven-activisten. En ik wilde iedereen spreken, ook dat andere verhaal horen.’

Dat is hem goed gelukt, en heeft Oudeschip voor ons tot een veel rijkere ervaring gemaakt.

Van films naar theater, en ook andersom: de modus operandi van Tom Tieman

Tom Tieman is van huis uit een documentairemaker die negen films op zijn naam heeft staan. Met Oudeschip, Huilende bruiden en enkele andere projecten betreedt hij de arena van de live performing arts. Kunstenaars worden steeds meer multidisciplinair, maar ik ken geen andere documentairemaker die zich aan theater waagt, zoals zijn eerdere werk Ruimtereis – SHELTER (2023). En daarbij laat hij het niet. Interessant is, dat hij af en toe ook dezelfde weg terug aflegt. Zo vloeide uit de luisterwandeling Huilende bruiden een documentaire voort.

Tieman sluit niet uit dat Oudeschip eveneens tot een film zal leiden. Maar hij overweegt ook andersoortige artistieke vertakkingen. ‘Binnenkort ga ik een toernee van lezingen organiseren’, vertelt hij na afloop van Oudeschip boven een bord patat in het Dorpshuis Diggelschip. ‘Ik ben benieuwd of dat voor mij werkt, zelf de performer zijn voor een live publiek.’ Hij zou ook graag zijn luisterwandelingen tot apps bewerken. ‘Daar bestaat al een platform voor, ECHOES genaamd.’

In app-vorm wordt een luisterwandeling een virtuele gedenksteen

In hun huidige vorm zijn Huilende bruiden en Oudeschip moeilijk te herhalen. Iedere herneming moet opnieuw worden geproduceerd, met alles wat daarbij komt kijken: de financiering, partners zoeken, locaties vastleggen, koptelefoons regelen en uitdelen, de route bewaken. Binnen dat netwerk van afspraken is een editie ook maar beperkt uit te breiden, als het onverwacht goed loopt. De première van Oudeschip besloeg tien dagen, met timeslots van 9.00 uur ’s ochtends tot 16.00 uur ’s middags, in de periode 15 februari 2025 tot en met 2 maart 2025. Al die slots raakten uitverkocht; maar er konden maar twee extra dagen aan de reeks worden vastgeplakt – 8 en 9 maart 2025, die algauw óók waren uitverkocht.

Als ze in een app-vorm kunnen worden gegoten, komen de luisterwandelingen in principe eeuwig beschikbaar, en kunnen wij ze maken zo vaak we willen, op de momenten die ons het beste uitkomen. Met onze eigen smartphone, en eigen earpods of koptelefoon. Een luisterwandeling als Oudeschip wordt dan een virtuele pendant van een monument of gedenksteen: een plek in het digitale universum waarnaar je steeds kunt terugkeren.

Een ander interessant aspect aan Tiemans modus operandi is dat hij al enkele jaren samenwerkt met een creatief producent, Jaukje van Wonderen. Een creatief producent beperkt zich niet tot de productie, tot de zakelijke kanten van een voorstelling, maar is ook volwaardig partner in het artistieke proces. Dat laatste lijkt een open deur: hoe kun je nou effectief produceren zonder die creatieve rol? Toch krijgen creatieve producenten in Nederland zelden de erkenning die zij verdienen.

Met zijn creatief producent heeft Tieman een artistieke kruisbestuiving

Hoe ziet die creatieve rol er precies uit? Dat verschilt per kunstenaar, vertelt Van Wonderen. ‘Mijn bijdrage aan Oudeschip was vooral de vertaling van Toms artistieke ideeën in de aanvragen die we moesten schrijven voor de publieke en private sponsors van dit project. Maar wat mij daarbij zeer hielp, is dat Tom zelf goed kan schrijven. Veel makers kunnen dat juist niet, en dan kan ik die vertaling ook veel moeilijker maken.’

De samenwerking met zijn creatief producent werkte ook de andere kant op, vertelt Tieman. ‘Als ik eenmaal begeesterd raak door een artistiek idee, heb ik vaak te weinig oog voor de praktische uitvoerbaarheid daarvan. Daar wijst Jaukje mij dan weer op. Samen komen we dan tot een artistieke oplossing die ook nog te produceren is.’ In dat proces heeft Tieman profijt van zijn eerste métier. ‘Als filmmaker raak je vanzelf getraind om vanaf het allereerste begin je artistieke concept te formuleren, en voortdurend aan te scherpen. Dat eisen nu eenmaal de omroepen, streamers en fondsen aan wie wij onze projecten moeten slijten.’

Theater / Voorstelling

Sprookjesachtige zwanenzang van een stervende mens

recensie: Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee
Requiem - Bowie VerschuurenBowie Verschuuren

Wat gaat er door een mens heen wanneer hij weet dat zijn laatste uur heeft geslagen, wanneer hij de dood in de ogen kijkt, dus? Schrijver Toon Tellegen maakt een soort gedachteoefening van dit vraagstuk in Requiem voor de Onwerkelijkheid. Muziektheatergroep Silbersee tovert deze overpeinzing om in een wonderschone voorstelling.

Als je weet dat je doodgaat, leg je je daar dan bij neer? Of verzet je je tot het uiterste, bedenk je uitwegen om die laatste adem nog even uit de stellen? De man (Hans Croiset) in Requiem voor de Onwerkelijkheid verzint een reeks aan excuses en uitvluchten om de dood zo lang mogelijk op afstand te houden.

Tegelijkertijd komen herinneringen bovendrijven, verschijnen dierbaren die allang dood zijn voor het geestesoog. Het stervensproces is zo een mengelmoes van heden en verleden.

Jheronimus Bosch

Requiem voor de Onwerkelijkheid is vormgegeven als een soort koortsdroom. De stervende mens is omgeven door fabeldieren die sterk doen denken aan de figuren uit het werk van de schilder Jheronimus Bosch. Dansers, zangers, musici dragen allen fantastische kostuums (kostuums: Bart Hess).

De Dood (Carlos Refos) draagt bijvoorbeeld een strakke bruine bodystocking waarop aan alle kanten handen zijn geprint, plus een lange fallus. Zangers hebben tepels waaruit extreem lange, dunne uiers steken, en ze dragen geschubde staarten aan beide billen. Het koor heeft bodystockings met een reeks borsten erop geprint. Een lepelaar draagt een gewei op het hoofd. De toetsenist (Albert van Veenendaal) is een engel met grote bruine opblaasbare vleugels. De gitarist (Corrie van Binsbergen) draagt een soort helm die opgebouwd lijkt uit saté-prikkers, zodat ze eruit ziet als een egel.

Er gebeurt zó veel tegelijkertijd, dat je bijna niet weet waar je moet kijken. Dit pandemonium van engelen, duivels en dieren is een goed geoliede machine, regisseur Romain Bischoff heeft de teugels strak in handen.

Zwanenzang

De speelvloer wordt overvleugeld door een reusachtige zwarte kraai op de achtergrond, waarin je ook een crucifix kunt zien. De Dood klimt erin, en beziet zo de stervende mens van bovenaf. Rechts op de speelvloer staat een bed, waarop de stervende man echter zo min mogelijk gaat liggen. Liever zit hij uiterst links op een stoel, van waar af hij zijn zwanenzang uitspreekt. Nu en dan legt de Dood – of is hij een engel, of zelfs de Duivel? – zijn hoofd in de schoot van de man.

Pleiten

Requiem voor de Onwerkelijkheid is een monoloog, uitgesproken en gespeeld door de ijzersterke Hans Croiset, zelf inmiddels 89 jaar. ‘Aan het eind van mijn leven kwam een engel me tegemoet… Mijn dood was daar.’ De hoogbejaarde, maar zeer vitale Croiset speelt de stervende mens met een zekere lichtvoetigheid, met ironie in stem en spel. Listig ook: hij probeert steeds de Dood te slim af te zijn. Hij lacht, moppert, schimpt. Pleit voor méér tijd, al weet deze mens dat die er niet in zit.

De tekst van Toon Tellegen wordt doorsneden door muziek, door dans, door loepzuiver gezang, door een koor dat onder andere ‘Kyrie!’ zingt: ‘Heer!’ De muziek klinkt eeuwenoud, maar is gecomponeerd door Corrie Binsbergen.

Het decor houdt het midden tussen een kerststal en een naargeestig sprookjesbos (decor: DoorDouwe). In deze voorstelling zit veel katholieke symboliek, van het Lam Gods (Jezus die zijn leven offert voor de mensheid) tot de biechtstoel achter de stervende man.

Totaaltheater

De première wordt gespeeld in de katholieke kerk De Duif aan de Prinsengracht in Amsterdam. Die setting draagt beslist bij aan de theatrale kracht van dit overlijdensritueel. Strikt genomen is een requiem in de katholieke kerk een mis die wordt gehouden voor iemand die al is overleden, maar een kniesoor die daarop let. Silbersee speelt deze weergaloos mooie voorstelling slechts een dozijn keer. Het is voor de liefhebber dus een kwestie van er op tijd bij zijn. Fraaier dan dit, wordt totaaltheater niet.

Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee, in coproductie met Consensus Vocalis

Tekst: Toon Tellegen
Compositie: Corrie van Binsbergen
Decor: DoorDouwe
Kostuums: Bart Hess
Licht: Bogi Bakker
Hoofd techniek Richard Bron 
Hoofd geluid: Maurits Thiel 

Theater / Voorstelling

Bekentenissen in de nacht

recensie: Stiekem Hooglied –TOEAC Producties
Kopie van IMG_0873-Enhanced-NRBowie Verschuuren

Een groot voordeel aan een lang gesprek voeren met iemand die je niet kent en die je hierna ook beslist nooit meer zult terugzien, is dat je diegene al je geheime gedachten en verborgen tekortkomingen kunt vertellen. Dat is de insteek van Stiekem Hooglied, een fijn pareltje van TOEAC Producties, geschreven door Peer Wittenbols.

De naamloze vrouw in Stiekem Hooglied werkt in opdracht aan een literaire tekst: een boek, een novelle, een kortverhaal misschien… eigenlijk heeft ze nog geen flauw idee. In elk geval heeft de vrouw geen zin om te schrijven, het beloofde verhaal wil maar niet vlotten.
De naamloze man zit, staat, hangt vooral doelloos rond.

Vertrouwelijkheden

Deze vrouw en deze man, die elkaar niet kennen, maken met de nachtelijke veerboot de oversteek van Nederland naar Kristiansand in Noorwegen. Beiden dachten op het lege bovendek alleen te zullen zijn, onder de sterrenhemel (decor en scenografie: Catharina Scholten). En hoewel ze zich allebei afvragen wat ze aan moeten met deze onbekende medepassagier, ontspint zich onwillekeurig toch een gesprek. Een conversatie waarin ze vertrouwelijkheden en geheimen met elkaar delen die ze een bekende niet makkelijk zouden vertellen.

Ze worden tijdens hun gesprek muzikaal begeleid door Pieternel Berkers en Renée Bekkers, die samen het accordeonduo TOEAC vormen. De muziek van de accordeons gaat mee met de handeling; begeleidt, ondersteunt die. De accordeons vormen een echo van de emoties van de mensen: ze zijn harmonieus, ze maken ruzie, ze zijn verdrietig en hitsig. De muziek zegt wat de personages niet tegen elkaar dúrven zeggen.

Bijbelboek

Het Hooglied is een boek in de Hebreeuwse bijbel. Het is een tweespraak tussen twee geliefden, een soort liefdesgedicht. In Stiekem Hooglied zien we zo’n soort liefdesgedicht. De dialoog (tekst: Peer Wittenbols) scheert langs thema’s zoals heimwee, verlangen, missen, liefde, eenzaamheid.

Eenzaam

Regisseur Ria Marks heeft de beschikking over twee acteurs die elkaar vertrouwen en elkaar iets gunnen, wat een fraaie voorstelling oplevert. Jammer dat Marks er sommige emoties iets te voorspelbaar laat uitspringen. Zo gaat opwinding gepaard met aan je kleren trekken terwijl je zit te hijgen.

Ariane Schluter is prachtig als de gekwelde, eenzame, gefrustreerde vrouw, die eigenlijk snakt naar liefde, ook al houdt ze mannen op afstand. Ali Ben Horsting als de man is vertwijfeld, in de war, bozig, een beetje cynisch. De twee lenen elkaar bijna ongeduldig het oor: vertel – vertel – vertel! En de toeschouwers denken dat met ze mee. Wat een prachtig kleinood is Stiekem Hooglied.

Tekst: Peer Wittenbols
Concept en muziek: TOEAC (Pieternel Berkers en Renée Bekkers)
Decor en scenografie: Catharina Scholten
Kostuums: Bernadette Corstens
Techniek: Jouke Seisvel