Boeken / Fictie

De onlogica van de plottwist

recensie: De anatomie van dromen - Chloe Benjamin

Van een boek dat door TIME wordt betiteld als ‘veelbelovend’, verwacht je veel. Héél veel. En toch slaat de debuutroman De anatomie van dromen van Chloe Benjamin niet in als een bom. Hoewel Benjamin een echte verhalenverteller is, komt haar verhaal niet echt tot leven. Jammer, want de titel (en kaft!) alleen al, maken dit tot een onvergetelijk boek voor in je boekenkast.

In medias res

Ironisch genoeg werd eerst het tweede boek van deze Amerikaanse schrijfster vertaald: De onsterfelijken verscheen in januari 2019 op Nederlandse bodem en viel op door de sterke plot en de verrassende ontknoping. Nu is daar een eveneens opvallende roman. Al was het maar om de voorkant, waarop allerlei kleurrijke planeten prijken. Het verhaal is ook zeker opmerkelijk te noemen, hetzij dat het plot iets ingewikkelder en onduidelijker is dit keer.

Opvallend is de start van dit verhaal. Als lezer word je zo het verhaal ingeworpen: oftewel een typisch voorbeeld ‘in medias res’. Het is 1998. Ik-verteller Sylvie Patterson is 21 jaar en wordt weer geconfronteerd met de vleesgeworden liefde van haar leven: Gabriel, kortweg ‘Gabe’, een wel erg knappe jongen met een fikse bos krullen. In het laatste jaar van hun eindexamen was dit voormalige vriendje ineens spoorloos verdwenen en nu duikelt hij op terwijl ze zich als een brave studente keihard inzet voor haar tentamens. De liefde laait weer op tussen de twee. Vervolgens worden er telkens onverwachte tijdsprongen gemaakt. Zes jaar later verkassen de geliefden van Eureka (Californië) naar Madison (Wisconsin) – het is de niet in geografie geïnteresseerde lezer om het even. In hun huurhuis aan de East Main Street in de buurt Atwood zullen zich gebeurtenissen gaan afspelen, die Sylvie en de mensen om haar heen voor het leven zullen tekenen…

Afwijkingen van de dagelijkse sleur

Hoe kan het ook anders met de twee opmerkelijke Finnen die Sylvie haar buren mag noemen: Thomas en Janna. In Sylvies ogen ‘afwijkingen’ van de dagelijkse sleur waarin ze vastzit. Niet dat Sylvie er geen interessant leven op nahoudt. Sylvie en Gabe zijn beiden experts in dromen. Ze werken voor hun oude schoolhoofd dr. Adrian Keller, hun leidinggevende in de universitaire slaapkliniek, waar Sylvie en Gabe routinematige taken verrichten.

Dit houdt in dat ze samen met Keller talloze patiënten observeren die te kampen krijgen met slaapproblemen. Niet van het niveau ‘ik was al om 5:00 wakker en kon niet meer slapen’ of – zoals Sylvie het zelf zegt – ‘huis-tuin-en-keukenproblemen’. Nee, de patiënten die zij voor hun kiezen krijgen, worden buitensporig agressief of seksueel opgewonden terwijl ze al slaapwandelend door het huis sprinten. Ze lijden aan parasomnie-overlappingsstoornis of een remslaapgedragsstoornis en beelden hun dromen letterlijk uit door uit bed te springen en aan het slaapwandelen te slaan.

Luciditeit als oplossing

Extreme gevallen dus, van wie ze fysiologische opnames maken om na te gaan hoe het zit met hun bewustzijn tijdens de nachtrust en hun remcycli (verwijzingen naar Freud verzekerd!). Door middel van luciditeit proberen ze de patiënten eraan te herinneren dat ze dromen (bijvoorbeeld: “Als ik mijn hand zie, dan droom ik“).

Erkenning krijgt Keller niet met zijn onderzoek dat op alle vlakken uitzonderlijk lijkt. Sylvie betwijfelt dan ook vaak of haar inbreng wel zo van belang is en of ze niet haar studie moet gaan afronden (die ze voor deze baan zomaar aan de kant schoof en waar hij ouders om treuren). Die vertwijfeling weet Benjamin prachtig te stileren:

                                                       “Het voelde alsof we bezig waren in geleende tijd.”

Nog meer van dit soort metaforische verwijzingen zorgen ervoor dat je de eerste hoofdstukken alleen maar geniet van de combinatie van Benjamins schrijftalent én de kennis die ze tentoonspreidt over dromen. Meerdere malen is de link naar films als Inception – een scifi-thriller waarin de werkelijkheid en dromen met elkaar verweven raken – van regisseur Christopher Nolan makkelijk gelegd.

Twee slaappatiënten blijven drie ‘dromenonderzoekers’ bij: dat is het kleine jochie Jamie die geteisterd wordt door nachtmerries nadat hij vrijwel zijn gehele familie ziet verongelukken en Anne March, een veelbelovend doch verwaande jonge vrouw die het de onderzoekers behoorlijk lastig maakt om haar te onderzoeken. Zij staat enkele maanden later op de voorpagina van de San Francisco Chronicle, waarin staat dat ze in haar droom haar familieleden heeft afgeslacht.

Opeens komt het hele onderzoek van Keller op losse schroeven te staan en blijkt dat Keller heel veel voor Sylvie heeft achtergehouden. Zo ontdekt ze dat Kellers eerste vrouw ook verbonden was aan de slaapkliniek, totdat zij zelfmoord pleegde. En nee, dát is bij lange na nog niet de grootste plottwist die dit boek in petto heeft. Daarbij verbleken zelfs de uitgebreide seksdromen die Sylvie heeft over haar buurman, kortweg ‘Thom’…

Topje van de ijsberg

De tijdsprongen in het begin van het boek wekken enige ergernis op. Wellicht wil de auteur de lezer zo gewend laten raken aan de figuren die zijn ontsprongen uit haar fantasie, maar daarin slaagt ze niet helemaal. Het begin is volkomen verwarrend. Je krijgt het gevoel dat je je hebt verslapen en informatie gemist hebt: wie is wie, waarom en wanneer is wie? Ook is het erg lastig om je zonder voorgeschiedenis te identificeren met de hoofdpersonen. De focus had zo nu en dan iets minder op de technische kant van het verhaal mogen liggen en meer op de karakterontwikkeling.

Er lag zoveel potentie in het uitschrijven van complete dialogen tussen Gabe en Sylvie en hun Finse buren, met wie het stilaan minder goed lijkt te boteren. Of het prijsgeven van de ware emoties en prikkelende gedachten van Sylvie, die zich continu hardop afvraagt of haar werk ethisch verantwoord is, maar uiteindelijk toch een behoorlijk stijve en afstandelijke protagoniste blijft. Daarentegen krijg je wel medelijden voor haar oogverblindende liefde voor Gabe, die net als Keller een al even leugenachtig type blijkt te zijn.

Slaapverwekkend?

Het boek is niet heel goed te volgen, maar dat kan haast niet anders met zo’n onbetrouwbare ik-verteller als Sylvie. Aan het einde van het boek kom je erachter dat je al die tijd maar het topje van de ijsberg hebt geweten. Door de vlotte verteltrant en prachtige schrijfstijl blijf je gemotiveerd om door te lezen, maar op een gegeven moment dreigt het verhaal slaapverwekkend te worden. Je vraagt je na een x aantal pagina’s ineens af waar het verhaal nog helemaal heen moet gaan. Het antwoord zal waarschijnlijk uitpakken als één grote teleurstelling voor je. Het lijkt alsof de schrijfster op het einde geen zin meer had om haar pen in de inkt te stoppen. De afloop van dit verhaal is bovendien vrij abrupt.

De roman kent een zeer interessant thema: lucide dromen en het gevaar dat op de loer ligt als je wroet in andermans nachtmerries. Ondanks de eerdere kritische opmerkingen, mag gezegd worden dat dit boek een plek verdient op die boekenplank vol prachtige exemplaren, die je liever niet uitleent aan je vrienden en familie. Het is een mooi en verrassend boek, beeldend genoeg om je als een onderzoeker à la Sylvie te wanen in een slaapkliniek vol verontrustende dromen.