Tag Archief van: Amsterdam

Muziek / Concert

Wonderschoon optreden van PJ Harvey

recensie: PJ Harvey in Paradiso

Het optreden van PJ Harvey in Paradiso is van een ongekende schoonheid. Alles klopt vanavond: de zang, de intensiteit, de sfeer en de melodische pracht van haar liedjes.

Het verwachtingsvolle geroezemoes zwelt aan tot een donderend applaus als PJ Harvey om stipt acht uur het podium van Paradiso betreedt dat tot de nok gevuld is. Haar Nederlandse fans hebben ruim zeven jaar moeten wachten voordat ze weer eens in het land te bewonderen is. Dertig jaar geleden stond ze voor het eerst in Paradiso, als bozige 23-jarige rockartiest. Vanavond is het heel anders.

Feeërieke glimlach

Vorig jaar stond de Britse muzikante nog op Crossing Border, maar niet als muzikante. In Den Haag droeg ze voor uit haar roman Orlam. De teksten van haar laatste album I Inside the old year dying zijn gebaseerd op deze roman in dichtvorm en gaan over haar jeugdjaren op een boerderij in het Engelse graafschap Dorset. Veel liedteksten zijn geschreven in het plaatselijk dialect.

foto Machiel Coehorst

Gekleed in een wit gewaad en met een feeërieke, enigmatische glimlach die het hele optreden niet van haar gezicht zal wijken, vangt PJ Harvey aan met het eerste nummer van haar laatste album, het broeierige ‘Prayer at the Gate’. Als enige van de band wordt ze omgeven door een krans van licht. Met een loepzuivere kopstem en begeleid door bedaarde drums en zachte synths zingt ze die wondermooie openingstrack van I Inside the old year dying.

De twaalf liedjes van het ingetogen, folky en donkere album worden door de zangeres en haar vierkoppige band (met vaste kompaan John Parish op gitaar) integraal uitgevoerd. PJ Harvey zingt prachtig vanavond, gloedvol en intens. De lichte vervorming van haar stem in ‘The Nether-edge’ is bijna storend. Schitterend van duisternis zijn liedjes als ‘See an I’, ‘All Souls’ en ‘I Inside The Old I Dying’.

Kerkklokken

‘A Child’s Question’ gaat door merg en been, zeker als je weet dat het gaat over een 9-jarig meisje dat getuige is van (veelvuldig) seksueel geweld. Het titelnummer en slotnummer ‘A Noiseless Noise’ neigen iets meer naar de bozige PJ Harvey van weleer, maar de mystiek en de duisternis overheersen vanavond, zeker in het eerste deel van het optreden.

In haar lange witte jurk beweegt de zangeres zich sierlijk over het podium. De serene gelaatsuitdrukking blijft onveranderd aanwezig. Lange tijd richt ze geen woord tot het publiek. Ook als er iets vanuit de zaal geroepen wordt, blijft ze stoïcijns in de verte kijken. Af en toe neemt ze plaats op een van de houten kerkbanken of op het spreekgestoelte, die op het podium staan. Het geluid van kerklokken, spelende kinderen en vogels dragen bij aan de gewijde sfeer.

Nadat alle nummers van I Inside The Old Year Dying zijn gespeeld, trekt PJ Harvey zich voor even terug in de coulissen. De korte pauze wordt ingevuld door haar bandleden, die pontificaal vooraan naast elkaar op het podium gaan staan, en een uitgebeende versie spelen van ‘The Colour of the Earth’, compleet met handgeklap en gestamp met de voeten.

Reusachtige schaduw

Als de frêle zangeres terugkeert, vraag je je af of het vanavond nog mooier kan. Er volgen nog bezielde uitvoeringen van een tiental oudere nummers, zoals ‘The Glorious Land’, ‘Send His love To Me’ en ‘Down by the Water’. Mooi is het moment als tijdens ‘The Garden’ haar schaduw reusachtig groot op de muur van Paradiso te zien is. De belichting van de glas-in-lood ramen op de achtergrond tijdens het concert is sowieso bijzonder sfeervol.

Prachtig is ook de uitvoering van ‘Desperate Kingdom of Love’. Meer stevige nummers uit PJ Harvey’s repertoire, zoals ‘Man-size’ en ‘Dress’, krijgen een betrekkelijk kalme uitvoering en dat past wel op deze avond. Ze sluit de reguliere set af met het slepende ‘To Bring You my love’. In de toegift zingt ze nog haar bekende ‘C’mon Billy’ en een  passend ingetogen slotstuk, ‘White Chalk’. Met meerdere buigingen neemt ze samen met haar band afscheid van de razend enthousiaste zaal. Die getoonde dankbaarheid is mooi en oprecht. Wij zijn PJ Harvey dankbaar voor een wonderschoon optreden.

Muziek / Concert

Wonderschoon optreden van PJ Harvey

recensie: PJ Harvey in Paradiso

Het optreden van PJ Harvey in Paradiso is van een ongekende schoonheid. Alles klopt vanavond: de zang, de intensiteit, de sfeer en de melodische pracht van haar liedjes.

Het verwachtingsvolle geroezemoes zwelt aan tot een donderend applaus als PJ Harvey om stipt acht uur het podium van Paradiso betreedt dat tot de nok gevuld is. Haar Nederlandse fans hebben ruim zeven jaar moeten wachten voordat ze weer eens in het land te bewonderen is. Dertig jaar geleden stond ze voor het eerst in Paradiso, als bozige 23-jarige rockartiest. Vanavond is het heel anders.

Feeërieke glimlach

Vorig jaar stond de Britse muzikante nog op Crossing Border, maar niet als muzikante. In Den Haag droeg ze voor uit haar roman Orlam. De teksten van haar laatste album I Inside the old year dying zijn gebaseerd op deze roman in dichtvorm en gaan over haar jeugdjaren op een boerderij in het Engelse graafschap Dorset. Veel liedteksten zijn geschreven in het plaatselijk dialect.

foto Machiel Coehorst

Gekleed in een wit gewaad en met een feeërieke, enigmatische glimlach die het hele optreden niet van haar gezicht zal wijken, vangt PJ Harvey aan met het eerste nummer van haar laatste album, het broeierige ‘Prayer at the Gate’. Als enige van de band wordt ze omgeven door een krans van licht. Met een loepzuivere kopstem en begeleid door bedaarde drums en zachte synths zingt ze die wondermooie openingstrack van I Inside the old year dying.

De twaalf liedjes van het ingetogen, folky en donkere album worden door de zangeres en haar vierkoppige band (met vaste kompaan John Parish op gitaar) integraal uitgevoerd. PJ Harvey zingt prachtig vanavond, gloedvol en intens. De lichte vervorming van haar stem in ‘The Nether-edge’ is bijna storend. Schitterend van duisternis zijn liedjes als ‘See an I’, ‘All Souls’ en ‘I Inside The Old I Dying’.

Kerkklokken

‘A Child’s Question’ gaat door merg en been, zeker als je weet dat het gaat over een 9-jarig meisje dat getuige is van (veelvuldig) seksueel geweld. Het titelnummer en slotnummer ‘A Noiseless Noise’ neigen iets meer naar de bozige PJ Harvey van weleer, maar de mystiek en de duisternis overheersen vanavond, zeker in het eerste deel van het optreden.

In haar lange witte jurk beweegt de zangeres zich sierlijk over het podium. De serene gelaatsuitdrukking blijft onveranderd aanwezig. Lange tijd richt ze geen woord tot het publiek. Ook als er iets vanuit de zaal geroepen wordt, blijft ze stoïcijns in de verte kijken. Af en toe neemt ze plaats op een van de houten kerkbanken of op het spreekgestoelte, die op het podium staan. Het geluid van kerklokken, spelende kinderen en vogels dragen bij aan de gewijde sfeer.

Nadat alle nummers van I Inside The Old Year Dying zijn gespeeld, trekt PJ Harvey zich voor even terug in de coulissen. De korte pauze wordt ingevuld door haar bandleden, die pontificaal vooraan naast elkaar op het podium gaan staan, en een uitgebeende versie spelen van ‘The Colour of the Earth’, compleet met handgeklap en gestamp met de voeten.

Reusachtige schaduw

Als de frêle zangeres terugkeert, vraag je je af of het vanavond nog mooier kan. Er volgen nog bezielde uitvoeringen van een tiental oudere nummers, zoals ‘The Glorious Land’, ‘Send His love To Me’ en ‘Down by the Water’. Mooi is het moment als tijdens ‘The Garden’ haar schaduw reusachtig groot op de muur van Paradiso te zien is. De belichting van de glas-in-lood ramen op de achtergrond tijdens het concert is sowieso bijzonder sfeervol.

Prachtig is ook de uitvoering van ‘Desperate Kingdom of Love’. Meer stevige nummers uit PJ Harvey’s repertoire, zoals ‘Man-size’ en ‘Dress’, krijgen een betrekkelijk kalme uitvoering en dat past wel op deze avond. Ze sluit de reguliere set af met het slepende ‘To Bring You my love’. In de toegift zingt ze nog haar bekende ‘C’mon Billy’ en een  passend ingetogen slotstuk, ‘White Chalk’. Met meerdere buigingen neemt ze samen met haar band afscheid van de razend enthousiaste zaal. Die getoonde dankbaarheid is mooi en oprecht. Wij zijn PJ Harvey dankbaar voor een wonderschoon optreden.

Theater / Voorstelling

Swingende hommage aan tijdloos icoon

recensie: Amsterdams Kleinkunst Festival: Ramses90
Hommage Ramses Shaffy_(c)Anne van Zantwijk_preview-2Anne van Zantwijk

Ramses Shaffy is een van de bekendste Nederlandse zangers van de jaren 60 en 70. Zijn flamboyante persoonlijkheid en bijzondere teksten, soms diepgaand en emotioneel, soms ronduit onzinnig, maakten hem tot een waar icoon. Dit jaar zou hij 90 zijn geworden, wat gevierd wordt met een speciale hommage in het Koninklijk Theater Carré op 24 september en 23 oktober 2023, georganiseerd door het Amsterdams Kleinkunst Festival (AKF). Verschillende artiesten, van jong talent tot oude rotten in het vak, eren de chansonnier en zijn werk op hun eigen manier tijdens deze feestelijke avond.

De trein naar het Noorden

Ramses Shaffy werd geboren in 1933 in de Parijse voorstad Neuilly-sur-Seine. Als kind van een Egyptische consul en een Poolse gravin is zijn afkomst op zijn minst bijzonder te noemen. Toen zijn moeder tuberculose kreeg, verhuisde hij naar Nederland door tussenkomst van zijn Utrechtse tante en groeide verder op in een pleeggezin. De levensbepalende treinreis van Parijs naar Utrecht bezong hij in het lied ‘De trein naar het Noorden’. Ramses doorliep de toneelschool, werd acteur en beproefde zijn geluk in Italië met zijn liefde Joop Admiraal, maar had weinig succes. Toen hij samen met hartsvriendin Liesbeth List en Louis van Dijk als de groep Shaffy Chantate begon te toeren, nam zijn carrière ineens een flinke vlucht. De rest is geschiedenis en Ramses bracht gedurende zijn loopbaan vele nummers uit die in het geheugen van menig Nederlander staan gegrift, zoals ‘Sammy’, ‘Laat me’ en ‘Pastorale’. Kortom, voor de artiesten van het AKF is er een breed palet aan prachtige nummers om uit te kiezen.

Een indrukwekkende opening

Hommage Ramses Shaffy_(c)Anne van Zantwijk_preview-6_klein

© Anne van Zantwijk

Ramses 90 start met een eerbetoon aan Wimie Wilhelm. Zij had tot haar plotselinge overlijden de regie van deze theatershow in handen. Acteur Sabri Saad el Hamus is de presentator van de avond en vraagt het publiek om een staande ovatie voor Wimie Wilhelm.

Vervolgens opent de acteur de voorstelling. Gedurende de avond benadrukt hij de Egyptische achtergrond van Shaffy en die van hemzelf. Zo schetst hij parallellen tussen hun levens en vertelt hij passievol over een ontmoeting tussen hem en de zanger in een Amsterdamse kroeg tijdens een voetbalwedstrijd tussen Nederland en Egypte.

Ramses door jong en oud

De avond draait om adaptaties van Shaffy’s nummers door verschillende artiesten. Hierin is direct duidelijk hoe veelzijdig zijn oeuvre is. Maartje en Kine bijten het spits af met een swingende versie van ‘Hallelujah Amsterdam’. Flip Noorman vervolgt de show met een prachtige, kleine versie van ‘de trein naar het Noorden’ met behulp van een muziekdoosje. De nodige girlpower tijdens de show wordt verzorgd door Sarah Janneh met haar versie van ‘Zonder Bagage’ en Joy Wielkens met een zeer indrukwekkende versie van ‘Josje’. Naast alle jonge artiesten kunnen de ervaren Jenny Arean met ‘Sammy’ en het humoristische nummer ‘De een wil de ander’ en Richard Groenendijk met ‘Laat me’ op een extra luid applaus rekenen. Tenslotte zijn de spoken word performances van Gershwin Bonevacia en Luan Buleshkaj en de verassende zelfgeschreven ode aan Ramses én Wimie Wilhelm van het duo n00b zeer verfrissend tussen alle covers.

Een optreden door de meester zelf

Ramses zelf komt gelukkig ook voorbij. Tijdens de voorstelling worden er verschillende fragmenten uit de documentaire Ramses, oú est mon prince van Pieter Fleury getoond. Hierin zien wij een doorleefde Ramses, niet geheel helder door zijn beschonken toestand en een beginnende Korsakov, maar flamboyant en eigen als altijd. Zichtbaar emotioneel en fragiel zingt hij achter zijn piano ‘’t Is stil in Amsterdam’. Daarnaast wordt een fragment getoond van een jongere Ramses, die overenthousiast zijn Nederlandse paspoort mag ophalen na jarenlang de vreemdelingenstatus te hebben gehad. Hij schreeuwt het uit tegen de Amsterdamse ambtenaar: eindelijk hoort hij erbij!

Shaffy: voor alle leeftijden

Een blik in de zaal leert dat op een avond voor Ramses Shaffy gemiddeld een publiek op leeftijd afkomt. Een blik op het podium leert echter dat juist ook veel (relatief) jonge artiesten geïnspireerd zijn door de artiest. En terecht, hoewel de melodieën van de oorspronkelijke nummers tegenwoordig minder op de radio passen, zijn teksten zijn tijdloos en bewijzen dat telkens weer. Laat het maar aan artiesten als Maarten Heijmans, Sarah Janneh en Joy Wielkens over om de teksten te voorzien van een bijzonder arrangement en zo weer nieuw leven in te blazen. Arrangementen die dichter bij het origineel blijven, waaronder ‘Sammy’ uitgevoerd door Jenny Arean, laten het publiek ook niet onberoerd. Op verschillende plekken in Carré deint en zingt het publiek mee met de melodie, en mensen zijn zichtbaar geroerd door de vertolking van Arean. De hoop is dat de enkele jongvolwassene in de zaal zijn enthousiasme kan delen en dat er bij de tweede, tevens laatste, uitvoering van Ramses 90 in oktober een gemengder publiek in de zaal zit. Immers, thema’s die bezongen worden door Shaffy, zoals erbij willen horen, ongecompliceerde liefde en een nieuwe start maken, zijn tijdloos en generatie-overstijgend.

Muziek / Concert

Kleine bewegingen in groots werk

recensie: Morton Feldman: The Last One
Muziekgebouw aan 't IJ - zijaanzicht avond (foto Erik van Gurp) 3 + nieuw logo_kleinErik van Gurp

Het leek wel of het eerste concert dit seizoen in de serie NAPzak in het Muziekgebouw in Amsterdam een ‘voorprogramma’ had zoals bij een popconcert. Bezoekers werden geïnspireerd door wat op de website en in het programmablad te lezen was over de muziek van de Amerikaanse componist Morton Feldman (1926-1987), van wie Piano, Violin, Viola, Cello (1987) zou worden uitgevoerd, een aanzet om dat ‘voorprogramma’ te volgen.

Er was op de site namelijk sprake van ‘vaak zachte muziek’, ‘gefascineerd luisteren’ naar iets ‘waar je niets (…) van wilt missen’. Het publiek in de goed gevulde, ongeplaceerde Grote Zaal was onrustig. Er werd vaak, soms meermaals van plaats gewisseld als er per ongeluk een lang persoon voor je ging zitten (‘Ja, sorry hoor, ik ben nu eenmaal een lange Nederlander’). Er werden opmerkingen gemaakt over het toen nog wat mistige podiumlicht (‘Wat mysterieus, hoort zeker bij de muziek’). Hoestende mensen werden bij voorbaat al kwaad aangekeken (‘Dit gaan we straks toch ook niet krijgen?’).

Piano, Violin, Viola, Cello

En dan te weten dat bij de première van Feldmans laatste compositie tijdens het Festival Nieuwe Muziek in 1987 in de Kloveniersdoelen in Middelburg, een af en toe keihard hoestende mijnheer in de zaal zat, die ongegeneerd dwars door de fragiele klanken heen blafte: de componist zelf. Hij was er een graag geziene gast. Zijn muziek werd door directeur Ad van ’t Veer veel geprogrammeerd en hij gaf er masterclasses. Piano, Violin, Viola, Cello is in diens opdracht geschreven voor het Xenakis Ensemble en aan Van ‘t Veer opgedragen.

In Amsterdam vond de uitvoering plaats door Nieuw Amsterdams Peil (NAP): Emma Breedveld (viool), Heleen Hulst (altviool), Mick Stirling (cello) en Gerad Bouwhuis (piano). En hoe: ruim een uur aaneengesloten muziek, zonder pauze. Heel intens gespeeld, zonder ook maar even te verslappen.

De piano fungeerde als een soort keu, die de strijkers als een biljartbal in beweging zette. Fragiel, in kleine bewegingen, zachte tikjes van de bal. Soms aaiden ze elkaar, soms zaten ze elkaar dicht op de hielen. Tonen die dicht bij elkaar bleven, akkoorden die niet oplosten. Een enkele keer een klein loopje of een vlug ornamentje. De strijkers streken meestal, een enkele keer speelden ze pizzicato (‘getokkeld’). Altijd in een traag tempo. Als bezoeker raakte je de tijd haast kwijt en vroeg je je af hoe de componist dit ging afronden. Het slot was verrassend: een motiefje van vier tonen.

Toen was het voorbij en klapte het publiek dankbaar. Terecht, want hier werd weer eens de unieke kans geboden dit in al zijn kleine bewegingen grootse stuk te horen. In een uitvoering die er mocht zijn. Dat belooft wat voor de rest van de serie!

Kunst / Expo binnenland

Sculpturen van gras of keien

recensie: Richard Long
Richard Long working on Maas Riverstones Circle, 2023. Foto Rijksmuseum, Kelly Schenk.Foto Rijksmuseum, Kelly Schenk

De meeste van de acht werken die de Engelse kunstenaar Richard Long (1945) voor een expositie in de tuinen van het Amsterdamse Rijksmuseum maakte, bestaan uit gras. Enkele andere uit steen. Die maken de meeste indruk. Waarom is dat?

Kijk om te beginnen, wanneer je door de passage (de Museumstraat) van het museum loopt, door het glas naar binnen. Beneden zie je dan in het atrium een cirkel van voornamelijk Zwitserse stenen. Het bovenaanzicht is eigenlijk het gunstigst voor al het werk dat Long voor de tiende tentoonstelling in de tuinen maakte. Zeker voor de grassculpturen.
Op zich niet vreemd: het soort kunst dat Long maakt wordt soms tot de land art gerekend, dat ontstond rond de jaren zestig van de vorige eeuw, toen men de eerste foto’s van de aarde zag, genomen vanuit de ruimte.

Land art? Conceptuele kunst?

Richard Long at the Rijksmuseum Amsterdam 2023

Richard Long, Rijksmuseum Amsterdam 2023

Long heeft trouwens liever niet dat wij zijn werk onder land art klasseren. Of onder een ander label, conceptuele kunst – zoals het Kröller-Müller Museum naar aanleiding van een aanstaande expositie (vanaf 30 september) indirect doet. In Otterlo is vanaf 30 september Longs ‘River Avon Mud Circles’ te zien, drie gigantische cirkels van modder die overigens op een muur zijn aangebracht.
De kunstenaar moet niets van zulke etiketten hebben, want die leggen zijn kunst alleen maar vast. Een speling van het lot wil dat uitgerekend bij een werk dat Life Line heet, een klein stukje bruin gras uit de grasmatten oppiept. Bruin, dor gras dat een extra laag lijkt te geven aan juist dít kunstwerk, maar dat moet je als het aan Long ligt gauw vergeten. Geen inhoud, maar vorm, daar lijkt het hem in de eerste plaats om te doen.
De meest abstracte vormen komen tevoorschijn nadat het gras met een speciale grasmaaier is gemaaid of juist met rust is gelaten, zodat ofwel laag gehouden gras ofwel hoog gelaten gedeelten zichtbaar worden.

Toch een beetje romantisch?

Het enige meer romantische graswerk is misschien From space to earth: een halvemaansikkel die, wanneer de maan schijnt, een reflectie op de grond weergeeft. Dat zien we als bezoekers natuurlijk niet, want dan zijn de tuinen van Pierre Cuypers en Copijn Tuin- en Landschapsarchitecten uiteraard dicht.

Een werk als Maas Riverstones Circle maakt uiteindelijk wellicht de meeste indruk. Het zijn Maaskeien die zich uit de grond los lijken te wrikken, een klein stukje boven de aarde uit, een klein stukje de hoogte in. Dat kleine beetje maakt bij deze horizontale werken al een groot verschil. Je zou zeggen dat de mens zoiets op zijn tijd nodig heeft: loskomen van de grond. Met de voeten op de grond, het hoofd in de lucht.

Zo’n kleine verschuiving kennen we op een andere manier ook van Constructie 2 grasrollen (1967) die Jan Dibbets maakte voor de beeldentuin van het Kröller-Müller: een graszode die een klein stukje is opgerold. Dibbets’ land art is ondenkbaar zonder de kunst van Long, kunst die hij leerde kennen tijdens zijn studietijd aan de St. Martin’s Academy in Londen.

De directie van het Rijksmuseum heeft een groot en invloedrijk kunstenaar de gelegenheid geboden om de tuinen op een bescheiden manier om te toveren, al is toveren misschien niet eens het juiste woord. Zó bescheiden, dat je er soms aan voorbij dreigt te lopen als je even niet oplet. Ja, het gaat Long in de eerste plaats om de vorm, maar dit belet je niet om als bezoeker er soms tóch zelf betekenis aan te geven.

Theater / Voorstelling

Singspiel voor jong en oud

recensie: Mozarts Zauberflöte - the next generation

Het lijkt wel een Zauberflöte-jaar afgelopen en komend theaterseizoen. Het Singspiel is nu in de theaters te zien in een Nederlandstalige bewerking van Theu Boermans en Frans van Deursen, was in diverse bioscopen al te zien vanuit de MET in New York en is in december wederom te zien bij De Nationale Opera in Amsterdam. Eén werk – verschillende interpretaties.

In deze recensie valt het spotlight op de Nederlandstalige voorstelling van Opera2Day en de Theateralliantie, maar eerst iets over het Singspiel zelf.

Het Singspiel

Over het algemeen wordt Die Zauberflöte beschouwd als een vrijmetselaarsopera, hoewel er ook elementen uit de gnostiek (naar het Griekse woord voor kennis) en het humanisme vallen te bespeuren. Om over de invloed van de ideeën uit de Franse revolutie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) nog maar te zwijgen. Mozart was, net als zijn librettist Schikaneder, vrijmetselaar en gooide alle elementen in een smeltkroes. Zo zijn er de drie deuren (rede, natuur en Moeder wijsheid) waarvan de zuilen doen denken aan een vrijmetselaarsloge. De deuren worden geschraagd door zuilen met kapitelen die het mannelijke en vrouwelijke vertegenwoordigen. Eén van de tegenstellingen die het hele Singspiel doorwerken, net als dag en nacht, goed en kwaad. Bijvoorbeeld in de personages Sarastro (zon) en de Koningin van de Nacht (maan). Of Mozart nu echt zo vrouwonvriendelijk was zoals vaak wordt gemeend, valt te betwijfelen. Vergeet bijvoorbeeld het duet ‘Mann und Weib und Weib und Mann reichen an die Gottheit an’ van Papageno en Pamina niet! Wat niet wegneemt dat er in het Singspiel wel degelijk seksistische en racistische (Monostatos!) elementen zitten.

In ieder geval genoeg elementen voor een regisseur om zich op uit te leven en eigen accenten aan te brengen. Zeker voor bewerkers die nog een stap verder gaan dan dat.

De bewerking van Theu Boermans en Frans van Deursen

Het opmerkelijke aan de bewerking van Theu Boermans en Frans van Deursen is dat er aan de ene kant een kaasschaaf over het origineel wordt gehaald en aan de andere kant juist nieuwe, geactualiseerde accenten worden aangebracht.

De kaasschaaf wordt al vanaf de ouverture gehanteerd. Hier zit geen symfonieorkest in de orkestbak, maar een orkest in een uitgedunde bezetting. Dit tot een ensemble gereduceerde orkest is overigens het gerenommeerde LUDWIG, een in 2012 opgericht collectief dat kan krimpen en uitzetten van klein ensemble tot groot orkest. Het staat hier onder leiding van Hernán Schvartzman, die af en toe fraaie accenten legt. Bijvoorbeeld wanneer tovenaar Sarastro zingt (niemand minder dan Huub Claessens). Dan wordt de sonore klank van de fagot uitgelicht, wat zeer raak is, als symbool voor het duistere in de rol van Sarastro. De kaasschaaf is duidelijk ook gehaald over de racistische elementen in het origineel, maar weer minder over de vrouwonvriendelijke. Op deze manier blijft de tweeslachtigheid in het origineel van het libretto zitten, maar dan op een ander niveau. Zo zijn bijvoorbeeld de drie dames die de Koningin van de Nacht vergezellen in de versie van Boermans en Van Deursen vervangen door drie amazones met volle borsten.

Foto: Joris van Bennekom

Extra aangezet is de spraak van de vogelvanger (Jasper van Hofwegen): onvervalst plat Amsterdams. Monostatos (Mike Reus) gebruikt weer slang. De drie knaapjes in het origineel zijn in deze productie drie padvinders met een klappertjespistool. Humor is de opvoering dan ook niet vreemd, evenals een vertaling naar het hier-en-nu. Zo is de vogelvanger op jacht naar ganzen uit derdewereldlanden die zich ophouden in het kroondomein van de Koningin van de Nacht. Geactualiseerde én dystopische accenten, die ook naar voren komen op het moment dat er sprake is van het Vierde Rijk. Accenten die sommige bezoekers misschien, net als sommige grofheden in de tekst, kunnen afschrikken. Dit neemt niet weg dat er ook aandoenlijke elementen te zien zijn. Zo verandert Papagena (Dominique Woerdings) van een vrouw achter een met plastic zakken volgeladen winkelwagentje opeens in een knappe jongedame.

Bijzonder fraai is de projectie van Arjen Klerkx, die de natuur in al haar pracht en kwetsbaarheid toont. De beelden van smeltende gletsjers en opborrelende lava (water en vuur uit het origineel) blijven onrustbarend, al bloeit er wel degelijk nieuw leven uit op. Nieuw, jong leven én liefde – dat is wat ook in de bewerking van Boermans en Van Deursen ondanks alle donkere accenten blijft. Een hoopvol gegeven. Al hoeft dat nu ook weer niet persé te betekenen dat alles wat oud is als afgedaan moet worden beschouwd.

Uiteindelijk kan iedereen in deze productie iets van zijn/haar gading vinden. Liefhebbers van opera, toneelspel, thrillers enzovoort. Jong én oud.

 

Muziek / Concert

London Calling is een roep om muzikaal indie & punk avontuur

recensie: Festivalverslag: London Calling in Paradiso Amsterdam
Bibian Bingen

Als er een festival is waar je onbekende punk en indie bands uit het buitenland kunt ontdekken, dan is het London Calling. Tweejaarlijks wordt Paradiso omgetoverd tot een smeltkroes aan talent, veelal uit Engeland, Amerika, en Australië. Slechts voor de ingewijden van post-punk en aanverwante genres zal een korte blik op de line-up voor herkenning zorgen. Maar voor herkenning moet je niet bij dit festival zijn. Het bezoeken van London Calling is een kans om elk uur een presentje uit te pakken in de vorm van een korte auditieve trip. De spanning zit hem in het aangaan van het onbekende. Zoals Forrest Gump ooit al treffend zei: ‘Life is like a box of chocolates, you’ll never know what you’re gonna get’.

Pootje badend het festival in

Kate Davis en band mogen het festival aftrappen. Tijdens het wachten scharrelt de half lege zaal nog wat onrustig heen en weer, en babbelt wat met elkaar. De meeste bezoekers komen net uit hun werk en moeten nog even op een andere golflengte komen. Kate Davis komt op met band en zet in. De band zoekt naar een houding en het publiek evenzeer. Na een tijdje is de schroom er vanaf en kunnen we mee in een ingetogen indierock ervaring vol melodieuze zang en passende harmonieën. Dit fenomeen herhaalt zich in de Grote Zaal bij de folkrock van Sylvie. De zaal is hier ook nog halfvol, en de focus van het publiek is nog tam. Sylvie schotelt desondanks een dromerig pallet voor dat zachtjes heen en weer doet wiegen. Het doet denken aan een mengeling van de seventies, Pink Floyd en George Harrison. All things must pass, dus applaus en door.

Australische surfpunk

Langzaam begint Paradiso vol te stromen en dat is maar goed ook, want the Grogans spelen een mengeling van rokerige blues, punk en surfrock die enkel gepast is bij een stomende zaal. Deze drie jongens spelen zo te horen al jaren samen, want regelmatig klikt het in elkaar als de raders van een uurwerk. De nummers zijn qua songwriting nog van wisselende kwaliteit, soms is het te vlak en simpel. Maar het vermoeden rijst dat hier een act in de Kleine Zaal staat die over enkele jaren grote zomerfestivals kan platspelen. Ze besluiten de set met een garagerock knaller die in vorm en inhoud doet denken aan Buddy Holly’s ‘Oh Boy’. Zodoende bewijst rock ’n roll zich weer tijdloos.

Licht en ontwapenend

In de Grote Zaal aangekomen zien we Hamish Hawk aan het werk met een indierock geluid dat hier en daar refereert aan de jaren 80. Hamish zijn laatste album Angel Numbers heeft stormachtige internationale recensies gekregen, dus het doet benieuwen wat er live gaat gebeuren.

Hamish wordt bijgestaan door een drietal muzikanten die zich vooral dienend naar hun frontman opstellen. Hamish oogt zelf in zijn fysiek jong. Hij dartelt, springt en huppelt over het podium als een kalf dat na een lange winter eindelijk de wei in mag. Hij heeft de performatieve intensiteit van Samuel T Herring, bekend als frontman van de synthpop band Future Islands. Het oogt eigen en oprecht. Zijn diepe bariton geeft een fijn contrast met het lichtvoetige werk. Het is enthousiasmerend, en ontwapenend. Wel mag hij zijn energie de volgende keer de hele zaal in projecteren. In zijn performance richt hij zich vooral op de eerste staande rijen.

Mentaal opfrismoment

Iedereen die bekend is met Paradiso weet dat de Kleine Zaal van een andere orde is dan de Grote Zaal. Het gebeurt dus ook regelmatig dat je bot vangt als je te laat naar de Kleine Zaal vertrekt, die dan al uitpuilt. Maar even bijkomen van alle muzikale prikkels is geen slecht plan. Er moet opgefrist worden voor er weer auditief op het gemoed gebeukt kan worden, want sommige acts sproeien emoties het publiek in alsof ze auditieve Jackson Pollocks zijn. Dan is een wit canvas op zijn plaats. Dus enkele frisse ademteugen vóór op de stoep zijn, naast bier en de pompoen curry die geserveerd werd in de Grote Zaal, de noodzakelijke benzine voor een dag London Calling.

Duistere gothsferen

In de Grote Zaal belandt het publiek vervolgens in een unheimische sfeer die ergens tussen gothic, dystopisch en emo valt. Heartworms krijst, schreeuwt, hijgt en fluistert, en geeft haar lichaam alle ruimte om die boodschap te versterken. Haar band is solide, en vervult diens rol zonder in clichématige partijen te verzanden. Daardoor blijft het geheel spannend. Wanneer Heartworms tegen het einde aan op de grond krioelt rent een fotografe vooraan als een bezetene eropaf om enkele foto’s te schieten. Tevreden en opgelucht laat het meisje de foto zien aan een omstander, want zo een plaatje vang je wellicht één keer op een dag.

Heartworms is bijna klaar met haar set, en tussen een nummer door geeft ze aan hoe blij ze is hier te mogen spelen en gooit ze een merchandise-tasje de zaal in. De vrolijke manier waarop ze dat doet is lichtelijk vervreemdend en in groot contrast met de duistere sfeer die zonet nog benauwend over de zaal hing. Het zij haar vergeven, want met haar ogenschijnlijk jonge leeftijd laat ze zien al een volwassen compositiebeheersing en podium presence te bezitten.

Woeste doch kwetsbare hooligan

Wat krijg je als je hooligans – die de  cursus ‘kwetsbaarheid voor gevorderden’ succesvol hebben doorlopen – een boel instrumenten in de handen duwt? Het stomende vijftal Vlure natuurlijk. Vlure brengt een mengeling van techno en postpunk die lijkt op een boze hulk versie van Faithless.  Dit collectief opgepompte muzikanten loopt als gorilla’s op hun naakte borst te trommelen en ontbloot grommend hun tanden. Deze bende aan Schotse hipsters – de heerlijke rollende tongval verraadt dat – oogt agressief zonder ons van zich te vervreemden. Ze schreeuwen over kwetsbaarheid, en kermen over pijn en verlies. Zodoende komen ze nader tot ons. Paradiso is een kerk, en het is fijn als we dan een prediker zien die het woord van liefde verkondigd, niet door te zingen, maar door als een gewonde hond te blaffen.

Een muzikaal dans duet

De dienst zit erop. Ik snel me naar de Kleine Zaal voor Cumgirl8. Maar ik ben murw gebeukt door het vele geweld dat ik deze dag gezien heb en neem niks meer op. Dat is de verdienste van een dag London Calling: je krijgt veel voor je kiezen en het meeste is bepaald niet lichtzinnig. Op herkenning kun je geen moment leunen. Je krijgt voortdurend nieuwe prikkels op je afgevuurd, nieuwe ideeën te verwerken, en nieuwe geluiden om op te bezinnen. Het festival vraagt wat van je. Dat is een noodzakelijke afwisseling in deze tijd van instant gratificaties die de streamingdiensten, Spotify-playlisten en radiozenders op ons bordje plempen. Het kijken naar al die veelal prille bands is geen vermaak: het is een dans. De bands begeleiden, en het publiek moet meebewegen, anders gebeurt er niks. Gelukkig is het publiek op veel fronten bereidwillig omdat ze voelen dat het een teameffort is. Moet er gemoshed worden? Dan doen we dat. Even uithijgen? Natuurlijk. Je wilt crowdsurfen? Kom maar op dan. Punk was nog nooit zo gebroederlijk.

Boeken / Non-fictie

Gepast en ongepast

recensie: Trots – Martha Claeys
Martha ClaeysAnne Lucassen

Het is de moeite waard om het denken van verschillende jonge filosofen te volgen. Bijvoorbeeld dat van de Vlaamse Martha Claeys (1994). Zij breekt door als schrijver en spreker. Enige tijd geleden promoveerde zij op het thema ‘trots’. Het onlangs verschenen boek Trots is daarop gebaseerd. Het verscheen bij Boom en stond op 24 april jl. ‘s middags centraal bij SPUI25 in Amsterdam.

In dit boek haalt Claeys (spreek uit: [Clais]) het vooroordeel onderuit dat trots irrationeel en gevaarlijk zou zijn. Het boek begint met de constatering dat trots een januskop heeft: de oude Grieken zagen het als een deugd, het christendom als een hoofdzonde. Het filosofische debat beweegt zich tussen die twee polen: er zijn goede en slechte vormen van trots.

Zelfwaardering

Ethici proberen deze tweespalt te overwinnen. Ook Claeys, verbonden aan het Centrum voor Ethiek aan de Universiteit Antwerpen, doet dat. ‘Emoties’, stelt zij, ‘zijn een deel van ons redelijk instrumentarium, in plaats van een vijand van de rede’.

Er zijn volgens haar beredeneerde criteria waarmee je kunt aangeven wanneer trots gepast of ongepast is. Authentieke trots is bijvoorbeeld goed, overmoed niet. Authentieke trots draait om prestaties die aan onze eigen inspanning ontspruiten. Het heeft te maken met zelfwaardering, de eerste van drie houdingen die volgens Claeys aan de basis kunnen liggen van trots. De andere twee zijn zelfrespect en zelfliefde.

De auteur vraagt zich af wie eigenlijk de kans krijgt om zichzelf te waarderen. ‘Wie oogst er lof en op wie wordt er neergekeken? Wie profiteert van het bestaande systeem en wie loopt steeds weer tegen muren aan?’ Zij komt uit bij systemische achterstelling. De Vlaamse voorbeelden die Claeys geeft, zijn moeiteloos met Nederlandse aan te vullen.

Zelfrespect

De tegenhanger van zelfwaardering is zelfrespect, jezelf als mens naar waarde schatten. Claeys kaart ongelijkheid aan vanuit de intrinsieke waarde van identiteit (gaypride, Black Lives Matter). Het is een nuancering van trots die zij aanbrengt. In tegenstelling tot de meeste filosofen, maar net als bijvoorbeeld Francis Fukuyama. Het onderscheid maakt voor Claeys helder ‘waarom trots zowel gepast kan zijn voor de winnaar van een competitie, die in zekere zin ongelijkheid viert, als voor de zwarte persoon die protesteert tegen een ongelijke behandeling’.

Maar dat niet alleen: zelfwaardering kan ongegrond zijn. Zelfrespect daarentegen niet, omdat het erkenning inhoudt van menselijkheid die iedereen aangaat. Een mens heeft recht op respect en verdient waardering. Dat was in de Griekse oudheid zo en is het nu nog steeds.

‘Aan het beeld van zelfwaardering en zelfrespect kunnen we wat doen’, schrijft Claeys, die daarmee in de praktische filosofie belandt. ‘We mogen van beleidsvoerders (…) eisen dat er ten minste voor iedereen de basis is om met respect naar zichzelf te kunnen kijken en dat structurele hindernissen zoveel mogelijk weggenomen worden.’ Hierin toont zij zich een leerling van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, die ook de nadruk legt op het scheppen van mogelijkheden.

Zelfliefde

Zelfrespect moet niet worden verward met de derde houding die Claeys beschrijft: zelfliefde. Dat wil zeggen: jezelf koesteren, aandacht hebben voor jezelf in heel je zijn, acceptatie, geduld en eerlijkheid. ‘Een eerlijk zelfbegrip vergt werk en energie en vooral liefde.’

Kortom: ‘Trots heeft morele en politieke waarde’. Dat laatste is pas zichtbaar wanneer je trots niet louter ziet als een negatieve, irrationele emotie, maar als een die nodig is voor mensen, bijvoorbeeld voor minderheden die zich altijd klein hebben moeten maken. Iets dat zich bijvoorbeeld uit in dreadlocks, ‘een symbool van kracht en schoonheid, zoals de manen van een leeuw’, zoals de Amerikaanse actrice Zendaya Coleman schrijft op haar sociale media.
Zelfliefde is volgens de auteur ook ‘dat je privileges, je blinde vlekken en je dikke ego grondig onderzoekt’. In die zin is zelfliefde ‘niet enkel een psychologisch middel, maar een moreel en politiek instrument’.

Marja Pruis bij SPUI25

Tijdens de middag bij SPUI25 in Amsterdam kreeg Martha Claeys de gelegenheid om kort haar boek te introduceren en de schrijver, columnist en redacteur Marja Pruis om erop in te gaan. Ze stelt met dit boek te hebben geleefd. Het heeft gewerkt als een blikopener die haar op andere ideeën bracht, vanuit eenzelfde scepsis als Claeys beschrijft: ‘Zo lang als ik me kan herinneren, relativeer ik mezelf kapot’. Het boek werkte voor Pruis als een stoomcursus ‘in het openen van de ziel, als een deur naar verandering’.

Dat mag, vindt Claeys die blij was met deze respons: therapieboek oké, zolang je het maar niet als een zelfhulpboek beschouwt en gebruikt.
Even speelde ze met het idee van een thema voor een volgend boek: over afgunst of nijd? Om daar meteen aan toe te voegen: ‘Of zou dat te veel overlappen?’ Over relativeren gesproken…

Theater / Voorstelling

Een liefdesgeschiedenis die ontaardt in een strijd tussen volkeren

recensie: Vogels – ITA-Ensemble
VOGELS_FABIAN CALIS-12© Fabian Calis

Wat is sterker: je liefde, of je identiteit? Moet je zwichten onder de druk van je familie, of trek je je eigen plan en kies je voor je relatie? Vogels door ITA Ensemble begint als een beladen liefdesgeschiedenis, maar ontaardt in een strijd tussen volkeren. Het is een scherpe, verwarrende voorstelling.

Op het eerste gezicht is Vogels een tamelijk traditioneel Romeo & Julia-verhaal. De Joodse onderzoeker Eitan (Jesse Mensah) en de Arabische historicus Wahida (Nastaran Razawi Khorasani) ontmoeten elkaar in de universiteitsbibliotheek van New York City en worden verliefd.
Na twee jaar neemt Eitan zijn vriendin mee naar Duitsland om haar voor te stellen aan zijn Joodse familie. Hun eerste reactie is voorspelbaar: natuurlijk mag deze Joodse jongen geen Arabische vriendin hebben. Alleen zijn Joodse grootvader, overlevende van de Holocaust, omarmt deze nieuwe liefde.

Bij een terroristische aanslag op de grens tussen Israël en Jordanië raakt de jonge Eitan echter ernstig gewond. Geliefde en familie moeten met de nieuwe situatie zien om te gaan.

Liefdespaar

Maar niets is wat het lijkt. Ouders en grootouders hebben geheimen, personages verbergen van alles. Mensen zijn beschadigd uit de Tweede Wereldoorlog gekomen. Joodse mensen die na de oorlog de staat Israël hebben gesticht in Palestina, hebben daar op hun beurt vuile handen gemaakt. Het is een land waarin alles politiek getint is en waarin aanslagen, gepleegd door beide partijen, aan de orde van de dag zijn.
Van een liefdespaar in New York met familie in Berlijn, verschuift de focus van Vogels naar het uitzichtloze Israëlisch-Arabische conflict. De vertelling verloopt niet lineair, maar springt heen en weer in de tijd. Zo krijgt de toeschouwer pas informatie op het moment dat die nodig is om het verloop van het verhaal te begrijpen.

Fladderen

De vogels uit de titel kennen verschillende dimensies. Het zijn de Joodse overlevenden van de Holocaust. Het zijn de vrije geesten die naar eigen keuze in de Joodse en in de Arabische wereld leven. En de vogels staan voor de identiteit van de personages, die uiteindelijk niet zo in steen gebeiteld blijkt als aanvankelijk lijkt.

Projecties van zwarte vogels fladderen op de witte achtergrond. De bijna volledig zwart/witte scenografie komt van Thomas Rupert. Vogels zitten in de uitgedroogde (stam-)boom die het decor completeert. Er wordt gesuggereerd dat hun restanten uit de lucht neerdwarrelen na de zoveelste terroristische aanslag.

Wonderschoon is de live muziek die de handeling begeleidt, uitgevoerd op diverse strijkinstrumenten door Amber Docters van Leeuwen.

Geëngageerd

Theatermaker en schrijver Wajdi Mouawad (1968), als kind gevlucht uit Libanon, stelt in zijn werk herkomst, identiteit en oorlog centraal. Zo ook in dit stuk. Regisseur Alize Zandwijk ensceneert met Vogels haar vierde stuk van deze schrijver.

Zandwijk heeft een lange staat van dienst wat betreft het regisseren van maatschappelijk-, en vaak politiek-geëngageerde voorstellingen. Bij het Ro Theater zette Zandwijk eerder onder andere drie stukken van Wajdi Mouawad neer. Ook Vogels is vooral een politiek verhaal.
De keuze voor de nadruk op het politieke boven het persoonlijke, resulteert in een nogal onevenwichtige regieopvatting. Personages van vlees en bloed zoals Eitan, Wahida en grootvader Etgar (Gijs Scholten van Aschat) kruisen voortdurend met figuren die vooral een concept uitdrukken en daardoor geen ‘levende’ mensen worden, zoals de extreem rationele psychiater (Marieke Heebink), de douanier (Hélène Devos) en de ‘symbolische Arabier’, neergezet door Yahya Gaier.
Daarbij duurt de voorstelling met twee uur en tien minuten, zonder pauze, echt te lang; dat is mede te wijten aan een aantal monologen waarin standpunten en filosofieën wel erg breed worden uitgesponnen.

Deze kritische noten daargelaten, is dit een fraaie, actuele, hartverscheurende en ijzingwekkende voorstelling.

Tekst: Wajdi Mouawad
Vertaling: Tom Kleijn)
Muzikant: Amber Docters van Leeuwen
Scenografie: Thomas Rupert
Kostuums: Sophie Klenk-Wulff
Hoofd techniek: Reyer Meeter
Fotografie: Fabian Calis

Theater / Voorstelling

Kritiek op eerwraak als reflectie op de samenleving mist gelaagdheid

recensie: Kroniek van een aangekondigde dood
5 Kroniek mrt 2023. foto Jean van LingenJean van Lingen

Als dertienjarige jongen, eind jaren 70, was regisseur Celil Toksöz twee keer getuige van eerwraak in zijn geboortestreek in het zuidoosten van Turkije. De eerste keer betrof het zijn buurvrouw Dilek, die hij hoorde gillen in haar appartement. Kort daarop lag een buurtgenoot met messteken vermoord in de tuin. Tijdens de drie kwartier durende Talk vooraf in de foyer van de Amsterdamse Stadsschouwburg emotioneren de gebeurtenissen hem nog steeds en maken hem zichtbaar boos. ‘Waarom laten we die dingen doorgaan’, vraagt hij, terwijl hij het publiek aankijkt. ‘We moeten tegenspreken.’ Voor Toksöz is het belangrijk ‘híer iets te vertellen omdat hij élders niets kan veranderen’.

Kroniek van een aangekondigde dood is een toneelbewerking van Aron Goossens naar de gelijknamige roman van Gabriel García Márquez, het toneelstuk Wachten op Godot van Samuel Beckett en Verhalen uit het dal van Ararat. Het vertelt het verhaal van een meisje dat een paar uur na haar huwelijk naar huis wordt gestuurd omdat ze geen maagd meer zou zijn. De bruidegom bezorgt haar nog diezelfde nacht terug bij het ouderlijk huis zoals in sommige culturen de sociale code dicteert. Het huwelijk is daarmee ten einde. Haar familie dwingt haar de naam te noemen van de ‘dader’. Haar broers besluiten hem te vermoorden.

De voorstelling begint op de bruiloft. Iedereen danst uitbundig, is uitgelaten en blij totdat plotseling de muziek stopt en de bruid ineenzakt in het midden van de zaal. In het volle licht kijkt ze met geruïneerd kapsel en verkreukelde trouwjurk aangeslagen de zaal in. Ze zoekt hulp bij vrouwen uit het dorp maar die deinzen collectief terug. Haar twee broers, in het stuk Dario en Diego, dwingen haar hardhandig de naam te noemen van de dader. Ze wijst naar Santiago Yasim en het besluit is genomen: hij moet dood. Aan iedereen die ze tegenkomen melden ze hun voorgenomen moord maar niemand is echt bereid om te luisteren. Bij één van de broers ontstaat twijfel maar het is de eer van de familie die hem overtuigt. Ze zullen wachten tot het juiste moment zich voordoet.

Toneelbewerking

Toneelschrijver Aron Goossens bewerkte de roman tot een voorstelling van anderhalf uur. In lange dialogen overtuigen de broers elkaar om hun voorgenomen daad door te zetten. Ze bezoeken een plaatselijk café, praten met een geestelijke en wachten op een plek in het dorp met uitzicht op de voordeur van de dader. Ze fantaseren beurtelings over het doden van vreemdelingen en ongehoorzamen. Op harde muziek, felle lichtflitsen en de luide stem van een leider bidden ze in strak tempo met dorpsgenoten in de plaatselijke moskee. Wanneer het tweetal met stoere en seksistische mannenpraat het stenigen van vrouwen ter sprake brengt, reageren de vrouwelijke dorpsgenoten afwijzend door te spugen en te stampen op de grond.

Het toneelbeeld blijft de hele voorstelling vrijwel ongewijzigd. Al bij binnenkomst zien we in de zaal een houten tafel en stoel met op het achtertoneel een podium; de open ruimte tussen arena en podium is afgeschermd met een wit valletje met bloemmotief over de hele breedte. Op enkele momenten in het stuk vertonen de dorpsvrouwen zich in verschillende hoedanigheden: zingend, sissend, pratend, dansend, achter dit halve gordijn: hun hoofden net boven de rand zichtbaar. Tegen de achterwand hangt een hoge witte vitrage tegen een blauw verlicht decor. De fantasieën en verhalen van de broers verkleuren het decor van blauw naar rood.

Eerwraak kwalijk

Dat eerwraak nog aan de orde is, is voor regisseur Celil Toksöz een kwalijke zaak. Met dit toneelstuk maakt hij dit kenbaar. Vrouwen op deze manier behandelen vindt hij onterecht en daarvan wegkijken extra kwalijk. Voor Toksöz staat het probleem van wegkijken bij eerwraak ook voor andere problemen. Zo ook het klimaatprobleem dat volgens Toksöz nog steeds niet door ons allen wordt omarmd. ‘We reizen naar Oostenrijk en klagen over het gebrek aan sneeuw. Dat moet stoppen’, vindt hij. ‘Het is net als met roken, je wil ervan af maar je bereikt dat alleen door ermee op te houden.’

Het open decor aan het begin van dit toneelstuk maakt ons deelgenoot van de tragiek. De zaal klapt en beweegt vrolijk mee op de klanken van de Turkse muziek. Ook worden we toegesproken door een dame van plezier: ‘Jullie zitten hier nu wel maar neem je verantwoordelijkheid’, zegt ze wijzend met het vingertje. Maar met toespreken alleen kom je er niet. Wat we nodig hebben is een doorleefd en gelaagd toneelspel dat verdergaat dan het opzeggen van een tekst en het nalopen van de pasjes. Evenals diversiteit in de karakters, krachtige dialogen en een scherpe choreografie. En gezien de twijfel bij de broers – gevangen in een sociale klem – hadden enkele monologen hier ook niet misstaan om inzicht te krijgen in hun binnenwereld. Dan bereik je als regisseur wellicht de extase bij je publiek die je nodig hebt om hen af te helpen van gewoontegedrag.

Theater / Voorstelling

Knap spel maar vermoeiend door tirade van anderhalf uur

recensie: Madame Bovary
KVS_MmeBovary©DannyWillems_0DS8786© DannyWillems

Als Emma en Charles tonen Maaike Neuville en Koen De Sutter knap toneelspel. De regie die het aanhoudend conflict met knallende ruzies benadrukt, veroorzaakt bij de toeschouwer echter uitputting en verveling.

Terwijl het publiek binnenkomt loopt Emma op het voortoneel, met strakke zwarte coltrui, zwarte pantalon en sneakers, heen en weer op het podium. Ze maakt hoekige bewegingen, schokt met haar heupen en bovenlijf en denkt na. Op het achtertoneel scharrelt haar man Charles in gebogen houding rijk gevulde bloemenvazen bijeen. In het midden op de grond een installatie met brandende TL-buizen. Als de zaal rustig is, richt Emma zich tot het publiek en vraagt naar haar naam. Ze spitst haar oren en wacht geduldig in de ogenschijnlijke zelfverzekerdheid te krijgen wat ze wenst. Ze lijkt content met het juiste antwoord. Dan draait ze zich resoluut om en stelt achteloos haar man voor. Traag keert hij zich naar het publiek en knikt hen vriendelijk toe. Het publiek is deelgenoot in de voorstelling wat de relationele pijn doet meevoelen.

Afgelopen maandag 27 februari stond Madame Bovary op de planken in de Amsterdamse Stadsschouwburg tijdens Female Voices – de elfde editie van het internationaal festival Brandhaarden. Dit jaar staat de westerse canon en stereotypering van vrouwen centraal. Theatermakers brengen literaire werken met vrouwelijke hoofdpersonen op eigentijdse wijze op de planken. De regisseur Carme Portaceli heeft, samen met regisseur Michael De Cock, een missie omdat ze volgens het Antwerpse Toneelhuis haar hele leven vrouwen meer zichtbaarheid probeert te geven. Zij geeft ons een volledig eigen interpretatie van het boek.

Plot

In 1856 voltooit Gustave Flaubert zijn roman Madame Bovary waarin de arme, aantrekkelijke boerendochter Emma Rouault trouwt met de eenvoudige vijftien jaar oudere arts Charles Bovary. In de interpretatie van de regisseurs zit ze gevangen in het huwelijk en dient zich onderdanig te gedragen: een positie die haar niet bevalt. Op allerlei manieren zoekt ze naar een uitweg. Zo stimuleert ze Charles tot een risicovolle operatie bij een dorpsgenoot waardoor mogelijk hun aanzien en rijkdom stijgt, maakt forse schulden met voor haar doen exorbitante uitgaven aan kleding en woondecoratie en legt het aan met twee vooraanstaande minnaars. Als alles is mislukt en haar schulden onoverbrugbaar geworden zijn, pleegt ze zelfmoord uit schaamte. De wanhopige en verdrietige Charles volgt kort daarna.

Perspectiefwisseling

Flaubert schreef zijn roman in de derde persoon waardoor de lezer als toeschouwer en daarmee buitenstaander de gebeurtenissen waarneemt; Portaceli en De Cock kozen er bewust voor Emma een eigen en daarmee de énige stem te geven. Het perspectief is subjectief, observaties van haar zijn daarmee onbetrouwbaar. Hiermee brengt de van het boek afwijkende regie de toeschouwer in een loyaliteitsconflict: hulp bieden aan de vrouw die het overduidelijk zwaar heeft in haar gekooide wereld en daarmee haar liefhebbende partner afvallen of kiezen voor de liefhebbende partner en het gekooide bestaan oogluikend toestaan. Weinigen zullen twijfelen maar of dit de manier is om deze feministische problematiek onder de aandacht te brengen – op haast Brechtiaanse wijze – is de vraag.

Enscenering

In de theateradaptatie die Portaceli en De Cock van de roman maken, is de woonkamer de centrale arena van deze tragedie. Wit met zwarte elementen zijn de kleuren die hierin overheersen: de witte trouwjurk, de witte zitbank, de felle witte TL-buizen, de zwarte buitenwereld, de zwarte herenschoenen op het witte doodsbed. Op het achtertoneel staat een metershoog houten raamwerk bekleed met flinterdun opalineachtig plastic. Het zijn de ramen van het huis waardoor de mistige donkere buitenwereld wordt waargenomen. Nieuwe spannende wendingen doen de ramen klapperen in hun sponningen. Door te spelen met wit en zwart brengen de regisseurs grote thema’s naar voren zoals goed en kwaad, haat en liefde, leven en dood waarmee ze het verschil in karakters symboliseren, maar ook maagdelijkheid, gevangenschap, de donkere buitenwereld en niet te vergeten het witte arsenicum en de zwarte gal als hulpmiddel bij Emma’s zelfmoord.

Sterk toneelspel

Met het sterke toneelspel door Maaike Neuville als Emma en Koen De Sutter als Charles Bovary én de mezzosopraan met warm en helder stemgeluid waarvan uw verslaggeefster haar naam helaas niet kon achterhalen, creëer je een voorstelling die van begin tot het eind de aandacht trekt. Maar met maatschappelijke conflicten die lijden tot frustraties en een goede operazangeres ben je er nog niet. Er is ook Emma’s binnenwereld die mogelijk heeft geprobeerd van het huwelijk wél een succes te maken. Daarvan krijgt de toeschouwer niets mee. Op deze manier wordt het slaan op dezelfde trom zonder inzicht in haar innerlijk conflict. Een gemiste kans waardoor dit stuk halverwege door het aanhoudend geruzie en gebeuk tot verzadiging leidt en daarmee tot verveling. Pas na haar dood, tijdens Charles’s monoloog op het doodsbed komt het stuk tot rust. Althans dat dachten we: zijn bekentenis het gedrag van Emma tijdens zijn huwelijk te hebben doorzien brengt nu ook zijn positie aan het wankelen. Waarom heeft hij er dan niets aan gedaan, hield hij toch niet van haar, was zijn vertrouwen een manier van haar af te zijn? We snappen niets van deze theateradaptatie en gaan uitgeput naar huis.

Madame Bovary nog te zien op het Festival Brandhaarden tot en met 4 maart.