Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

De wedergeboorte van een leider

recensie: Dear Leader – All I Ever Wanted Was Tonight

Geduld loont. Vraag dat maar aan Aaron Perrino. De zanger van de ter ziele gegane Amerikaanse rockband The Sheila Divine moest bijna twee jaar wachten voor zijn laatste plaat in de Benelux uitgebracht werd. De trouwe fans in België en Nederland krijgen nu eindelijk de kans om kennis te maken met Perrino’s nieuwe groep, Dear Leader, genoemd naar de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-Il.

~

De Lage Landen betekenen veel voor Perrino. In de Verenigde Staten kraait er geen haan naar het werk van de man uit Boston. In Vlaanderen daarentegen was het liefde op het eerste gezicht. Met nummers als Like a Criminal, Hum en We all have Problems veroverde The Sheila Divine vele harten. Uitverkochte shows, een laaiend enthousiast publiek: voor de bebrilde schreeuwlelijk was het hier telkens een beetje thuiskomen. De harde melancholische nummers doen denken aan Gorki, de band waarvan zanger Luc de Vos z’n zijproject Automatic Buffalo zelfs naar een nummer van The Sheila Divine doopte. Met het nieuwe album kunnen ook Nederlandse muziekliefhebbers zich verdiepen in Perrino’s nieuwe band.

Geen looks, maar muziek

In 2003 stopte The Sheila Divine, in 2004 bracht Perrino met Dear Leader z’n tweede album uit. Nu kunnen ook wij genieten van dat album, All I Ever Wanted Was Tonight. En genieten doen we zeker. De titeltrack is een uitstekende opener die perfect past in het rijtje oerdegelijke singles die we kenden van The Sheila Divine. Ook Raging Red is een bijzondere single die de kwaliteiten van Dear Leader blootlegt. Aaron Perrino is een uitstekende zanger met een ietwat apart stemgeluid, die zich de ziel uit zijn lijf schreeuwt. De gitaren loeien als in de beste songs van Soulwax
en het aanstekelijke ritme zorgt ervoor dat je moeilijk stil kan blijven zitten. Billion Served is een puike stadionrocker avant la lettre. Young Hearts, Culture Vultures en Corroded Anchor zijn sterk. In dit laatste nummer vertoont de muziek zelfs wat raakvlakken met U2. Nadien wordt het tempo op de plaat helaas teruggeschroefd: Resurrection Hill krijgt nog een mooie finale, maar Nation gaat volledig de mist in. Bij Dear Leader moeten ze het niet van hun looks hebben, maar de meeste nummers staan wel als een huis. Dat is wat telt op plaat én on stage.

Flauw slot

Ook al heeft het album een aantal prachtige liedjes, de plaat weet helaas toch niet tot het einde te boeien. De laatste nummers zijn niet geheel belabberd, maar ze overstijgen de middelmaat zeker niet. Het geluid dat zich voortspruit uit de gouden strot van Perrino is altijd aangenaam om horen, maar de muzikale omlijsting is saai en de nummers ben je snel vergeten. Het flauwe slot betekent daarom toch een kleine smet op een verder goede plaat.

Desondanks was hij het lange wachten waard. De lat werd door The Sheila Divine natuurlijk zeer hoog gelegd, maar met enkele songs komt Dear Leader toch aardig in de buurt. De fans die Aaron Perrino overstelpten met mails om de plaat hier toch uit te brengen, zullen vast niet ontgoocheld zijn met All I Ever Wanted Was Tonight.

Muziek / Album

De wedergeboorte van een leider

recensie: Dear Leader – All I Ever Wanted Was Tonight

Geduld loont. Vraag dat maar aan Aaron Perrino. De zanger van de ter ziele gegane Amerikaanse rockband The Sheila Divine moest bijna twee jaar wachten voor zijn laatste plaat in de Benelux uitgebracht werd. De trouwe fans in België en Nederland krijgen nu eindelijk de kans om kennis te maken met Perrino’s nieuwe groep, Dear Leader, genoemd naar de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-Il.

~

De Lage Landen betekenen veel voor Perrino. In de Verenigde Staten kraait er geen haan naar het werk van de man uit Boston. In Vlaanderen daarentegen was het liefde op het eerste gezicht. Met nummers als Like a Criminal, Hum en We all have Problems veroverde The Sheila Divine vele harten. Uitverkochte shows, een laaiend enthousiast publiek: voor de bebrilde schreeuwlelijk was het hier telkens een beetje thuiskomen. De harde melancholische nummers doen denken aan Gorki, de band waarvan zanger Luc de Vos z’n zijproject Automatic Buffalo zelfs naar een nummer van The Sheila Divine doopte. Met het nieuwe album kunnen ook Nederlandse muziekliefhebbers zich verdiepen in Perrino’s nieuwe band.

Geen looks, maar muziek

In 2003 stopte The Sheila Divine, in 2004 bracht Perrino met Dear Leader z’n tweede album uit. Nu kunnen ook wij genieten van dat album, All I Ever Wanted Was Tonight. En genieten doen we zeker. De titeltrack is een uitstekende opener die perfect past in het rijtje oerdegelijke singles die we kenden van The Sheila Divine. Ook Raging Red is een bijzondere single die de kwaliteiten van Dear Leader blootlegt. Aaron Perrino is een uitstekende zanger met een ietwat apart stemgeluid, die zich de ziel uit zijn lijf schreeuwt. De gitaren loeien als in de beste songs van Soulwax
en het aanstekelijke ritme zorgt ervoor dat je moeilijk stil kan blijven zitten. Billion Served is een puike stadionrocker avant la lettre. Young Hearts, Culture Vultures en Corroded Anchor zijn sterk. In dit laatste nummer vertoont de muziek zelfs wat raakvlakken met U2. Nadien wordt het tempo op de plaat helaas teruggeschroefd: Resurrection Hill krijgt nog een mooie finale, maar Nation gaat volledig de mist in. Bij Dear Leader moeten ze het niet van hun looks hebben, maar de meeste nummers staan wel als een huis. Dat is wat telt op plaat én on stage.

Flauw slot

Ook al heeft het album een aantal prachtige liedjes, de plaat weet helaas toch niet tot het einde te boeien. De laatste nummers zijn niet geheel belabberd, maar ze overstijgen de middelmaat zeker niet. Het geluid dat zich voortspruit uit de gouden strot van Perrino is altijd aangenaam om horen, maar de muzikale omlijsting is saai en de nummers ben je snel vergeten. Het flauwe slot betekent daarom toch een kleine smet op een verder goede plaat.

Desondanks was hij het lange wachten waard. De lat werd door The Sheila Divine natuurlijk zeer hoog gelegd, maar met enkele songs komt Dear Leader toch aardig in de buurt. De fans die Aaron Perrino overstelpten met mails om de plaat hier toch uit te brengen, zullen vast niet ontgoocheld zijn met All I Ever Wanted Was Tonight.

Kunst / Expo binnenland

De Nieuwe Kerk wordt Modetempel

recensie: Fashion DNA; modecollectie Rijksmuseum in De Nieuwe Kerk

Het Rijksmuseum in Amsterdam is in verbouwing en blijft dat ook nog even. Pas in 2009 zullen de deuren van het geheel ‘verbouwde, vernieuwde en gerenoveerde’ museum weer open gaan. Om de omvangrijke collectie in de tussentijd toch te kunnen blijven tonen, is het Rijksmuseum verschillende samenwerkingen aangegaan. Zo was er in het Drents Museum in Assen de tentoonstelling Het Rijkmuseum aan de Brink te zien. Met De Nieuwe Kerk in Amsterdam werkt het Rijksmuseum ook samen. De twee instellingen maken in 2006 en 2007 twee grote tentoonstellingen met werken uit de collectie van het museum rond het thema ‘Nederlandse identiteit’. De expositie Fashion DNA is de eerste in dit tweeluik.

Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Fashion DNA is een tentoonstelling rond identiteit, het lichaam en de rol die mode daarbij speelt. De tentoonstelling is opgedeeld in verschillende thema’s, zoals ‘uitbreiding’, ‘vervorming’, maar ook sociale gebeurtenissen waarin mode een essentieel onderdeel vormt, zoals het huwelijk. Al deze onderwerpen worden in beeld gebracht door kledingstukken uit de kostuumcollectie van het Rijksmuseum te tonen naast hedendaagse kleding. De inrichting, waar de Italiaanse architect Italo Rota voor tekende, is spectaculair. Rota is onder andere bekend van de verbouwing van Musée d’Orsay waarbij hij nauw betrokken was. Opvallend in de presentatie zijn de houten boxen waarin de kleding hangt; het lijken een soort barbiedozen, met een doorzichtige voorkant van plastic waar je doorheen kunt kijken. Daarnaast vallen de vele videoschermen op, waarop de thema’s van de tentoonstelling worden verbeeld door een compilatie van videofragmenten.

Corset anno 2005

Er is gekozen voor een verfrissende manier om de historische collectie van het Rijksmuseum te presenteren. Oude stukken hangen naast nieuwe ontwerpen, waardoor er een interessante dialoog ontstaat. Zo worden corsetten tegenwoordig niet meer gedragen om het lichaam te vervormen, maar worden ze als bovenkleding gedragen. Het corset is niet meer ouderwets, maar juist hip. Net zoals de verleidelijke enkel in de 19e eeuw juist bedekt werd door een laarsje, om extra aantrekkelijk te zijn. Het staat in schril contrast met een meer hedendaagse visie dat verleidelijke delen van het lichaam, zoals het decolleté, juist getoond moeten worden. Er wordt in deze expositie leuk gespeeld met deze twee inzichten. Behalve in de rol van de cultuurhistorische dialoog, zijn er ook oude ontwerpen die hedendaagse modevormgevers inspireren.

Korset samengesteld uit vier dubbele banden versierd met blad- en bloemslinger in groen en lila. Nederland, 1905. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Korset samengesteld uit vier dubbele banden versierd met blad- en bloemslinger in groen en lila. Nederland, 1905. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Crinolines, kooiachtige onderrokken die de rokken bol lieten staan, uit de collectie van het Rijksmuseum hangen naast een kort model crinoline van La Perla, een bekend lingeriemerk. Deze lingerie vindt haar inspiratie in de 19e eeuw en actualiseert daardoor de gedachte achter dit oude ontwerp. Maar in plaats van een manier om de heupen groter te laten lijken of de vrouw te ‘kooien’, benadrukt het moderne ontwerp juist de eigen vormen van het lichaam door het in de modeshow over andere lingerie heen te laten dragen. Juist hier wordt, erg goed vormgegeven, een interessant aspect van mode getoond; de manier waarop ze citeert.

Naast thema’s worden ook een aantal rituelen verbeeld in de tentoonstelling. Kleding vormt een uitdrukking van rouw, of vreugde, zoals bij een geboorte; mooie bruidsjurken, vertederende kleine kleertjes, of een doodshemd dat door de toekomstige draagster geborduurd is en veel indruk maakt. Een mooi uitgewerkt thema is ‘de dood’. Op grafzerken die door de gehele Nieuwe Kerk liggen, is een drietal glazen kisten neergezet. In één daarvan wordt de jas van koning-stadhouder Willem III getoond. Nadat – volgens de overlevering – Willem III van zijn paard gevallen was, moest de mouw van zijn jas opengeknipt worden, zodat de stadhouder gered zou kunnen worden. Tevergeefs: Willem III overleefde het niet, maar zijn jas werd gerepareerd door de opgeknipte mouw met strikjes bijeen te houden. Een leuke manier om in zo’n tentoonstelling een historisch relevant voorwerp te tonen.

Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Kous, La Perla, 2006. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Waar is de mode?

In de tentoonstelling zijn vooral die onderwerpen die direct verband houden met mode, zoals ‘de doop’ of de ‘verleiding’ interessant. Het zijn belangrijke gebeurtenissen die worden verbeeld in mode. Daarnaast zijn er de functies die mode worden toebedeeld; kleding verfraait, een jurk verleidt. Na deze context rond mode te hebben gecreeërd, neemt de tentoonstelling een andere wending. De ‘modetentoonstelling’ – zoals Bianca du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum, Fashion DNA zelf noemt – gaat ineens niet meer over mode. In plaats daarvan staat het naakte lichaam en lichaamsverzorgingin in het middelpunt van de belangstelling. De interessante vraag hoe mode een rol speelt in de manier waarop we ons voelen over ons eigen lichaam, hoe we het willen tonen of juist bedekken, en hoe kleding een rol speelt bij belangrijke gebeurtenissen, lijkt niet meer aan de orde. Er zijn, naast enkele mooie waskommen en haarspelden, vooral verzorgingsproducten te zien. Hier wordt het allemaal wat minder interessant en in dit gedeelte verwordt de tentoonstelling tot een merkenshow. Het historisch element speelt nog wel een rol, maar de link met mode is verdwenen.

Commercie

Mode zal altijd commercieel blijven en dat is ook merkbaar in Fashion DNA. Er worden veel sponsors bedankt die op verschillende manieren aan de tentoonstelling hebben bijgedragen; reclames en merken maken
onderdeel uit van de tentoonstelling. Ook het fashionmagazine, dat in plaats van een catalogus is uitgegeven, wordt niet alleen opgesierd door mooie modefoto’s, maar bevat een groot aantal advertenties. Al deze sponsering heeft ervoor gezorgd dat er zo’n groots opgezette tentoonstelling gemaakt kon worden. Dat is allemaal te prijzen, maar soms lijkt de commercie de overhand te nemen. Het Nederlandse merk Mexx, aangemerkt als ’tentoonstellingssponsor’, heeft in de expositie ruimte gekregen om verschillende kledingstukken uit de nieuwe collectie te tonen. Dit past echter niet altijd bij het thema. Daardoor dient de barbiedoos niet alleen als een vitrine, maar ook als etalage en is het slechts een korte route naar de museumwinkel, waar het kledingstuk aangeschaft kan worden.

Film / Films

Camp die mooi bij de gordijnen kleurt

recensie: Volver

Een zandstorm jaagt over het kerkhof, en dwars door die vuile plaag heen staan Spaanse huisvrouwen manmoedig graven te kuisen. Met een dergelijke verbeelding van de sterfelijkheid begint Volver, Pedro Almodóvars nieuwe film. Tussen de poetsende horde staan Raimunda (Penélope Cruz) met haar dochter, en haar zus Sole (Lola Dueñas), bij het graf van hun ouders. Huilen, huilen, huilen; poetsen, poetsen, poetsen. En al dat stof, en die wind. Alles heel erg, zou je denken. Gelukkig hebben ze elkaar nog.

Maar Raimunda en haar zus praten niet zozeer over verlies of gemis. De twee hoesten feiten en reconstructies op, alsof de hele familietragedie nooit eerder ter sprake is gekomen. Wie, wat, waar, wanneer en hoe? Papa en mama, brand in huis – dood, Raimunda weg – contact met zus verwaterd et cetera. Expositie heet dat met een duur woord: de scenarioschrijver brengt ons snel even op de hoogte, idealiter zo onopvallend mogelijk, en de eerste twintig minuten van Volver zitten er vol mee. Het lijkt van het uiterste belang dat we zo snel mogelijk de saaie details horen. Echte zielenroerselen krijgen geen kans. Problemen die in de echte wereld opheldering zouden eisen, worden rücksichtslos weggeschoffeld onder de modieuze sleehakjes van (zeg maar) Penélope.

Geforceerde sentimenten

~

Maar een lijk onder het tapijt: dat blijft moeilijk lopen, hoe omzichtig je ook doet; daar helpt geen nieuw modelletje aan. Dochter Paula steekt stiefvader Paco neer als hij haar probeert te verkrachten, maar zijn lijk is hoogstens een fraaie brug naar een nieuwe wending in het verhaal. Als die bobbel in het vloerkleed nooit een emotioneel probleem mag worden, waarom de uit een hoge hoed getoverde incestproblematiek dan wel? Is dat het zogeheten melodrama, waarmee Almodóvar naam maakte?

What Have I Done To Deserve This? is bijvoorbeeld zo’n melodrama, waarin Carmen Maura, een lower class huisvrouw, haar zoontje overdoet aan de tandarts om van het geld een krultang te kopen. Ook in What Have I Done To Deserve This? zitten krankzinnige plotwendingen en een zware thematiek, maar het verhaal wordt hier tenminste fatsoenlijk geïntroduceerd, en de film neemt zichzelf niet zo serieus. What Have I Done is zeker zo melodramatisch als Volver, maar het melodrama fungeert hier als rebelse uitingsvorm, als kritiek op de met Franco geobsedeerde Spaanse filmindustrie. In Volver is het een manier om gevoelens af te dwingen.

Camp

~

De vergelijking met What Have I Done ligt voor de hand: de setting is dezelfde. Een huisvrouw, praktisch alleenstaand, moeilijke jeugd, geen geld: beide films schetsen een beeld van de werkende, vrouwelijke klasse. Echter, aan het einde van What Have I Done betreedt Carmen Maura in haar bloemetjesjurk een nieuwe wereld, samen met haar rondhoererende zoontje en telekinetische buurmeisje. Alles is mogelijk! In Volver is dat pleidooi voor een Umwertung verstomd: het hele gezin trekt naar het platteland en het enige subversieve aan Raimunda’s dochter is dat ze af en toe haar koptelefoon te hard heeft staan. Cruz’ truien en rokjes zijn “door het neorealisme geïnspireerd”. Precies, een Anna Magnani-trui, dat helpt alvast – echt iets voor sterke vrouwen. Vrouwen van de wereld: koopt uzelve vrij! Hoe materialistisch, laf en kleinburgerlijk Almodóvars gehakkel ook is, het heeft wel degelijk een belangwekkende kern. Als zelfs de Almodóvars van deze wereld niet verder komen dan geforceerd sentiment en vertederde verwondering over iPods, zitten we behoorlijk in de puree.

De vijf vrouwen van Volver wonnen gezamenlijk de prijs voor beste actrice in Cannes. Voor Cruz volstaan een indrukwekkend decolleté, de juiste schoenen voor de zomer et voilà: een waarachtig ordinair hittepetitje! Werkelijk op dreef zijn Lola Dueñas (als Sole), Blanca Portillo (als Agustina) en Carmen Maura, die hier de film naar zich toe trekt als geestverschijning van Raimunda’s moeder. Er zijn prachtige scènes met Maura, na zeventien jaar gekissebis opnieuw Almodóvars muze. (De twee kregen ruzie op de set van Women On The Verge Of A Nervous Breakdown, in 1988.). Volver kent wel degelijk vlagen van begeestering en genialiteit, van helderheid en echte tranen.

Film / Films

Overbodige herhalingsoefening

recensie: The Hills Have Eyes

De kannibalistische Hollywoodpraktijk van het herverfilmen van nog redelijk recente klassiekers is een fraai teken van de creatieve crisis waarin de Amerikaanse genrefilmwereld zich momenteel bevindt. Alexandre Aja’s nieuwe versie van Wes Cravens beruchte The Hills Have Eyes (1977), waarin een familie in de woestijn belaagd wordt door misvormde psychopaten, heeft weliswaar een paar pluspunten ten opzichte van het origineel, maar blijft evenzeer een toonbeeld van creatieve bloedarmoede in het genre.

Hij begint sterk: de openingsscènes zetten de toon voor een vakkundige en pretentieloze horrorfilm, die een stuk vlotter en vermakelijker lijkt dan Cravens prutswerk van weleer. Aja en zijn scenarioschrijver Grégory Levasseur (beiden maakten eerder Haute Tension) nemen bovendien deze keer wel de moeite om ‘echte’ personages neer te zetten: de familie met aanhang die in de Texaanse woestijn strandt, is veel geloofwaardiger dan Cravens banale slachtoffers.

Murw beuken

~

Daarom is het eerste uur van The Hills Have Eyes nog redelijk beklemmend, maar al gauw gooit Aja de geloofwaardige spanning volledig overboord en verzandt de film jammerlijk in een stereotype-slasher, inclusief een clichématig einde. Als de familie de strijd eenmaal aangegaan is met de mismaakte psychopaten, verandert zijn film in één grote, krampachtige poging om het publiek murw te beuken. Aja probeert dit met de meest rudimentaire middelen: visuele schokeffecten (slachtscènes met skip-frame-techniek), een akelige soundtrack (monotoon lawaai door Tomandandy) en door net even verder te gaan dan waar de doorsnee horror ophoudt.

De tijden zijn veranderd: deze keer wordt er wel een (absurd groot) pistool op de blèrende baby gericht, wordt Brenda veel bruter aangerand, en worden de achterlijke belagers met veel meer en gedetailleerder sadisme van kant gemaakt. De dreiging van seksueel geweld is meer voelbaar, de moorden en verminkingen zijn explicieter.

Effectbejag

~

Craven choqueerde dertig jaar geleden omdat zijn film baanbrekend was, maar Aja bereikt dit effect geen moment. De grenzen van het toelaatbare mogen inmiddels ruim verlegd zijn, toch blijft Aja er netjes binnen: de baby blijft ongeschonden en de helden zegevieren. Daarom is The Hills Have Eyes niet meer dan een overbodige herhalingsoefening, die pretendeert meer te durven maar jammerlijk blijft steken in effectbejag.

Voor zo’n nihilistische film is het ook jammer dat de makers zich toch genoodzaakt achtten om het verhaal te rationaliseren: het is in de nieuwe versie veel explicieter dat de freaks bewoners van een mijnwerkersdorpje zijn, die door de stralingen van nucleaire tests door de overheid gedegenereerd zijn. Deze terloopse ironie ligt er veel te dik bovenop, en bovendien is slinks commentaar op kernwapenontwikkeling, wapenbezit en republikeinse waarden, dat in een handvol scènes opduikt, ietwat dubieus voor een Fransman die zich gewillig laat strikken door schaamteloze Amerikaanse geldkloppers.

Boeken / Non-fictie

Grote boeken voor een klein kamertje

recensie: Twee lexicons vol misverstanden: Het groot lexicon van misverstanden // Lexicon van medische misverstanden

Boeken zijn op vele manieren te rangschikken: op genre, kleur en/of grootte. Je kunt ze echter ook indelen op bestemming. Voor twee nieuwe lexiconboeken lijkt het kleine kamertje de ideale plaats.

Je hebt grote kleurrijke boeken boordevol foto’s over kunst en cultuur. Die horen thuis op de salontafel. Daarnaast heb je moeilijke literaire werken in zware leren banden. Die horen prominent op ooghoogte in de boekenkast. Ook kennen we de spannende, vlot weglezende thriller. Steevast vinden we die op het nachtkastje terug. Maar we kennen ook nog een andere groep boeken: de boeken die we tegenkomen op het toilet. De moppen van Max Tailleur horen onder andere bij deze groep. Maar ook Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden en Lexicon van medische misverstanden misstaan op dit kamertje niet.

Arbitraire keuzes

In Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden is een bundeling van de eerder verschenen Lexicon van hardnekkige misverstanden, 500 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten, van avondrood tot zeppelin en Nieuw lexicon van hardnekkige misverstanden, 500 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten, van advent tot zonnebrand. De titels geven al aan dat de schrijvers niet bepaald kort van stof zijn en Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden, 1000 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten omvat dan ook meer dan 700 pagina’s feiten en weerlegde fictie. Neem daarbij de bijna 300 pagina’s van het Lexicon van medische misverstanden, vooroordelen, halve waarheden en dubieuze behandelingen van A tot Z en je kunt vele uren doorbrengen op het toilet.

Zoals de titels al aangeven wil men met deze boeken enkele misverstanden uit de weg werken die soms al jarenlang hardnekkig de ronde doen. De vraag is echter of deze misverstanden echt bestaan of dat dat een misverstand is. Zo ontkracht men bijvoorbeeld het ‘misverstand’ dat mannen geen borstkanker kunnen krijgen. Maar volgens mij weet elk nadenkend mens dat mannen uiteraard ook borstkanker kunnen krijgen. Of dat planeten in ellipsvormige banen in plaats van cirkels rond de zon draaien. De keuze van misverstanden is dus op z’n minst arbitrair te noemen.

~

Hedendaags feit is de fictie van morgen

Uiteraard is bij een verzameling als deze altijd sprake van meer en minder aansprekende onderwerpen. Zo heeft de een nu eenmaal meer interesse in de mythes rondom alcohol en alcoholgebruik en de ander verdiept zich liever in de vraag of Wilhelm Tell echt heeft bestaan. Daarom is het ook zo’n geschikt boek voor op het toilet. Je gaat zitten en zoekt snel even een onderwerp dat je boeit. Lezen. Vegen. Doorspoelen. Broek omhoog. En klaar! Maar voor iedereen die graag de alwetende uithangt op feesten en partijen zijn deze bundels uiteraard ook verplichte kost. Want naast de voor de hand liggende misverstanden zoals het misverstand dat alcohol ongezond zou zijn (iets dat ik al jaren bestrijd), staan er ook zeer nuttige wetenswaardigheden in voor de chronische betweter. Zo is het altijd handig om te weten dat Tjaptjoi niet Chinees maar Amerikaans is, Pompei niet onder lava maar onder as werd bedolven en dat er wel degelijk sneller bewogen kan worden dan met de snelheid van het licht.

Bij dit soort lexicons is het natuurlijk altijd de vraag of de geraadpleegde bronnen deze keer dan wel de waarheid spreken. Soms is het namelijk onduidelijk welke bron geloofd moet worden. De geleerden zijn het zelf namelijk ook niet altijd eens. En zo kan een hedendaags feit de fictie van morgen worden. Een misverstand kan nu dan even uit de weg geruimd worden, maar in de toekomst kan die weerlegging misschien wel weer een misverstand genoemd worden. Desalniettemin zijn de lexicons heerlijk wc-boeken die je soms verbazen, soms laten gapen, soms verbijsteren, maar eigenlijk altijd amuseren. We kunnen weer lekker allemaal de pot op.

Het grote lexicon van hardnekkige misverstanden • Walter Kramer & Götz Trenkler • Uitgever: Bert Bakker • Prijs: € 19,95 (paperback) • 735 bladzijden • ISBN 9035130146

Lexicon van medische misverstanden • Werner Bartens• Uitgever: Bert Bakker • Prijs: € 19,95 (paperback) • 239 bladzijden • ISBN 9035129512

Boeken / Non-fictie

Gesprekken die niet voor zich spreken

recensie: Harry de Winter - Wintertijd

“Toon mij je platenkast en ik zeg je wie je bent”, was het motto van Eldoradio, het radioprogramma van Harry de Winter, dat de voorloper was van het televisieprogramma Wintertijd. In Wintertijd vertelden door de jaren heen zo’n honderdvijftig bekende Nederlanders hun levensverhaal aan de hand van historische muziekfragmenten. De beste gesprekken uit dat programma zijn in geschreven vorm terechtgekomen in het gelijknamige boek.

De Winter besluit elk van de interviews in dit boek met een kort nawoord. Hierin blikt hij terug op de gast en de uitzending van destijds. Zo schrijft hij over Mart Smeets: “Ik ben wel eens jaloers op hem, omdat hij iets kan wat ik niet kan: hij kan schrijven.” Daarbij opent dit boek met een interview met De Winter zelf, waarin hij zegt: “Ik pretendeer niet dat ik een journalist ben, ik ben een nieuwsgierige consument. Ik ben een ouwehoer.”

Beter had hij de tekortkomingen van de gedrukte versie van zijn tv-programma niet kunnen samenvatten. Harry de Winter is geen journalist, geen schrijver en geen interviewer en dat is aan dit boek af te lezen. Menig gesprek ontaardt in gekibbel over jongenskamertjes, playbackshows en problemen in de puberteit. Een goed gesprek over muziek wordt maar zelden gevoerd. Oké, van iedere gast staat een lijstje favoriete nummers en platen afgedrukt en elke geïnterviewde mag vertellen waar pa en ma vroeger naar luisterden, maar verder gaat De Winter niet.

Openhaard

Terwijl dat bij een aantal gasten juist zo interessant zou zijn. Persoonlijk zou ik bijvoorbeeld graag van Marco Borsato willen weten hoe hij tegen de hedendaagse popcultuur aankijkt, waarin het vooral draait om uiterlijk vertoon en voorgeproduceerde deuntjes. De Winter trapt deze open deur echter niet in en keuvelt in plaats daarvan over de Soundmixshow en de eerste hitsingle van de zanger: zaken die al tot in den treuren elders zijn besproken.

Het is kenmerkend voor de in totaal 29 gesprekken in dit boek. Het is duidelijk dat De Winter in zijn tv-programma gewoon een gezellig gesprek wilde voeren met zijn gasten, voor de openhaard en tussen posters van The Beatles. Deze gesprekken zijn nu bijna rechtstreeks naar papier vertaald, maar zonder de speciale setting en de muzikale fragmenten blijft hier maar bar weinig van over.

De enige meerwaarde die dit boek heeft ten opzichte van de tv-uitzendingen, zijn de eerder genoemde korte nawoorden van De Winter over zijn gasten. In enkele daarvan wordt aardig beschreven hoe een gesprek verliep of hoe een uitzending tot stand kwam, soms gebruikt De Winter het nawoord echter ook om zijn gasten nog een trap na te verkopen. Zo noemt hij Wouter Bos “een saaie, degelijke man” en Patty Brard “een sloerie, een ordinaire del”. Natuurlijk is het ontzettend goedkoop om naderhand op deze manier je mening over je gasten te geven. Aan de andere kant is het misschien wel het beste bewijs dat de gesprekken in dit boek niet voldoende kwaliteit hebben. Een goed interview spreekt namelijk voor zich, daar hoeft de auteur zelf niets meer aan toe te voegen.

Film / Films

Het louterende ruisen van graspollen

recensie: Mongolian Ping Pong (Lü cao di)

Tussen al het uitbundige (House of Flying Daggers) en het kritische (Blind Shaft) dat de Chinese cinema de laatste jaren heeft opgeleverd, maakt Mongolian Ping Pong een bijna nederige indruk. De cast, het landschap en zelfs het verhaal lijken wars van pretenties. In al zijn soberheid had de film saai kunnen worden, maar door deze drie factoren op de juiste manier te combineren ontwijkt regisseur Hao Ning langdradigheid.

Het verhaal doet denken aan de beroemde Afrikaanse film The Gods Must Be Crazy uit 1980. Daarin vindt een bosjesman midden in de savanne een colaflesje dat uit een vliegtuig is gegooid. Niet wetend waarvoor het flesje dient of wat het is, onderneemt hij een grote tocht om de oorsprong van het wonderlijke voorwerp te achterhalen. In Nings film is het colaflesje vervangen door een pingpongbal, maar voor het jongetje in de Mongoolse steppe dat het vreemde balletje vindt, is de verbazing hetzelfde. Bilike weet zich eigenlijk geen raad met de “lichtgevende parel”, totdat hij via een van de weinige aanwezige televisietoestellen verneemt dat de pingpongbal de nationale bal is van buurland China. Samen met zijn twee vriendjes besluit hij naar de Chinese hoofdstad af te reizen om het kostbare kleinood terug te brengen.

Afhankelijk van elkaar

~

Omdat er niet veel voor nodig is om dit simpele verhaal te vertellen, neemt Ning de ruimte om de traditionele leefwijze van de Mongoolse nomaden in beeld te brengen. Het doen en laten van Bilike en zijn familie (hoogstwaarschijnlijk geen professionele acteurs) wordt in al zijn eenvoud en traagheid tentoongesteld. Dat de leden van deze kleine gemeenschap in de onmetelijke leegte op elkaar zijn aangewezen, komt meerdere keren aan de orde. De lokale handelaar wordt door de plaatselijke politieman op de vingers getikt, maar helpt even later gewoon diens patrouillewagen uit de modder te trekken.

Nings aandacht voor het leven op de Mongoolse vlakten is niet nieuw. Drie jaar geleden verscheen The Story of the Weeping Camel, een documentaire over Mongoolse herders (en kamelen) die werd genomineerd voor een Oscar. Het succes lag mede in de aandacht die de makers besteedden aan de alledaagse handelingen van de nomaden en hun houding tegenover de moderne tijd. Ning doet dit ook, maar laat zijn verhaal over de pingpongbal niet ondersneeuwen door antropologische bespiegelingen. Bilike is een jongetje met problemen die voor iedereen herkenbaar zijn: hij wordt gesard door een oudere jongen uit de buurt en heeft geen zin om naar school te gaan.

Sober

~

Bij een simpel verhaal past een simpele aankleding, moet de regisseur gedacht hebben. Mongolian Ping Pong ademt dan ook een zekere soberheid uit. De klederdracht van de nomaden, die van nature toch kleurrijk is, blijft op het witte doek enigszins flets. Een soundtrack is nagenoeg afwezig, of je moet het veelvuldig ruisen van de wind door de graspollen ertoe rekenen. Dat geluid is vaak te horen, want het adembenemende landschap speelt een grote rol in de film. Meerdere keren blijft de camera een tijdje draaien nadat de personages het beeld hebben verlaten, waardoor alle aandacht wordt gericht op de uitgestrekte, alomtegenwoordige graswoestijn.

De derde film van de relatief onbekende Ning is niet vernieuwend of taboedoorbrekend. Het is echter de verbluffende eenvoud en de juiste verhouding tussen personages, verhaal en landschap die van Mongolian Ping Pong een bijna louterende ervaring maken.

Kunst / Expo binnenland

Een overzichtsboek voor kunstgeschiedenis

recensie: De Guggenheim Collectie in Bonn

Een ingeslapen provinciestadje wordt Bonn wel eens genoemd. Sinds een groot deel van de
Duitse regering na de val van de muur in 1989 naar Berlijn vertrok om daar vandaan te regeren, leek Bonn leeg te stromen; veel kantoorpanden en
regeringsgebouwen werden verlaten en lieten de stad aan de Rijn alleen achter. Bij een bezoek aan Bonn blijkt echter dat de stad helemaal niet is ingeslapen, zeker niet wat beeldende kunst betreft. In twee prachtige musea in Bonn, de Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland en het Kunstmuseum Bonn, is nu een unieke tentoonstelling te zien De Guggenheim Collectie waaraan De Guggenheim Foundation meer dan 150 werken uitleende.

Vasily Kandinsky, Painting with white border (1913)
Vasily Kandinsky, Painting with white border (1913)

Sinds Solomon R. Guggenheim in de jaren twintig, op advies van Hilla von Rebay, ‘non objective art’ begon te verzamelen, is de collectie uitgegroeid tot een van meest belangrijke op het gebied van moderne en hedendaagse kunst. Guggenheim richtte zich vooral op de Europese avant-garde, waardoor de collectie een groot aantal werken van Kandinsky bevat, maar zijn collectie omvat ook werk van Mondriaan en Picasso. Speciaal voor deze collectie bouwde Frank Lloyd Wright het beroemde Guggenheimmuseum in New York. Naast de verzameling van Solomon R. Guggenheim zelf zijn in de Guggenheim Foundation ook verzamelingen van een aantal andere particuliere verzamelaars ondergebracht.Een van de bekendste van deze verzamelaars is Guggenheims nichtje Peggy Guggenheim. In haar collectie zitten veel werken van surrealisten, maar ook van vertegenwoordigers van het abstract expressionisme en colour field painters, zoals Jackson Pollock en Elsworth Kelly. Van een particuliere verzameling is de Guggenheim verzameling uitgegroeid tot een internationale collectie. Op dit moment heeft de Guggenheim Foundation 5 musea, in New York, Las Vegas, Bilbao, Venetie en Berlijn. Een zesde museum zal gebouwd worden in Aboe Dhabi.

Zalen als in New York

Solomon R. Guggenheim Museum, New York
Solomon R. Guggenheim Museum, New York

Uit al deze collecties is een indrukwekkend overzicht samengesteld en op een enorm oppervlak in de kunsthal in Bonn zijn meer dan 200 werken te bewonderen. De inrichting van de tentoonstelling is grotendeels chronologisch. Het eerste gedeelte van de tentoonstelling bestaat uit kleine steriele witte zalen, met een wat lager plafond. De zalen lijken op het bijzondere Guggenheim in New York. Er hangen werken van Kandinsky, die een groot deel van de collectie vormen. Verder wandelend door de kleine zalen is er bijzonder werk van Picasso en een onbekende Mondriaan te bewonderen. Ander werk dat in deze ruimte de aandacht trekt, is Nude (study), Sad young man on a train (1911-1912) van Duchamp, dat mogelijk ook een voorstudie is van Naakt dat de trap afdaalt. Verder zijn er in verschillende zalen interessante combinaties gemaakt, zoals in de zaal Figuratie sinds 1945. In deze zaal hangt een geweldig werk van Bacon, Three studies for a crucifixion (1962) tegenover een Appel, met in het midden een beeld van Giacometti. Het zijn werken uit verschillende jaren, ze vertegenwoordigen verschillende stijlen, maar toch is er een grote overeenkomst – de schilders werkten figuratief.

Maximale ruimte

Robert Morris, Untitled (Labyrinth) (1974)
Robert Morris, Untitled (Labyrinth) (1974)

Een andere zeer indrukwekkende zaal is de grote hal waarin een aantal grote werken van de stroming Minimal Art te zien is. De hoge ruimte is imposant en van bovenaf bekeken vallen meteen het grote labyrint van Morris en de tekst van Laurance Weiner op de muren op. Het labyrint van Morris boezemt angst in door de enorme hoogte en de smalle gangen waar je doorheen zou kunnen lopen, maar waarin het niet gemakkelijk zal zijn om de weg terug te vinden. Zoals de lage witte zalen goed bij de schilderijen pasten, lijkt deze ruimte speciaal gemaakt voor de grote ruimtelijke sculpturen, die je hier heel goed kunt bekijken; je kunt in en om de grote ruimtelijke werken van Bruce Nauman lopen, of de platte koperen platen van Carl Andre betreden. Het Guggenheim had geen beter museum dan de Kunsthalle in Bonn kunnen uitkiezen om dit werk te laten zien.

Ook een hedendaagse collectie

Naast deze werken is er in het Kunstmuseum, dat naast de Ausstellungshalle gevestigd is, een kleine keuze uit de collectie van hedendaagse werken te zien. De Guggenheim Collectie is namelijk dynamisch en niet alleen gericht op het verleden. Er is voor acht kunstenaars gekozen, die ieder een ruimte hebben gekregen. Indrukwekkend blijft het werk van Rachel Whiteread. Er is een afdruk van haar appartement in gips tentoongesteld. Een andere interessante installatie is die van Matthew Ritchie. Het werk is, sinds het is aangekocht, nu pas voor het eerst als installatie te bewonderen. De installatie bestaat uit een muurschildering, die doorloopt op de ramen, een vloerschildering waar een sculptuur als een soort puzzel over de grond is gelegd en een hologram werk, waarin dezelfde vormen en kleuren en krullen terug te vinden zijn als in de muurschildering.

Overzichtsboek

Wandelend door De Guggenheim Collectie krijg je het gevoel dat je je midden in een overzichtsboek voor kunstgeschiedenis bevindt. Alle belangrijke kunstenaars en alle verschillende kunststromingen zijn vertegenwoordigd met zeer goede werken en er is door de brede verzameling een prachtige ontwikkeling te zien. Het is uniek dat de Guggenheim Foundation een deel van haar collectie heeft uitgeleend voor deze tentoonstelling en dat er niet alleen gekozen is voor werk uit het depot. Door deze tentoonstelling zijn er lege plekken op de muren in het Guggenheim in New York ontstaan, maar de tentoongestelde werken hadden geen betere plek kunnen krijgen dan op deze prachtige tentoonstelling in Bonn.

De Guggenheim Collectie
Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland, Bonn / Kunstmuseum, Bonn
Te zien tot 7 januari 2007

Kunst / Expo binnenland

Japan en haar invloed op het Westen

recensie: Japanse Zomer

De tentoonstelling Japanse Zomer in het Van Gogh Museum in Amsterdam staat in het teken van Japan. Van Gogh schreef het al eens aan zijn broer Theo: “Al mijn werk berust min of meer op japonaiserieën.” De tentoonstelling Japanse Zomer bestaat uit drie exposities waarin diverse aspecten van de 19de-eeuwse Japanse kunst worden getoond: Vrouwen van Tokio & Parijs, Pronkstukken uit keizerlijk Japan en De Tokaido Gaande Weg. Op de vrijdagavonden worden er extra evenementen in het museum georganiseerd, zoals een performance samengesteld door Viktor & Rolf, dj’s Ikiru en x-0-x draaien Sushi Sounds en er staat bijvoorbeeld een kimonoshow en manga en anime-avond op de agenda.

Vrouwen van Tokio & Parijs laat de invloed zien van 19de-eeuwse Japanse prenten en schilderingen op de schilderijen en litho’s van de in 1988 opgerichte Franse kunstenaarsgroep Les Nabis en zijn kring. De tentoonstelling is prachtig opgezet, maar is ook rommelig en op het eerste oog onduidelijk: een zaal met aan de ene kant een Westers raam met uitzicht op de Eifeltoren en aan de andere kant een Japans raam met uitzicht op een tempel. De vloeren zijn aan beide kanten ook anders: westers versus oosters.

Performance Paris-Tokyo, Concept performance: Viktor & Rolf. Met Eddy de Clercq en Annabelle Lopez Ochoa. Fotografie: Luuk Kramer
Performance Paris-Tokyo, Concept performance: Viktor & Rolf. Met Eddy de Clercq en Annabelle Lopez Ochoa. Fotografie: Luuk Kramer

Achter de diverse ramen, waar je als bezoekers kunt langslopen, hangen de prenten en litho’s van Les Nabis en prachtige prenten van belangrijke Japanse kunstenaars als Eizan, Eisen en Hokusai. Zowel Les Nabis en de Japanse kunstenaars volgen een vrouw van de vroege ochtend tot de late avond. Er zijn ook gebruiksvoorwerpen zoals kimono’s, spiegels, muziekinstrumenten en toiletgerei te bewonderen. Mooie werken en objecten, maar het doet allemaal wat chaotisch aan door de manier van presenteren. Maar het moet gezegd worden dat het idee van de vensters en Japan versus Frankrijk mooi is.

Viktor & Rolf, oost versus west

In dit gedeelte van de tentoonstellingsvleugel is iedere vrijdagavond de performance van modeduo Viktor & Rolf te zien. De beide belevingswerelden uit de tentoonstelling, Japan en Frankrijk, worden ook hier letterlijk tegenover elkaar gezet. Twee modellen in roze japonnen spiegelen elkaar in een sierlijke dans. De ene vrouw draagt een door de Japanse kimono geïnspireerde V&R jurk, de andere vrouw een klassieke Franse japon met grote pofmouwen. DJ Eddy de Clercq zorgde voor de soundtrack, een mix tussen westerse en oosterse klassieke muziek gemixt met moderne housebeats. De tekst ‘La femme Japonaise et Francais’ weerklinkt erdoorheen.

Almond blossom, 1890, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 73,5 x 92 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
Almond blossom, 1890, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 73,5 x 92 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Khalili, kunst of kitsch?

Pronkstukken uit keizerlijk Japan toont een selectie van ruim tweehonderd stukken uit de Khalili collectie, ’s werelds grootste en meest veelzijdige privé-verzameling op het gebied van Meiji-kunst. De ‘verlichte regering’ van keizer Meiji (1868-1912) was een periode van ongekende bloei in Japan. Onder zijn patronaat maakten kunstenaars vele werken in metaal, lak, keramiek, email cloisonné en textiel. Verschillende 19de-eeuwse kunstenaars, onder wie Vincent van Gogh, zijn hierdoor beïnvloed dankzij de presentatie op de wereldtentoonstelling van 1883, die plaatsvond op het museumplein, precies op de plek waar nu het Van Gogh Museum staat. De schilderijen van Van Gogh die worden getoond, zijn vrije kopieën van Japanse houtsneden en werken waar Japanse thema’s als bloesems en irissen in verwerkt zijn. Grappig detail is dat Van Gogh zelfverzonnen ‘Japanse’ tekens in zijn werk heeft geplaatst. De Khalili collectie is een veelbesproken collectie waarbij de één deze werken prachtig en van ongeëvenaarde schoonheid vindt, terwijl de ander, waaronder ikzelf, het ziet als vreselijk lelijke kitsch. In de Japanse kunst spreekt juist het ingredient van soberheid mij enorm aan en deze collectie staat daarmee in schril contrast. Deze voorwerken worden gekenmerkt door overdaad en protserige praal.

Bonbonnière (okashibako) (Shôki de demonenbedwinger die op drie demonen jaagt), ca. 1885 Anoniem kunstenaar, de Ôzeki Company. Zilver, goud, shakudô en email cloisonné, 44 cm
Bonbonnière (okashibako) (Shôki de demonenbedwinger die op drie demonen jaagt), ca. 1885 Anoniem kunstenaar, de Ôzeki Company. Zilver, goud, shakudô en email cloisonné, 44 cm

Desondanks is het interessant om deze collectie van zeker tweehonderd stukken in een grote ruimte bij elkaar te zien. De collectie is daarbij prachtig gepresenteerd. Zo staan er uiteenlopende objecten als vazen, borden, kasten en panelen, maar ook beelden van de Samurai en een vier meter hoge bronzen wierookbrander met een adelaar op een draaiend plateau. In vitrines wordt duidelijk dat in deze Japanse kunst de vier seizoenen centraal staan, waarbij iedere vitrine een van de vier seizoenen weergeeft.

Pelgrimsroute toen en nu

De Tokaido Gaande Weg is een expositie over de vijfhonderd kilometer lange Tokaido route die de voormalige keizerlijke hoofdstad Kyoto met Tokyo verbond en de belangrijkste weg in feodaal Japan was. De 53 pleisterplaatsen aan deze route boden onderdak en voedsel aan landheren, kooplieden en pelgrims. Deze plaatsen ontwikkelden zich tot eigenzinnige oorden die voor kunstenaars een inspiratiebron vormden. Tientallen houtsnedes en prenten werden vervaardigd als een soort van hedendaagse ansichtkaart en als souvenir voor de reiziger in die tijd. Dit thema wordt ingeleid door de serie houtsneden over de Tokaido van de Japanse kunstenaar Utagawa Hiroshige (1797-1858). De prenten komen uit de collectie van het museum en zijn van redelijke kwaliteit. Zo nu en dan is duidelijk te zien dat de houtsnedes van oude blokken zijn gedrukt en de manier waarop ze ingelijst zijn, is niet altijd even netjes. Bovendien draagt het beetje gelige licht niet bij aan de kwaliteit van de kleuren van de prenten. Het is echter boeiend om alle prenten van de route hier achter elkaar te zien hangen. Na deze houtsnedes geeft fotograaf Guus Rijven zijn hedendaagse visie op, en ode aan de Tokaido route in een serie foto’s. In de tekst naast de foto gaat Rijven in op één detail uit het beeld. De foto wordt dus niet verklaard en rekent op de fantasie en verbeeldingskracht van de kijker. Zo kijk ik als Nederlander, als buitenstaander, naar de foto en wordt een tipje van de sluier van het Japanse leven opgelicht. Ik vind de foto’s intrigerend en ze spreken mij zeer aan. Je vraagt je af wat er op sommige foto’s aan de hand is. De eigen interpretatie erop los laten is fascinerend en maakt minder lui dan gewoon een verhaaltje erbij lezen. De bezoekers krijgen hierdoor ook een hedendaags Japan te zien, dat normaal niet wordt uitgelicht.

IJsvogel, 1887, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 19 x 26 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
IJsvogel, 1887, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 19 x 26 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Onderbelicht

Verdeeld over de drie vloeren geeft het Van Gogh Museum een mooi beeld van kunst uit Japan en de invloed hiervan op het Westen. Dit is slechts een tipje van de sluier, maar het geeft wel een goede indruk. Het is allemaal mooi en wijds opgezet, maar het was wellicht sterker geweest om op één thema te concentreren. Het is interessant om de invloeden van Japan op het Westen en met name op het werk van Van Gogh te zien. Maar jammer genoeg is dit laatste onderbelicht gebleven.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Munich // Suspect // Tickets // The Nun

.

Munich
(Steven Spielberg, 2005 • Universal)

Wat beweegt een filmmaker om de nasleep van het gijzelingsdrama in het olympisch dorp in München, 1972 te verfilmen? Steven Spielberg heeft een reputatie als het gaat om het groots in beeld brengen van verhalen die deel uitmaken van de Joodse geschiedenis – zie films als Schindler’s List en Saving Private Ryan. Het getuigt van moed dat hij, zelf van Joodse afkomst, de Israëlische reactie op de gijzeling van en moord op elf Israëlische atleten door Palestijnse terroristen zo neutraal mogelijk heeft geprobeerd te verfilmen.

~

Het moet gezegd: dat is hem gelukt. Spielberg slaagt erin de kijker de zinloosheid te laten voelen van de represailles die onder leiding van premier Golda Meir werden bedacht: het sturen van een geheim team dat de verantwoordelijken voor de gijzeling moest ombrengen. Maar voor iedere gedode terrorist komt weer een andere in de plaats. En op een gegeven moment circuleert het vijfkoppige team, onder leiding van Mossad-agent en jonge vader Avner, zelf op allerlei dodenlijstjes. De boodschap is duidelijk: wraakactie op wraakactie leidt al snel tot een uitzichtloos proces. Dat de Israëlisch-Palestijnse verhoudingen 35 jaar na dato niet verbeterd zijn, bevestigt dat alleen maar.

Helaas overtuigt Munich niet als het gaat om de vorm die Spielberg koos: die van de doorsnee Hollywoodfilm. Natuurlijk, filmtechnisch is het allemaal perfect, maar het ziet er té gestileerd uit. Locaties, belichting, kleding en kapsel van de hoofdpersonen, ja zelfs het geweld is mooi. Over de karakters van het vijftal werd, zoals we leren uit een oppervlakkig filmpje dat als enige extra op de dvd is opgenomen, lang nagedacht; ze moesten veelkleurig genoeg zijn. Alsof je naar een bankovervalfilm zit te kijken! Hier schemert door dat Munich, naast het overbrengen van een boodschap, toch ook moest amuseren. Het maakt de film uiteindelijk tot een gelikte thriller. Jammer dat Spielberg, zoals zo vaak, zijn engagement niet door laat werken in zijn stilistische keuzes. (Niels Bakker)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Suspect
(Guy Lee Thys en Ivan Boeckmans, 2005 • De Filmfreak)

Onze Vlaamse buren timmeren op filmgebied met steeds meer succes aan de weg, getuige recente films als onder andere L’enfant, Calvaire en Ordinary Man. Dit succes geldt niet voor het Vlaamse drama Suspect. Het verhaal waarin een man beschuldigd wordt van seksueel misbruik ontkomt niet aan clichés en mist aan overtuiging. Als sociaal werkster Lydia de Beule (Ellen Ten Damme) op een school voorlichting geeft over ongewenste intimiteiten, vertrouwt Sandy (Zoë de Roovere) haar toe dat haar stiefvader Rob de Koster (Gène Bervoets) haar seksueel benadert. Rob ontkent, maar Lydia neemt het verhaal van Sandy zeer serieus.

~

Op zichzelf is dit een interessante invalshoek. Wie durft immers een aanklacht van seksueel misbruik in twijfel te trekken? Echte bewijzen zijn er niet, maar video-opnames van Sandy in bad en op het strand wijzen in de richting van Rob. Ook Robs opmerking over een dertienjarig meisje maakt hem alleen maar verdachter. Er wordt een spanning gesuggereerd, maar matige acteerprestaties springen te veel in het oog. Vooral Van Dams vertaling van een sociaal werkster wekt op de lachspieren. De gekunstelde dialogen maken de film onbedoeld surrealistisch. De diepere lagen die Thijs en Boeckmans in petto hebben, komen door dit amateuristische gestommel niet goed over en interessante non-verbale clues blijven liggen. Alleen Karlijn Sileghem weet als moeder Nell Vandevyver haar rol overtuigend neer te zetten, maar het geheel blijft onbevredigend. (Edith Peters)

Tickets
(Ermanno Olmi, Abbas Kiarostami, Ken Loach, 2005 • A-Film)

Tickets is een drieluik dat zich afspeelt tijdens een treinreis van Innsbruck naar Rome, waarin het treinkaartje centraal staat. Bijzonder is dat hij gemaakt is door drie regisseurs. Olmi, Kiarostami en Loach waren elk verantwoordelijk voor hun eigen verhaallijn. Hierdoor heeft elk deel een zichtbaar eigen karakter.

~

Het eerste verhaal, geregisseerd door Olmi, is een ingetogen schets van een professor die vanachter zijn laptop dagdroomt over de jonge vrouw die hij op het station ontmoette. Hoe het oude, kleine mannetje er in zijn fantasieën in slaagt de dame voor zich te winnen is zeer aandoenlijk. Verder beantwoordt de melancholieke sfeer perfect aan het klassieke, romantische beeld van een treinreis. Iets wat in deel twee van Kiarostami wel anders is. Hier maken we kennis met een vrouw op leeftijd die niets anders doet dan haar reisgenoot te commanderen en haar medepassagiers dwars te liggen. Dit laatste zorgt voor tenenkrommende, grappige, maar ook meelijwekkende situaties.

Geestig en spannend is het laatste deel van Loach, waarin drie Schotse supermarktmedewerkers op weg zijn naar een voetbalwedstrijd en een van hen zijn treinkaartje kwijt is. Opvallend hier zijn de geweldige acteerprestaties. De jongens lijken zo weggelopen van de groenteafdeling. Mooi aan de laatste twee filmpjes zijn de ontmoetingen tussen de passagiers, die allesbehalve voor de handliggend zijn, maar daardoor wel iets spontaans en hebben. Een beetje zoals bij een echte treinreis. Deze dvd heeft behalve wat trailers geen extra’s. (Sasja de Vos)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

The Nun (La Monja)
(Luis De La Madrid, 2005 • Paradiso)

Een tienermeisje onderzoekt de plotselinge dood van haar moeder en een aantal van haar vriendinnen. Wat blijkt: de geest van een sadistische non uit het klooster van hun jeugd slacht ze een voor een af.

~

Regisseur De La Madrid (de editor van The Machinist en The Devil’s Backbone), de man achter het verhaal Jaume Balagueró (Los sin nombre, Fragile) en producent Brian Yuzna hebben stuk voor stuk veel beter werk op hun naam staan dan dit prul, een van de laatste titels van het ooit zo prestigieuze maar inmiddels ter ziele gegane Spaanse productiebedrijfje Fantastic Factory. Jammer van de uitstekende cinematografie. Geen extra’s, wel een perfecte transfer. (Paul Caspers)