Boeken / Fictie

Een twijfelachtig sprookje

recensie: De jongen en de hond – Seishu Hase
De Jongen en de Hond - Seishu Hase

Na de tsunami van 2011 in het Japanse Fukushima duikt er een verlaten, vermagerde Duitse herdershond op in het noordoosten van Japan. In De jongen en de hond vertelt auteur Seishu Hase het verhaal van deze hond en de zoektocht naar zijn baasje. Hoewel het decor alles in zich heeft voor een sterk plot, is het boek te kinderlijk om serieus te nemen.

Zes maanden na de aardbeving in 2011, die resulteerde in een tsunami, verkeert Japan nog steeds in een noodtoestand. Burgers hebben huis en haard verlaten, huisdieren en hun baasjes zijn door de ramp van elkaar gescheiden. Dat laatste is ook het lot van de Duitse herdershond die opduikt in Fukushima.

De zoektocht van de hond naar zijn baasje, begint op een parkeerterrein in Fukushima. Hij wordt opgemerkt door een forens genaamd Kazumasa, die toevallig stopt bij het tankstation om eten te halen op weg naar werk. Kazumasa besluit de hond mee te nemen. Hij noemt hem Tamon en gaat voor hem zorgen. Als Kazumasa met de Duitse herder naar buiten wil, merkt hij dat de viervoeter alleen maar richting het zuiden wil wandelen. Ook in de auto is de blik van de hond altijd naar het zuiden gericht.

Dan raakt Kazumasa verwikkelt in een overval. Hij verliest de hond aan de dief die de roof pleegt. Miguel, de dief, loopt steekwonden op tijdens de overval en ziet de herdershond als zijn beschermengel. Ook Miguel merkt dat Tamon op het zuiden gefocust is: “Tamon keek Miguel niet eens aan. Gericht op het zuiden, de ogen tot spleetjes geknepen, snoof hij intens een geur op.” Miguel besluit de hond te laten gaan. De viervoeter kan zijn weg vervolgen naar zijn echte baasje.

Kinderlijk en onrealistisch

De schrijfstijl in combinatie met de verhaallijn maken het boek voorspelbaar, bijna kinderlijk, en onrealistisch. Hoe werkelijk is het dat een verdwaalde hond zelf weet dat hij naar het zuiden moet om zijn baasje terug te vinden? De Duitse herder in deze roman is ervan overtuigd, maar of de lezer er ook zo over denkt, valt te betwisten.

Daarnaast verbindt Hase de zinnen heel droog met elkaar, waardoor het verhaal niet tot leven komt. Zo begint een nieuwe passage in het boek als volgt:

“Langs een andere route dan de vorige keer kwamen ze aan bij de rivier de Natori. Langs een weg met aan weerszijde akkers liepen ze door tot vlak bij de rivier. Aan de oever van de rivier was een parkje waar bankjes stonden.”

Al met al komt De jongen en de hond tekort op alle vlakken. Het boek gebruikt de historische ramp onvoldoende om het verhaal handen en voeten te geven.

Hase probeert wel verscheidene keren om de historische gebeurtenis rondom de aardbeving mee te nemen in het verhaal, maar dat komt niet lekker uit de verf. Het doet de rampzalige situatie van destijds weinig eer aan.

In plaats daarvan kiest Hase voor een onwerkelijke verhaallijn van een Duitse herder die stad en land afreist op zoek naar zijn baasje. Dat zou an sich nog een goede roman kunnen zijn, maar niet als het zo sprookjesachtig en onrealistisch is neergezet als hier.