Kunst / Expo binnenland

VOOR GROOT EN KLEIN

recensie: Breekbaar - Fragile

Terwijl in coronatijd heel wat musea komen met virtuele tentoonstellingen, rondleidingen, lezingen en wat dies meer zij, is er altijd al zoiets geweest als buitenkunst. In Amsterdam zijn er bijvoorbeeld vitrines in de Sint Antoniebreestraat, de Nieuwmarktbuurt. Speciaal voor de dertig vitrines op de pilaren van de arcade en op de muren aan beide zijden van de straat, maakte kunstenaar Carl van Hees dertig maskers van poeder- en granulaatglas.

Carl van Hees (1964, Willemstad, Curaçao) is van vele markten thuis. Behalve een opleiding op het gebied van glas, bij Toots Zynsky, volgde hij ook workshops als pottenbakker en studeerde aan de toenmalige Academie voor Beeldende Kunsten Sint-Joost (illustratie) en aan de Gerrit Rietveld Academie (mode). Toch is hij vooral als glaskunstenaar bekend geworden. Niet van glas als gebruiksvoorwerp, maar van glaskunst als doel op zich.

Rogier F. (2020), Carl van Hees. Foto: Rogier Fokke

Glaskorrels en -poeder

Bij maskers denk je meteen aan de al dan niet medische mond- en neusmaskers die het gesprek van de dag zijn. Je vergeet echter gemakkelijk dat ze in de (volks)kunst zo oud zijn als de weg naar Rome, en zo actueel als de dag van vandaag. Je komt ze evengoed tegen in musea van volkenkunde als op de Biënnale in Venetië en de Documenta in Kassel.

Maar zijn het wel maskers, die Van Hees maakte? Zijn het niet eerder abstracties van gezichten? Portretten van mensen die Van Hees kent. Qua uitvoering doen ze denken aan zowel oude Afrikaanse maskers als aan het abstracte werk van bijvoorbeeld Arp en Miró. Inhoudelijk dan, want in technische zin heeft hij het proces helemaal zelf moeten uitvinden.

De techniek die hij gebruikt is een combinatie van het versmelten van glaskorrels (fusing) en het maken van pasta van fijngemalen glaspoeder (pâte de verre). Daarin is zijn werk(wijze) uniek. Op YouTube is er een filmpje over terug te vinden. Bovendien is er een boek verschenen met foto’s van de maskers en daarbij dertig zwart-witfoto’s. Die zetten je op een spoor, want elk masker verwijst naar een bepaalde pose van een gezicht dat de fotograaf ving.

Groot en klein

Toots Z. (2020), Carl van Hees. Foto: Rogier Fokke

Het is leuk om met kinderen langs de maskers te lopen en ze hun vrije fantasie erop los kunnen laten gaan. Of, als ze dat nog niet kunnen, de kleuren te laten benoemen: blauw, rood, grijs, oranje. Grijs, rood en zwart.

Misschien komt het kind wel een ander kindje tegen: een kindergezichtje met een rode neus als van een clown. Zoals een volwassene opeens Simenon tegen het lijf lijkt te lopen, met zijn pijp in de mond. Of De Schreeuw van Munch in de omlijsting van een hart. Of het gezicht in de vorm van de klankbeker van een saxofoon. De ene keer als een geheel, een andere keer opgebouwd als uit losse elementen. Semi-abstract, zoals dat ene, qua vorm afwijkende vierkant, maar allemaal even raak, fantasievol en kleurrijk.

Je zou de maskers aan willen raken, daar vragen ze eigenlijk een beetje om, maar het is een troost te weten dat dit enerzijds in een museum of galerie meestal óók niet kan en anderzijds dat het wel heel fijn is, zo’n laagdrempelige tentoonstelling. Zomaar op straat, langs de weg. Voor groot en klein om er langs te slenteren en je eigen fantasie op los te laten.