Tag Archief van: recensie

Boeken / Non-fictie

Een donker en triestig portret

recensie: De trein naar het Imperium – Maja Wolny
from-marwool-_zgM7hS7RNI-unsplashUnsplash

Met eigen ogen zien hoe erg het is, dat is wat Maja Wolny (1976) wil wanneer ze in de herfst van 2022 naar Rusland reist: een waanzinnig land, een psychiatrische patiënt die je beter kan observeren dan aan zijn lot overlaten.

Een ‘psychiatrische patiënt’, dat zou verder gedefinieerd moeten worden. Zulke patiënten heb je immers in alle soorten en maten. Wolny doet in De trein naar het Imperium een dappere poging om iets van een etiket op de zieke te plakken, iets van de arme stakker te begrijpen; wellicht zelfs iets van sympathie te voelen. En als iemand dat laatste zou moeten kunnen, dan is zij dat wel. Voor haar is Rusland het land waarvan ze met ‘een toxische, onbeantwoorde liefde houdt’. En onbeantwoord blijft de liefde. Sterker, ook minuscule sprankjes hoop, die ze bijvoorbeeld in haar vriendschappen vindt, blijken vaak niet meer dan smeulende resten. De resten van een land, een bevolking in geestelijke nood.

Angst

Eerder reisde Maja Wolny, geboren in Polen en tegenwoordig daar ook weer woonachtig, de Belgische ontdekkingsreizigster Alexandra David-Neel achterna, de eerste vrouw in de geschiedenis die Tibet bereikte. Dat resulteerde in het boek De trein naar Tibet. In De trein naar het Imperium reist ze de Poolse schrijver en journalist Ryszard Kapuściński achterna. Kapuściński maakte verschillende reizen door de toenmalige Sovjet-Unie, onder andere tijdens de periode 1989-1991 toen het eens zo imposante Imperium in zijn eigen grootsheid stikte en bezweek. Wolny leert Kapuściński kennen tijdens haar stage bij het Poolse weekblad Polityka kennen – ze raken bevriend tot aan zijn dood in 2007.

In zijn boek Imperium (1993) verdeelt Kapuściński buitenlanders die het imposante rijk bezoeken in drie groepen. Hij begint met de bezoekers bij wie het stress, boosheid, waanzin en irritatie veroorzaakt – degenen die het Imperium als een grote kwelling ondergaan. En voordat zij zich goed en wel realiseren dat er geen uitweg mogelijk is, eraan onderdoor gaan. De tweede groep observeert de bevolking en imiteert hun denken en handelswijze. Voor de derde groep is alles interessant, uitzonderlijk, onwaarschijnlijk. Zij willen deze onbekende wereld leren kennen, het onderzoeken. Zij wapenen zich met geduld, en behouden afstand met een kalme, aandachtige, nuchtere blik. Bezweken is Wolny niet – althans, niet volledig –, maar ze behoort zeker tot de eerste groep voor wie het Imperium een aanslag op lichaam en geest is.

Confrontaties

En is haar dat kwalijk te nemen? Absoluut niet. De confrontatie met het Imperium is er een die als een giftige damp het lichaam binnendringt, bezit van je neemt. Soms is de damp zichtbaar, daar is het gevaar: wegwezen. Zoals die keer waarbij Wolny bij terugkomst in haar hotel haar spullen verplaatst ziet. Evenzo vaak is de dreiging onzichtbaar, maar voelen alle zintuigen: dit is niet goed. Een doordringende blik van in een zwartgeklede man, onaangekondigd bezoek op de late avond (‘We komen de koelkast halen.’), geklop op de hotelkamerdeur – niemand daar. Voorvallen die, wanneer ze zouden plaatsvinden in Noorwegen, Tsjechië of zelfs in Hongarije, het reisverslag niet zouden halen. Maar hier in het Rusland van vandaag de dag, nestelt het zich in iedere lichaamscel.

Een angst die zich in het DNA van de Rus (voorheen de Homo Sovieticus) heeft genesteld. Wolny schrijft: ‘De beste manier om controle uit te oefenen op mensen is in iedere levenssfeer het angstniveau te verhogen.’ En zo vermijden blikken elkaar op straat, wordt de oorlog (of vanuit het Kremlin bestempeld als speciale militaire operatie) in Oekraïne door middel van trivialiteiten overschreeuwd of simpelweg verzwegen, of wanneer men er wel over wil praten doodgeslagen door het narratief dat op iedere straathoek, televisie- en radiozender heersend is. De confrontatie was onvermijdelijk. ‘Met wie?’ vraagt Wolny aan Petja, een 49-jarige kattenliefhebber uit Irkoetsk: ‘De NAVO, de Oekraïners, het allegaartje van vijanden van Rusland uit heel Europa…’

Kleurloos

Waar Wolny ook naartoe reist, eigenlijk is het van Moskou tot Siberië dezelfde modderige bende. Een kleurloos geheel van angst, apathie, verwarring en ontkenning. Ze ging ernaartoe om de patiënt te bestuderen en wat zijn haar bevindingen? Ze wist dat het erg was, maar de patiënt is er nog slechter aan toe dan gedacht. Een patiënt die haar uiteindelijk ook uitkotst, want aan het eind van haar boek volgt de grootste, ditmaal directe confrontatie. Waarschijnlijk ligt een radio-interview dat ze aan een Pools programma gaf, ten grondslag aan haar twintigjarige ban uit Rusland. Een gebeurtenis die Wolny begrijpelijkerwijs diep raakt en door heel het boek geregeld wordt aangehaald of naartoe wordt opgebouwd (de uitgever doet op de achterflap ook een duit in het sensationele zakje door het verslag als een thriller aan te prijzen – wat overdreven is).

Met haar boek heeft Wolny een tijdsdocument geschreven, een inkijkje in het Rusland van Poetin. Een donker en triestig portret. De grote vraag aan het eind van het reisverslag is dan ook: is er hoop en zo ja, waar is die te vinden? Misschien moeten we die toch zoeken in het universeel menselijke. En dan toch ook in het sentimentele cliché: liefde. Hiervoor moeten we even terug naar de eerder aangehaalde Petja, de kattenliefhebber. Hij vertrouwt haar toe:

Als ze mij naar het front sturen, weet je wat ik dan het ergste zou vinden? …

Petja heft zijn wijsvinger naar me op en laat een stilte vallen. Ik heb geen idee wat ik moet antwoorden. Ik haal mijn schouders op en plotseling zie ik iets in zijn blauwe ogen, wat ik absoluut niet had verwacht: tranen.

… Ik zou het het ergst vinden voor de katten. Wie zal er voor ze zorgen?

Boeken / Non-fictie

Een donker en triestig portret

recensie: De trein naar het Imperium – Maja Wolny
from-marwool-_zgM7hS7RNI-unsplashUnsplash

Met eigen ogen zien hoe erg het is, dat is wat Maja Wolny (1976) wil wanneer ze in de herfst van 2022 naar Rusland reist: een waanzinnig land, een psychiatrische patiënt die je beter kan observeren dan aan zijn lot overlaten.

Een ‘psychiatrische patiënt’, dat zou verder gedefinieerd moeten worden. Zulke patiënten heb je immers in alle soorten en maten. Wolny doet in De trein naar het Imperium een dappere poging om iets van een etiket op de zieke te plakken, iets van de arme stakker te begrijpen; wellicht zelfs iets van sympathie te voelen. En als iemand dat laatste zou moeten kunnen, dan is zij dat wel. Voor haar is Rusland het land waarvan ze met ‘een toxische, onbeantwoorde liefde houdt’. En onbeantwoord blijft de liefde. Sterker, ook minuscule sprankjes hoop, die ze bijvoorbeeld in haar vriendschappen vindt, blijken vaak niet meer dan smeulende resten. De resten van een land, een bevolking in geestelijke nood.

Angst

Eerder reisde Maja Wolny, geboren in Polen en tegenwoordig daar ook weer woonachtig, de Belgische ontdekkingsreizigster Alexandra David-Neel achterna, de eerste vrouw in de geschiedenis die Tibet bereikte. Dat resulteerde in het boek De trein naar Tibet. In De trein naar het Imperium reist ze de Poolse schrijver en journalist Ryszard Kapuściński achterna. Kapuściński maakte verschillende reizen door de toenmalige Sovjet-Unie, onder andere tijdens de periode 1989-1991 toen het eens zo imposante Imperium in zijn eigen grootsheid stikte en bezweek. Wolny leert Kapuściński kennen tijdens haar stage bij het Poolse weekblad Polityka kennen – ze raken bevriend tot aan zijn dood in 2007.

In zijn boek Imperium (1993) verdeelt Kapuściński buitenlanders die het imposante rijk bezoeken in drie groepen. Hij begint met de bezoekers bij wie het stress, boosheid, waanzin en irritatie veroorzaakt – degenen die het Imperium als een grote kwelling ondergaan. En voordat zij zich goed en wel realiseren dat er geen uitweg mogelijk is, eraan onderdoor gaan. De tweede groep observeert de bevolking en imiteert hun denken en handelswijze. Voor de derde groep is alles interessant, uitzonderlijk, onwaarschijnlijk. Zij willen deze onbekende wereld leren kennen, het onderzoeken. Zij wapenen zich met geduld, en behouden afstand met een kalme, aandachtige, nuchtere blik. Bezweken is Wolny niet – althans, niet volledig –, maar ze behoort zeker tot de eerste groep voor wie het Imperium een aanslag op lichaam en geest is.

Confrontaties

En is haar dat kwalijk te nemen? Absoluut niet. De confrontatie met het Imperium is er een die als een giftige damp het lichaam binnendringt, bezit van je neemt. Soms is de damp zichtbaar, daar is het gevaar: wegwezen. Zoals die keer waarbij Wolny bij terugkomst in haar hotel haar spullen verplaatst ziet. Evenzo vaak is de dreiging onzichtbaar, maar voelen alle zintuigen: dit is niet goed. Een doordringende blik van in een zwartgeklede man, onaangekondigd bezoek op de late avond (‘We komen de koelkast halen.’), geklop op de hotelkamerdeur – niemand daar. Voorvallen die, wanneer ze zouden plaatsvinden in Noorwegen, Tsjechië of zelfs in Hongarije, het reisverslag niet zouden halen. Maar hier in het Rusland van vandaag de dag, nestelt het zich in iedere lichaamscel.

Een angst die zich in het DNA van de Rus (voorheen de Homo Sovieticus) heeft genesteld. Wolny schrijft: ‘De beste manier om controle uit te oefenen op mensen is in iedere levenssfeer het angstniveau te verhogen.’ En zo vermijden blikken elkaar op straat, wordt de oorlog (of vanuit het Kremlin bestempeld als speciale militaire operatie) in Oekraïne door middel van trivialiteiten overschreeuwd of simpelweg verzwegen, of wanneer men er wel over wil praten doodgeslagen door het narratief dat op iedere straathoek, televisie- en radiozender heersend is. De confrontatie was onvermijdelijk. ‘Met wie?’ vraagt Wolny aan Petja, een 49-jarige kattenliefhebber uit Irkoetsk: ‘De NAVO, de Oekraïners, het allegaartje van vijanden van Rusland uit heel Europa…’

Kleurloos

Waar Wolny ook naartoe reist, eigenlijk is het van Moskou tot Siberië dezelfde modderige bende. Een kleurloos geheel van angst, apathie, verwarring en ontkenning. Ze ging ernaartoe om de patiënt te bestuderen en wat zijn haar bevindingen? Ze wist dat het erg was, maar de patiënt is er nog slechter aan toe dan gedacht. Een patiënt die haar uiteindelijk ook uitkotst, want aan het eind van haar boek volgt de grootste, ditmaal directe confrontatie. Waarschijnlijk ligt een radio-interview dat ze aan een Pools programma gaf, ten grondslag aan haar twintigjarige ban uit Rusland. Een gebeurtenis die Wolny begrijpelijkerwijs diep raakt en door heel het boek geregeld wordt aangehaald of naartoe wordt opgebouwd (de uitgever doet op de achterflap ook een duit in het sensationele zakje door het verslag als een thriller aan te prijzen – wat overdreven is).

Met haar boek heeft Wolny een tijdsdocument geschreven, een inkijkje in het Rusland van Poetin. Een donker en triestig portret. De grote vraag aan het eind van het reisverslag is dan ook: is er hoop en zo ja, waar is die te vinden? Misschien moeten we die toch zoeken in het universeel menselijke. En dan toch ook in het sentimentele cliché: liefde. Hiervoor moeten we even terug naar de eerder aangehaalde Petja, de kattenliefhebber. Hij vertrouwt haar toe:

Als ze mij naar het front sturen, weet je wat ik dan het ergste zou vinden? …

Petja heft zijn wijsvinger naar me op en laat een stilte vallen. Ik heb geen idee wat ik moet antwoorden. Ik haal mijn schouders op en plotseling zie ik iets in zijn blauwe ogen, wat ik absoluut niet had verwacht: tranen.

… Ik zou het het ergst vinden voor de katten. Wie zal er voor ze zorgen?

Film / Films

Nachtmerrie in de Duitse Alpen

recensie: Cuckoo – Tilman Singer

In het weekend van 22 juni stond bioscoop LAB111 in Amsterdam in het teken van de genrefilm met Club Imagine, georganiseerd door het Imagine Filmfestival als voorproefje voor het officiële festival in oktober. Ditmaal stond Cuckoo in de spotlight, de nieuwe horrorfilm van regisseur Tilman Singer.

Onder het vaandel van studio’s als A24 en NEON, waarbij NEON ook deze film heeft geproduceerd, is er een nieuwe golf van horrorfilms ontstaan. Er werd afscheid genomen van extreme gore of jumpscares en er kwam meer aandacht voor het creëren van een onheilspellende sfeer en langzame opbouw om zo het genre te ‘verheven’ van de B-film status. Voorbeelden hiervan zijn Hereditary (2018) en The Witch (2015), die thema’s zoals rouw en schuld naadloos verweven met beangstigende beelden in een arthousestijl. Tilman Singer combineert met Cuckoo het beste van twee werelden door te breken met de moderne conventies en terug te grijpen naar klassiekers van het genre. In plaats van realisme omarmt hij de surrealistische kant van horror; gevuld met bizarre ideeën, excentrieke personages en een vergezocht plot.

Broeiende duisternis

Het verhaal begint met een bekende opzet binnen het genre: een afgelegen locatie waar mensen zich eigenaardig gedragen, doordrenkt met een duister geheim dat langzaam onthuld wordt door een buitenstaander. De buitenstaander is de 17-jarige Gretchen (Hunter Schafer), die na het overlijden van haar moeder met tegenzin moet verblijven in de Alpen in Duitsland. Haar vader woont hier met zijn nieuwe gezin inclusief haar doofstomme halfzusje in het resort van Herr König (Dan Stevens), die Gretchen hartelijk welkom heet in de prachtige Beierse bergen. Ondanks de schoonheid van het landschap broeit er echter iets duisters onder het oppervlak. Gretchen krijgt bloederige visioenen, gasten komen brakend aan bij de receptie en er klinken mysterieuze schreeuwen, echoënd door de nacht.

Om vernieuwend te zijn binnen deze formule is een uitdaging, mede omdat we dit soort films al in zoveel vormen en smaken hebben gezien. Cuckoo haalt inspiratie uit dezelfde bronnen als klassiekers zoals Invasion of the Body Snatchers (1956), The Shining (1980), en het recentere Get Out (2017), maar onderscheidt zich door een overvloed aan visuele motieven en obscure zijsporen. Je wordt als kijker bij de keel gegrepen zodra het gekrijs door de bergen galmt en je door de ogen van Gretchen in time loops terechtkomt waar keer op keer uit de duisternis de terreur opborrelt. Vervolgens verschuift de toon en wordt een zijspoor bewandeld waarbij Gretchen wordt meegezogen in de wereld van een detective, waarna je ineens à la Rear Window (1955) bij de buren in het resort naar binnen gluurt. De film speelt voortdurend met de realiteit en durft af te wijken van het plot, terwijl Gretchens zoektocht naar de waarheid haar langzaam dieper en dieper een doolhof van nachtmerries in trekt.

Feest voor de liefhebbers

Cuckoo is op zijn best wanneer er rondom alle absurditeiten een onverwachte emotionele noot naar boven komt drijven. Gretchens worsteling met het verlies van haar moeder en de relatie met haar doofstomme halfzus vormen het hart van de film, wat Cuckoo naast een horrorfilm ook een tint van coming of age weet te geven. Dit wordt versterkt door het overtuigende spel van Hunter Schafer, die laat zien dat ze een film prima op eigen schouders kan dragen.

Cuckoo probeert zowel qua plot als visueel veel te bereiken, wat resulteert in een filmervaring die allesbehalve saai genoemd kan worden. Echter is Singer hierbij ook meteen het slachtoffer van zijn eigen ambities: door de vele zijsporen die worden bewandeld verliest het algehele plot de nodige punch om de kijker tot het einde vast te houden. Het is alsof de film zichzelf overschreeuwt en er hierdoor niet in slaagt alle ballen die in de eerste helft zijn opgeworpen een juiste landing te geven. Dat is jammer, want aan talent is er bij Tilman duidelijk geen gebrek.

Ondanks de strakke speelduur van ruim anderhalf uur, weet Cuckoo een cocktail van klassieke horrorelementen te combineren zonder originaliteit te verliezen. Hoewel het onzeker is of en wanneer deze film in de Nederlandse bioscopen te zien zal zijn, is Cuckoo ondanks zijn tekortkomingen voor liefhebbers van het horrorgenre een hell of a ride.

Film / Films

Richard Linklater herdefinieert de hitman

recensie: Hit Man - Richard Linklater
Personages Hit Man© Copyright 2024 WW Entertainment

De huurmoordenaar lijkt een tijdloze figuur in de filmgeschiedenis. Alleen al tijdens de première van Hit Man op het filmfestival van Venetië waren er maar liefst drie andere films over hetzelfde onderwerp waar Hit Man mee moest concurreren. Regisseur Richard Linklater weet echter een andere kant op te sturen dan zijn voorgangers en steekt er met Hit Man met kop en schouders bovenuit.

De hitman in kwestie is Gary Johnson (Glen Powell): een Honda-Civic rijdende hoogleraar psychologie aan de universiteit van New Orleans met een bijbaan bij de lokale politie. Oftewel, iemand wiens leven allesbehalve lijkt op dat van een huurmoordenaar. Wanneer zijn excentrieke collega wegens wangedrag op non-actief wordt gesteld, zijn dat echter exact de schoenen die Gary moet gaan vullen: die van een fake-hitman. Al snel komt hij erachter dat hij geboren is om deze rol te spelen, maar naarmate hij dieper verstrikt raakt in zijn hitman-persona, begint de lijn tussen realiteit en fantasie steeds meer te vervagen.

Een mythe

Hit Man is hiermee binnen het genre een vreemde eend in de bijt. De film vertelt niet het traditionele verhaal over een man die moordt voor geld zoals de titel doet verwachten, maar ontleedt en herdefinieert het concept van de huurmoordenaar volledig. De mythe van de hitman wordt ontkracht en op de hak genomen: volgens Linklater is de huurmoordenaar zoals we die kennen niks meer dan een fantasie. Tegelijk durft de film dieper te graven. Wanneer we als kijker een aantal keren plaatsnemen in de collegebanken bij Gary, zien we hem vol passie filosofische vragen rondom identiteit en transformatie opwerpen, die vervolgens in praktijk worden gebracht wanneer we terugkeren naar de wereld van zijn alter ego. Zonder de lichtvoetigheid te verliezen, wordt hiermee een extra laag gecreëerd en wordt de subtekst rondom de huurmoordenaar op sluwe wijze naar de voorgrond gebracht.

Een mix van genres

Hoewel het scenario, geschreven door Powell en Linklater samen, gebaseerd is op een waargebeurd verhaal, zijn de twee niet bang om een eigen draai aan het script te geven. Dit wordt duidelijk zodra Gary als zijn sexy alter ego Ron tijdens een operatie Madison (Adria Arjona) ontmoet. Vanaf het eerste moment springt de vonk over en neemt de film een wending die doet denken aan de screwball-comedy’s van de jaren ’40.  Denk hierbij aan films zoals The Lady Eve (1941) en de comedy’s van Howard Hawks, waar de romantiek en dialogen als kogels langs elkaar vliegen. Zoals we hebben gezien in zijn eerdere werk, is Linklater niet bang om op dit soort momenten het plot op de tweede rang te zetten en neemt hij alle tijd om te meanderen in de chemie tussen Ron/Gary en Madison. Is het dan een romantische comedy? Niet helemaal. Het verhaal zit vol met twists en weet de kijker op tijd wakker te schudden door ook te spelen met thriller-elementen die het geheel een verrassend rauw randje weten te geven.

De hele film opereert op een metaniveau: Hit Man wisselt net als Gary regelmatig van identiteit en de vignetten van arrestaties voelen als stempels op de carrière van zowel Glen Powell als het personage Gary. Zoals Gary zelf in de film zegt: Elke operatie voelde als een optreden en elke arrestatie als een staande ovatie. Ondanks de variaties in genre en toon weet Richard Linklater de balans te bewaren en levert hij met Hit Man wederom een charmant en uniek werk af. Een zoete film, met een bitterzoete nasmaak.

Boeken / Fictie

Eeuwig of tijdelijk; lichaam of schaduw

recensie: De stad en zijn onvaste muren – Haruki Murakami
StadsmuurPixabay (https://pixabay.com/photos/khiva-city-wall-pinnacles-old-198601/)

Vier jaar na het verschijnen van zijn verhalenbundel Eerste persoon enkelvoud brengt de Japanse bestsellerauteur Haruki Murakami in het voorjaar van 2024 een nieuwe roman uit: De stad en zijn onvaste muren. Het boek mag dan pas recent in deze vorm zijn uitgegeven, maar het zaadje voor dit verhaal werd al veertig jaar geleden geplant.

Murakami publiceerde het verhaal dat later de kern zou worden van De stad en zijn onvaste muren voor het eerst in het Japanse literaire tijdschrift Bungakukai. Na die publicatie heeft de auteur dat verhaal decennialang tot zijn huidige vorm en inhoud laten rijpen. En die oefening in geduld heeft zijn vruchten afgeworpen, want De stad en zijn onvaste muren is een totaalroman. Liefde, dood, vertwijfeling, verwondering, verlangen en afschuw hebben alle een zorgvuldig uitgekiend plaatsje gekregen in deze vuistdikke roman. Maar wat is de boodschap die al deze thema’s met elkaar verbindt? Misschien dat het mogelijk is om tot een antwoord op die vraag te komen, maar het boek stelt de lezer eerst en vooral voor een schitterend raadsel.

Toevlucht

De naamloze hoofdpersoon gaat op 17-jarige leeftijd op zoek naar zijn vriendin, wier ‘echte ik’ haar toevlucht heeft gezocht tot een door hoge muren omsloten stad. Die stad lijkt zich in een wereld buiten de onze te bevinden. Hij vindt de stad en zijn vriendin, en hij wil graag in de stad blijven. Toch komt hij na korte tijd, onder raadselachtige omstandigheden, weer terug in de echte wereld. Vele jaren later wordt hij, na een gedegen carrière in het boekenvak, directeur van de gemeentelijke bibliotheek in een klein, landelijk stadje. Maar de stad met de hoge, bakstenen muren blijft gedurende al die decennia onverminderd in zijn geheugen nagalmen.

Langzamerhand begint het zowel de lezer als de hoofdpersoon zelf op te vallen dat de gemeentelijke bibliotheek en haar medewerkers mysterieuze overeenkomsten vertonen met de stad waarin hij meer dan veertig jaar tevoren zijn geliefde terugvond. Dan ontmoet hij een jongen die ernaar verlangt zich naar de stad met de bakstenen muren te begeven, omdat de echte wereld geen plek biedt aan iemand zoals hij. De jongen informeert de bibliotheekdirecteur dat de muren van de stad niet zo onneembaar zijn als ze lijken: je kan ze met je verbeelding laten bewegen. Als je het tenminste diep in je hart wil.

De stad met de onvaste muren is voor sommigen de enige plek waar zij tot hun recht kunnen komen, zoals voor deze jongen en voor de jeugdvriendin van de hoofdpersoon. Velen zullen nooit van het bestaan van de stad afweten, omdat zij er nooit naar zullen verlangen. En voor de rest is de stad iets ertussenin: een verblijfplaats voor diegenen die niet zeker weten in welke wereld zij thuishoren.

Een onderzoeking van het genre

In De stad en zijn onvaste muren blijven de grenzen van anders discrete categorieën, zoals het lichaam en de realiteit, steeds verder vervagen. Maar de hoofdpersoon is niet zonder meer bereid te accepteren dat het bovennatuurlijke in het dagelijks leven kan doordringen. Daarom blijft hij koortsachtige pogingen ondernemen om de werkelijkheid van de verbeelding, het lichaam van de schaduw en de ‘ene’ van de ‘andere’ wereld te onderscheiden.

In die opvatting over het magisch realisme is een duidelijke tegenstelling zichtbaar met het werk van Gabriel García Márquez en Salman Rushdie. De personages uit de verhalen van die auteurs laten zich de helderziende kinderen en zwevende schoonzusjes doodgemoedereerd welgevallen, zonder er een tweede keer over na te denken. Het bovenmenselijke is voor hen aan de orde van de dag.

Wanneer een goede vriendin van Murakami’s hoofdpersoon hem een fragment voorleest uit Márquez’ roman Liefde in tijden van cholera, begint de hoofdpersoon met de gedachte te spelen dat de grenzen tussen de werkelijkheid en de verbeelding niet zo glashelder hoeven te zijn. Zodra hij dit inzicht verwerft, verzet de hoofdpersoon zich niet langer tegen de onverklaarbare verschijnselen uit het alledaagse leven.

Dit keerpunt vertegenwoordigt een transitie van de ene opvatting over magisch realisme naar de andere, die Murakami laat samengaan met een door de hoofdpersoon nieuwverworven kijk op de realiteit. Het is een ontegenzeggelijk bewonderenswaardige prestatie.

Reiken onder de oppervlakte

De stad en zijn onvaste muren is doorspekt met prachtig gevonden en tot de verbeelding sprekende leidmotieven. Hoewel het boek in een kraakheldere, uitstekend volgbare stijl geschreven is, werpen die motieven vragen op die maar tot op zekere hoogte worden beantwoord.

Daarmee wekt de roman, net zoals de Studio Ghibli-films van de Japanse filmmaker Hayao Miyazaki, de indruk dat alles een betekenis heeft, en dat het ontrafelen van die betekenis binnen handbereik is. Maar wie een poging waagt de boodschap van het verhaal onder woorden te brengen, zal zich algauw verstrikt zien in een ingewikkeld net van tegenstrijdigheden en onverwachte complexiteiten. Zou dat de kern van het Japanse magisch realisme zijn?

De stad en zijn onvaste muren is een onweerstaanbaar boek dat is geslaagd op alle niveaus: het verteltempo ligt hoog, ontwikkelingen volgen elkaar snel op en de verleidelijk onopgesmukte zinnen gaan moeiteloos in elkaar over. En ondertussen zal de lezer zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat aan het ontwikkelen van het verhaal een peilloze diepte ten grondslag moet hebben gelegen.

 

Film / Achtergrond
special: Sobibor
majkl-velner-Su3FOmjlM8I-unsplashUnsplash

Objecten en uitingen van verzet

Bij ‘archeologie’ denk je niet meteen aan gebeurtenissen die nog niet zo héél lang geleden plaatsvonden. En aan mensen die het meemaakten en waarvan weinigen het nog kunnen navertellen. Toch is dat het geval bij Sobibor, het nazivernietigingskamp uit de Tweede Wereldoorlog in Polen.

Erik Schumacher beschreef de archeologische site, Lily van den Bergh en Pavel Kogan maakten in 1989 een filmportret van vier overlevenden van Sobibor. Een documentaire die onderdeel uitmaakt van WO II door de lens van de film op Eye Film Player.

Sporen van Sobibor

Schrijver en onderzoeker Schumacher schreef zijn studie in opdracht van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Sobibor lag verscholen in de bossen, zodat de gruweldaden die daar werden begaan zo min mogelijk naar buiten kwamen. Bovengronds is na de oorlog door de SS’ers zoveel mogelijk vernietigd, zodat er weinig aan het kamp herinnert. Ondergronds hebben archeologen zoveel mogelijk opgegraven. Variërend van tandenborstels, een pop, hangertjes, spelden, bestek en sleutels. De pop was wellicht van een kind uit het kindertransport uit Vught (11 juni 1943).

In afzonderlijke, korte maar indringende hoofdstukken onder de titel ‘Vondst’ komen enkele vondsten aan de orde. Zij roepen soms een dubbel gevoel op dat in dit boek uit de doeken wordt gedaan. Neem bijvoorbeeld een tandenborstel. Een instrumentje voor de dagelijkse hygiëne én een om op bevel van SS’ers de straat mee te schrobben. Of – zoals Schumacher schrijft – een ‘object van verzet, van een koppig volhouden mens te zijn’ onder onmenselijke omstandigheden.

Het archeologisch onderzoek start in 2000 met verkenningen van de grondstructuur; zouden daar zelfs restanten van de gaskamers kunnen worden gelokaliseerd? Het doel is ‘om het verwaarloosde kampterrein tot waardige herinneringsplek om te bouwen’. Voor overlevenden, nabestaanden én voor bezoekers om te kunnen leren over een geschiedenis die nooit meer opnieuw mag gebeuren.

Opvallend is, dat er relatief veel is teruggevonden waarvan de herkomst tot Nederland kan worden herleid. De auteur verklaart dit uit het gegeven dat Nederlandse joden in vergelijking tot bijvoorbeeld Poolse niet wisten wat ze precies te wachten stond en de Poolse zich geen illusies maakten. Meer dan 34.2095 Nederlandse joden werden in Sobibor vermoord. In het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam bevinden zich diverse voorwerpen, zoals een tube Norit en een broche met een afbeelding van Rembrandts De Nachtwacht. Tentoongesteld zijn tien knopen.

In het team archeologen dat leiding gaf aan de opgravingen, zat vanaf 2013 ook een Nederlander: Ivar Schutte, die eerder onderzoek deed in onder meer Westerbork. Met die achtergrondkennis hielp hij mee met de identificatie van gevonden objecten. Helaas werd hij in 2021 getroffen door een hersenbloeding en moest hij zijn arbeid staken. Maar hij kon Schumacher wel nog vertellen, wat er tijdens het werken in Sobibor aan emoties door hem heenging. Een enkele keer lukte het om een object aan een eigenaar te linken; de moeilijkste momenten voor een onderzoeker. Dit gebeurde bijvoorbeeld met het bord van Sara Mock-Hakker en een hangertje van Karoline Cohn. Geen van de objecten zijn teruggegeven aan de familie, maar berusten in het museum van Majdanek. Al worden er pogingen ondernomen dit te veranderen. Tot nu toe tevergeefs. ‘Hier botsen de belangen van persoonlijke herinneringen met die van de herinneringscultuur’, schrijft Schumacher.

Herinrichting en nieuw museum

Dit gold ook voor de plannen die zeventig jaar na de opstand in Sobibor (14 oktober 1943) werden gesmeed voor de herinrichting van het terrein met een nieuw museum en een monument, bestaande uit een metershoge muur. Het verzet hiertegen was groot. In Nederland onder andere bij monde van de bekende overlevende Jules Schelvis. Het is pijnlijk, want het leidt de aandacht af van waar het om gaat: de fysieke vondsten zelf en wat ze te vertellen hebben.
Hoewel sommige mensen de stilte van het bos missen waarin je soms – een huiveringwekkende ervaring – in de verte een trein voorbij hoort komen.

Al deze nuances laat Schumacher aan bod komen in zijn ingetogen geschreven, indrukwekkende, indringende en rijk geïllustreerde boek, waarin naast verhalen over de contemporaine archeologie ook nabestaanden en geïnteresseerden aan het woord komen die meegingen met een van de herdenkingsreizen die de Stichting Sobibor vanuit Nederland organiseert.

Opstand in Sobibor

Overlevenden komen ook aan het woord in het filmportret Opstand in Sobibor. Het is een portret van vier overlevenden van de opstand in 1943 en van Jules Schelvis, die veel onderzoek deed, het boek Vernietigingskamp Sobibor schreef en het kamp op miniatuurschaal nabouwde.
Zoals Schumacher schreef over objecten ‘van verzet, van een koppig volhouden mens te zijn’, zo legden Lily van den Bergh en Pavel Kogan de nadruk op wat zij omschrijven als ‘de durf en vastberaden moed (…) van mensen, die geen enkele hoop hadden te overleven’.

De beelden van het nu waarin de overlevenden hun dagelijks leven leiden, doen sterk denken aan wat we over de vernietigingskampen in het algemeen en Sobibor in het bijzonder weten. We zien de Pool Stanislaw Szmajzner in Gioiana (Brazilië) onder de douche vandaan komen. Hij zit pasta te eten, opgediend door een Braziliaans dienstmeisje. Hij vertelt dat volgens hem nog steeds veel nazi’s in dat land wonen. Dat hij eigenlijk liever typisch joods eten lust. En over Sobibor natuurlijk. Hoe hij net deed alsof hij niet door had wat er gebeurde, hoewel hij wist dat zijn ouders al waren vermoord. Hij maakte zich geen illusies en wist dat er niets van de lijken mocht resten. Hij vertelt uitgebreid over de opstand en hoe hij daarna bij de Russische partizanen terecht kwam.

We zien overigens veel eten. Tafels vol. We zien hoe dat wordt bereid. Vis die wordt schoongemaakt en een oven in wordt geschoven.
En ook beelden van Sobibor nu. Een trein die aankomt. De berkenbossen. Beelden die we kennen uit het boek Sporen van Sobibor. Beelden die worden doorsneden met opnamen van toen en een kort interview met Gustav Wagner, de plaatsvervangend commandant die niet nalaat dat ‘plaatsvervangend’ te benadrukken. Hij werd in São Paulo opgepakt en pleegde volgens de overlevering zelfmoord, al betwijfelt Szmajzner dit. ‘Is hij door joden vermoord?’, wordt er gevraagd. Hij ontkent noch bevestigt het.

De beelden uit het hier-en-nu en uit het verleden worden regelmatig afgewisseld door die van de zee, met kolkend water. Als de tranen van Jules Schelvis. En met beelden van talloze ganzen, wit als de sneeuw waarin de gevangenen op appel moesten staan of doorheen ploeteren. Er waren veel ganzen toen ze met de trein aankwamen, vertelt een overlevende. Beeld en verbeelding vloeien ineen in deze indrukwekkende film. Je kunt ze zelf verder invullen. Al dan niet op grond van wat in het boek Sporen van Sobibor beschreven is.

Sporen van Sobibor
Schrijver: Erik Schumacher
Prijs: € 29,95
Bladzijden: 160
ISBN: 9789462586147

2
Theater / Voorstelling

Van rockende ballerina’s tot teder kusduet

recensie: Black Sabbath – The Ballet
2

Klassiek ballet en heavy metal muziek: niet bepaald een voor de hand liggende combinatie. Birmingham Royal Ballet durfde het aan om deze twee werelden met elkaar te combineren in Black Sabbath – The Ballet. Is het een match made in heaven of kunnen de genres beter strikt gescheiden blijven?

Het grote publiek verwacht dat ballet wordt gedanst op klassieke muziek van bijvoorbeeld Tsjaikovski (Het Zwanenmeer, De Notenkraker). Maar artistieke vernieuwingen zijn ook de op het eerste gezicht conservatieve balletwereld niet vreemd. Het combineren van contrasterende stijlen is interessant om naar te kijken én brengt wellicht een nieuw publiek naar het ballet, moet ook Carlos Acosta, directeur van het Birmingham Royal Ballet, gedacht hebben. Hij liet zich inspireren door de muziek van de heavy metal band Black Sabbath, die ook uit Birmingham afkomstig is. Holland Dance Festival brengt dit vernieuwende ballet voor enkele avonden naar het Rotterdamse Luxor theater.

Symfonische metal

Het is een ambitieus idee om een volledig ballet van ruim twee uur te ontwikkelen rondom één heavy metal band. Om het geheel toegankelijk te houden voor de gemiddelde balletliefhebber, pakt Birmingham Royal Ballet het vernuftig aan door gebruik te maken van symfonische versies van verschillende Black Sabbath nummers. Deze composities worden magistraal vertolkt door de musici van Sinfonia Rotterdam. Gelukkig ontbreken de gierende gitaren niet. Gitarist Marc Hayward wordt tijdens de eerste en laatste akte als leidmotief gebruikt, waaromheen de dansers hun kunsten presenteren. Bovendien wordt er ook gedanst op bekende Black Sabbath nummers als ‘Paranoid’ en ‘War Pigs’, inclusief de zang van Ozzy Osbourne.

Heavy Metal Ballet

Black Sabbath – The Ballet bestaat uit drie afzonderlijke aktes, waarbij in elk gedeelte een ander thema centraal staat. Acosta strikte hiervoor drie verschillende choreografen, Raúl Reinoso, Cassi Abranches en Pontus Lidberg, waardoor elke akte een eigen signatuur heeft. De eerste akte is een modern, conceptueel stuk vol traditionele balletposities. De dansers lijken gitarist Hayward te aanbidden en worden daarbij omringd door een simpel decor van lichtborden met emblemen als drumsticks, vinyl platen en natuurlijk het logo van Black Sabbath. De choreografie oogt soms wat rommelig, maar het bijzondere duet waarbij de twee solisten verstrengeld zijn in een minutenlang durende kus brengt rust in het geheel. Het is een opmerkelijke keuze om zo’n teder en intiem duet, gedanst op een orkestrale versie van ‘Solitude’, op te nemen in een heavy metal ballet.

Black Sabbath – The Ballet,

Kusduet – foto Johan Persson

Dansen op een interview

De tweede akte focust op de band zelf en wordt gedanst door een groep van twaalf nieuwe dansers. De choreografie is losser en vrijer dan de voorgaande akte. Naast instrumentale versies van nummers als ‘Planet Caravan’ en ‘Orchid’, wordt er voornamelijk gedanst op audiofragmenten van de bandleden. In het begin is de dans op het ritme van spraak interessant, maar het gaat na verloop van tijd ietwat vervelen. Het is bovendien jammer dat de sterke zangsolo van één van de dansers plotseling wordt afgekapt in plaats van vloeiend over te laten lopen in dans. In de derde akte komen alle dansers samen en wordt de legacy van de band geëerd. De kenmerkende bewegingen van de voorgaande aktes worden gecombineerd en Hayward keert terug in zijn rol als gitarist, wat een indrukwekkend geheel oplevert. Het glimmende metalen duivelsbeeld op een jaren 70 auto is daarbij een passend decorstuk.

Brave choreografie op gierende gitaren

Black Sabbath – The Ballet is zonder meer een gedurfd project. De symfonische versies van de Black Sabbath nummers zijn zeer geslaagd en ‘Paranoid’ blijkt opvallend dansbaar voor een ballerina. De choreografieën zijn echter niet heel vernieuwend, waardoor het geheel wat minder spectaculair was dan het idee van een heavy metal ballet doet vermoeden. Het enthousiasme en de kwaliteit van de uitvoerend dansers maken echter dat je meegenomen wordt in het verhaal van het ballet. Favoriet zijn de momenten waarop de dansers lijken te freestylen. De indrukwekkende sprongen en pirouettes van de solisten, met daarbij op de achtergrond rockende corp de ballet leden in strakke balletpakjes, zijn erg vermakelijk om te zien. Met Black Sabbath – The Ballet brengt Holland Dance Festival een verrassende productie naar Nederland, wat zij hopelijk de komende jaren zullen blijven doen.

Black Sabbath – The Ballet,

Lift – foto Johan Persson

Boeken / Non-fictie

Vanuit het hart gesproken

recensie: Geloof, hoop en ravage - Nick Cave en Seán O'Hagan

Als iemand die zich de afgelopen jaren niet vaak liet interviewen, verrast Nick Cave met de bundel Geloof, hoop en ravage. In ruim driehonderd pagina’s bevraagt bevriende Guardian-journalist Seán O’Hagan de rockster openlijk over wat hem beweegt.

Doorgewinterde fans van de Australische zanger hebben Cave de afgelopen decennia een metamorfose zien ondergaan. Van norse punkrocker, overlever van een zware heroïneverslaving, tot weldenkend cultfiguur die een haast mythische status toegedicht krijgt. Tegenwoordig stelt Cave zich steeds kwetsbaarder op en is zijn mildheid gegroeid. Zong hij in de jaren negentig nog People ain’t no good, tegenwoordig beschouwt hij de mensheid niet meer als kwaadwillend. Sinds de plotselinge dood van zijn zoon Arthur in 2015 heeft hij een hernieuwde en oprechtere band opgebouwd met zijn publiek.

Openhartige band

Zo zijn er The Red Hand Files: een online platform waarop Cave wekelijks ingaat op uiteenlopende vragen van volgers. Ook in de concertreeks Conversations with Nick Cave stond de interactie met het publiek centraal. Concertgangers konden de zanger vragen wat ze wilden, geen onderwerp was taboe. Geloof, hoop en ravage past in deze toenaderingslijn die de afgelopen jaren in gang is gezet. Cave voelt zich mens geworden, zo vertrouwt hij aan O’Hagan toe.

O’Hagan spreekt tijdens ruim vijftien telefoongesprekken met Cave over zijn creatieve processen, zijn oeuvre, ingrijpende levensgebeurtenissen en de manier waarop de zanger een herwonnen betekenis aan het leven geeft. Het is lovenswaardig hoe open en welbespraakt de zanger spreekt over een intiem onderwerp als de dood van zijn zoon. Zoals Cave het verklaart, heeft hij enkele jaren moeten wachten voordat hij er de juiste woorden voor gevonden had.

Geloof als leidraad

Religie is nog zo’n thema dat steeds terugkomt in de gesprekken met O’Hagan. An sich geen verrassing voor wie bekend is met het oeuvre van Cave. Zijn geloofsopvatting is een zeer persoonlijke, die noch voor O’Hagan, noch voor de lezer altijd even makkelijk te begrijpen is. Absolute antwoorden heeft Cave zelf ook niet, al blijft religie een onuitputtelijke inspiratiebron voor zijn creatieve werk. Zelfs de keramieken beeldjes die Cave maakte, gebaseerd op het leven van de duivel, blijven niet onbesproken.

Het interview bewijst zich welkome vorm voor alle intieme materie. Regelmatig grijpt O’Hagan terug op eerdere gesprekken en volgt er meer opheldering. De interviewer toont zich begripvol, geduldig, maar schuwt moeilijke onderwerpen niet en neemt geen genoegen met halve antwoorden. Geloof, hoop en ravage is een sterk en opzichzelfstaand document dat uiteraard waardevol is voor fans van Cave, maar dat door de universele en wezenlijke onderwerpen voor iedereen een troostrijke leeservaring is.

Film / Films

Een sexy shot adrenaline

recensie: Challengers
CHALLENGERS (2023)Metro-Goldwyn-Mayer Pictures Inc.

‘SEXY!’ – met dit ene woord beantwoordde regisseur Luca Guadagnino de vraag van componisten Trent Reznor & Atticus Ross welk gevoel de film moest hebben. Niet alleen de componisten hebben dit advies ter harte genomen: de sensualiteit spat bij Challengers van het scherm af.

Zendaya speelt voormalig toptennisser Tashi, die na een blessure de rol van tenniscoach voor haar man – grand-slam winnaar, Art Donaldson (Mike Faist) – op zich heeft genomen. Wanneer Art zijn glorietijden achter de rug lijkt te hebben, schrijft Tashi hem in voor een ‘Challenger’-toernooi: een laagdrempelig toernooi ver onder zijn niveau als laatste poging om hem uit zijn sleur te halen. Hier staat hij tegenover Patrick Zweig (Josh O’Connor), met wie zowel Art als Tashi op zijn zachtst gezegd een turbulente geschiedenis blijkt te hebben.

Meer dan een driehoeksverhouding

De ogenschijnlijk eenvoudige opzet ontluikt door middel van flashbacks tot een web van rivaliteit, jaloezie en liefde. Het intelligente script van debutant-scenarioschrijver Justin Kuritzkes houdt je als kijker constant scherp: de film overstijgt de clichés van de driehoeksverhouding die we al zo vaak hebben gezien en laat de lijn tussen liefde, lust en vriendschap vervagen. Door de strak geregisseerde structuur escaleert de spanning beetje bij beetje, van onthulling tot onthulling, tot de onvermijdelijke confrontatie op de tennisbaan. Zoals Tashi het aan een zwijmelende Art en Patrick uitlegt: tennis is geen sport, het is een relatie. En zo wordt het ook in beeld gebracht: niet als een sport, maar als metafoor voor intimiteit, waar de bal net als het verlangen van de personages alle kanten opgaat.

Hoewel de personages fictief zijn, word je volledig in de wereld van tennis gezogen. Zendaya is magnetisch als Tashi, voor zowel de kijkers als haar tegenspelers, en bewijst opnieuw dat ze een van de grootste talenten is die Hollywood nu te bieden heeft. Ze brengt Tashi tot leven met een intensiteit en mystiek die je constant doen afvragen wat haar drijfveren zijn: is het controle, het spel, of gaat het hier om echte liefde? Haar tegenspelers Mike Faist (West Side Story) en Josh O’Connor (The Crown, La Chimera) zijn minstens zo overtuigend in hun rol als beste vrienden/rivalen. Alle drie worden ze door Guadagnino in beeld gebracht alsof ze uit marmer zijn gebeiteld.

Alles uit de kast

De hele film voelt verfrissend, zowel qua beeld, als in geluid en dialoog. Vanaf het eerste moment volgen de flashbacks elkaar in rap tempo op, waardoor het verhaal een hoog energieniveau behoudt en een constante spanning blijft opbouwen. In elke scène is deze spanning voelbaar, of het gaat om de seksuele ondertoon tijdens het delen van een churro, of de intensiteit van een tenniswedstrijd waar Art en Donald strijden om Tashi’s aandacht. Luca Guadagnino haalt dan ook alles uit de kast om de kijker te prikkelen: van bizarre point-of-view (POV) perspectieven tot eindeloze slow-motion beelden waarbij je het zweet kan ruiken. Samen met de dreunende technosoundtrack van Trent Reznor & Atticus Ross (bekend van onder andere de soundtrack van The Social Network) is deze film een sexy shot adrenaline die je van begin tot eind niet loslaat.

Challengers is een rave, een rollercoaster, en boven alles een geslaagd intens drama. Luca Guadagnino levert een werk af dat tegenwoordig zeldzaam is in Hollywood: een originele film met een grote ster, die op alle fronten zowel verfrissend als uniek voelt. Tijdens een recent interview vatte de regisseur de film (iets genuanceerder dan de eerdere beschrijving aan de componisten) perfect samen: ‘Like an ice cold soda on a hot summer day’. Een ice cold soda met een bite, die nog lang blijft nabruisen.

Boeken / Fictie

Gesplinterd verleden

recensie: Zomersplinters – Mick van Biezen
pexels-paul-scheelen-269808325-16395961Pexels

Zomersplinters, geschreven door politicoloog en freelance journalist Mick van Biezen (1987), verhaalt over twee getroebleerde hoofdpersonages die een grotere rol in elkaars leven spelen dan ze zouden willen. Laat je niet misleiden door de dikte van deze roman. Ondanks dat het boek slechts 208 pagina’s telt, weet Van Biezen een indrukwekkend verhaal neer te zetten. Anderzijds lijken die pagina’s niet toereikend genoeg; de karakterontwikkeling voelt ‘onaf’ aan en voor een diepgaandere analyse van beiden hadden iets meer extra hoofdstukken misschien volstaan. Maar waar het verhaal in lengte wellicht tekortschiet, is dat zeker niet het geval met de schrijfstijl: dit is simpelweg het werk van een geoefend schrijver.

Vadermoord

Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn: opgroeien met de liefde van je leven en een happy end samen aan de Amsterdamse grachtengordel. Andreas Sauer en Leah Valenti groeien beiden op in Wassenaar, waar ze boomhutten en zandkastelen bouwen. Hun ouders kennen elkaar van hun tijd in Koeweit, waar beide kinderen geboren zijn. Andreas komt graag over de vloer bij Leah, die in een immens groot huis werkt en alles kan krijgen wat haar hartje begeert. Je zou verwachten dat dit Leah tot een intens gelukkig kind zou maken, maar niets is minder waar. De haat richting haar vader, Frank, groeit met de dag, tot op het agressieve af. Er is zelfs een duidelijk vermoeden dat Leah iets te maken heeft met het kunstoog van haar vader. Niet alleen zijn bloedeigen dochter heeft een afkeer van Frank, maar ook zijn vrouw Isa. Laatstgenoemde gaat gebukt onder de lasten van het huwelijk en dat niet alleen… Als snel wordt duidelijk dat Frank een wapenhandelaar is aan wiens handen nogal wat bloed kleeft. Leah acht het verleden van haar vader ‘moreel ongepast’ en doet er alles aan om zijn tegenhanger te zijn. Met voorkeursstemmen belandt ze in het Europees Parlement en hamert ze op het verbroken contact met haar vader, die ze publiekelijk in een slecht daglicht plaatst. Een personage spreekt zelfs van een ‘vadermoord’. Zijn misdaden hebben – naar eigen zeggen – haar rechtvaardigheidsgevoel aangewakkerd.

Een bewoonde vuilnisbelt

Intussen voert Andreas, vanuit wiens ogen het verhaal wordt waargenomen, een eigen strijd. Een geestelijke strijd tegen de verschrikkingen die hij heeft gezien als correspondent in het Midden-Oosten. Vlak na zijn terugkomst in Nederland wordt hij benaderd door zijn ‘ex-schoonvader’ Frank, die hem mededeelt dat Leah uit een soort kliniek – Dante’s Detox – is ontsnapt. Vijftien jaar na hun laatste contactmoment slaan de twee mannen de handen ineen om Leah, die heel wanhopig haar best doet om niet gevonden te worden, te vinden. Het belooft een hectische zoektocht te worden tegen een droomachtige achtergrond: idyllische Toscaanse plekken als Florence tot aan de havenstad Napels. Van die laatste stad is Andreas totaal niet gecharmeerd en hij noemt het een ‘een maffianest’ en een ‘bewoonde vuilnisbelt’. Als we Andreas mogen geloven, kunnen we Napels als beoogde vakantieplek van de lijst afstrepen …

Toch onderneemt hij actie en voldoet hij – tegen willens en wetens in – aan de wens van Frank. Hij moet meerdere maskers opzetten om op haast ‘onaantastbare’ plekken te komen. Hoewel er ruimte is voor liefde op de meest onverwachte momenten, is er evenveel ruimte voor paniek en achterdocht. Ook merk je hoe de hoofdpersoon wordt overvallen door onzekerheid en gevoelens van haat. Waarom de jeugdliefdes Leah en Andreas zijn gebrouilleerd, wordt pijnlijk duidelijk. Dat Leah het keer op keer in haar leven voor zichzelf weet te verpesten, juist op die momenten dat het geluk voor het oprapen ligt, wordt op het einde van het verhaal pas duidelijk. Het is tegelijkertijd verhelderend én jammer dat het einde nog zoveel vragen oproept waar geen antwoorden meer op gegeven zullen worden.

Interessante introducties

Wat beklijft, zijn de prachtige oneliners die Van Biezen erin gooit. Subtiel worden de mooiste neologismen en opmerkelijkste werkwoorden in een zin gegooid (zoals een stilte die ‘uitdijt’). Je ziet tevens dat Van Biezen zijn best doet om zijn kennis van andere Nederlandse schrijvers en boekwerken te etaleren. Zo vergelijkt hij de werkwijze van de journalist Andreas met die van de Nederlandse auteur Cees Nooteboom. Je kunt je bijna voorstellen dat het schrijfproces van Van Biezen zelf ook zo is gegaan:

‘Steeds vaker werd hij overvallen door een gevoel dat Cees Nooteboom ‘heimwee naar vorm’ had genoemd. Het had iets te maken met orde aanbrengen in de chaos, met niet alleen anderen iets vertellen wat ze nog niet weten, maar ook jezelf. Dat vertellen ging verder en dieper dan het overbrengen van feiten. Het meest magische was het vinden van de beste vorm, het beitelen tot de essentie overbleef. Hij kon zich totaal verliezen in het schaven, het pielen, de volgorde omgooien, en dan alles toch weer terugzetten. De tekst moest een bepaald ritme krijgen, aan hem de taak om de muziek te horen.’

Mocht het bovenstaande ook maar enige betrekking hebben op de auteur zelf, dan loont het minutieuze werken zeker. Van Biezen heeft van zijn verhaal een compact geheel gemaakt. Hij is heel goed in puur en alleen het ‘tonen’. Show, don’t tell. Er staat geen woord te veel op papier om de essentie van het verhaal over te brengen. Je ziet dat Van Biezen de pen vaak, heel vaak, heeft opgepakt.

Introducties van personages behoeven slechts een zin of twee om toch een volledig beeld te scheppen van een bepaalde type mens. Of het nu gaat om ‘een zestigjarige vrouw met een decolleté zo ver uitgesneden dat de ruimte voor verbeelding die overblijft, zich beperkt tot enkele millimeters (en met een blik waarin elke vorm van houvast ontbreekt)’ of een nogal excentriek exemplaar zoals de kunstenares Ellen Krauss, ‘een trotse lesbienne die feminisme ademt’. De manier waarop Van Biezen ieder personage laat kennismaken met de lezer, is er een die het prijzen waard is. Door de rake observaties en de ongezouten mening van Andreas over alle figuren die hij ontmoet, blijven de karakters – of ze nu bijfiguren zijn of weinig inbrengende passanten in het verhaal – je echt bij. Enige minpunt is dat de karakterontwikkeling van Leah en Andreas nog niet echt compleet te noemen is. Er zijn nog te veel losse eindjes uitgezet, met als belangrijkste die van de vader van Andreas. Andreas’ vader, Daniël, heeft zijn gezin verlaten. De reden daartoe wordt opgehelderd, maar je verlangt naar iets meer context én informatie over die tijd in het leven van Leah en Andreas.

Van Biezen mag trots zijn op het mooie werk dat hij heeft neergezet. Het betreft zeker geen vrolijk verhaal en is zeker niet bestemd voor de tere zielen onder ons. Het verhaal maakt je haast neerslachtig, al was het maar vanwege de zeer stroeve vader-dochterrelatie, de ontrouw, het verraad én de nogal cynische instelling van Andreas (die zeker gevoed is door Leah). De schrijfstijl is afgewogen, indrukwekkend en verveelt geen moment. Inhoudelijk gezien is het einde nogal afgeraffeld in vergelijking met de rest. Daarnaast wordt de lezer gevoed met kleine babyhapjes aan informatie, terwijl je ook ergens hoopt op die ene berenhap. Toch zet dit boek duidelijk de toon: van deze auteur gaan we meer horen en dat is maar goed ook!

Kunst / Reportage
special: Vakantietips – Antwerpen
Sfeerbeelden nieuwe opstelling kathedraalAns Brys

Twee stralende plekken

Niet alleen in Nederland zijn musea aan het verbouwen geslagen en/of schudden ze de opstelling van hun vaste collectie op. Ook in België gebeurt dat. Bijvoorbeeld in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (KMSK) en in de Onze-Lieve-Vrouwenkathedraal, beide in Antwerpen. Genoeg reden om daar regelmatig naar terug te keren.

Eerst het museum, dat in september 2022 na een grootscheepse verbouwing is heropend. Een verbouwing die is uitgevoerd door KAAN architecten. Zij hebben meer museale verbouwingen op hun naam staan en er zijn er ook wat in het verschiet.
Hebben de oude zalen gekleurde wanden – de nieuwe zijn wit. Hebben de oude zalen parket – de nieuwe witte vloeren met enkele marmeren accenten waaronder leidingen lopen. Hebben de oude zalen lambrisering – de nieuwe hebben uitsparingen in de wanden. Tot zover de verschillen.

De overeenkomst ligt in de prachtige lichtinval. Hierdoor komt het werk van bijvoorbeeld James Ensor – dat leeft van licht – mooi uit op de witte wanden. Of het nu gaat om grote, lichte vlakken op een van zijn beste werken, Het burgersalon (1881), of om het glas op De oestereetster (1882) dat wat licht vangt. Hoewel hij in zijn eigen tijd veel kritiek kreeg, omdat het ‘niet genoeg glas was’. Maar wel genoeg licht …

Licht_(c)KarinBorghouts (1)

© Karin Borghouts

Ervaringen van licht

Licht – daar draait het niet alleen om in het KMSK, maar ook in de eveneens heringerichte kathedraal (die herinrichting werd in april 2024 afgerond). En er zijn meer overeenkomsten tussen het museum en de kerk. Want in beide gebouwen zijn bijvoorbeeld thema’s gecreëerd. In het museum heet het dan onder meer ‘Madonna’, in de kerk ‘Moeder en kind’. In het museum gaat het over ‘Lijden’, in de kerk over ‘Leven en dood’. Een algemeen herkenbaar verschijnsel: kerken wenden zich naar de seculiere maatschappij, musea naar religieus geïnspireerde kunst. Dat levert wederzijdse verrijkingen en vergelijkbare ervaring op.

Nog een overeenkomst. Zowel in het museum als in de kerk worden oude en moderne kunst naast elkaar gehangen en geplaatst. Vind je in het KMSK werk van Marlene Dumas en Luc Tuymans, – door de kerk heen zijn nu bijvoorbeeld panelen van 30 x 50 centimeter geplaatst van de Spaanse kunstenaar Enrique Marty onder de gezamenlijke titel De profundis.

Sculptuur_(c)KarinBorghouts (1)

© Karin Borghouts

En dan hebben we het nog niet eens gehad over de gedichten die je zowel in het museum als de kerk via een QR-code kunt beluisteren. In het museum zijn dat allemaal gedichten van de in 2021 overleden Vlaamse schrijver Bernard Dewulf, in het museum zijn het twaalf Nederlandstalige en twaalf Engelse gedichten van verschillende auteurs, zoals – om enkele Nederlands- en Vlaamstalige auteurs te noemen – Martinus Nijhoff, Joke van Leeuwen, Paul Van Ostaijen en Benno Barnard.
De bedoeling is in beide gevallen, dat ze de ervaring van de kunst en het gebouw verdiepen; ervaringskunst 2.0 zou je het kunnen noemen, na de zogeheten ervaringseconomie 1.0 van Joe Pine.

Maar de overkoepelende ervaring is en blijft – ook in de O.-L.-Vrouwekathedraal – licht. Licht dat Ensor niet op een gordijn laat vallen, maar dat bijvoorbeeld komt vanuit de lijkwade van Jezus van Nazareth op het beroemde schilderij De Kruisafname van Rubens en het daarop gebaseerde, grote doek Hommage aan Rubens (2018) van Sam Dillemans, die op dezelfde plaats zijn blijven hangen.

Het museum en de kerk zijn kortom zomaar twee stralende plekken van de eenentwintig die in de Publieke Ruimte-kaart Het Lichtplan Antwerpen worden belicht. Een plan dat sinds 2012 wordt uitgerold over de hele Scheldestad. Redenen genoeg om er regelmatig terug te keren.