Tag Archief van: Amsterdam

Theater / Voorstelling

Wervelende EXIT Macbeth door NNT

recensie: EXIT Macbeth - Noord Nederlands Toneel

Al is het ‘echte’ toneelstuk Macbeth van Shakespeare diens kortste stuk, met EXIT Macbeth sta je na negentig minuten alweer op straat. Je verliest veel Shakespeare, en krijgt er een amalgaam aan overrompelende beelden, spel, dans en muziek voor terug.

Wat je niet krijgt te zien en te horen, vertelt de poort- of zaalwachter (Sarah Janneh) die ons aan een deur van de zaal al welkom heet aan het begin, voor het doek opgaat. ‘Enter’ … zegt ze, gevolgd door van alles en nog wat. Ze refereert aan de opera Macbeth van Giuseppe Verdi, die voor een latere versie een ballet toevoegde. Verdi horen we in flarden voorbij komen, het ballet valt er door de bewegingen van vijf toneelspelende en dansende actrices (performers) bij te bedenken.

Dat ‘erbij denken’ is de spil waarom het in die anderhalf uur draait. Het begint al met een esthetisch toneelbeeld achter een tule, half-doorzichtig toneelgordijn dat gedurende de avond heen-en-weer wordt geschoven. Versluieren en ontsluieren. Daarachter zien we semi-abstracte beesten hangen die doen denken aan beelden zoals Berlinde De Bruyckere ze maakt.

Dieren, bomen en magie

Over die dieren gaat het onder meer, en over wat we ze als mens aandoen. En over bomen, die rechtstreeks zijn ontleend aan het wandelende woud van Bernam (soldaten met boomtakken) in Macbeth. Met die dieren (een vos, een gier, een schaap, een meeuw en ga zo maar door) wordt op het toneel zowel gesold als liefdevol omgegaan. Soms zijn het waarschuwingen over hoe we met dieren en het milieu omgaan; op een gegeven moment worden door een airco allemaal plastic zakken de zaal ingeblazen, ondersteund door rook uit een rookmachine. Zakken die door Sarah Janneh weer netjes worden opgehaald trouwens, als is zij deel van de Plastic Soup Foundation. En nee, het zijn geen dode dieren die we te zien krijgen, maar dierenpoppen van Michael Pietsch, gemaakt in samenwerking met een taxidermist (iemand die dieren prepareert en opzet) van het Berlijns Natuurmuseum.

Maar het gaat ook over vrouwen, over magische gebeurtenissen en heksen; ‘het decor’ of ‘de figuranten’ van Macbeth die anders nauwelijks aan het woord komen. Zo heet het in het programmablad bij de voorstelling door het Noord Nederlands Toneel.

Het is dus geen Macbeth-bewerking die de theatermakers Jana Vetten (freelance regisseur bij verschillende theaterhuizen in Duitsland en Oostenrijk) en Jean-Christoph Gockel (lid van de artistieke leiding van de Münchener Kammerspiele) maakten, maar een antwoord op het toneelstuk van Shakespeare; ‘Vraag, antwoord, vraag’, zoals Anna Enquist in een ander verband een gedicht noemde. Vragen aan ons, toeschouwers, antwoorden van Shakespeare en vele andere schrijvers en denkers.

Een collage die je meeneemt

In de collage die dit oplevert, kun je je als toeschouwer geheel laten meevoeren. Even lijkt het of de voorstelling op driekwart van de avond inzakt, maar dat is van korte duur want nee, verder gaat het weer, met gezwinde spoed. Met een dans van de vijf performers aan een ketting die doet denken aan paaldansen, met een improvisatie door een naakte Rosie Reith (IMPROVISATIE lezen we telkens weer op de boventiteling), die even later op een bezemsteel rondcirkelt als een vrije vogel boven het podium. Een veelzeggend slotbeeld.

De talen (Nederlands, Engels, Duits) waarin wordt gesproken buitelen over elkaar, als is het een Babylonische spraakverwarring. Ja, zelfs de blijkbaar fragiel bevestigde boventiteling – zowel links als rechts van het podium – doet mee door telkens heen-en-weer te bewegen.

Als toeschouwer (naar verluidt zijn er bij de eerste avond in Amsterdam slechts 77 mensen) ga je erin mee of niet. Op slechts een enkel afkeurend gefluit op het eind na gaat het overwegend jonge publiek, meest muisstil en een enkele keer hardop lachend, wel in het spel en/of de associaties mee.

Associaties en waarschuwingen te over

Ga maar na: een sluierdans die aan die van de Bijbelse Salomé doet denken, citaten die je helemaal of bijna thuis kunt brengen, zoals dat over het nadenken over de tijd (Kierkegaard?). Flarden Shakespeare, flarden Verdi, een mooie soundscape van componist Matthias Grübel en flarden tekst over heksen. Je krijgt het als toeschouwer allemaal voor de kiezen en je kunt je er, als bij een spel, kostelijk mee vermaken.

Nee, het is geen Macbeth en dat moet je als toeschouwer ook niet verwachten. Het is zelfs geen bewerking, het is EXIT Macbeth. Afgevoerd, als symbool van het machisme. Je voelt intuïtief aan waar het de hele avond om draait, maar je moet het niet proberen te begrijpen. Want als je dat gaat doen, ben je verloren.

 

 

Theater / Voorstelling

Wervelende EXIT Macbeth door NNT

recensie: EXIT Macbeth - Noord Nederlands Toneel

Al is het ‘echte’ toneelstuk Macbeth van Shakespeare diens kortste stuk, met EXIT Macbeth sta je na negentig minuten alweer op straat. Je verliest veel Shakespeare, en krijgt er een amalgaam aan overrompelende beelden, spel, dans en muziek voor terug.

Wat je niet krijgt te zien en te horen, vertelt de poort- of zaalwachter (Sarah Janneh) die ons aan een deur van de zaal al welkom heet aan het begin, voor het doek opgaat. ‘Enter’ … zegt ze, gevolgd door van alles en nog wat. Ze refereert aan de opera Macbeth van Giuseppe Verdi, die voor een latere versie een ballet toevoegde. Verdi horen we in flarden voorbij komen, het ballet valt er door de bewegingen van vijf toneelspelende en dansende actrices (performers) bij te bedenken.

Dat ‘erbij denken’ is de spil waarom het in die anderhalf uur draait. Het begint al met een esthetisch toneelbeeld achter een tule, half-doorzichtig toneelgordijn dat gedurende de avond heen-en-weer wordt geschoven. Versluieren en ontsluieren. Daarachter zien we semi-abstracte beesten hangen die doen denken aan beelden zoals Berlinde De Bruyckere ze maakt.

Dieren, bomen en magie

Over die dieren gaat het onder meer, en over wat we ze als mens aandoen. En over bomen, die rechtstreeks zijn ontleend aan het wandelende woud van Bernam (soldaten met boomtakken) in Macbeth. Met die dieren (een vos, een gier, een schaap, een meeuw en ga zo maar door) wordt op het toneel zowel gesold als liefdevol omgegaan. Soms zijn het waarschuwingen over hoe we met dieren en het milieu omgaan; op een gegeven moment worden door een airco allemaal plastic zakken de zaal ingeblazen, ondersteund door rook uit een rookmachine. Zakken die door Sarah Janneh weer netjes worden opgehaald trouwens, als is zij deel van de Plastic Soup Foundation. En nee, het zijn geen dode dieren die we te zien krijgen, maar dierenpoppen van Michael Pietsch, gemaakt in samenwerking met een taxidermist (iemand die dieren prepareert en opzet) van het Berlijns Natuurmuseum.

Maar het gaat ook over vrouwen, over magische gebeurtenissen en heksen; ‘het decor’ of ‘de figuranten’ van Macbeth die anders nauwelijks aan het woord komen. Zo heet het in het programmablad bij de voorstelling door het Noord Nederlands Toneel.

Het is dus geen Macbeth-bewerking die de theatermakers Jana Vetten (freelance regisseur bij verschillende theaterhuizen in Duitsland en Oostenrijk) en Jean-Christoph Gockel (lid van de artistieke leiding van de Münchener Kammerspiele) maakten, maar een antwoord op het toneelstuk van Shakespeare; ‘Vraag, antwoord, vraag’, zoals Anna Enquist in een ander verband een gedicht noemde. Vragen aan ons, toeschouwers, antwoorden van Shakespeare en vele andere schrijvers en denkers.

Een collage die je meeneemt

In de collage die dit oplevert, kun je je als toeschouwer geheel laten meevoeren. Even lijkt het of de voorstelling op driekwart van de avond inzakt, maar dat is van korte duur want nee, verder gaat het weer, met gezwinde spoed. Met een dans van de vijf performers aan een ketting die doet denken aan paaldansen, met een improvisatie door een naakte Rosie Reith (IMPROVISATIE lezen we telkens weer op de boventiteling), die even later op een bezemsteel rondcirkelt als een vrije vogel boven het podium. Een veelzeggend slotbeeld.

De talen (Nederlands, Engels, Duits) waarin wordt gesproken buitelen over elkaar, als is het een Babylonische spraakverwarring. Ja, zelfs de blijkbaar fragiel bevestigde boventiteling – zowel links als rechts van het podium – doet mee door telkens heen-en-weer te bewegen.

Als toeschouwer (naar verluidt zijn er bij de eerste avond in Amsterdam slechts 77 mensen) ga je erin mee of niet. Op slechts een enkel afkeurend gefluit op het eind na gaat het overwegend jonge publiek, meest muisstil en een enkele keer hardop lachend, wel in het spel en/of de associaties mee.

Associaties en waarschuwingen te over

Ga maar na: een sluierdans die aan die van de Bijbelse Salomé doet denken, citaten die je helemaal of bijna thuis kunt brengen, zoals dat over het nadenken over de tijd (Kierkegaard?). Flarden Shakespeare, flarden Verdi, een mooie soundscape van componist Matthias Grübel en flarden tekst over heksen. Je krijgt het als toeschouwer allemaal voor de kiezen en je kunt je er, als bij een spel, kostelijk mee vermaken.

Nee, het is geen Macbeth en dat moet je als toeschouwer ook niet verwachten. Het is zelfs geen bewerking, het is EXIT Macbeth. Afgevoerd, als symbool van het machisme. Je voelt intuïtief aan waar het de hele avond om draait, maar je moet het niet proberen te begrijpen. Want als je dat gaat doen, ben je verloren.

 

 

Theater / Voorstelling

Theaterdebuut waar alles aan klopt

recensie: De wanen - Ingmar Heytze

Er zijn producties waarbij alles helemaal klopt: de tekst, regie, het spel, de dramaturgie, het decor, kostuum(s), de muziek en het lichtontwerp. Zo’n productie is De wanen die momenteel als lunchtheater wordt opgevoerd in Theater Bellevue in Amsterdam.

De wanen is het theaterdebuut van dichter Ingmar Heytze. Hij werkte in 2011 aan een dichtbundel, De atlas van wanen, die nooit is gepubliceerd. Nu is de tekst omgewerkt tot een indrukwekkend toneelstuk over de meest verschrikkelijke wanen, zoals het horen van stemmen in het hoofd of het zien van dingen die er niet zijn.

De tekst van De wanen

Oorspronkelijk zou het stuk worden gespeeld door Abke Haring, als Louisa. Maar nadat zij zich vanwege persoonlijke omstandigheden terugtrok, is de rol overgenomen door Alwin Pulinckx. De tekst is daarom wat aangepast. Pulinckx speelt nu Louis, plus nog een aantal andere personages. In het gepubliceerde script staat links de tekst van Louis(a) en rechts de tekst van andere rollen.

Het zal geen verbazing wekken dat de tekst van Heytze zeer poëtisch is, met bijvoorbeeld prachtige metaforen, zoals die over breekbaar en doorzichtig glas, binnen- en buitenwereld. Waarbij de toeschouwer misschien onwillekeurig moet denken aan Glazen speelgoed van Tennessee Williams. Zoals je bij een zinsnede als ‘Ik sta altijd vroeg op want ik moet eerst al die kleren aan’ het personage Jas van Marieke Lucas Rijneveld door het hoofd schiet.

Dan zijn er weer meer filosofische beelden en ideeën die voorbijkomen: ‘Hoe moet ik die (koffie, EvS) drinken, als ik zelf die koffie ben, of als die koffie niet bestaat, hooguit als idee, in mij?’ Of wordt de discussie aangegaan met mensen als Dick Swaab: bestaan wij voor 100% uit moleculen of is er meer? Zulke echo’s zijn opzet, schrijft Heytze in zijn aantekeningen achterin de uitgave van zijn tekst.

De opvoering van De wanen

Wat regisseur Olivier Diepenhorst, dramaturge Janine Brogt en acteur Alwin Pulinckx met de tekst doen, grenst aan het ongelofelijke. Allereerst natuurlijk omdat Pulinckx de tekst in korte tijd moest instuderen, maar vooral om de enorme subtiliteit die hij in zijn bewegingen en mimiek weet te leggen. Hij beweegt slalommend over het toneel (een decor van Lidwien van Kempen), tussen houten palen door. Het lijken wel heipalen, die hem houvast moeten geven. Of een doolhof, om in te verdwalen. Op een gegeven moment ligt hij zelfs op de grond, uit het spel gevallen, terwijl de stoppen almaar blijven doorslaan. Dat laatste wordt effectief in beeld gebracht dankzij het lichtontwerp van Yuri Schreuders.

Iets soortgelijks geldt voor het eenvoudige kostuum (van Rebekka Wörmann) en de bescheiden muziek van componist Christiaan Verbeek – een naam om te onthouden. Neem de slotpassage waarin zijn elektronische muziek met de tekst mee vervormt van hartgeklop via de tijd die wegtikt naar het donkere geluid van een roerdomp en het ritme van een rijdende trein.

Zo vallen er nog meer, veel meer voorbeelden te noemen, maar het is beter om het stuk zelf te gaan zien en het op je te laten inwerken. Het is groots, in alle bescheidenheid. Of misschien mede daardoor.

Kunst / Expo binnenland

De waarheid onder ogen

recensie: Onze koloniale erfenis - Tropenmuseum

Het Amsterdamse Tropenmuseum heeft sinds kort een nieuwe vaste expositie over het Nederlandse koloniale verleden en hoe dit terugkomt in onze eigen tijd. De tentoonstelling Onze koloniale erfenis bestaat uit zo’n vijfhonderd voorwerpen uit de koloniale tijd, aangevuld met hedendaagse kunst. Hiermee speelt het museum in op het huidige maatschappelijke debat over racisme en discriminatie in Nederland en weet daarmee de vinger op de zere plek te leggen.

Met tien thema’s zoals expansie en handel, consumptie en productie, arbeid en uitbuiting, racisme en verzet, taal en religie gaat de expositie in op de werking en structuren van kolonialisme. De expositie laat zien hoe mensen in gekoloniseerde landen hier steeds tegen ageerden. Daarbij ligt de focus op hoop, verzet, veerkracht en creativiteit. Ook kregen enkele kunstenaars het verzoek speciaal voor de expositie een werk te maken. Wees voorbereid op een verrassende maar ook confronterende reis door de tijd.

‘Territory Dress’

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Eén van de artiesten die werd gevraagd om een kunstwerk te maken over het Nederlandse koloniale verleden en zijn hedendaagse betekenis was de Britse Susan Stockwell (1962). Haar zogenaamde Territory Dress (2020) is een ware blikvanger in de tentoonstelling. De jurk, gemaakt van oude en nieuwe landkaarten, verwijst niet alleen naar landen maar ook naar handel en grenzen. Als je goed kijkt zie je dat het gaat om voormalige Nederlandse koloniën: Suriname, Indonesië en het Nederlands Caraïbisch gebied. Het welvarende Nederland ligt bovenop Suriname, in het lijfje van de jurk. De wegen en snelwegen druipen als bloed langs de mouwen. Stockwell is erin geslaagd om een prachtige jurk te maken die een indruk geeft van de koloniale tijdsgeest. En ze weet tegelijkertijd ook heel mooi de verbinding te leggen met de huidige tijd. Zo vormen elektrische computersnoeren de onderkant van de jurk. Kortom: een sierlijk kledingstuk dat niet in een blik te vangen is.

Geesten uit het verleden

Ook opvallend is het werk van Julien Sinzogan (1957). De titel van zijn schilderij Gates of no return II (2009) verwijst naar een doorgang waardoor de tot slaaf gemaakte Afrikanen van fort naar schip werden gebracht. Eenmaal hierdoorheen zouden ze nooit meer terugkeren naar hun geboorteland. Maar in dit werk keren ze wel terug, in de vorm van egungun, oftewel vooroudergeesten. Het is bijzonder om te merken dat veel kunstenaars de geest of zombi inzetten als middel om koloniale verdrukking aan te tonen. Zo hangt even verderop een kunstwerk van de Caraïbische modernist Edouard Duval-Carrié (1954) waarin je dit heel duidelijk terugziet. Zijn enorme schilderij Cascade and Hummingbirds (2013) toont een moderne weergave van een sprookjesachtige wereld. Maar in plaats van bloemen en gladgestreken landschappen zie je een nachtelijk woud vol donkere schimmen die uitnodigend naar je lonken. Ze lijken volledig tussen de bomen te verdwijnen en zijn daardoor onzichtbaar voor hun koloniale onderdrukkers. De tekening is verder afgemaakt met glitterlijm wat dit schilderij een extra dimensie geeft.

Interactief en leerzaam

Naast alle werken van kunstenaars toont het museum ook een rijke collectie aan voorwerpen en historische objecten. Deze liggen netjes uitgestald in vitrinekasten. Het is bizar om je te bedenken dat al die spullen in feite gewoon gestolen zijn. Veel landen wachten nog steeds op de teruggave van hun rijkdommen. Denk aan: bronzen beelden, ivoren ceremoniële objecten en diamanten. Deze zijn allemaal speciaal voor deze expositie door het museum zelf uit het diepst van hun eigen kelder getrokken. Ook is er op digitaal vlak voldoende te beleven. In elke zaal hangen grote schermen waarop filmpjes te zien zijn van mensen die zich gediscrimineerd of anders voelen. Ook zijn er spelletjestafels in diverse hoeken van de ruimten geplaatst. Bezoekers kunnen op deze manier met elkaar uitvinden waar bepaalde kruiden en specerijen vandaan komen en als schipper de Indische oceaan oversteken.

Onze koloniale erfenis is geen expositie waar je heen gaat als je gewoon even gezellig een dagje uit wil. Als bezoeker heb je tijd nodig om alle informatie op je in te laten werken. Er is zoveel te zien en te beleven. Het onderwerp vraagt om serieuze aandacht en dat kost tijd. Echter valt er wel een heleboel te leren. Van culturele objecten tot maatschappijkritische kunst en van echte verhalen over échte mensen tot aan de kleine lettertjes van een nieuw wetsvoorstel. Het koloniaal verleden is overal om ons heen. Je moet het alleen wel willen zien. Deze expositie kan daaraan bijdragen.

samoerai klein scherp
Kunst / Expo binnenland

Fragiele geschiedenis van Japan

recensie: Rijksmuseum toont vroege fotohistorie
samoerai klein scherp

Het Rijksmuseum in Amsterdam toont met de tentoonstelling Antoon Baduin,  vroege foto’s van Japan een geschiedenis van het Aziatische land uit de negentiende eeuw. Antoon Baduin was militair arts die in de periode 1862-1870 in Nagasaki en Osaka geneeskunde doceerde en later in Tokyo een ziekenhuis leidde. Iets waar de Japanse overheid hem genereus voor betaalde. Het isolationisme, waar het land van de rijzende zon hun cultuur van voor 1862 mee wilde beschermen, had met de komst van keizer Meiji een rigoureuze ommekeer gemaakt. Deze pas ontdekte fotoserie – die een brand overleefde – toont indirect deze omwenteling.

Eerst een korte geschiedenis: Japan was voor 1862 een feodale staat, verdeeld in deelstaten, met Daimyo-heren aan de macht. Deze heersers hadden ieder hun eigen krijgsmacht, de welbekende samoerai. Vanwege de angst overgenomen te worden door buitenlandse – en technologisch sterkere – machten, besloot Japan afscheid te nemen van de feodale staat en een centrale machthebber te nemen. Daarbij opende het de grenzen voor handel en kennisoverdracht. Dit zorgde ervoor dat het land zich sindsdien in hoog tempo transformeerde. Zozeer dat het uiteindelijk naast de schoenen ging lopen en teruggefloten werd in de Tweede Wereldoorlog.

Nederland en Japan

Nederland had tijdens de Japanse feodale periode als enig westers land een handelsband. Het eiland Deshima, voor de kust van Nagasaki, was de uitverkozen plek voor buitenlanders. Alleen daar mocht er handel gedreven worden en nergens anders was het toegestaan om zich te vestigen. Verder het land intrekken was ongeoorloofd. Ook moesten wapens en christelijke attributen zoals bijbels en crucifixen worden afgestaan voordat er aangemeerd werd op Deshima. In de fotoserie van Baduin en bij een tweetal prenten komt de havenplaats meermaals terug, veelal in vergezichten met een veelheid van handelsschepen.

Fotografie in de kinderschoenen

Omdat fotografie nog maar een paar decennia daarvoor het levenslicht had gezien, was het beperkt in zijn mogelijkheden. Ondanks dat het realisme ervan bejubeld werd, was het proces nog langzaam en omslachtig. Het had niet dezelfde vluchtigheid als tegenwoordig. Een foto maken duurde een tijd, de modellen moesten langdurig stilzitten omdat er anders bewegingsonscherpte ontstond. Snel een plaatje schieten behoorde niet tot de opties. Dit zie je terug in de foto’s van Baduin: er zijn flink wat overbelichte foto’s en veel onscherpte. Kiekjes avant la lettre, zou je kunnen zeggen. Baduin was amateurfotograaf en hoefde niet van de verkoop te leven. Daarom waren zijn modellen gekende mensen uit zijn nabije omgeving. Dit zorgt voor een ontspannen sfeer. Wat hij fotografeerde kwam voort uit persoonlijke interesse in de omgeving en in de cultuur. Je ziet collega-artsen, vrienden en mensen waar hij direct mee te maken had. Maar ook samoerai, boeren en een Kabuki theatervoorstelling heeft hij vastgelegd. Ondanks het laagdrempelige niveau geeft het een kijk op een vergane wereld: veel van de gefotografeerde plekken zijn onherkenbaar veranderd en de cultuur van die tijd bestaat grotendeels niet meer; Japan heeft sindsdien een drastische omslag gemaakt richting westers denken en dit heeft de originele, excentrieke cultuur steeds verder naar de achtergrond gedreven.

Brand

De erfgenamen van Baduin waren de foto’s al die jaren vergeten. Pas in 1985 werden ze door een brand teruggevonden. Gelukkigerwijs zaten ze in een kist waardoor de afdrukken gered waren. De hitte had ze wel flink aangetast. In 2016 is de collectie geschonken aan het Rijksmuseum. Na een grondige restauratie is de verzameling nu te zien.
Het toont hiermee de vluchtigheid van fotografie, maar ook van ons bestaan. Een complete geschiedenis kan in een oogwenk worden weggevaagd zonder er iets tegen te kunnen doen. Daarnaast tonen de foto’s indirect de verandering die er plaatsvond in de Japanse samenleving. Het interculturele gelijkwaardige karakter dat er namelijk was: bij de koloniën werden de kolonisten hoger afgebeeld dan de gekoloniseerde bevolking, bij Baduin’s foto’s niet. Bovendien was er sprake van wederzijdse waardering en de verwijdering van de reisrestricties.
Ondanks het kiekjesgehalte van de foto’s zijn het belangrijke tijdsdocumenten. Ze tonen een wereld die niet meer bestaat. Het toont de geschiedenis in volle gang: het omslagpunt van een samenleving.

 

De expositie Antoon Baduin, vroege foto’s van Japan is nog te zien tot en met 4 september 2022 in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum.

Muziek / Concert

Groter dan zichzelf

recensie: White Lies concert

Dat White Lies een speciale band heeft met Nederland blijven ze keer op keer weer bewijzen. In april en mei 2022 speelden ze er al zes concerten, waarvan vier uitverkocht waren, maar in juli keerden ze terug. Op 1 juli werd de band enthousiast ontvangen door fans die in grote getale kwamen opdagen in Tivoli Vredenburg.

POM: een energieke band met luide, vrolijke muziek

Het publiek werd opgewarmd door de Amsterdamse band POM, die naar eigen zeggen binnen het genre ‘FUZZPOP’ vallen. Zangeres Liza van As vertelt na het openingsnummer hoe gaaf ze het vindt om in Tivoli Vredenburgop het podium te staan, ze was er zelf namelijk eerder die week in het publiek te vinden bij een ander concert. Dat enthousiasme komt goed naar voren in de energie die van het podium af straalt tijdens de nummers. De bandleden spelen luide melodieën die geïnspireerd lijken te zijn op britpop en garagerock en combineren dat met de meest uiteenlopende teksten. Zo is er het nummer ‘Down The Rabbit Hole’ dat refereert aan Alice in Wonderland en het nummer ´Eat Me I´m Sad´ dat duidelijk niet onschuldig over eten gaat. Hoewel een groot deel van het publiek nog onbekend lijkt te zijn met de muziek, is dat obstakel gauw overwonnen. De melodieën zijn dansbaar, het enthousiasme van de band werkt aanstekelijk en nummers zoals ‘Toni’ worden gauw opgepakt en meegezongen.

White Lies: een greatest hits tour

Na een korte pauze gaan de lichten uit en komen voorzichtig de eerste klanken van het nummer ‘Am I Really Going To Die’ uit de boxen terwijl de vier bandleden plaatsnemen achter hun instrumenten. Als ze er allemaal staan, pakken ze meteen groots uit met een van hun grootste hits, ‘Farewell to the Fairground’. Een goede keuze, want het ingedutte publiek is gelijk weer wakker en enthousiast aan het meespringen op het geluid van de bas. Ruimte om op adem te komen was er niet want meteen werd er doorgepakt met het aanstekelijke en dansbare ‘There Goes Our Love Again’. Hoewel de band af en toe een kort moment pakt om te praten met het publiek, wordt het publiek weinig rust gegund. De setlist van de show had met gemak de tracklist van een greatest hits album kunnen zijn met succesvolle singles als ‘To Lose My Life’, ‘Big TV’ en ‘Time to Give’, stuk voor stuk meegezongen door de fanatieke fans in de zaal.

Een speciaal nummer

Zanger Harry McVeigh heeft echter nog wel een verrassing in petto, hij kondigt aan dat ze een wildcard op de setlist hebben gezet die ze niet vaak live spelen. Ze wilden graag een dansbaar nummer spelen van het vierde album Friends en zo begonnen ze met ‘Morning in LA’. Een schot in de roos, want het nummer blijkt precies het bedoelde effect te hebben op de zaal.

Hoewel het nummer ‘Unfinished Business’ vaker live wordt gespeeld, krijgt ook deze wat extra toelichting van de zanger. Het lied is het eerste nummer dat de mannen als White Lies hebben geschreven en de eerste single die ze als band hebben uitgebracht. Hierdoor verdient het nummer een speciaal plekje in het hart van de band en die boodschap wordt duidelijk overdragen aan de fans als ook dit nummer woord voor woord wordt meegezongen.

Euforische melodieën in een bezwete concertzaal

De set wordt afgesloten met het indrukwekkende nummer ‘I Don’t Want to Go to Mars’ dat toen het uitgebracht werd als single al klonk alsof het bedoeld was als anthem in grote concertzalen. Vergezeld met een indrukwekkende lichtshow was dit nummer een goede afsluiter van de avond. Althans, dit leek voor een kort moment het geval te zijn, de band had immers na een buiging afscheid genomen van het publiek. Gelukkig bleek het niet zo te zijn, want ondanks dat er veel grote hits waren gespeeld ontbraken de drie meest logische keuzes nog van de setlist.

Het encore werd meteen ingeluid met de bekende geluiden van doorbraakhit ‘Death’ en vervolgd met de titeltrack van het nieuwste album As I Try Not To Fall Apart. Wie dacht dat de euforie van deze avond niet overtroffen kon worden zat er compleet naast, want bij de afsluiter ‘Bigger Than Us’ lijkt er nog meer energie te komen vanuit de zaal.

Indrukwekkende lichtshow

Hoewel de urgentie achter de nummers van de band op CD al goed overkomt door de zware melodieën en de dramatische stem van McVeigh blijkt het daar niet te eindigen. Live blijkt de boodschap van elk nummer extra ondersteund te worden door een goedgekozen lichtshow. Zo wordt het nummer ‘To Lose My Life’ bijgestaan door veel zwart-wit effecten, rook en aan het einde zelfs met confettikanonnen. Daar tegenover staan de meer simplistische lichtshows bij de nummers ‘Hurt My Heart’ en ‘Tokyo’. Bij eerstgenoemde wordt er gekozen voor één kleur, namelijk rood, wat de beklemmende toon van het nummer kracht bij zette. Bij ‘Tokyo’ leek de lichtshow ook eenvoudig te blijven, totdat er tijdens het refrein regenboogeffecten voorbijkwamen, waardoor het contrast tussen de coupletten en het refrein extra werd benadrukt.

Gedurende een van de korte intermezzo’s vertelde de band over hun bijzondere connectie met Nederland en hun liefde voor de stad Utrecht; de band is zo verknocht aan deze stad dat ze zelfs op vrije dagen tijdens een tour er naar afreizen. Tijdens deze show werd ook weer duidelijk dat deze affectie geheel wederzijds is en werd weer bewezen waarom White Lies terecht met regelmaat voor een uitverkochte concertzaal staan in Nederland. Wil je ze ook live zien? Ze hebben recent twee nieuwe concertdata in de maand oktober aangekondigd!

 

Kunst / Expo binnenland

Hoopvolle maatschappij kritiek

recensie: Mous Lamrabat - Blessings from Mousganistan

De expositie Blessings from Mousganistan, in het fotografiemuseum FOAM,  heeft ondanks de vrolijke kleuren en frivoliteit een kritische ondertoon. De perfect georkestreerde foto’s blinken uit in theatraliteit en vervreemding, er zit een flinke dosis humor in en ze hebben qua techniek soms de kracht en kwaliteit die je ook in modefotografie ziet. Maar er schuilt meer achter deze opgesmukte façade dan wat er aan de oppervlakte zichtbaar is.

Meteen bij binnenkomst krijg je de mededeling dat het tapijt van de entreezaal niet met schoenen betreden mag worden. De zaal is bedekt met vloerbedekking waar een van de werken van Mous Lamrabat (1983) in een patroon te zien is. De focus ligt hiermee meteen op religie: in de moskee mag je wegens respect voor de Almachtige ook alleen zonder schoeisel naar binnen. Op de manshoge foto’s zie je vrome kleding zoals hoofddoekjes, boerka’s en nikab’s. Ook zijn er veel verwijzingen naar de Arabische cultuur en zijn er flink wat modellen van Arabische afkomst. Maar dan word je aan het wankelen gebracht. Het immense houten McDonald’s logo, dat op de grond ligt, en de shirts en logo’s van grote Amerikaanse bedrijven en van Amerikaanse basketbalteams tonen aan dat er meer aan de hand is dan op het eerste gezicht lijkt.

 

Modefotografie

In de volgende zaal staan in het midden drie poppen die nikab’s dragen. De kleding is bedrukt met foto’s van Lamrabat. De bedoeling van de kunstenaar sijpelt in deze zaal langzaam naar binnen. Op de plek waar de uitsparing voor de ogen is, heeft hij LED-schermpjes geplaatst die doen denken aan een reclame-uiting in een etalage van een telefoonwinkel. ‘Free Palestine’ is erin te lezen. Blijkbaar moet je zijn beelden zien als maatschappijkritiek. In deze zaal komt het McDonald’s logo ook weer terug, evenals dat van Nike, en nogmaals zijn er Amerikaanse basketbalshirts te zien. Dit allemaal naast fotowerken met veelal religieuze kledij en vrolijk afgebeelde Afrikanen.

Aangezien Lamrabat een voorliefde heeft voor modefotografie, zijn er gelijkenissen te maken met de Franse modefotograaf Guy Bourdin die indertijd ook de randjes van zijn vakgebied opzocht. Er sluimert kritiek op het Westerse kapitalisme en de schoonheidsidealen die er in die maatschappij aanwezig zijn. In veel van zijn werken flirt Lamrabat met iconografie uit de Amerikaanse popcultuur: we zien smileys, Star Wars, Wu-Tang Clan, Ronald McDonald en comic-personages als de Hulk, Superman, Sponge Bob en Mickey Mouse.

 

Voorbij het platte vlak

Een interessant aspect in het werk van Lambarat is dat hij de grenzen van de fotografie oprekt: hij gaat verder dan het platte vlak en kiest ook voor driedimensionaliteit. Fotografen als Anouk Kruithof en Marleen Sleeuwits gingen hem hierin voor. Vacuümgetrokken portretten rond logo’s van bedrijven, nikab’s, tapijten, gebedsvlaggen en een lenticulaire techniek (zoals de ansichtkaart die verandert naar een 3D object als je de kaart beweegt) tonen aan dat je je als fotograaf niet hoeft te houden aan fotopapier alleen. Het is echter wel de vraag of het nodig is om een vacuümgetrokken foto met een McDonald’s logo te presenteren òp datzelfde McDonald’s logo. Zeker omdat het beeld ergens anders nog een keer terugkomt. Maar bij een foto van een vrouw in een nikab en een Chicago Bulls T-shirt dat vacuümgetrokken is rond basketbalsneakers, werkt het wel weer.

 

Eigen wereld

Lamrabat heeft zijn eigen wereld gecreëerd en heeft het Mousganistan genoemd. Het is een mix van de Arabische- en de Westerse cultuur. Niet zo gek: hij is in Marokko geboren en in België opgegroeid. In zijn stijlvorm lijkt hij vaak als eerste naar het masker of de gezichtsbedekking te grijpen. Ondanks dit uitgummen van identiteiten is er toch een drang naar erkenning voelbaar: ‘Wij doen er ook toe, wij zijn ook mensen.’

In zijn persbericht zegt Lamrabat dat hij hoopt een wereld geschapen te hebben waar iedereen vredig naast elkaar leeft, ongeacht hun afkomst of ambities. Toch valt het op dat er bijna geen andere volkeren dan Afrikanen geportretteerd zijn, los van een wit dikkig kind dat een soort duivelse hoorns op zijn hoofd heeft gebonden. Is het hoopvolle samenleven dan verzandt in het bekritiseren van de ene cultuur om de andere te verheerlijken? Nee, zo ver gaat het niet. Lamrabat is een geëngageerd kunstenaar, dat staat buiten kijf. De humor en de maatschappijkritiek zorgen ervoor dat het een expositie is waarbij je wegloopt met een bitterzoet gevoel. Iets positiefs, want net als alle goede maatschappijkritische kunst geeft het je stof tot nadenken.

 

De tentoonstelling Blessings from Mousganistan is nog te zien tot 16 oktober 2022 in het Foam fotografiemuseum Amsterdam

Film / Kunst / Expo binnenland / Film

Fijnzinnige poëzie, wrange humor en radicale stunts

recensie: Expositie: Guido van der Werve - Tastbare Futiliteit
In courtesy of the artist. Image by Ben Geraerts.

Afgelopen week kon je bijna geen krant openslaan of er stond iets in over Guido van der Werve (1977, Papendrecht). De in Berlijn, Hassi en Amsterdam gevestigde filmmaker en beeldend kunstenaar won niet alleen de Cobra Kunstprijs, maar heeft nu ook midden in zijn carrière al een overzichtstentoonstelling in het Eye Filmmuseum. Daar zagen we naast zijn Gouden Kalffilm Nummer veertien, home ook de eerste glimp van zijn in  september uit te komen autofictieve speelfilm. En het grootste deel van een indrukwekkend oeuvre.

 

Bij binnenkomst in Guido van der Werves tentoonstelling  Tastbare futiliteit (of Palpable Futility) stuit de bezoeker meteen op Nummer twee, Just because I’m standing here doesn’t mean I want to (2003). Er bestaat ook een Nummer een, maar die wordt nagenoeg nooit vertoond. Nummer twee is de film waarmee Van der Werve afstudeerde aan de Gerrit Rietveld Academie. We horen de kunstenaars stem: ‘ ‘s Ochtends kan ik niet opstaan, ’s middags verveel ik me, ’s avonds ben ik moe en ’s nachts kan ik niet slapen.’  Van der Werve loopt, in zwart gekleed, achterwaarts de weg op in de – in eigen woorden – ‘spuuglelijke’ Papendrechtse straat waar hij opgroeide. Hij wordt geschept door een auto. Een ME-busje stopt. Op tonen van het Kerstconcert van Arcangelo Corelli stappen vijf balletdanseressen uit om een choreografie te doen. Terwijl het bewegingsloze lichaam van de kunstenaar nog op de achtergrond op straat ligt.

Stijl

© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York

Van der Werves films zijn heel herkenbaar. Altijd verschijnt de kunstenaar zelf, volledig in het zwart gehuld. Hij doet zijn eigen stunts. Naast de botsing met de auto steekt hij zichzelf in de fik, of laat hij zich optakelen aan een hijskraan. Ook zijn veelvuldige beproevingen in fysiek en mentaal uithoudingsvermogen zijn langlopende, indrukwekkende stunts. Zo staat hij vierentwintig uur in de bijtende kou van de noordpool om een dagje niet met de wereld mee te draaien (Nummer negen, the day I didn’t turn with the world, 2007) of rent een marathon om een bos kamille op Rachmaninovs graf te leggen (Nummer dertien, emotional poverty in three effugia, 2010-11).
In veel films zien we wijde shots van grootse natuur waar in een klein mensfiguur zijn levenswandel in maakt, al dan niet verwikkeld in een ultra-triathlon.
Muziek speelt een grote rol. We horen veelal Romantische componisten. Voor sommige films componeerde Van der Werve zijn eigen muziek. Daarnaast balanceren we continu tussen humor en bittere ernst, diepzinnigheid en flauwte. Een kunstige vertoning van het leven zelf.

Taal

© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York

Hoewel taal nooit wordt genoemd in de recensies of interviews, dragen de veelal poëtisch-filosofische titels en andere teksten veel bij aan de vertelkracht van de werken. Zo trekt er in Nummer vier, I don’t want to get involved in this, I don’t want to be a part of this, talk me out of it (2005) een vliegtuig een wuivende banner door het luchtruim waarop ‘It was not enough’ gedrukt staat, een verzuchting uit de film Stalker van Andrej Tarkovski. Net als de tekst in Nummer twee zorgen sobere maar treffende woorden dat er een narratief ontstaat, zonder dat het verhaal dichtgetimmerd wordt.

 

Eye Filmmuseum

© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York

Het Eye Filmmuseum is ook een bioscoop. En dat zal de bezoeker weten. De ruimtes die voor Guido van der Werves tentoonstelling Palpable Futility werden gebouwd zijn donker. De vroege werken die op celluloid gefilmd zijn, zijn opnieuw gedigitaliseerd en geremasterd met de techniek van nu. Ook het geluid is uitzonderlijk goed. Omdat de werken van Van der Werve ‘ruimte’ nodig hebben is er gekozen voor een redelijk open architectuur. Er zijn geen kleine kamertjes en in de meeste ruimtes worden meerdere films tegelijk afgespeeld. Toch valt het mee met de geluidsoverlast in de ruimte. Dat is dankzij de speakers met een ‘directional sound’, die het geluid boven de bankjes enigszins bundelen en naar beneden sturen. In de bankjes zit nog een grote speaker, die het geluid warmte en meer diepte geeft. De bezoeker zit in een soort net van geluid waardoor de andere filmgeluiden meer op de achtergrond klinken. Dat je Van der Werve dus bij het kijken van Nummer vier op de achtergrond in Nummer twee hoort zeggen dat hij niet kan slapen is niet storend. Integendeel. Het zorgt ervoor dat je nog meer opgenomen wordt in de wereld van Guido van der Werve. De bezoeker die zijn oren de kost geeft hoort opvallend veel detail in de werken. Tijdens het pianospel op een vlot in een natuurmeer in Nummer vier hoor je bijvoorbeeld de natuurgeluiden nog steeds door het spel heen.

Hardcover catalogus

© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York

Bij de expositie hoort een hardcover catalogus. In samenwerking met nai010 publishers drukte Eye Filmmuseum Palpable Futility, waarin het gehele oeuvre van Guido van der Werve wordt beschreven en afgebeeld. Dus voor degene die had gehoopt op het bewegend naakt uit Nummer zestien of de mislukte raketlancering uit Nummer zeven: gelukkig is er het boek nog. Met verdiepende essays en een interview met de kunstenaar.  Tijdens de duur van Tastbare Futiliteit worden in het Eye Filmmuseum aanvullende randprogrammeringen georganiseerd. Iets om in de gaten te houden!

Kunst / Expo binnenland

Guido van der Werve Cobra Kunstprijswinnaar 2021

recensie: Presentatie Cobra Kunstprijs 2021: Guido van der Werve
Presentatie Cobra Kunstprijs 2021: Guido van der WerveCourtesy of the artist, all images by Ben Geraerts

De Cobra Kunstprijs van 2021 gaat naar Guido van der Werve, filmmaker en beeldend kunstenaar. Wat heeft een wereldwijd erkende filmkunstenaar overeen met het ‘geknoei en gekladder’ van de Cobra-beweging? Kersverse kunstredacteur Rose Heliczer trok naar het Cobra Museum voor Moderne Kunst, waar een selectie van zijn werk t/m 4 maart 2022 te bezichtigen is.  

Of er nou echt wat veranderd was, vroeg ik mezelf af toen ik de fiets op slot zette. Mijn broek was nog niet opgedroogd. Een koude bries trok aan mijn pijpen. Onder het mom van nu of helegaar niet had ik mezelf uit huis geduwd zonder na te gaan wélke werken van Guido van der Werve, Cobra-kunstprijswinnaar van 2021, in het Cobra Museum voor Moderne Kunst vertoond werden. Noch keek ik naar de weersvoorspelling. Dus toen ik eindelijk in Amstelveen aankwam, mijn mondkapje voor, mijn haren onherstelbaar door de war, kon ik een licht gevoel van teleurstelling niet onderdrukken toen bleek dat er maar twee werken vertoond werden. Niet omdat Nummer drie: take step fall en Nummer zes: Steinway grand piano, wake me up to go to sleep and all the color of the rainbow niet mooi zijn, integendeel.  

Balletdanseres

Nummer drie – Guido van der Werve. Foto: Ben Geraerts

Mooi oud geworden

Nummer drie en Nummer zes, uit respectievelijk 2004 en 2006 waren in hun geboortejaar al prachtig. In de een zien we onder andere een balletdanseres in een koud en schaars verlicht bos. Ze is alleen en danst een uitvoering, zonder te reageren op de omstandigheden. Zelfs als er vlak achter haar een boom ter aarde stort danst ze. In Nummer zes takelt Van der Werve een onbetaalbare Steinway grand piano zijn studentenkamer in. Samen met een kamervullend klassiek ensemble speelt hij een concert. De balletdanseres en de pianist hebben overeen dat ze kunst uitvoeren, de hachelijke omstandigheden ten spijt. De combinatie van absurdisme, romantiek en melancholie tekent vaker het werk van Van der Werve. Misschien wel altijd. ‘Zeker als je zo persoonlijk werkt als ik dan moet je op een bepaalde manier kunnen filteren welke dingen wel interessant zijn of niet. Je moet dingen abstraheren totdat er echt een soort kern overblijft die gewoon eenvoudig is’, zegt Van der Werve na het winnen van de Charlotte Köhlerprijs in 2012. Dat filteren en abstraheren maakt dat zijn films ondanks de onverwachte settingen en heftige stunts erg doordacht en beheerst overkomen. 

Verrassing

De Cobra Kunstprijs kwam voor Van der Werve als een verrassing. ‘Ik had er weleens over gehoord en ik ken ook wel een paar mensen die hem gewonnen hebben maar ik had niet echt gedacht dat ik ervoor in aanmerking kwam’, zegt hij in een reactie op de lokale Amstelveense televisie. Dat is geen vreemde gedachte, in aanmerking genomen dat het gemiddelde werk uit de Cobra-beweging een bonanza aan kleuren en vorm is. Als er een muziekstijl bij zou passen zou dat free jazz zijn, ook al ontstond die stroming officieel pas later. Van der Werve werkt met sobere kleuren en klassieke muziek. Hij voert zichzelf op als zwijgzame outsider, soms lijkt hij regelrecht uit C.G Friedrichs Wandelaar boven de nevelen te zijn weggelopen, een ultiem Romantisch schilderij. En zelfs als hij in Nummer vier: I don’t want to get involved in this. I don’t want to be part of this. Talk me out of it van een hoge brug springt is er een bepaalde kalmte in zijn werk voelbaar.  

Guido van der Werve

Nummer zes – Guido van der Werve. Foto: Ben Geraerts

Ik doe nooit zomaar iets

Misschien is het wat flauw om de uitspraak ‘Ik doe nooit zomaar iets’ van Van der Werve in de Trouw, 2013 uit zijn verband te trekken. Daarin had hij het namelijk over zijn stunts, en met name de keer dat hij zichzelf in de fik stak en 12 seconden de tijd had om naar het water te lopen voordat de brandwerende pasta uitgewerkt zou zijn. Toch blijft die uitspraak hangen. Want hoewel hij intuïtief te werk gaat, kun je het niet zomaar ‘experiment’ noemen. In elk geval niet zoals het experiment van de kleurrijke, expressief-spontane schilderkunst van de Cobra beweging, waarover in kranten werd gesproken over geknoei, gekladder en verlakkerij. 

Van der Werve is een erkend kunstenaar. In 2013 won hij een Gouden Kalf met de film Nummer veertien: home. Een film waarin hij zijn eigen leven vervlecht met dat van Chopin en Alexander de Grote door een beker aarde uit de tuin van Chopin in Polen naar zijn graf in Parijs te brengen middels een extreem zware triatlon. De overeenkomsten van Van der Werve met de Cobra-beweging hoe ik ze ken worden stuk voor stuk weggeveegd van het onderzoeksbord.

Guido van der Werve

Nummer zes – Guido van der Werve. Foto: Ben Geraerts

De burgemeester zegt het

‘Een aantal waarden van [Guido van der Werves] manier van kunst maken die slaan terug op de waarden van 73 jaar geleden van de Cobra-beweging. Dat vond ik wel leuk om erin te zien’, aldus Tjapko Poppens, de burgemeester van Amstelveen.
Het Cobra Museum voor Moderne Kunst legt op hun website de doorslaggevende overwegingen van de jury uit: ‘In de werken van Guido van der Werve staan experiment, interdisciplinariteit en radicaliteit centraal. Dit zijn kernwaarden die hij deelt met de kunstenaars van de Cobra-beweging. Van der Werve zocht in zijn werk altijd al bewust naar uitputting, volharding en uithoudingsvermogen.’  

En voor wie daar nog wat tegenin te brengen had is er het slotakkoord van de omschrijving van de Cobra-beweging op de museumsite: ‘Eén ding is zeker: over de betekenis van Cobra heeft nooit eensgezindheid bestaan. Het karakter van Cobra wordt misschien juist wel bepaald door de tegenstellingen en onenigheden tussen haar leden.’ Dus hij heeft helemaal gelijk. De burgemeester van Amstelveen. Helemaal waar hij over de expositie in het Cobra Museum voor Moderne Kunst zegt: ‘Je moet het komen kijken. Het is verrassend.’  

En voor de teleurgestelde ziel die Nummer drie en zes al lang uit het hoofd kent: 12 februari 2022 komt er een de ‘mid-career’ expositie van Guido van der Werve in het Eye Amsterdam onder de naam Tastbare futiliteit. Daar zal alles behàlve de werken in het Cobra museum te zien zijn. Bereid je voor op een middag vol bewegend naakt, explosies en klassieke pianomuziek. 

 

Kunst / Reportage
special: Romanovs in de ban van de ridders
Evert Elzinga

Hoofse liefde in Hermitage Amsterdam

Vorig jaar werkte ik bij Hermitage Amsterdam aan Romanovs in de ban van de ridders, een tentoonstelling waarin onder andere op een thematische manier wordt gekeken naar hoe mensen leefden in de middeleeuwen.

 

In de grote zaal van de tentoonstelling leer je meer over het dagelijkse leven van welgestelde mensen uit de middeleeuwen. Wat deden ze in hun vrije tijd? Hoe uitten zij gevoelens naar een geliefde? En hoe vierden ze feest? Naar zulke vragen deed ik onderzoek tijdens mijn masterstage. In een serie van een paar specials vertel ik jullie meer over mijn onderzoek door enkele objecten uit te lichten die mooi illustreren hoe middeleeuwers leefden. Hiervoor trap ik af met een blogpost over hoofse liefde.

Kistje met scenes of ridderromans, tweede helft veertiende eeuw © Staatshermitage Museum, foto door Alexander Koksharov

Liefde in de middeleeuwen

Liefde is van alle tijden, net zoals het geven van geschenken aan geliefden. Alleen, wat voor geschenken gaven mensen aan elkaar in de middeleeuwen? In die tijd was het voor adellijke mannen gebruikelijk om hun geliefde een ivoren kistje te geven, gevuld met, je zou het niet raden, toiletartikelen! Op zulke kistjes werden liefdesscenes afgebeeld, maar daar hield het niet bij op. Ieder object in het kistje werd voorzien van liefdessymboliek om de serieuze intenties van de edelman kracht bij te zetten. In de tentoonstelling zie je dat mooi terug in een ogenschijnlijk onopvallende kam.

Een kam als liefdesgeschenk?

Kam, tweede helft vijftiende eeuw © Staatshermitage Museum, foto door Alexander Koksharov

 

Het is nu niet voor te stellen dat je van je geliefde een kam als geschenk krijgt, maar dat was in de middeleeuwen onder de adel heel normaal. In die tijd waren kammen noodzakelijk, omdat mensen zich minder grondig wasten en nauwelijks toegang hadden tot schoon water. De bovenste rij met dunne en dicht op elkaar staande tanden van deze kam was dan ook bedoelt om luizen en viezigheid uit het haar te verwijderen. In de onderste rij staan de tanden net wat verder uit elkaar. Aangezien ook mensen in de middeleeuwen een bad hair day vervelend vonden, is deze rij bedoelt om haar in model te brengen. Voor adellijke mannen en vrouwen die zich toen nog niet goed konden wassen was dit dus best wel een nuttig cadeau. Maar daar houdt het niet bij op.

Als je goed kijkt naar het midden van de kam, dan zie je dat er een hartje is uitgesneden op de plek waar de gebruiker het vastpakte. Het hart, een iconisch symbool voor de liefde, wijst erop dat de ontvanger het object waarschijnlijk heeft gekregen van een geliefde. Naast het hart is een inscriptie te zien in het Hebreeuws waar staat: ‘God zegent u’ . Op kammen in andere museumcollecties vind je veelal een liefdesspreuk of zelfs de naam van een geliefde als inscriptie. Of de geliefde blij was met deze kam zullen we nooit weten. Er zijn geen gebruikssporen te bekennen, dus goede kans dat de kam niet vaak is gebruikt.

Afdekplaatje voor een spiegel, tweede helft veertiende eeuw © Staatshermitage Museum, foto door Alexander Koksharov

Een spiegel met liefdessymbolen

Nog zoiets wat wij nooit cadeau zouden doen, maar wat in de middeleeuwen een luxeproduct was: spiegels. Het bekijken van je reflectie is nu heel vanzelfsprekend, maar in de middeleeuwen waren spiegels zoals wij die nu kennen nog niet uitgevonden. Gepolijst metaal was het beste alternatief, maar het kostte veel tijd, moeite en geld om dat om te toveren tot een spiegel die een duidelijke reflectie kon tonen. Om de kostbaarheid van het object te benadrukken en tegelijkertijd het oppervlak te beschermen werden spiegels afgedekt met ivoren afdekplaatjes. Een van de afdekplaatjes in de tentoonstelling toont een verliefd stel. Dit afdekplaatje stelt geen bestaand koppel voor, want evenals spiegels werden zulke plaatjes in grote getalen gemaakt.

Net als bij de kam zien we wel symbolen die verwijzen naar de liefde. Op de schoot van de jonge vrouw zie je een hondje, een beeltenis die verwijst naar het bekende spreekwoord ‘zo trouw als een hond’. Met haar andere arm zet ze een krans op het hoofd van een man, terwijl hij zijn hand liefelijk heeft uitgestrekt naar haar kin. Op de rechterhand van de man zit een tamme valk, wat net zoals het hondje ook symbool staat voor trouw. De valk is tam en dient dus maar één eigenaar en symboliseert het hart van de jongeman, die ook maar aan één vrouw toebehoort.
Een spiegel met afdekplaatje was in de middeleeuwen dus het ultieme cadeau om aan je geliefde te geven aan wie je eeuwige trouw wilde beloven en van wie je onvoorwaardelijk hield. Zo zie je dat toiletartikelen uit de middeleeuwen onverwachts via symbolen vol met romantische betekenis kunnen zitten.

Kunst / Expo binnenland

ADEMLOOS OF BUITEN ADEM?

recensie: Godinnen van de art nouveau

De tentoonstellingen over vrouwen en vrouwenfiguren buitelen op dit moment over elkaar. ‘Who is she?’ in het Frans Hals Museum in Haarlem, ‘Maria Magdalena’ in het Catharijneconvent in Utrecht en ‘Godinnen van de art nouveau’ in het Allard Pierson in Amsterdam. Het lijkt wel of er wat in te halen valt. Kijken naar en reflecteren over de manier waarop vrouwen door de eeuwen heen in de kunst worden gepresenteerd.

Maar dat niet alleen. Wat opvalt, is dat zowel in Utrecht als Haarlem respectievelijk de vraag wordt gesteld: ‘Wie is jouw Maria Magdalena?’ en: ‘Met wie zou je aan tafel willen zitten?’ Dit is een tafel gebaseerd op het iconische kunstwerk The Dinner Party van Judy Chicago. Het is het centrale kunstwerk van Patricia Kaersenhout. Zij probeert de beeldvorming van ‘de’ vrouw completer te maken dan tot nu toe wordt gedaan, door vrouwen van kleur erbij te betrekken. Dat is in de tentoonstelling in het Allard Pierson ook het geval, maar anders.

Jugend, Jugenstil, Art Nouveau en Nieuwe Kunst

Dat komt in de eerste plaats, omdat Allard Pierson ook – zoals de website stelt – ‘de collecties van de Universiteit van Amsterdam deelt met het publiek en de wetenschap’. Zo is het uitgegroeid tot een cultuurhistorisch museum. Als bezoeker word je getrakteerd op de meest uiteenlopende kunstvormen die je je maar kunt voorstellen: schilderijen, etsen, glas, keramiek, beeldjes, boek- en tijdschriftomslagen, affiches, sieraden, smeedijzer, klokken, kandelaars, foto’s en ga zo maar door.

Campagnebeeld

Bij binnenkomst loop je tegen een wand aan, waarop allemaal omslagen zijn bevestigd van Jugend, het ‘Münchener illustrierte Wochenschrift für Kunst und Leben’. Hieraan ontleende de Jugendstil haar naam. Jugendstil is de Duitse naam voor wat in Frankrijk ‘Art Nouveau’ heet, in Oostenrijk ‘Sezession’ en in Nederland ‘Nieuwe Kunst’. Je ziet een vrouw met een Griekse lier, veel vrouwen met lang haar in lange gewaden. Ook een enkele vrouw in een pofbroek en een enkele man met bijvoorbeeld een panfluit, man en vrouw samen. Ze bevestigen het beeld dat je hebt van ‘Godinnen van de art nouveau’.

Dat beeld gaat in de tweede plaats al wat wankelen in een kort filmpje dat vervolgens wordt getoond. Daarin worden ‘de godinnen’ in de context van hun tijd (ca. 1900) geplaatst. Een tijd van opkomend nationalisme, stelt het filmpje. Ja, maar? Was de Art Nouveau niet internationaal? Een tijd ook van de emancipatie van de vrouw (Suffragettes in Engeland) en de arbeider (Karl Marx, Duitsland), gaat het filmpje verder. Wat? Zo lijkt Art Nouveau haast een verzetsbeweging.

Politieke en sociale context

Je kunt op de tentoonstelling niet om het nationalisme of de verheerlijking van het platteland heen, dat is duidelijk. Het spat bijvoorbeeld af van het Portret van een jonge boerin in klederdracht van Johan Cohen. Je kunt ook niet om de arbeidersbeweging heen, zoals op Käthe Kollwitz’ ets Opstand van de wevers. Zou je dan ook niet eerder kunnen zeggen, dat elke kracht zijn tegenkracht heeft en dat dát het is wat Allard Pierson toont? Niet alleen in alle breedte (Art Nouveau, Sezession, Nieuwe Kunst), maar ook in verschillende kunstvormen (beeldende kunst, toegepaste kunst) en binnen de sociale en politieke context van de tijd.

Teveel van het goede

Je kunt je afvragen, of wat gastcurator Yvonne Brentjens in samenwerking met Het Badisches Landesmuseum en het Braunschweigisches Landesmuseum van stal heeft gehaald, op die manier niet teveel van het goede is.

Wandkleed ‘The Pilgrim in the Garden’ van Edward Burne-Jones

Want dan zijn we er nog niet, want zelfs binnen deze uitgangspunten worden de panelen nogmaals verschoven. Qua onderwerp, zodat er niet alleen godinnen maar ook femmes fatales vallen te zien, droom en nachtmerrie. Qua tijd, met de voorlopers van de Art Nouveau zoals de Arts and crafts-beweging, waarvan een schitterend wandtapijt, The Pilgrim in the Garden van Edward Burne-Jones wordt getoond, dat hij maakte naar de Roman de la Rose.

Uiteindelijk lijkt de boodschap dan ook te zijn: het gaat niet alleen om het goddelijke, maar om het menselijke. Niet alleen om de vrouw, maar ook om de man. Niet alleen om het universele, maar ook om het individuele. Niet alleen om het lichamelijke, maar ook om de geest, niet om het dualisme maar om eenwording. Dat is wat de op het thema van de tentoonstelling geïnspireerde installatie op het eind van de tentoonstelling de bezoeker lijkt te willen meegeven: Het Universele Lichaam (z.j.) van danseres Suzan Tunca en Matthias Oostrik.

De bezoeker verlaat ondertussen ademloos de tentoonstelling. Of buiten adem, van al die indrukken. Het is maar hoe je het bekijkt.