Tag Archief van: recensie

Muziek / Album

SPANNEND CONCEPT

recensie: The Orange Tree Courtyard
The Orange Tree Courtyard. Renaissance Music in and around the Cathedral of SevilleEduardus Lee

Afgelopen seizoen toerde het blokfluitensemble The Royal Wind Music met het programma The Orange Tree Courtyard. Renaissance Music in and around the Cathedral of Seville. Een concept van co-artistiek leider Maria Martinez Ayerza. Nu op cd uitgebracht en opgedragen aan de ons onlangs ontvallen blokfluitbouwer Adriana Breukink.

Een bouwer van renaissanceblokfluiten, die in hun soort net wat anders klinken dan de meer bekende (kopieën van) barokinstrumenten of van hedendaagse blokfluiten. Ze zijn bijna cilindrisch van vorm en hebben grotere vingergaten, waardoor de klank wat robuuster is. The Royal Wind Music bespeelt blokfluiten van klein tot zeer groot; de grootste is een subcontrabas van circa drie meter lengte. In het begeleidende boekje bij de cd is een schema opgenomen van wie van de elf musici welk soort blokfluit bespeelt en in welk van de tweeëntwintig stukken.

De Sinaasappelhof

De rondleiding, en de cd begint en eindigt in De Sinaasappelhof. Met fascinerende improvisaties over een lied uit Andalusië dat is gelinkt aan de Arabische muziek. Samen met de Joodse invloed vormde dit de zogeheten Mozarabische stijl, die trouwens in de tijd dat de kathedraal werd gebouwd (vanaf 1401) alweer over zijn hoogtepunt heen was. De kathedraal is overigens op de resten van een vroegere moskee gebouwd. De melodie vormt als het ware een ouverture en een coda, een introductie en een afsluiting in de contemplatieve, mystieke stijl. Veel van de stukken ademen en zijn kenmerkend voor veel Spaanse kunst in het algemeen (denk bijvoorbeeld alleen maar aan het werk van de schilder Francisco de Zurbarán!).

Het altaar van Onze Lieve Vrouw

Een ander kenmerk van het Spaanse rooms-katholicisme is de grote verering van Onze Lieve Vrouw, van Maria. In vergelijking tot de concertreeks van afgelopen seizoen is bij het altaar – om dit te benadrukken – een stuk toegevoegd: Virgen bendita sin par van Pedro de Escobar (circa 1465-1535), een van origine Portugese componist en zanger. Van dit stuk – en de uitvoering – gaat een grote, weldadige rust uit.

La Giralda

Beroemder nog dan de kathedraal zelf, is de Giralda, van oorsprong een minaret en ouder dan de kerk (1184-1195). De minaret, die thans dienst doet als klokkentoren, is streng én sierlijk tegelijk. Net als de afwisselende muziek die The Royal Wind Music voor dit onderdeel op hun cd speelt: van Juan Vásquez (circa 1500-1560) en Miguel de Fuenllana (1553-1578). Later ontstaan dan de minaret zelf, maar dat mag de pret niet drukken, want het bovenste gedeelte van La Giralda dateert uit dezelfde tijd als deze muziek.

Kapel, graven en kapittelzaal

We vervolgen onze rondleiding in de kathedraal door de kapel en de kapittelzaal. In deze buurt liggen verschillende graven. Van componisten, musici en van Hernando Colón, de zoon van Christoffel Columbus, die een omvangrijke bibliotheek had die deels is ondergebracht in de kathedraal. En overigens ligt er ook het graf van Alfonso de Wijze, maar die was al lang overleden voor de kerk werd gebouwd.

Buitengewoon sterk en verfijnd gespeeld qua articulaties en omspelingen zijn de vier werken van Alonso Mudarra (circa 1510-1580). Hij was een vernieuwend componist en – net als Vivaldi later – tevens priester. Zijn wijding vond in 1546 plaats in de kathedraal van Sevilla en hij was vanaf die tijd tot aan zijn dood lid van het kapittel. Het is een goede zet geweest om aan de twee werken van Mudarra, die tijdens de tournee werden gespeeld, op de cd er nog twee aan toe te voegen.

Het koor

De rondleiding door de kerk eindigt in het koor met een werk van Alonso Lobo (1555-1617) in een al aanmerkelijk modernere stijl vergeleken met de andere stukken op de cd. Ook het stuk van Francisco de Peñalosa (circa 1470-1528) draagt bij aan de mooie afsluiting in het deel dat de kathedraal omkranst.

Het is op deze manier een prachtige rondleiding van ruim een uur met muziek die schitterend wordt uitgevoerd door een topensemble, bestaande uit de fine fleur van blokfluitisten die allemaal een band hebben met het Conservatorium van Amsterdam. In dit seizoen speelt The Royal Wind Music een programma rond de schilder Albrecht Dürer. Weer zo’n spannend concept… Aanbevolen!

Muziek / Album

SPANNEND CONCEPT

recensie: The Orange Tree Courtyard
The Orange Tree Courtyard. Renaissance Music in and around the Cathedral of SevilleEduardus Lee

Afgelopen seizoen toerde het blokfluitensemble The Royal Wind Music met het programma The Orange Tree Courtyard. Renaissance Music in and around the Cathedral of Seville. Een concept van co-artistiek leider Maria Martinez Ayerza. Nu op cd uitgebracht en opgedragen aan de ons onlangs ontvallen blokfluitbouwer Adriana Breukink.

Een bouwer van renaissanceblokfluiten, die in hun soort net wat anders klinken dan de meer bekende (kopieën van) barokinstrumenten of van hedendaagse blokfluiten. Ze zijn bijna cilindrisch van vorm en hebben grotere vingergaten, waardoor de klank wat robuuster is. The Royal Wind Music bespeelt blokfluiten van klein tot zeer groot; de grootste is een subcontrabas van circa drie meter lengte. In het begeleidende boekje bij de cd is een schema opgenomen van wie van de elf musici welk soort blokfluit bespeelt en in welk van de tweeëntwintig stukken.

De Sinaasappelhof

De rondleiding, en de cd begint en eindigt in De Sinaasappelhof. Met fascinerende improvisaties over een lied uit Andalusië dat is gelinkt aan de Arabische muziek. Samen met de Joodse invloed vormde dit de zogeheten Mozarabische stijl, die trouwens in de tijd dat de kathedraal werd gebouwd (vanaf 1401) alweer over zijn hoogtepunt heen was. De kathedraal is overigens op de resten van een vroegere moskee gebouwd. De melodie vormt als het ware een ouverture en een coda, een introductie en een afsluiting in de contemplatieve, mystieke stijl. Veel van de stukken ademen en zijn kenmerkend voor veel Spaanse kunst in het algemeen (denk bijvoorbeeld alleen maar aan het werk van de schilder Francisco de Zurbarán!).

Het altaar van Onze Lieve Vrouw

Een ander kenmerk van het Spaanse rooms-katholicisme is de grote verering van Onze Lieve Vrouw, van Maria. In vergelijking tot de concertreeks van afgelopen seizoen is bij het altaar – om dit te benadrukken – een stuk toegevoegd: Virgen bendita sin par van Pedro de Escobar (circa 1465-1535), een van origine Portugese componist en zanger. Van dit stuk – en de uitvoering – gaat een grote, weldadige rust uit.

La Giralda

Beroemder nog dan de kathedraal zelf, is de Giralda, van oorsprong een minaret en ouder dan de kerk (1184-1195). De minaret, die thans dienst doet als klokkentoren, is streng én sierlijk tegelijk. Net als de afwisselende muziek die The Royal Wind Music voor dit onderdeel op hun cd speelt: van Juan Vásquez (circa 1500-1560) en Miguel de Fuenllana (1553-1578). Later ontstaan dan de minaret zelf, maar dat mag de pret niet drukken, want het bovenste gedeelte van La Giralda dateert uit dezelfde tijd als deze muziek.

Kapel, graven en kapittelzaal

We vervolgen onze rondleiding in de kathedraal door de kapel en de kapittelzaal. In deze buurt liggen verschillende graven. Van componisten, musici en van Hernando Colón, de zoon van Christoffel Columbus, die een omvangrijke bibliotheek had die deels is ondergebracht in de kathedraal. En overigens ligt er ook het graf van Alfonso de Wijze, maar die was al lang overleden voor de kerk werd gebouwd.

Buitengewoon sterk en verfijnd gespeeld qua articulaties en omspelingen zijn de vier werken van Alonso Mudarra (circa 1510-1580). Hij was een vernieuwend componist en – net als Vivaldi later – tevens priester. Zijn wijding vond in 1546 plaats in de kathedraal van Sevilla en hij was vanaf die tijd tot aan zijn dood lid van het kapittel. Het is een goede zet geweest om aan de twee werken van Mudarra, die tijdens de tournee werden gespeeld, op de cd er nog twee aan toe te voegen.

Het koor

De rondleiding door de kerk eindigt in het koor met een werk van Alonso Lobo (1555-1617) in een al aanmerkelijk modernere stijl vergeleken met de andere stukken op de cd. Ook het stuk van Francisco de Peñalosa (circa 1470-1528) draagt bij aan de mooie afsluiting in het deel dat de kathedraal omkranst.

Het is op deze manier een prachtige rondleiding van ruim een uur met muziek die schitterend wordt uitgevoerd door een topensemble, bestaande uit de fine fleur van blokfluitisten die allemaal een band hebben met het Conservatorium van Amsterdam. In dit seizoen speelt The Royal Wind Music een programma rond de schilder Albrecht Dürer. Weer zo’n spannend concept… Aanbevolen!

Boeken / Fictie

De zon, de rouw en de vrouw

recensie: Het gaat, denk ik, over - Evangeline Agape

Lange tijd is het in ‘Het gaat, denk ik, over’ van Evangeline Agape niet duidelijk op welke manier de jij-figuur die opeens weg is (“Niet verloren, niet kwijt. Weg”) precies verdwenen is uit het leven van de ik-persoon. Opvallend genoeg valt deze bundel zowel te lezen vanuit het idee dat de partner overleed als vanuit het idee dat de relatie eindigde. Die onduidelijkheid maakt deze bundel net enorm invoelbaar voor iedereen die met verlies te maken krijgt in een partnerrelatie. 

Agape deelt de bundel op volgens de vijf stadia van rouw van Elisabeth Kübler-Ross. In de laatste vier fases wordt ze telkens bijgestaan – of in het geval van de Steen van depressie minder vrijwillig vergezeld – door een van de vier natuurelementen. In het stadium van woede is het Zon waar ze eens een hartig woordje mee moet spreken: “Geen geschijn op dagen die voelen als eindeloos vallen.” Het beeld (zowel in taal als in de illustraties van Pam Steenwijk) van de steeds kleiner wordende ik-persoon die de zon wel even de les zal komen spellen is even sprookjesachtig als aandoenlijk.  

Een walvishart

In een volgend stadium van rouw laat de ik-figuur zich door de Zee vertellen hoe geduld te hebben, te berusten in het eb en vloed van alles. De natuurelementen worden op die manier ingezet als wijze vrienden die de schrijfster bijstaan in haar proces. Dat ze daarbij ook klimaatverandering een plek wil geven, voelt – hoewel het een nobel doel is en de parallel met verlies duidelijk is – licht geforceerd aan.  

Regelmatig slaagt Agape erin werkelijk te raken door goed geformuleerde herkenbaarheid en het verweven van het grote met het kleine. “Dat ik het hart van een walvis zou moeten hebben, / even groot als een auto / En het is niet alleen ’s avonds, / ook gewoon als ik een boterham eet, / het lente wordt. / Ik zou je willen aanstoten, zeggen: ‘Kijk eens daar.’ / Alleen maar dat.” Even vaak is een beeld echter nog nét niet uitgepuurd genoeg, zoals wanneer ze leven met rouw vergelijkt met “struinen door weerbarstig riet”. De tegenstelling mist hier doel, omdat de woordkeuze verkeerd lijkt; struinen is net dat tikkeltje te toeristisch om kracht te hebben. 

Te weinig morsigheid

‘Het gaat, denk ik, over’ voelt soms wat te keurig aan, bijvoorbeeld in het netjes afwerken van de vijf rouwfasen (of toch bijna, want aanvaarding is nog niet binnen handbereik). In werkelijkheid doorloopt niemand die vijf fasen als vijf afgelijnde hoofdstukken, maar vloeien woede, ontkenning en kompanen morsig heen en weer. Die hoekige, rauwe kwaliteit van rouw wordt in deze bundel nergens echt getoond, niet in de stijl en niet in de inhoud. Het is allemaal vooral heel erg mooi. De ene keer dat Agape een minder fraai woord gebruikt (“teringzooi”) benoemt ze zelf dat er mooiere woorden zijn, maar dat rouw nu eenmaal niet mooi is. De lelijkheid van een woord als teringzooi is echter toch vooral esthetisch en doet de lezer verder niet bepaald daveren van afstotelijkheid.  

Ook de illustraties van Pam Steenwijk dragen bij aan het nette karakter van de bundel. Eenvoudige lijntekeningen met potlood zijn het, waarin blauwe waterverf de enige steeds terugkerende toets van kleur is. De keuze voor (alleen) blauw is niet helemaal helder. De bundel blijft op die manier visueel een beetje vlak en flauw. De ik-figuur transformeert doorheen de bundel, maar de tekeningen blijven overal even rustig blauw-wit-grijs. Dit neemt niet weg dat Steenwijk er regelmatig wel in slaagt een beeld zeer goed te vatten. Wanneer we aan het eind de Steen die lang werd meegezeuld als bevriende kiezel in een handpalm zien liggen, bevat dat beeld ook zonder tekst heel wat poëzie. 

Een zoekende gids

De bundel schuwt de ruwte, maar kan net daarom troost bieden. Of poëzie die taak heeft, is nog maar de vraag. In afwachting van een antwoord is het absoluut aan te raden deze bundel als Eerste Hulp bij Groot Verdriet achter de hand te houden. Zoals de natuurelementen de dichter helpen, zo reikt de dichter, zelf nog zoekend, de lezer een bemoedigende hand. Ze is nog niet aan de overkant, maar dat maakt haar een geloofwaardiger gids dan degenen die alle wijsheid over verlies al in pacht denken te hebben. 

Kunst / Expo binnenland

Noord-Hollands expressionisme in internationaal perspectief

recensie: Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier & de Bergense School
Van Gogh, KorenschovenVincent van Gogh, Korenschoven, 1885. Doek, 40,2 x 30 cm. | Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo

Alle goede dingen bestaan in drieën, moet Marjan van Heteren, de samensteller van de tentoonstelling Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier & de Bergense School in het Stedelijk Museum Alkmaar, hebben gedacht. De drie genoemde kunstenaars staan aan het begin van wat de Bergense School (ca. 1915-1925) wordt genoemd. Een stroming waarin afscheid wordt genomen van de stijl van die eerdere, andere schilderschool, de Haagse (ca. 1860-1900).

De Bergense School wordt wel onder een noemer, het expressionisme, gebracht. Ook de eerste zaaltekst in Alkmaar heeft het over ‘Noord-Hollands expressionisme’. Maar eigenlijk is dat wat al te kort door de bocht. Juist Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier legden elk op zich andere accenten: van parallelle streepjes tot stevige penseelstreken, van neo-impressionisme en kubisme tot expressionisme. Deze accenten werken door in het werk van Bergense Schoolkunstenaars als Leo Gestel, Matthieu Wiegman, Jaap Weyand, Arnout Colnot en Frans Huysmans.

Vincent van Gogh

Gestel, Korenschoven

Leo Gestel, Landschap met korenschoven, 1907-09. Doek, 34 x 48,5 cm. | Particuliere collectie, voorheen Kunsthandel Dolf D. van Omme

De opzet van de tentoonstelling is helder en naar een inmiddels beproefd concept: telkens gaat een werk van een van ‘de drie’ een dialoog aan met dat van een Bergense Schoolkunstenaar. Het thema (een zelfportret, een korenschoof, een stilleven) is dan hetzelfde en werkt door in dat van zijn navolgers, maar de uitwerking is anders. Van Vincent van Gogh wordt bijvoorbeeld een donker werk getoond uit 1885: Mand met aardappels. Dit werk maakt duidelijk waar Arnout Colnot zijn donkere toets vandaan haalde. Want de kunst van de Bergense School is niet per definitie lichter van kleur.

De tentoonstelling begint met twee zelfportretten (1911) van Piet Wiegman die zijn geschilderd in de stijl van Van Gogh, van wie in 1905 een eerste tentoonstelling in Amsterdam te zien was. Wiegmans werk is kleurrijker en dynamischer dan dat van de Haagse School, zo laat een film ons aan het begin van de tentoonstelling zien. Ook een thema als bloeiende boompjes kennen we van Van Gogh. Een andere schilder, Gerrit Willem van Blaaderen, doet hem dat circa 1922 na.

Een interessante schilder trouwens, die Van Blaaderen (1873-1935). Hij begon aan het begin van de vorige eeuw te werken in de stijl van de Haagse School, maar maakte in hetzelfde jaar dat Wiegman zijn zelfportretten schilderde, in 1911, via de kunstverzameling van zijn zwager Cornelis Hoogendijk kennis met het werk van zowel de impressionisten als Vincent van Gogh en Paul Cézanne. In Bergen kwamen daar in zijn werk kubistische en expressionistische invloeden bij.

Paul Cézanne

Cézanne, Stilleven

Paul Cézanne, Stilleven met fruit / Fruit, 1879-1880. Doek, 18,5 x 37,5 cm. | Národní Galerie, Praag / Photo © National Gallery Prague 2021

In 1909 kon de Nederlandse kunstliefhebber en -kenner, ook in Amsterdam, kennismaken met de kunst van de Franse Paul Cézanne. Cornelis Hoogendijk had eerder werk van hem ontdekt in Parijs en kocht in de loop van de tijd maar liefst 33 werken.

In Alkmaar valt een van de vele schilderingen te zien die Cézanne maakte van de Mont Sainte-Victoire. De begeleidende audiotour belicht een andere versie dan die uit het Stedelijk Museum Amsterdam, die nu in Alkmaar valt te zien. Het is in beide gevallen een prachtig schilderij, verdeeld in stroken en vlakken met donkere, verticale accenten. Achteraan doemt het bergmassief op. In tegenstelling tot de impressionisten legt Cézanne de nadruk op de structuur van het landschap. Bergense Schoolschilders doen het hem na. De zaaltekst van Alkmaar citeert uit een tekst van het Amsterdamse Stedelijk, waarin sprake is van evenwicht tussen oog en brein, waarnemen en gewaarworden … Een onbedoeld droste-effect dat past bij de gehele opzet van de tentoonstelling.

Henri Le Fauconnier

Het werk van de laatste van de drie inspiratoren van de Bergense School is dat van de Franse Henri Le Fauconnier (1881-1946). Nederland maakte in 1911 kennis met zijn werk. Hij was een van de aanvoerders van het Franse expressionisme. Zijn aanvankelijk herkenbare en verhalende stijl groeide later uit tot een expressionistische. Een vergelijkbare ontwikkeling als bij Van Blaaderen.
Le Fauconnier had onder meer invloed op Else Berg, de enige vrouw van wie een werk op de tentoonstelling hangt: Mystieke vijver uit 1916. Hieruit is overigens niet alleen de invloed van Le Fauconnier herleidbaar, maar ook die van de Russische expressionist Wassily Kandinsky.

Al met al wordt zo een genuanceerd, internationaal ingebed beeld geschetst van de invloed van drie grote kunstenaars op het werk van schilders uit de Bergense School. Noord-Hollands expressionisme? Ja – maar ondenkbaar zonder de invloeden van Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier en de andere accenten, zoals die van het neo-impressionisme met zijn parallelle streepjes en het kubisme.

Vergeet niet dat die Bergense Schoolstijl zelfs nog doorwerkt in bijvoorbeeld het werk van Frans Huysmans (1885-1954) lang nadat hij in Nunspeet was gaan wonen; zie de expositie die nog t/m 25 juni a.s. is te zien in nog zo’n interessant museum: het Noord-Veluws Museum in Nunspeet. Huysmans combineerde in die tijd alle stijlen waarmee hij kennis had gemaakt en die hiervoor de revue passeerden. Dat maakt zijn werk en dat van andere Bergense Schoolschilders zo interessant en rijker dan alleen ‘Noord-Hollands expressionisme’.

Raised Fist
Film / Films

Leven zonder lucht

recensie: Till (2022)
Raised Fist

De hartenkreten en trillende stem van Mamie Till-Mobley, gespeeld door Danielle Deadwyler, gaan door merg en been in het biografische drama Till (2022). Deadwylers triggerende acteerwerk leverde haar naast tientallen nominaties vele prijzen op, zoals de Josephine Baker prijs en Impactprijs.

Omringd door de steeds terugkerende kleur geel, die staat voor zorgeloosheid, raapt Mamie de moed bij elkaar om haar 14-jarige zoon Emmett uit te zwaaien terwijl hij op de trein stapt om zijn neefjes in Mississippi te bezoeken. De bezorgdheid wanneer je je kind voor het eerst iets langer los moet laten, is een gevoel dat iedere moeder kent, en op 28 augustus 1955 komt Mamies nachtmerrie uit.

Het einde

Na Emmetts treinreis duurt het niet lang voor Emmett de winkel van Carolyn Bryant binnentreedt. Als je vooraf bekend bent met de geschiedenis van Emmett Till, springen je nekharen al overeind wanneer je Carolyns ijskoude blikken waarneemt tijdens hun eenmalige interactie. De sfeer slaat geheel om op het moment dat Emmett naar Carolyn fluit, het moment dat hij zijn eigen doodvonnis tekent.

Tevergeefs schreeuwen

Een onbehaaglijk gevoel bevangt je als je Emmett tevergeefs hoort schreeuwen, Mamie haar verdriet ziet verwerken en wanneer andere kinderen met hetzelfde lot worden besproken. Zodra de kist met Emmetts lichaam in Chicago aankomt, rent Mamie erop af terwijl de tranen over haar gezicht rollen. Ze grijpt naar de kist en roept dat deze open moet.

‘He can’t breathe!’

Dit is ongetwijfeld een referentie naar het overlijden van George Floyd, wiens laatste woorden wereldberoemd zijn geworden. Na het zien van haar volledig verminkte zoon, realiseert Mamie zich dat ze het diepgewortelde racisme alleen aan het licht kan laten komen door Emmetts verhaal en beelden van zijn lichaam met de rest van de Verenigde Staten te delen. Om het belang hiervan te benadrukken, word je als kijker ook geconfronteerd met Emmetts onherkenbare lichaam. Het geweld dat door de mannen is gebruikt, wordt de kijker daarentegen bespaard: een respectvolle keuze van Chinonye Chukwu, de filmmaker.

De kracht van kleur

Het kleurenpalet ontvouwt zich gedurende de film. Na veel scènes met prachtige, artistieke samenstellingen van kleuren draagt Mamie een grijze jurk in de rechtszaal; het moment van de waarheid. Hier laat Deadwyler haar vaardigheid zien en weet ze rauwe emotie over te brengen. Machteloosheid achtervolgt de zwarte mens. Dit is te zien aan de glinsterende ogen van Mamies oom, Moses Wright, als zijn achterneefje wordt ontvoerd terwijl zijn familie onder schot staat. Ook de terughoudende reacties wanneer mensen van kleur nare opmerkingen naar hun hoofd geslingerd krijgen, geven hun hulpeloosheid weer. De onmacht is ook te zien in de scène van de jury die aandachtig naar Carolyns schaamteloze leugens luistert.

De impact

Mamie draagt zwart wanneer ze als activist voor een enorm publiek spreekt. Het einde van de film nadert. Hierna volgen nog veel meer toespraken van Mamie en zamelt ze hoge bedragen in voor de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP: een beweging in de Verenigde Staten die de burgerrechten van de zwarte mens beschermt).

‘Now I want America to bear witness.’

Nog geen half jaar na Emmetts dood voelde de intussen gekende Rosa Parks zich geïnspireerd om niet voor een witte man op te staan in de bus. Samen met vergelijkbare tragedies als die van George Stinney jr. en Clinton Melton, leidde Emmets dood tot het uitvaardigen van de Civil Rights Act van 1964. Deze wet maakte discriminatie op basis van ras, huidskleur, religie, nationaliteit en sekse in overheidsinstellingen en openbare gelegenheden, eindelijk strafbaar. Mamies harde werk zorgde ook voor de Emmett Till Antilynching Act (2022) die lynchen officieel een haatmisdrijf maakte.

Film / Films

Doldwaas fantasiespektakel

recensie: Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves: John Francis Daley, Jonathan Goldstein
Recensie Dungeons & Dragons: Honor Among ThievesParamount Pictures, Hasbro

Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves is gebaseerd op het wereldberoemde bordspel en behoort tot het rijtje van geslaagde gameverfilmingen. Verveling is absoluut niet van toepassing bij dit verhaal. Het grootse spektakel en de spectaculaire effecten laten je snel de – soms eenvoudige – grappen en grollen van de karakters vergeten.

Gameverfilmingen zijn altijd lastige kwesties in Hollywood. De hoop raakte redelijk verloren toen series en films gebaseerd op games uitkwamen, zoals Resident Evil en Tomb Raider, en magere recensies kregen van zowel recensenten als het algemene publiek. Daar lijkt nu een einde aan te komen als we kijken naar de meest recente remakes zoals The Last of Us en Sonic the Hedgehog.

Een mystieke missie

In Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves beleeft de bende van dief Edgin, gespeeld door Chris Pine, de meest doldwaze avonturen in het mystieke land van Dungeons & Dragons wanneer Forge, de schurk van het verhaal en gespeeld door Hugh Grant, Edgins dochter gevangenhoudt in zijn koninkrijk. Het is noodzakelijk dat de groep van dieven, een magiër en een druïde, het land afspeuren om het middel te vinden waarmee hij zijn dochter kan bevrijden. Dit loopt niet helemaal lekker doordat de personages zichzelf zijn verloren in de jaren waarin de bende uit elkaar raakte door een mislukte missie. De queeste om Edgins dochter te redden kan alleen lukken wanneer de bende weet samen te werken zoals vanouds. Daarvoor moeten eerst oude angsten geconfronteerd worden.

Rollenspel komt tot leven

De avonturen die tijdens de film te zien zijn, komen dicht bij de beelden die je oproept als je met je vrienden het klassieke bordspel speelt. Hierdoor zal de film voor de echte Dungeons & Dragonsfanaten een lust voor het oog zijn. Over de top verhaallijnen, spectaculaire missies, bizarre twists en mislukte plannen. Je zou het allemaal kunnen ervaren tijdens het spelen van het bordspel en hier maken de regisseurs (John Francis Daley en Jonathan Goldstein) graag gebruik van. Toch is het ook makkelijk inkomen als je nieuw bent in de Dungeons & Dragonswereld. De bende zorgt voor het verhaal en jij kan heerlijk meegezogen worden in een wonderlijke wereld vol fantastische beesten, kleurrijke effecten en details. Met een lach hier en daar en een aantal easter eggs waar menig D&D-fan van zal opkijken.

De verhaallijnen van een aantal personages uit de bende zijn ietwat cliché en sommige grappen komen soms niet helemaal aan. Dat neemt niet weg dat deze film voor hardcore fantasiefans een verademing is ten opzichte van de talloze films en series die we de afgelopen jaren voorbij zagen komen, die níet het fantasiegehalte bereikten.

Fantasie als vanouds

Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves laat mensen weer zien hoe grappig en verfrissend fantasiefilms kunnen zijn. Een verhaal kan een hoog gehalte aan magische wezens en bizarre gebeurtenissen bevatten, maar deze film weet die nostalgische en fantasierijke gebeurtenissen op beeld te zetten, zonder het verhaal kwijt te raken. De film is grotendeels humoristisch, maar dat is ook nodig om het verhaal geloofwaardig over te brengen aan de kijker. Dat is met deze film absoluut gelukt.

Boeken / Non-fictie

Gepast en ongepast

recensie: Trots – Martha Claeys
Martha ClaeysAnne Lucassen

Het is de moeite waard om het denken van verschillende jonge filosofen te volgen. Bijvoorbeeld dat van de Vlaamse Martha Claeys (1994). Zij breekt door als schrijver en spreker. Enige tijd geleden promoveerde zij op het thema ‘trots’. Het onlangs verschenen boek Trots is daarop gebaseerd. Het verscheen bij Boom en stond op 24 april jl. ‘s middags centraal bij SPUI25 in Amsterdam.

In dit boek haalt Claeys (spreek uit: [Clais]) het vooroordeel onderuit dat trots irrationeel en gevaarlijk zou zijn. Het boek begint met de constatering dat trots een januskop heeft: de oude Grieken zagen het als een deugd, het christendom als een hoofdzonde. Het filosofische debat beweegt zich tussen die twee polen: er zijn goede en slechte vormen van trots.

Zelfwaardering

Ethici proberen deze tweespalt te overwinnen. Ook Claeys, verbonden aan het Centrum voor Ethiek aan de Universiteit Antwerpen, doet dat. ‘Emoties’, stelt zij, ‘zijn een deel van ons redelijk instrumentarium, in plaats van een vijand van de rede’.

Er zijn volgens haar beredeneerde criteria waarmee je kunt aangeven wanneer trots gepast of ongepast is. Authentieke trots is bijvoorbeeld goed, overmoed niet. Authentieke trots draait om prestaties die aan onze eigen inspanning ontspruiten. Het heeft te maken met zelfwaardering, de eerste van drie houdingen die volgens Claeys aan de basis kunnen liggen van trots. De andere twee zijn zelfrespect en zelfliefde.

De auteur vraagt zich af wie eigenlijk de kans krijgt om zichzelf te waarderen. ‘Wie oogst er lof en op wie wordt er neergekeken? Wie profiteert van het bestaande systeem en wie loopt steeds weer tegen muren aan?’ Zij komt uit bij systemische achterstelling. De Vlaamse voorbeelden die Claeys geeft, zijn moeiteloos met Nederlandse aan te vullen.

Zelfrespect

De tegenhanger van zelfwaardering is zelfrespect, jezelf als mens naar waarde schatten. Claeys kaart ongelijkheid aan vanuit de intrinsieke waarde van identiteit (gaypride, Black Lives Matter). Het is een nuancering van trots die zij aanbrengt. In tegenstelling tot de meeste filosofen, maar net als bijvoorbeeld Francis Fukuyama. Het onderscheid maakt voor Claeys helder ‘waarom trots zowel gepast kan zijn voor de winnaar van een competitie, die in zekere zin ongelijkheid viert, als voor de zwarte persoon die protesteert tegen een ongelijke behandeling’.

Maar dat niet alleen: zelfwaardering kan ongegrond zijn. Zelfrespect daarentegen niet, omdat het erkenning inhoudt van menselijkheid die iedereen aangaat. Een mens heeft recht op respect en verdient waardering. Dat was in de Griekse oudheid zo en is het nu nog steeds.

‘Aan het beeld van zelfwaardering en zelfrespect kunnen we wat doen’, schrijft Claeys, die daarmee in de praktische filosofie belandt. ‘We mogen van beleidsvoerders (…) eisen dat er ten minste voor iedereen de basis is om met respect naar zichzelf te kunnen kijken en dat structurele hindernissen zoveel mogelijk weggenomen worden.’ Hierin toont zij zich een leerling van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, die ook de nadruk legt op het scheppen van mogelijkheden.

Zelfliefde

Zelfrespect moet niet worden verward met de derde houding die Claeys beschrijft: zelfliefde. Dat wil zeggen: jezelf koesteren, aandacht hebben voor jezelf in heel je zijn, acceptatie, geduld en eerlijkheid. ‘Een eerlijk zelfbegrip vergt werk en energie en vooral liefde.’

Kortom: ‘Trots heeft morele en politieke waarde’. Dat laatste is pas zichtbaar wanneer je trots niet louter ziet als een negatieve, irrationele emotie, maar als een die nodig is voor mensen, bijvoorbeeld voor minderheden die zich altijd klein hebben moeten maken. Iets dat zich bijvoorbeeld uit in dreadlocks, ‘een symbool van kracht en schoonheid, zoals de manen van een leeuw’, zoals de Amerikaanse actrice Zendaya Coleman schrijft op haar sociale media.
Zelfliefde is volgens de auteur ook ‘dat je privileges, je blinde vlekken en je dikke ego grondig onderzoekt’. In die zin is zelfliefde ‘niet enkel een psychologisch middel, maar een moreel en politiek instrument’.

Marja Pruis bij SPUI25

Tijdens de middag bij SPUI25 in Amsterdam kreeg Martha Claeys de gelegenheid om kort haar boek te introduceren en de schrijver, columnist en redacteur Marja Pruis om erop in te gaan. Ze stelt met dit boek te hebben geleefd. Het heeft gewerkt als een blikopener die haar op andere ideeën bracht, vanuit eenzelfde scepsis als Claeys beschrijft: ‘Zo lang als ik me kan herinneren, relativeer ik mezelf kapot’. Het boek werkte voor Pruis als een stoomcursus ‘in het openen van de ziel, als een deur naar verandering’.

Dat mag, vindt Claeys die blij was met deze respons: therapieboek oké, zolang je het maar niet als een zelfhulpboek beschouwt en gebruikt.
Even speelde ze met het idee van een thema voor een volgend boek: over afgunst of nijd? Om daar meteen aan toe te voegen: ‘Of zou dat te veel overlappen?’ Over relativeren gesproken…

Boeken / Non-fictie

Biografie en vooral band historie 

recensie: Bono – Surrender, 40 songs, één verhaal   

Bono duikt in zijn verleden en neemt de lezer mee in de ontwikkeling van zijn muzikantenleven en natuurlijk de groei van zijn band U2. De leidraad is het gezichtspunt van de zanger zelf en de veertig liedjes die hij als hoofdstukken heeft aangemerkt. De dikke pil leest wonderbaarlijk lekker. 

De historie van een band schrijven terwijl de band hopelijk nog lang niet aan zijn eind is, is een boek dat natuurlijk niet af is. Toch heeft Bono en U2 al zo’n staat van dienst opgebouwd dat Surrender naast fijn leesvoer een prachtig stuk pophistorie in zich heeft alsmede een zeer persoonlijke inkijk in het leven van de charismatische voorman van deze wereldband.

Chronologisch met bespiegelingen

Surrender start heel chronologisch, bij het ontstaan van U2. Alles wordt verteld vanuit het perspectief van Bono. De eerste schreden van U2 na het ontstaan van de band en de muzikale opbouw met de iconische albums Boy, October en natuurlijk War, zijn meteen een zegetocht richting een volwassen en succesvolle band.

De liefde tussen Bono en Ali, zijn vrouw en de moeder van hun kinderen, schittert tussen de bladzijden door met al zijn ups-en-downs. We lezen zelfs over de angst om vader te worden. Op bladzijde 246 gooit hij het roer om na een bezoek aan Quincy Jones. In een tijdsbestek van een aantal pagina’s is dan het gezin compleet. We zijn dan op relatief korte tijd aanbeland in de periode van het succes van The Joshua Tree. Daarmee beseffen we dat we soms kleine stapjes maken om vervolgens door te rollen naar een volgende hoogtepunt. Dat maakt dat het boek fijn leesbaar blijft en nergens langdradig wordt.

Verhaal en leven verweven met muziek

Rattle and Hum oogst zo ongeveer voor het eerst wisselende recensies. Waarschijnlijk is het loslaten van het punk en new wave tijdperk mede debet aan deze mindere oogst bij de critici. Even schakelt Bono in zijn boek naar 2022 en de oorlog in Oekraïne komt aan bod in het boek.

Vervolgens duiken we via Tsjernobyl zomaar in de klimaat- en energiecrisis totdat we de chronologische draad weer oppakken van de muziek met ‘One’ en het album Achtung Baby. Daarna valt te lezen hoe de band vecht met de keerzijde van roem, de soms uitputtende inspanningen en de daarmee gepaard gaande uitspattingen. Halverwege het boek lezen we hoe het sterrendom van U2 de mannen bij Frank Sinatra en andere sterren brengt. Ook lezen we hoe Bono enorm naar de man opkijkt.

Uiteraard komt hier ook de link met Pavarotti om de hoek kijken. De man die naast zijn talent de vrijgevigheid laat zegevieren. Het was Pavarotti die bleef aandringen op een lied samen met Bono en zijn mannen. Een prachtig verhaal om te lezen! De ontstaansgeschiedenis van ‘Miss Sarajevo’ is een heerlijk en smakelijk deel van het boek.

Muziek en politiek

Bono’s werk voor Jubilee 2000, het kwijtschelden van de schulden van de arme landen, is een prominent en mooi verhaal. Kort daarna voelt Bono voor het eerst zijn eigen sterfelijkheid wanneer er iets wordt gevonden in zijn lichaam dat gelukkig goedaardig blijkt te zijn. En dat vlak na de pauselijke episode rond Jubilee 2000.  

Na dat iconische jaar 2000 zien we de carrière van Bono steeds meer verweven raken met de politiek. Politiek en vechten tegen onrecht zijn Bono’s drijfveer. Zeker wanneer hij in Afrika een aids-ziekenhuis rondloopt en beseft dat vijftig procent zal sterven. Dat besef hakt er stevig in. Zijn gevecht om ook hier wat aan te doen beslaat vele bladzijden. De muziek is dan ver weg! Toch is de strijd van 2 jaar voor 15 miljard dollar wel een prestatie van jewelste, dit groeit later zelfs naar 100 miljard.

‘How To dismantle An Atomic Bomb’ wordt eindelijk belicht in slechts een enkele zin, waarna Nelson Mandela alweer de revue passeert. De weldoener Bono trekt verder terwijl de muziek opnieuw ver te zoeken is in zijn verhaal.

Op bladzijde 578 en 579 steekt Bono de loftrompet over al zijn medebandleden. Hier lezen we dat Edge zich zo genoemd heeft naar aanleiding van ‘Close To The Edge’ van Yes. Vlak daarna volgt zijn gevecht met het ouder worden en het afnemen van energie en de twijfels om door te gaan met de band. De steun die Bono heeft aan de Bijbel is alom aanwezig, zo ook in dit deel van het boek. De apostel Paulus is zijn steun en toeverlaat. Vervolgens lezen we het moment van de geboorte van ‘Surrender’ tijdens de angstige momenten van aanslagen.

Bono heeft een boeiend boek geschreven over hemzelf en de band U2 en heeft de momenten van onderlinge twist bewust achterwege gelaten, zo schrijft hij in het nawoord. Zowel voor fans als voor een belangstellende lezer is Surrender een boek om je vele uren in onder te dompelen.

Kunst / Expo binnenland

Als portretten konden spreken

recensie: Sofonisba Anguissola. Portrettist van de Renaissance
Sofonisba Anguissola, Het schaakspel, 1555, olieverf op doek, 72 x 97 cm. The Raczyński Foundation, Muzeum Narodowe w Poznaniu, PoznańThe Raczyński Foundation, Muzeum Narodowe w Poznaniu, Poznań

Bij Rijksmuseum Twenthe stap je momenteel in de wereld van de Italiaanse schilder Sofonisba Anguissola (1532-1625), met als hoogtepunt haar levensechte zelfportretten. Een tentoonstelling over een getalenteerd en eigenzinnig portrettist.

Rijksmuseum Twenthe heeft samen met de Deense Nivaagaardcollectie achttien schilderijen van Sofonisba Anguissola bij elkaar gebracht, aangevuld met nog drie schilderijen van haar jongere zussen Lucia en Europa. In de tentoonstelling sta je onder meer oog in oog met adembenemende portretten. Een van de hoogtepunten is Het Schaakspel, een groepsportret van Sofonisba’s zussen en een bediende. Lucia kijkt ons recht aan, terwijl ze op het punt staat om Minerva, haar jongere zus, te verslaan met een potje schaken. De bediende slaat geen acht op de zussen en richt haar blik op het schaakbord, terwijl Europa, hun jongste zusje, het schouwspel gadeslaat met een brede, bijna aanstekelijke lach. Het groepsportret is een levendig spel van gebaren, blikken en gezichtsuitdrukkingen dat de individualiteit van de zussen benadrukt. Oorspronkelijk hing dit schilderij in het ouderlijk huis van de familie Anguissola. De kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari (1511-1572) had het schilderij daar gezien en schreef later dat de figuren zo levensecht zijn geschilderd dat alleen hun stemgeluiden ontbreken. Geschilderde portretten kunnen natuurlijk niet spreken, maar de inscripties en attributen op veel van de (zelf)portretten van Anguissola spreken boekdelen.

Door de ogen van Sofonisba Anguissola

Er zijn geen brieven of geschriften van Anguissola’s hand bewaard gebleven, maar de tentoonstelling slaagt erin om bezoekers een gelaagd beeld te geven van haar beginjaren en opleiding als schilder. Anguissola specialiseerde zich in portretten. In eerste instantie schilderde ze naaste familieleden, later ook vooraanstaande inwoners uit haar geboorteplaats Cremona. Anguissola heeft relatief veel zelfportretten gemaakt. In de late zestiende eeuw was dat erg ongebruikelijk voor schilders. Er zijn maar liefst twaalf zelfportretten van haar hand bekend. Vaak geeft ze zichzelf hierop weer met een attribuut, zoals een muziekinstrument of een boek. Hierdoor geven deze portretten een inkijk in hoe Anguissola zichzelf zag en hoe ze gezien wilde worden.

Deugdzaam en eigenzinnig

Sofonisba Anguissola, Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7, olieverf op doek, 66 x 57 cm. Muzeum - Zamek w Łańcucie, Łańcut

Sofonisba Anguissola, Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7, olieverf op doek, 66 x 57 cm. Muzeum – Zamek w Łańcucie, Łańcut

Op vrijwel al haar zelfportretten draagt Sofonisba een zwarte jurk met een witte kraag. Kleding waarmee ze soberheid en bescheidenheid uitdrukt, deugden waar vrouwen in haar tijd aan moesten voldoen. Ook signeert ze haar portretten met haar voor- en achternaam, waarna de inscriptie ‘virgo’ volgt, verwijzend naar haar maagdelijkheid als ongetrouwde vrouw. Vrouwelijke schilders werden door biografen vaak beoordeeld op eigenschappen als kuisheid, soberheid en gehoorzaamheid, dus begrijpelijkerwijs wil ze ook zo gezien worden.
Anguissola wendt zich tegelijkertijd af van dit ideaal door een zelfportret te maken waarop ze zichzelf weergeeft als schilder achter een ezel. Op dit zelfbewuste en eigenzinnige zelfportret kijkt Sofonisba ons recht aan, terwijl ze werkt aan een intieme voorstelling tussen Maria en Jezus. Er mag geen twijfel over bestaan dat Anguissola de schilder is. Met penseel in de aanslag en gericht op het doek, de schilderstok in haar andere hand en klodders aangeroerde verf op het schilderspalet als stille getuigen van het maakproces.

Hoogtepunten

Haar talent blijft niet onopgemerkt. In 1559 vertrekt Anguissola naar het Spaanse hof in Madrid om teken- en schilderlessen te geven aan de Spaanse koningin Elisabeth van Valois (1545-1568). Veel van de schilderijen die Anguissola daar maakte zijn verloren gegaan in een brand. Wel weten we dat ze zich in Madrid schikt naar de Spaanse hofstijl en portretten door haar werk niet te signeren, wat toen gebruikelijk was voor hofschilders. Na veertien jaar keert ze terug naar Italië. Daar maakte ze hoofdzakelijk religieuze schilderijen, maar die evenaren de innovatieve portretten uit haar beginjaren niet. Daardoor geeft deze bescheiden tentoonstelling een veelzijdig beeld van haar ontwikkeling en talent, met de portretten uit haar beginjaren in Cremona als hoogtepunt. Zo slaagt Rijksmuseum Twenthe erin om een levensecht portret te schetsen van een getalenteerd portrettist uit de Italiaanse renaissance.

Kunst / Expo binnenland

Ethiek en esthetiek schudden elkaar de hand

recensie: Brave New World
Antonio Obá, Stranger fruits - genealogia, 2020, olieverf op doek, 180 x 200 cm, courtesy the artist & Mendes Wood DM, São Paulo, Brussel & New York. Foto: Bruno Leão.courtesy the artist & Mendes Wood DM, São Paulo, Brussel & New York. Foto: Bruno Leão.

Kan een hedendaagse kunstenaar nog optimistisch zijn? In de roman Brave New World (1932) schetst Aldous Huxley al een somber beeld van de toekomst. Hoewel de titel is ontleend aan de juist optimistische Miranda in Shakespeares toneelstuk The Tempest: ‘O brave new world, / that has such people in it!’

Brave New World? Ja en nee dus, somber én optimistisch. Realistisch misschien ook. De volgende vraag is: wat voor schilderkunst van internationale kunstenaars onder de veertig jaar levert dit op? Met die vraag in het achterhoofd stelde schrijver, kunstcriticus en gastcurator Hans den Hartog Jager de omvangrijke tentoonstelling Brave New World samen.

Sporen naar de toekomst

Het perspectief op kunst en de kunstwereld is vanaf rond 2015 deels verschoven van het Westen naar niet-westerse, zwarte kunstenaars. Zij geven de schilderkunst een enorme boost. Het kantelpunt was de Biënnale in Venetië in 2019. Dat is het eerste spoor dat Den Hartog Jager volgt.

Het tweede spoor is de emancipatie van andere groepen, zoals vrouwelijke kunstenaars en lhbtiq+ kunstenaars. Dankzij social media worden ze sneller ontdekt dan ooit tevoren. Door de moordende concurrentie die zo ontstaat, neemt het niveau van de schilderkunst alleen maar toe. Dat is misschien wel het belangrijkste spoor: het tonen van kunst van niveau uit de hele wereld.

In de tentoonstelling komen dus meerdere sporen terug. Er wordt werk getoond van zestien schilders, over vier verdiepingen verdeeld. Sommige kunstenaars benadrukken één spoor, zoals gender, bij anderen lijken alle aspecten samen te komen, zoals bij de Braziliaan Antonio Obá (1983). Een enkele keer is niet helemaal duidelijk waarom een bepaalde kunstenaar is vertegenwoordigd, zoals bij de Rus Sanya Kantarovsky (1983). Ondanks de lange zaalteksten die een en ander moeten verduidelijken.

Beter is het misschien om alle ontleedkunde in sporen los te laten, de zaalteksten diagonaal te lezen en je onder te dompelen in de meestal optimistische werken.

Marina Rheingantz en Raquel van Haver

Eén kunstenaar vangt ook verschillende aspecten in één doek, maar dan op een andere manier: de Braziliaanse Marina Rheingantz (1983). Haar kunst was eerder onder meer te zien in Schurend Paradijs in Kunsthal KAdE (Amersfoort, 2022). Het is evenwichtig werk: figuratief én abstract. Zij wil deze en andere tegenstellingen overbruggen, zoals in FFFFFFFF uit 2018, waarin schoonheid de boventoon voert.

Je kunt je er haast niet van losmaken, maar verder moet het weer. Tot in de nok van De Fundatie, waar een groot werk van Raquel van Haver (1989) te zien is. De enige Nederlandse kunstenaar, van Colombiaanse afkomst. Schilderkunst die uit haar voegen barst, dat is het. Van haar wordt Esperanza, Fe y amor. La madre, la hija y la sabiduria (2020) getoond. Hierin gaan olieverf op jute samen met teer, plastic bloemen, hars, haar, gel en papier. De afmetingen zijn gigantisch: 420 x 315 x 50 cm. De impact op de bezoekers ook.

Misschien kun je concluderen dat het bij deze tentoonstelling uiteindelijk draait om ethiek (de verschillende sporen) en esthetiek (schoonheid) die elkaar de hand schudden. Niet meer en niet minder.

Raquel van Haver, Esperanza, Fe y amor. La madre, la hija y la sabiduria, 2020, olieverf op jute, teer, plastic bloemen, hars, haar, gel en papier, 420 x 315 x 50 cm, bruikleen van de kunstenaar.

Raquel van Haver, Esperanza, Fe y amor. La madre, la hija y la sabiduria, 2020, olieverf op jute, teer, plastic
bloemen, hars, haar, gel en papier, 420 x 315 x 50 cm, bruikleen van de kunstenaar.

Film / Films

Op zoek naar de waarheid op een planeet vol chaos

recensie: Chaos Walking (2021)
Chaos WalkingLionsgate (via Filmdepot)

De sciencefictionfilm Chaos Walking neemt je mee naar een verre planeet waar de gedachten van mannen hoorbaar zijn en vrouwen zijn verdwenen. Met Tom Holland en Daisy Ridley in de hoofdrollen belooft het een spannend avontuur te worden.

De film speelt zich af in de toekomst op een verre planeet genaamd New World, waar alle levende wezens elkaars gedachten kunnen horen en zien door een fenomeen genaamd ‘Noise’. Het verhaal volgt de jongeman Todd Hewitt (Tom Holland). Hij ontdekt dat er een geheimzinnig meisje, Viola Eade (Daisy Ridley), op de planeet is geland. Samen gaan ze op een gevaarlijke reis om de waarheid achter de geschiedenis en de bewoners van New World te ontdekken. De film heeft naast Holland en Ridley ook rollen voor Mads Mikkelsen, Cynthia Erivo en Nick Jonas.

Tom Holland en Daisy Ridley schitteren op het witte doek

Todd is een complex personage met een emotioneel verleden. Hij heeft zijn moeder verloren en heeft daardoor veel moeite om zijn emoties te uiten. Zijn personage heeft ook een bijzondere eigenschap: hij kan zijn eigen gedachten niet verbergen voor anderen. Dit maakt hem kwetsbaar. Todd ontmoet het mysterieuze meisje Viola, dat van een andere planeet komt. Hun ontmoeting zorgt voor een gebeurtenis die Todd dwingt om te vluchten, waardoor zijn leven en de wereld om hem heen verandert. Samen moeten ze op zoek naar antwoorden over hun verleden en de geschiedenis van New World.

De ontwikkeling van Todd is interessant om te volgen. Hij begint als een onzekere jongeman die weinig weet over de wereld en is niet gewend om met anderen samen te werken. Gedurende de film groeit hij uit tot een dapper en vastberaden persoon die bereid is om risico’s te nemen voor degenen van wie hij houdt. Viola zet Todds leven op zijn kop. Zij is de enige vrouwelijke persoon die Todd ooit heeft ontmoet en hij is meteen gefascineerd door haar aanwezigheid.

De acteerprestaties van Holland en Ridley zijn uitstekend. Ze hebben een goede chemie samen en weten de emotionele momenten in de film goed te vertolken. Vooral Holland laat zien dat hij een veelzijdige acteur is die in staat is om een scala aan emoties te tonen.

Een lust voor het oog

De wereld van Chaos Walking wordt prachtig in beeld gebracht en de landschappen zijn adembenemend. Ook de actiescènes zijn goed gechoreografeerd en zorgen voor de nodige spanning en sensatie. Het gebruik van kleuren en visuele effecten om de gedachten van de personages weer te geven is inventief en voegt iets toe aan de film. Het toont de emoties en intenties van de personages op een unieke manier. Hierdoor begrijpt de kijker beter wat er in het hoofd van de personages omgaat en wat ze van plan zijn.

Intrigerend concept, gebrekkige uitwerking

Chaos Walking slaagt er helaas niet in om het boeiende concept tot zijn recht te laten komen. En helaas is de film daarmee niet zo meeslepend als gehoopt. De eerste helft van de film voelt langdradig aan en het duurt even voordat het verhaal echt op gang komt. Sommige scènes voelen overbodig aan en hadden beter weggelaten kunnen worden om de film wat meer vaart te geven. Hoewel het idee van de hoorbare gedachten en het ontbreken van vrouwen intrigerend is, slaagt de film er niet in om de kijker volledig te betrekken bij het verhaal. Ook het acteerwerk en de visuele effecten zijn niet genoeg om de film te redden. Het gebrek aan een duidelijke richting in het verhaal en het onevenwichtige ritme zorgen ervoor dat de film niet in staat is om de aandacht van de kijker er volledig bij te houden. De tweede helft van de film lijkt zelfs te worden afgeraffeld. Chaos Walking weet het intrigerende concept niet helemaal te benutten. De film slaagt er dus niet in om de kijker volledig te betrekken en eindigt teleurstellend.