Theater / Voorstelling

Vallende man mist zowel diepte als lichtzinnigheid

recensie: Vallende Man - Internationaal Theater Amsterdam

In Vallende man toont de Franse regisseur Julien Gosselin, door veelvuldig gebruik te maken van de camera, hoe mensen na een traumatische gebeurtenis hun identiteit uit hun handen zien wegglippen. Helaas mist deze voorstelling zowel diepte als luchtigheid.

Met Vallende man maakt de jonge Franse theatermaker Julien Gosselin zijn debuut als gastregisseur bij Internationaal Theater Amsterdam. Gosselin brak door met Les particulaires éliméntaires in 2015, een bewerking van de roman van Michel Houellebecq (die in het Nederlands uitkwam onder de naam Elementaire deeltjes). In 2017 ontving Josselin de prestigieuze Grand Prix de la critique van de Franse theaterpers voor zijn voorstelling 2666, een bewerking van het gelijknamige boek van Roberto Bellaño.

En nu brengt Gosselin wederom een boekbewerking op de planken. Ditmaal Falling Man van de Amerikaanse auteur Don DeLillo, over een man, Keith, die aan het werk is in een van de Twin Towers op 11 september 2001. Hij overleeft de aanslag die die dag plaatsvindt, maar raakt dusdanig getraumatiseerd dat hij het contact met zichzelf, zijn naasten en de wereld om hem heen in de jaren die volgen langzaamaan kwijtraakt.

Live-cinema

Net als de artistiek leider van ITA, Ivo van Hove, heeft Julien Gosselin een theatertaal ontwikkelt waarin live-cinema een grote rol speelt. In Vallende man rekt Gosselin het gebruik van de camera tot het uiterste op. Het grootste gedeelte van de eerste helft en de gehele tweede helft volgen we op een groot scherm. Deze zwart/wit beelden zijn meer dan enkel de opnames van wat er op het toneel gebeurt; de beelden zijn van een bijna filmische kwaliteit en dragen sterk bij aan de melancholische sfeer die het stuk kenmerkt. De camera zorgt daarmee voor veel meer dan enkel een weergave van het toneelbeeld, de camera definieert de voorstelling. Dat brengt ook wel wat mankementen met zich mee. De afstand die wordt gecreëerd tussen de personages en het publiek is, ondanks alle close-ups, enorm. Het theater lijkt zich veel verder af te spelen dan het daadwerkelijk doet, niet in de laatste plaats doordat het toneelbeeld dusdanig vormgegeven is dat personages zich dikwijls in een ruimte begeven die voor bepaalde delen van het publiek niet zichtbaar is.

Verder speelt muziek een belangrijke rol in het creëren van die melancholische, misschien wel verslagen sfeer die dit stuk zo typeert: soms op de achtergrond, rustig maar aanwezig en soms juist zeer luid en opzwepend. Met name de openingsscène begint indrukwekkend. De eerste toren is ingestort, Keith strompelt zich een baan door het neerdalende stof, blik op de camera gericht. De muziek is als een donderstorm. Voor sommigen zal dat wellicht naar effectbejag rieken, maar ik vond het prettig dat Gosselin in deze openingsscène het grote gebaar niet schuwt, en ook de latere luidruchtige intermezzo’s zijn welkome afwisselingen op een voorstelling die soms wel heel erg de rust opzoekt.

Het verlies van identiteit

De voorstelling is fragmentarisch. We krijgen snippers mee uit de levens van Keith (Eelco Smits) en zijn ex-vrouw Lianne (Maria Kraakman), die na de aanslag proberen om de draad weer op te pakken. We zien hoe Keith een affaire aangaat met een andere overlevende van de aanslag en hoe hij zich overgeeft aan het gokken. We zien hoe Lianne les blijft geven aan een klasje van alzheimerpatiënten en de confrontatie aangaat met haar moeder (Chris Nietvelt) over het verleden van haar moeders geliefde, Martin (Hans Kesting). Het fragmentarische karakter is aan de ene kant zeer toepasselijk en verbeeld hoe deze mensen hun gevoel aan coherentie na de aanslag zijn kwijtgeraakt. Het verbeeldt hoe zij zichzelf na dit trauma ervaren: als gebroken identiteiten, als betekenisloze snippers die hun binding met de wereld zijn kwijtgeraakt.

Tegelijkertijd verlang je als kijker ook al snel naar de uitzetting van grotere lijnen, omdat de thematiek hier namelijk om schreeuwt. Want de grote vraag is natuurlijk: waarom koos Gosselin voor een bewerking van juist dit boek, Falling Man? Een boek dat zo nadrukkelijk gaat over zo’n iconische en wereldveranderde gebeurtenis als de aanslagen op elf september. Aanslagen die de inluiding bleken van een ‘war on terror’ en van veelvuldige (jihadistische) terreuracties, die de afgelopen jaren Europa, en zeker Frankrijk, in de ban houden. Wat wil (de Franse) Gosselin met dit stuk zeggen over onze tijd? Welke link wordt er gelegd tussen de Twin Towers, Bataclan en de redactie van Charlie Hebdo? En hoe reflecteert Gosselin met Vallende man op grote eigentijdse kwesties als – ik noem maar wat – jihadisme, alt-right, geweld, racisme of fundamentalisme? Tja, over al die vraagstukken heeft Gosselin wonderlijk genoeg niet zoveel te zeggen. Gosselin behandelt de aanslag bijna als een op zichzelf staande gebeurtenis; als een persoonlijk drama in de levens van Keith en Lianne. Af en toe wordt er nog een bredere thematiek gesuggereerd: Majd Mardo mag in de rol van zich voorbereidende vliegtuigkaper in willekeurig aanvoelende intermezzo’s af en toe moeilijk in de camera kijken (wellicht om het publiek eraan te herinneren dat het leven van een terrorist ook niet over rozen gaat) en Martin blijkt connecties te hebben gehad met de Duitse terrorist Andreas Baader, maar die lijntjes worden nooit bevredigend uitgewerkt. Aan een bredere inkadering van 9/11 doet Gosselin niet, terwijl daarin juist de relevantie van dit stuk had gelegen.

Wat overblijft is het persoonlijk drama. Een drama over mensen die hun identiteit uit hun handen zien ontglippen, het contact met elkaar kwijtraken en zich verliezen in pokeravonden of ruzies met de onderbuurvrouw. Zware kost, waaraan Gosselin weigert om enige lucht te geven: tragische close-ups worden afgewisseld met moeizame overpeinzingen. Nee, veel te lachen valt er niet in deze voorstelling. Zo mist Vallende man zowel diepte als lichtzinnigheid.