Kunst / Kunstboek

Latijn van de metselaar

recensie: Apenrotsen en andere nauwe verwanten

Architectuur is volgens de Romeinse architect Vitruvius te vatten in drie woorden: utilitas, firmitas en venustas. Doelmatig, stevig en mooi, dat zijn de kenmerken van een goed gebouw. Maar hoe zit het met originaliteit en imitatie? Bernard Hulsman gaat op onderzoek uit.

In het lijvige Apenrotsen en andere nauwe verwanten neemt NRC-architectuurpublicist Hulsman ons mee langs een veelvoud aan onderwerpen binnen de internationale bouwkunst. Zijn artikelen uit de reeks Nauwe verwanten, geschreven voor de krant, worden afgewisseld met langere essays, reportages en interviews met architecten. Hulsman is geen architect maar een journalist en dat is een goede zaak. Zijn observerend vermogen in combinatie met een uitgebreide kennis van de materie maakt hem tot de perfecte registrator van onze bouwende omgeving. Onafhankelijkheid, een kritische blik en een nuchtere pen zorgen voor een uiterst leesbare verzameling artikelen.

Erasmusbrug, Rotterdam, Ben van Berkel/UNStudio, 1996 (foto uit besproken boek)

Geen plagiaat

Hulsman schreef in 1996 over de gelijkenis tussen de Rotterdamse Erasmusbrug van Ben van Berkel en de Alamillobrug in Sevilla van diens vroegere leermeester Santiago Calatrava en kreeg direct een aanklacht wegens smaad aan de broek. Géén plagiaat, had de schrijver nog verkondigd, maar een duidelijke verwantschap. Het mocht niet baten, de gevoeligheid omtrent na-aperij in de architectuur blijkt een heikel punt. Dat is opvallend omdat in de klassieke bouwkunst imitatie – of beter gezegd: navolging – niet gold als zonde maar juist als eerbetoon aan de voorgangers. In Apenrotsen wordt een uitgebreid onderzoek naar vormen van inspiratie, gelijkenis en imitatie gedaan, maar ook gespeurd naar de ‘moraal’ achter de schermen van de moderne architectuur.

In dat opzicht belandt de lezer telkens weer in de diversiteit aan stromingen die de bouwkunst rijk is. Dat de modernisten van het Nieuwe Bouwen aan de basis van onze hedendaagse architectuur staan is helder, maar hoe de rollen op dit moment zijn verdeeld wordt niet altijd even duidelijk. Het postmodernisme, de vrije vorm waarin alles kan, is als reactie op de modernisten tot een vergaarbak van terminologieën verworden. Zelfs de grondlegger van het rechtlijnige structuralisme, Aldo van Eyck, kan volgens Hulsman tot de postmodernisten worden gerekend, een kwalificatie die de oude meester hartgrondig verwierp. Het postmodernisme was in zijn ogen een grote stap achteruit en droeg geen enkele eigentijdsheid of toekomstbelofte in zich.

Ontwerp Al-Wakrahstadion, Qatar, Zaha Hadid Architects, 2013 (foto uit besproken boek)

Witte badkuip

Ook neomodernist Rem Koolhaas wordt de oren gewassen als zijn stedebouwkundig plan voor het Amsterdamse IJplein onder de loep wordt genomen. Teruggrijpen op ideeën van modernistische voorgangers: je reinste retro-architectuur. En is de driedelige superhoogbouw De Rotterdam van Koolhaas werkelijk zo eigentijds? Hulsman legt de vinger telkens weer op de zere plek: in architectuur is vrijwel nooit sprake van een onafhankelijke originaliteit. Zelfs de ondoorgrondelijke aanbouw van het Stedelijk Museum in Amsterdam, de spierwitte badkuip die zonder enige referentie tegen de 19e eeuwse gevel is geplakt, blijkt een illustere voorganger te hebben in een oud ontwerp van architect en beeldend kunstenaar John Körmeling.

Niet alleen navolging wordt in Apenrotsen besproken, er is ook ruimte voor diverse inspiratiebronnen van buiten de architectuur. Opvallende gebouwen die in vorm en aanwezigheid onder de noemer ‘iconen’ worden gepresenteerd. Vele wolkenkrabbers, door hun fallusvorm aangeduid als de ‘erecties van het kapitaal’, zijn voor Hulsman aanleiding eens te kijken naar een vrouwelijke tegenhanger. Die vindt hij in het Al-Wakrahstadion in Qatar dat na presentatie van het ontwerp door critici vergeleken wordt met een vagina. ‘Bespottelijk’ volgens architecte Zaha Hadid, terwijl ze onbewust haar pijlen richt op de mannenwereld die de architectuur nog altijd is.

Gelukkig is Bernard Hulsman geen onderzoeksjournalist die er op uit is de grootheden in de wereldarchitectuur te ontmaskeren. Hij is ook geen theoreticus die met onbegrijpelijke teksten de architectuur in het domein van de deskundigheid wil houden (‘Per slot van rekening is een architect een metselaar die Latijn kent’ zei architect Adolf Loos al eens). Architectuur is van de straat. Het gaat ons allemaal aan: we wonen er in, we werken er in en we lopen er dagelijks tussendoor. Hulsman geeft met kennis van zaken en een prikkelende nieuwsgierigheid zijn grote liefde voor de bouwkunst weer. Ondersteund door een schitterende verzameling afbeeldingen maakt dit Apenrotsen tot een onmiskenbaar prachtboek.

 

Bernard Hulsman: Apenrotsen en andere nauwe verwanten
Uitgeverij Nieuw Amsterdam
ISBN: 9789046817612
384 pagina’s
Prijs: € 29,99