Boeken / Non-fictie

Een zwart gat voor de mensheid

recensie: Stephen Hawking – Zwarte Gaten

Op 14 maart 2018 verloor de mensheid één van de briljantste geesten die ze ooit heeft gekend. Des te indrukwekkender was dit alles omdat die briljante geest gekooid zat in een aftakelend lichaam. Maar dat weerhield Stephen Hawking er niet van om heel ver en diep in het universum te reizen – tot aan de zwarte gaten toe – en erover te schrijven.

Het zou oneerlijk zijn om het boekje Zwarte Gaten, dat in 2016 verscheen, te vergelijken met Hawkings wereldberoemde bestseller Een Korte Geschiedenis van de Tijd: dat was een populairwetenschappelijk werk waar de auteur jarenlang aan schaafde, om de complexe onderwerpen toch maar enigszins bevattelijk (én vermakelijk) te maken voor een breed publiek. Zwarte Gaten is de bundeling of bewerking van twee BBC Reith Lectures-lezingen die Stephen Hawking gaf omtrent dit onderwerp dat hem mateloos fascineerde. Echt prettig leesvoer is het dus niet, ook omdat het niet zo bedoeld was.

Waarnemingshorizon

Maar wat het uiteraard vooral tot een taaie brok maakt, is het onderwerp: zwarte gaten zijn zo buitengewoon complex en mysterieus – niet in het minst omdat ze door hun neiging alle licht op te slokken zo goed als niet te bestuderen zijn – dat het de wetenschappelijke terminologie eromheen ongelooflijk hermetisch maakt. Dat maakt van dit, met zijn 69 pagina’s en paarse kaft heel onschuldig ogende boekje,  een kolossaal zware leeservaring – toiletlectuur it ain’t. Ook de verschillende, heldere illustraties die in het boekje werden verwerkt, helpen niet echt: als leek weet je gewoon niet naar wat je aan het kijken bent. Wellicht is Zwarte Gaten voor een student fysica of een amateurastronoom aangename en ontspannen lectuur, maar voor een alpha-mannetje als ondergetekende duizelt het bij termen als ‘quantumzwaartekracht’, ‘ruimte- en tijdvertalingen’, ‘naakte singulariteiten’, ‘waarnemingshorizon’ en ‘snaartheorie’. Er is weliswaar Hawkings kenmerkende humor – “Wanneer je je in een zwart gat bevindt, panikeer dan niet, want er is wel degelijk een uitweg” – maar dat is magere troost wanneer je er voor de rest weinig van begrijpt.

Happy few

De eerste conclusie is dan ook frustrerend: Stephen Hawking gaat ervan uit dat, als we erin slagen om zwarte gaten te begrijpen, we meteen ook de sleutel in handen hebben om alle geheimen van het heelal te kunnen ontrafelen. Helaas is het, na lectuur van dit boekje, maar al te duidelijk dat we dat ontrafelen maar beter aan de happy few kunnen overlaten. De tweede conclusie is er één van rabiate bewondering. Stephen Hawking had in zijn hele lichaam nog maar controle over één (kaak)spier, die hij onvermoeibaar inzet om zijn geniale theorieën op papier te zetten. Daar kan je alleen maar heel diep voor buigen – zeker als je weet dat hij tot tien minuten nodig had om één zin te formuleren – en vervolgens even stilstaan bij de vraag: doe ik eigenlijk wel genoeg met de tijd die mij gegeven is? En zo stemt Zwarte Gaten alsnog tot nadenken. Rust in vrede, meneer Hawking, je was een echte ster.