Tag Archief van: recensie

Theater / Voorstelling

Geslaagde vormoefening van Hotel Modern

recensie: Hotel Modern - Banaan en Oestermes

In Banaan en Oestermes blijven de camerá’s weg. De essentie van Hotel Moderns dramaturgie wordt echter des te duidelijker.

Kinderspel

Trouwe bezoekers van Hotel Modern weten ongeveer wat ze van het gezelschap kunnen verwachten. Met een camera, geluidseffecten en talloze objecten maken de acteurs illusies die op een projectiescherm tot leven komen. Met die vorm hebben ze inmiddels een rijk oeuvre opgebouwd, variërend van het hilarische Garnalenverhalen tot Kamp, een gruwelijk portret van het leven in een concentratiekamp. In Banaan en Oestermes is echter geen camera te bekennen. Hotel Modern stapt af van hun formule, en experimenteert met objectentheater dat zich enkel en alleen op de vloer afspeelt.

De setting van Banaan en Oestermes oogt eenvoudig. We zien zes blokken met objecten. De acteurs beginnen een spel, door een voor een objecten te plaatsen en met elkaar te combineren. Als schakers overdenken de acteurs hun volgende zet. Een zo hoog mogelijke combinatie van een paar objecten lijkt het doel te zijn. Ik bemerk aan mezelf dat ik de objecten ga zien zoals ik ze als kind kon zien: niet als simpele gebruiksvoorwerpen, maar als dingen waar je van alles en nog wat mee kan maken. Na een aantal zetten is het kunstwerk klaar. De spelers kijken ernaar, applaudisseren, en beginnen met nieuwe combinaties. Zo wordt dit tafereel een commentaar op kunst: over de absurditeit die het kan hebben, de zelfbevlekking van de kunstscene, maar ook over de vergankelijkheid van kunst. Even is het te zien, daarna is het verdwenen.

Leven in levenloze dingen

Vervolgens wordt de opstelling met de objecten losgelaten, en ontstaat er meer vrijheid om beelden met de objecten te maken. Hier krijgt Hotel Modern ons weer zo ver om ons dingen voor te stellen die er niet zijn. Een bloemkool wordt een stel hersenen als het in een schedel wordt gepropt, een pot pindakaas lijkt niet zo lekker meer als er een toiletborstel in wordt gedipt. Als de acteurs opgezette dieren doorprikken, is er een korte schrikreactie te horen. We weten dat het niet echt is, maar trappen er toch in. Uiteindelijk verschuift de focus op de acteurs zelf, en hun pogingen om zichzelf tot objecten te transformeren. Het levert mooie beelden op – met name Arlène Hoornweg en Pauline Kalker die in hun kostuums lijken te verdwijnen – maar het wordt nergens zo interessant als de suggestie van leven in levenloze dingen. Door te kiezen voor een meer fundamentele vorm in deze performance blijkt dat toch – samen met de humor en verwondering die het oplevert – de grote kracht van het gezelschap.

Hotel Modern had gemakkelijk kunnen vertrouwen op hun succesformule. Ze zijn de enigen in Nederland die op deze manier theater maken, en trekken een publiek aan dat goed bekend is met hun eerdere werk. De keuze om nu niet te voldoen aan verwachtingen en een andere weg in te slaan, getuigt van groot lef. Banaan en Oestermes is een vormoefening die veel ervaren gezelschappen niet meer nodig achten of aandurven. Alleen al daarom is deze performance de moeite waard.

Theater / Voorstelling

Geslaagde vormoefening van Hotel Modern

recensie: Hotel Modern - Banaan en Oestermes

In Banaan en Oestermes blijven de camerá’s weg. De essentie van Hotel Moderns dramaturgie wordt echter des te duidelijker.

Kinderspel

Trouwe bezoekers van Hotel Modern weten ongeveer wat ze van het gezelschap kunnen verwachten. Met een camera, geluidseffecten en talloze objecten maken de acteurs illusies die op een projectiescherm tot leven komen. Met die vorm hebben ze inmiddels een rijk oeuvre opgebouwd, variërend van het hilarische Garnalenverhalen tot Kamp, een gruwelijk portret van het leven in een concentratiekamp. In Banaan en Oestermes is echter geen camera te bekennen. Hotel Modern stapt af van hun formule, en experimenteert met objectentheater dat zich enkel en alleen op de vloer afspeelt.

De setting van Banaan en Oestermes oogt eenvoudig. We zien zes blokken met objecten. De acteurs beginnen een spel, door een voor een objecten te plaatsen en met elkaar te combineren. Als schakers overdenken de acteurs hun volgende zet. Een zo hoog mogelijke combinatie van een paar objecten lijkt het doel te zijn. Ik bemerk aan mezelf dat ik de objecten ga zien zoals ik ze als kind kon zien: niet als simpele gebruiksvoorwerpen, maar als dingen waar je van alles en nog wat mee kan maken. Na een aantal zetten is het kunstwerk klaar. De spelers kijken ernaar, applaudisseren, en beginnen met nieuwe combinaties. Zo wordt dit tafereel een commentaar op kunst: over de absurditeit die het kan hebben, de zelfbevlekking van de kunstscene, maar ook over de vergankelijkheid van kunst. Even is het te zien, daarna is het verdwenen.

Leven in levenloze dingen

Vervolgens wordt de opstelling met de objecten losgelaten, en ontstaat er meer vrijheid om beelden met de objecten te maken. Hier krijgt Hotel Modern ons weer zo ver om ons dingen voor te stellen die er niet zijn. Een bloemkool wordt een stel hersenen als het in een schedel wordt gepropt, een pot pindakaas lijkt niet zo lekker meer als er een toiletborstel in wordt gedipt. Als de acteurs opgezette dieren doorprikken, is er een korte schrikreactie te horen. We weten dat het niet echt is, maar trappen er toch in. Uiteindelijk verschuift de focus op de acteurs zelf, en hun pogingen om zichzelf tot objecten te transformeren. Het levert mooie beelden op – met name Arlène Hoornweg en Pauline Kalker die in hun kostuums lijken te verdwijnen – maar het wordt nergens zo interessant als de suggestie van leven in levenloze dingen. Door te kiezen voor een meer fundamentele vorm in deze performance blijkt dat toch – samen met de humor en verwondering die het oplevert – de grote kracht van het gezelschap.

Hotel Modern had gemakkelijk kunnen vertrouwen op hun succesformule. Ze zijn de enigen in Nederland die op deze manier theater maken, en trekken een publiek aan dat goed bekend is met hun eerdere werk. De keuze om nu niet te voldoen aan verwachtingen en een andere weg in te slaan, getuigt van groot lef. Banaan en Oestermes is een vormoefening die veel ervaren gezelschappen niet meer nodig achten of aandurven. Alleen al daarom is deze performance de moeite waard.

Theater / Voorstelling

Individualistisch, geestig en prachtig gedanst

recensie: Nederlands Dans Theater 2 – Schubert

De voorstelling heet Schubert, maar de choreografen van het Nederlands Dans Theater nemen dat begrip ruim. De enige die alleen muziek van Franz Schubert gebruikt is Johan Inger in het tweede stuk. Marco Goecke en Alexander Ekman laten hun dansers ook bewegen op muziek van Placebo, Schnittke, Haydn en Beethoven. De prachtige jonge dansers van het Nederlands Dans Theater 2 doen de rest. Schubert is magnifiek.

De avond begint met Wir sagen uns Dunkles van Marco Goecke. We zien een intense solo die een voorbereiding lijkt op een avond clubben. Dan wordt het toneel donkerder en bewegen de dansers zich op een andere, bijna dierlijke, manier. Er wordt veel getrippeld en snel met korte, stotende bewegingen gedanst. Het doet denken aan beelden uit de tijd van de stomme film of aan watervogels die zich gereed maken om weg te vliegen. Het toneellicht verandert steeds en de dans zet aan tot fantasieën. Zijn de dansers hun eigen lichamen aan het ontdekken zoals kinderen? Of zijn ze bang en opgewonden elkaar te ontmoeten en daarom zo trillerig en schichtig? Ze lijken constant ontdekkingen te doen, gebruiken hun stem, hijgen en lachen soms. De laatste solo is rustiger, heeft langere bewegingen en aan het einde laat de danser een kreet van verrukking horen. Geweldig!

Battle

In het tweede stuk One on One van Johan Inger zien we drie paren en een pianist. Ook hier is de dans onconventioneel en meestal niet synchroon, al zijn de bewegingen langer en gestrekter dan bij Goecke. Maar er wordt niet echt samen gedanst. Het eerste paar lijkt bijna te battlen zoals in de hiphop. De andere twee paren zoeken voorzichtig toenadering tot elkaar, maar verschuilen zich dan weer in eigen bewegingen: gekromde rug, gekromde benen, een draai die maar niet eindigt. In het programma staat dat Schubert niet in staat leek een romantische relatie aan te gaan, al verlangde hij daar hevig naar. Inger heeft dat gegeven prachtig vertaald. Zelfs als de zes dansers gedurende enige tijd samen dansen is er steeds één die niet meedoet. Aan het einde laat een eenzame danseres zich op de vloer zakken. Ze maakt langzame bewegingen met armen en benen, alsof ze zich nog steeds zwak verweert maar langzamerhand bereid lijkt tot overgave.

What does that mean?

Het derde en laatste stuk is Cacti van Alexander Ekman. De sfeer is anders dan bij de eerdere stukken. Er klinkt een stem die hoogdravende dingen zegt over dans als kunstvorm. Overheerste eerst onconventionaliteit en individualiteit, nu zien de zestien dansers er allemaal hetzelfde uit en bewegen ze synchroon. Aanvankelijk hebben ze allemaal een grote vierkante tegel als hun enige bewegingsruimte, later mogen ze daar vanaf. Een strijkkwartet beweegt zich tussen hen in en trekt de aandacht omdat de dans in vergelijking met de eerdere stukken minder karaktervol is en daardoor ook minder boeiend. Maar dat verandert, de dansers nemen houdingen aan die doen denken aan het werk van Keith Haring, er zijn grappen met het decor en de muziek gaat door terwijl de dansers denken dat het is afgelopen. De stem die we eerder hoorden komt terug en praat weer diepzinnig over wat we hebben gezien en hoe iedereen zich afvraagt ‘but what does that mean?’ en hoe het wachten is op de recensies die dat uit de doeken zullen doen. Het is herkenbare taal uit de kunstwereld en ongelooflijk geestig. Dan volgt een prachtig droogkomisch slot waaruit blijkt dat al dat moeilijke gedoe grote onzin is. Cacti is een schitterende finale van een uiterst geslaagde dansavond.

Theater / Voorstelling

Weergaloos mooi en uiterst relevant

recensie: Het Nationale Theater - The Nation

Tijdens het Holland Festival 2017 gebeurde er iets ongelooflijk spannends: de eerste drie delen van een toneelmarathon, geschreven en bij Het Nationale Theater geregisseerd door Eric de Vroedt, werden vertoond. The Nation sloeg in als een bom en was een groot succes. Nu komt het vervolg, we gaan de hele marathon bestaande uit zes delen zien! De verwachtingen zijn hoog gespannen. Worden ze waargemaakt? Nee, niet helemaal. Toch is deze toneelmarathon weergaloos mooi en in veel opzichten het belangrijkste wat er op dit moment in Nederland op theatergebied te zien is.

Afgelopen zomer hadden de eerste drie delen zo’n impact (zie de special over het Holland Festival) dat ik me erop verheug ze weer te kunnen zien. Omdat de inhoud al bekend is, is de eerste verrassing weg en is er meer ruimte voor kritiek en vergelijken. Er zijn een paar veranderingen in de cast, het eerste deel is wat trager, het tweede juist nog beter dan het al was en het derde roept de vraag op waarom alles hier steeds vanuit hetzelfde perspectief wordt getoond.

 

Verdwenen

Het elfjarige jongetje Ismaël is verdwenen. Nadat hij is opgepakt door een hardhandige politieagent uit de Haagse Schilderswijk is hij niet meer gezien. Heeft die agent iets met zijn verdwijning te maken? Dat wordt in het algemeen, vooral op de sociale media, aangenomen.

Allerlei soorten mensen uit de huidige Nederlandse maatschappij zijn vertegenwoordigd in The Nation.  We zien immigranten die zich hier tweederangs burgers voelen en hun thuisland missen. Er is een salafist die als knuffelmoslim wordt gezien. Gutmenschen voelen zich niet begrepen en een afvallige moslima probeert zich met veel moeite vrij te maken. Diep gefrustreerde politieagenten worden al dan niet terecht gekenmerkt als racist. Een rijke projectontwikkelaar maakt van alle onrust gebruik om nog machtiger te worden. Een politiecommandant probeert tegen eigen principes in wanhopig de vrede in zijn wijk te bewaren en wordt daarbij van alle kanten tegengewerkt, niet in het minst door zijn directe meerdere. Iedereen is overtuigd van het eigen gelijk en het ongelijk van de ander.

Qua vorm en tekst zijn met name de eerste twee delen (het politiebureau en de flitsende talkshow) het meest inventief en geestig. De Vroedt is fantastisch in het bedenken van foute grappen. Dat is een zegen want wat hij laat zien aan gefrustreerde wanhopige mensen die niet weten waar ze het zoeken moeten, is zo herkenbaar dat je als publiek gek zou worden zonder de humor die hij er in stopt.

De bedoeling is om van The Nation een voorstelling te maken die lijkt op een spannende Netflixserie. Daarnaast heeft elke aflevering een ander format, bijvoorbeeld politieserie, talkshow, soap of documentaire.

 

Mensen

Het vierde deel van de serie is een verslag van een politieke enquête in de Tweede Kamer en de gevolgen daarvan voor een bepaalde fractie. Het is een uitstekend geschreven en gespeelde aflevering, maar als onderdeel van deze marathon werkt het minder. We zien politici die weliswaar ooit idealen hadden, maar nu toch vooral bezig zijn met politiek en ander eigenbelang. Er is een trieste en tegelijkertijd hilarische ontmaskering, die volkomen in deze tijd past, maar de lichtheid die de meeste andere delen kenmerkt ontbreekt.

Het vijfde deel is een fijn acteergevecht tussen Hein van der Heijden als glibberige politicus en Mark Rietman als de projectontwikkelaar, die zich hier een stuk gevoeliger en minder zelfverzekerd toont. Boeiend en prachtig gespeeld en in een verrassende hedendaagse vorm gezet, maar met een einde dat enigszins uit de lucht komt vallen en meer Netflix is dan The Nation.

Het laatste en zesde deel begint aarzelend maar eindigt buitengewoon ontroerend. Ieder van ons is met het leven aan het worstelen en of je nou een geïmmigreerde moslim bent of een autochtone Nederlander, links of rechts, extreem of gematigd, het maakt niet uit. We zijn allemaal mensen. Dit klinkt zoet en obligaat maar dat De Vroedt die oprechte conclusie mogelijk maakt met een dergelijk verhaal waarin alles tot op het laatst spannend blijft is briljant.

Wat heerlijk dat een toneelvoorstelling zoveel geestiger, relevanter, boeiender, spannender en ontroerender kan zijn dan welke Netflix serie dan ook.

Theater / Voorstelling

Fiddler on the Roof bespeelt je hart en zet je aan het denken

recensie: Theateralliantie en Stage Entertainment - Fiddler on the Roof

Hoe komt het dat de nieuwe Fiddler on the Roof nog zoveel zeggingskracht heeft? De musical is immers een halve eeuw oud en gemaakt in een land en cultuur die niet de onze is. Toch voelt de nieuwe versie van de Theateralliantie en Stage Entertainment nergens gedateerd aan. De groep alledaags geklede spelers die we bij aanvang zien maakt een helder statement: dit verhaal gaat ook over ons.

Traditie

Buiten de grenzen dreigt een revolutie, maar daar hebben de bewoners van Anatevka geen boodschap aan. Traditie, daar draait alles om. Vaders, moeders, zoons en dochters: ze weten precies wat hun plek in de gemeenschap is. Melkboer Tevye (Thomas Acda) is belast met het vinden van goede partijen voor zijn dochters Tzeitel (Eva van Gessel), Hodel (Hannah van Vliet) en Chava (Sarah Janneh). Zij hebben echter een andere toekomst voor ogen. Tzeitel verkiest haar jeugdliefde boven een rijke slager, Hodel valt voor een revolutionaire intellectueel en Chava verlaat haar familie voor een christen. Het lied Traditie, eerst nog een trotse ode aan het leven in de stetl, wordt uiteindelijk Tevyes wanhoopskreet. Het keert terug bij elke dochter die met zijn tradities breekt om een eigen leven te kunnen leiden, en onderstreept zijn machteloosheid.

Tragikomisch figuur

Bovendien draagt Tevye de zorg voor de Joodse gemeenschap op zijn schouders. De politie vertelt hem over een geplande pogrom, die uiteindelijk plaatsvindt op Tzeitels bruiloft. Na de verwoesting vraagt hij licht ironisch aan God of dat nou allemaal nodig was. ‘Jullie joden maken overal een grap van’ wordt hem verweten, en inderdaad: met humor wapent hij zich tegen alle ellende. Daarom past Thomas Acda zo goed bij deze rol. De relativering die hem zo makkelijk afgaat maakt van Tevye een tragikomische overlever. Het afscheid van Hodel en de verbanning van Chava zouden zelfs de meest geharde vaders doen breken, maar hier gebeurt het niet. Tevye houdt zich stug staande, waardoor deze scènes nog pijnlijker worden.

Vernieuwing

Fiddler on the Roof opent met een grote tafel waar de gehele cast omheen zit. Spelers van verschillende leeftijden en etniciteiten praten en lachen met elkaar. Ze zijn de fictieve nakomelingen van Anatevka, en benadrukken daarmee dat het verhaal van Tevye en zijn dochters ook een deel is van onze geschiedenis. Daarnaast is het vastklampen aan eigen tradities en de eigen gemeenschap, tegenover het omhelzen van vernieuwing vandaag nog steeds een actueel thema. De kleurblinde casting in deze voorstelling – een verademing in een theaterveld dat nog steeds worstelt met diversiteit – geeft daar een extra dimensie aan. We zien een gesloten gemeenschap uit 1905, gespeeld door een multiculturele cast in 2017. De onhoudbaarheid van een dorp als Anatevka, waar elke generatie een herhaling is van de vorige en elke invloed van buiten wordt geweerd, is al evident.

Muziek / Album

Eenzaam en spookachtig mooi

recensie: Lavalu - Solitary High

Ze kijkt je aan. Haar zwarte haar pluist een beetje, ze poseert niet. Photoshop heeft haar huid niet glad geveegd. Ze is naturel en onbewerkt: ‘dit ben ik’ lijkt ze te zeggen. Net als de cover is ook de muziek op het album ontdaan van afgemixte tierelantijntjes. Solitary High is ongepolijst en wonderschoon.

Waar Lavalu zich op haar eerdere albums nog door een band liet begeleiden, speelt ze op Solitary High alleen. Met enkel piano en stem verveelt ze niet. Zelfs wanneer ze dezelfde toets blijft spelen, is haar muziek dynamisch, daar klinkt haar klassieke scholing in door. Net als haar piano kent haar stem vele kleuren. Duister op Longest Dawn en Milk, smachtend op Hide Me en Waiting.

Verslavend donker

Als haar vingers de toetsen raken, in het openingsnummer Waiting, is het alsof ze een duister sprookje opent. Het soort dat een beetje pijn doet, maar waar je op een donkere herfstdag zin in hebt. Met Waiting zuigt Lavalu je Solitary High binnen en slokt je op. Haar stem wordt één met de piano. Je volgt hem gehypnotiseerd, tot ze in het refrein losbreekt en zingt ‘I hope you’re waiting for me’.

Het daaropvolgende Safe is lichter en heeft iets weg van Debussy. De hoge pianotonen klinken filmisch, Lavalu’s stem volgt de bas. Dan doet ze iets magisch. Het is het dichtste dat bij een tweede stem komt, haar eigen echo zingt fluisterend het refrein mee. Subtiel, maar spookachtig mooi.

Less is more

Ik kan mijn vinger er bijna niet op leggen. Lavalu heeft geen typische zangstem. Het is een fijn tegengeluid op de dertien in een dozijn zangeressen die je op de radio hoort. Ze bezit een puurheid die je niet vaak meer hoort.

Op Solitary High zingt ze verrassend vaak naar en over een ander, wat haar geluid nog eenzamer maakt. In haar laatste nummer Too Much heeft Lavalu heel goed begrepen dat less soms more is. Ze laat zelfs haar piano achterwege en zingt a capella. Kwetsbaar, naakt en dapper tegelijkertijd sluit ze haar album in stilte af. ‘My love is a mess but let me caress you right now’.

 

Theater / Voorstelling

Flauwe doch grappige knipoog naar de gepolijste theaterwereld

recensie: Bos Theaterproducties i.s.m. Theatertainment – The play that goes wrong

Zelden is er zoiets flauws als The Play thats goes wrong opgevoerd in de Nederlandse theaters. Koefnoens Owen Schumacher, verantwoordelijk voor het script, heeft alle humoristische en banale scènes in hun waardigheid gelaten in de Nederlandse versie van de Britse slapstick-komedie. De voorstelling bouwt voort op geinige woordgrapjes, omvallende decorstukken en hoofdrolspelers die om de beurt flauwvallen. Deze perfect getimede chaos zorgt voor een heerlijke theateravond waarin het publiek schatert en grinnikt om de meest kleine benulligheden.

De naam windt er geen doekjes om: in deze voorstelling gaat alles fout, perfect getimed fout. Een amateurgezelschap, bestaande uit winkeliers, sluit jaarlijks haar feestweek af met een toneelstuk. Ditmaal kiezen ze voor The murder at Haversham Manor, een detectiveachtige thriller à la Agatha Christie’s Poirot. De ‘Poirot’ in dit toneelstuk is de voorzitter van het gezelschap (Bas Hoeflaak), die zich met een pijp en vergrootglas een echte inspecteur waant. Al vanaf minuut één wordt zijn personage aangedikt met een vettig lachje, een grijns die gedurende het toneelstuk langzaam in een grimas verandert. Want tjonge jonge, wat gaat er veel mis in het toneelstuk. De eerste scène maakt inzichtelijk hoe belangrijk timing binnen een toneelstuk is: keer op keer is de geluids-/lichttechnicus te laat met het toevoegen van een duister licht of spannend muziekje, waardoor de spelers extra sukkelig overkomen. Het decor blijft steevast hetzelfde: een ouderwetse, chique aandoende woonkamer met kroonluchter, schoorsteen en ander kostbaar meubilair. Op de canapé rust het lichaam van Charles Haversham (Frieda Barnhard), de here des huizes. ‘Vermoord’, verkondigt de inspecteur, tot grote schrik van zijn verloofde Florence Colleymoore (Tina de Bruin), broer Cecil (‘Sessel’) Haversham (Rop Verheijen), Florence’ broer Thomas Colleymoore (Ergun Simsek) en butler Perkins (André Dongelmans).

Inside jokes

Het belooft allesbehalve een klassieke ‘Whodunit?’ te worden. Door de continue stommiteiten, worden grootse geheimen te vroeg verklapt, ontbreken attributen (en erger: spelers op de vloer) en wordt het decor meerdere malen gesloopt. Daarnaast worden zinnen over en over en over gespeeld totdat iemand zijn zin herinnert en moeten zelfs de technici inspringen om rollen te vervangen (o.a. Anne-Marie Jung). Het verhaal is uiteindelijk bijzaak – hoewel het een verrassende ontknoping kent. Deze voorstelling is een parodie op theater als kunstvorm. Deze voorstelling geeft een kijkje achter de schermen van een voorstelling, over hoe gepolijst en vlot alles achter het toneeldoek moet verlopen om een goede show neer te zetten. Als de spelers ‘per ongeluk’ de regieaanwijzingen als tekst voorlezen (‘AF!’), roepen en tekst of woorden verkeerd spellen (‘verdonkere-mannen’), moet dit worden beschouwd als een subtiele inside joke over de theaterwereld. Ook stapt de winkelier die Thomas Colleymoore speelt af en toe uit zijn rol en begint dan vervolgens in het Turks te schelden. Hier doorbreekt een acteur die een amateurspeler speelt, de zogenaamde ‘vierde wand’. Naast zulke grapjes, die niet meteen met het blote oog zijn waar te nemen, zijn er ook veel expliciete grappen. Zo gooit butler Perkins per ongeluk een gehele fles whisky leeg en vervangt dit vervolgens door een dodelijk, brandend huishoudelijk middel. De acteurs die dit drinken, spugen keer op keer simultaan dit levensgevaarlijke goedje uit en krijgen zo de lachers op de hand.

Clowneske toestanden

Dit toneelstuk smaakt naar meer, of sterker nog: je zou willen dat je hem nogmaals kunt bekijken. Dat eindoordeel is opmerkelijk. Aan het begin van de voorstelling overheerst namelijk een ander sentiment. Als theaterbezoeker moet je echt wennen aan de extreem flauwe opzet en heeft het geheel iets ‘clownesk’ door de acties die uit het repertoire van Laurel & Hardy lijken te zijn overgenomen. Na een tijdje rest alleen nog de bewondering voor alle ontzettend goed getimede handelingen en de waardering voor de humor zoals die bedoeld is. Het zijn dan niet eens zozeer de flauwe grappen waarom je lacht, maar ook de miscommunicatie die steeds ontstaat en het feit dat het script totaal niet wordt gevolgd (tot steeds groter ongenoegen van het zogenaamde gezelschap). Het leuke is het ‘paradoxale’ aan deze voorstelling: juist doordat alles misgaat, maakt het een voorstelling. Dát maakt deze voorstelling zo ontzettend speciaal, interessant en heerlijk om naar te kijken.

Boeken / Non-fictie

Thuis in de tijd

recensie: Antoine Bodar - Geborgen in traditie

In zijn nieuwste bundel is Antoine Bodar behoorlijk kritisch op Nederland. Taalverloedering, lompheid en egoïsme zijn de verschijnselen waar hij zich het meest aan stoort. Dit hangt allemaal samen met een gebrek aan waardering voor traditie.

Niet voor niets heeft de Brabantse priester zijn Nederland verruild voor Italië. Dat wil echter niet zeggen dat hij de strijd heeft opgegeven. Hij bestookt het vaderland nog regelmatig met boeken en verschijnt geregeld op tv om uitleg te geven over de Rooms-Katholieke Kerk. Daarbij is hij nooit te beroerd om en passant te wijzen op de slechte staat waarin Nederland verkeert.

Niet dat Nederland Bodar weinig te bieden heeft. Hij bewondert Joost van den Vondel, Louis Couperus en Johan Huizinga en schrijft daar graag over. Zijn klacht is vooral dat Nederland zijn rijke culturele traditie bij het grof vuil heeft gezet.

Jaren zestig

Het ging volgens Bodar mis in de jaren zestig. Tijdens deze periode kwam de jeugd in opstand tegen orde en gezag, traditie en etiketten — kortom, tegen het idee van beschaving als zodanig. Bodar maakte de jaren zestig mee als student en omschrijft ze als de meest afgrijselijke periode uit zijn leven. ‘Zulks tekent een mens.’

Bodar hekelt de lompheid, de grofheid en het egoïsme die sinds de jaren zestig in opmars zijn. We zijn veel te veel met onszelf bezig. De populariteit van allerlei nieuwe vormen van spiritualiteit vindt hij daarvan een duidelijk teken: die zijn uitsluitend op het eigen welzijn gericht.

Europa

In de politiek signaleert Bodar een soort nationaal egoïsme. Hij ziet een tendens bij mensen als Wilders en Baudet om zich achter de dijken terug te trekken. Europa is voor hen een vies woord.

Zo niet voor Bodar. Hij houdt een warm pleidooi voor het belang van Europa. Daarin doet hij geen beroep op de toekomst – al zou toenemende politieke integratie in Europa een dwingende noodzakelijkheid zijn in een globaliserende wereld – maar juist op het verleden.

Europa is altijd een eenheid geweest, zo zegt Bodar. Wellicht niet in politieke zin, maar toch zeker in culturele zin. Gemeenschappelijke tradities, waaronder het christendom, hebben altijd voor een zekere verbondenheid gezorgd. Maar juist die traditie, zo stelt Bodar teleurgesteld vast, wordt door de pro-Europese stemmen op dit continent verzwegen.

Hoop

Maar Bodar zou Bodar niet zijn als hij het pessimisme niet overstijgt. Hij schenkt in zijn boek veel aandacht aan het schone. Kunst en literatuur kunnen troost en geborgenheid bieden. Daarbij hoort ook enige kennis van het christendom, dat de inspiratiebron voor zoveel Europese kunst en literatuur vormde. Kennis van de eigen (culturele) geschiedenis is volgens Bodar noodzakelijk om te weten wie we zijn. Met een sterker zelfbewustzijn zullen we ook beter in staat zijn nieuwe culturen in ons op te nemen in plaats van ze louter als bedreiging te zien. Zo biedt het boek toch nog hoop.

Dat Bodar zowel kritiek als oplossingen levert, maakt Geborgen in traditie leesbaar. Omdat het boek een samenstelling van veelal eerder gepubliceerde of voorgedragen stukken is, overlappen veel opstellen met elkaar. Bodar kent ongetwijfeld het Romeinse gezegde dat herhaling de moeder der wijsheid is.

Theater / Voorstelling

Een verfrissende confrontatie met de dood

recensie: Noord Nederlands Toneel - dood en zo

‘Ik denk dat je inzakt, een beetje als een taart die net uit de oven komt.’ Eva Duijvestein behandelt de 84-jarige Annemarie Prins niet met zijden handschoentjes, maar met het soort van ruwe latex. dood en zo is een frisse confrontatie met datgene waar we het liever niet over hebben, maar ons allen te wachten staat.

Prins wil groots en meeslepend afzwaaien en, zoals het een actrice betaamt, met publiek. Ze plant haar dood tot in de puntjes: van de amandelolie waarmee ze zich insmeert tot de manier waarop ze haar fatale toetje door de yoghurt roert. En terwijl Prins ook tot na de laatste adem controle wil houden, herinnert Duijvestein haar aan wat niemand ook maar durft te denken: ‘Je bent dan dood wat doet het ertoe? Jij bent dan een ding’.

De vrouwen schelen 44 jaar, Het is een bijzondere vriendschap. Prins laaft zich aan het bloed van de jeugdige Duijvestein en die peuzelt op haar beurt alle ervaring van de oudere Prins op. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Met regelmaat proberen ze elkaar uit het veld te slaan, maar telkens krabbelen ze weer overeind. Ze huilen, vernederen en houden troostend elkaars handen vast. De chemie tussen Prins en Duijvestein ademt een ultiem vertrouwen uit.

Zonder gêne

De toneelvloer lijkt een spiegel, totdat Duijvestein die op haar sokken betreedt. De kringen die ze in het water achterlaat spiegelen het licht golvend op de muur. Het is een prachtig beeld. Even later zijgt ook Prins in het water neer. De vrouwen gaan geen ongemak uit de weg. Ze banjeren door het koude water en voeren het gesprek over de naderende dood zonder gêne en zonder censuur.

Prins is charismatisch, innemend en windt de zaal om haar vinger. Ondanks haar 84 jaar is ze ontwapenend als een klein meisje. Van haar krukje tuurt ze naar zichzelf in het water en trekt haar opgekropen rok over haar blote knieën: ‘Ik wil me niet meer schamen’.

Gevaarlijk dichtbij

Duijvestein en Prins houden het publiek tot de laatste adem in hun greep. De muziek van Dionys Breukers en Bart Rijnink leidt onder hun gesprekken helaas meer af dan dat die ondersteund. Het lijkt een overbodige poging om suspense op te bouwen. De tekst van Sophie Kassies is oprecht en draait niet om de zaken heen. Daarmee wordt de voorstelling niet zwaar, maar juist verfrissend. Het publiek verkeert niet in een existentiële crisis, maar barst met regelmaat in lachen uit.

Soms slaat de voorstelling je als koud water in het gezicht en komt dood en zo gevaarlijk dichtbij. Terwijl Duijvestein krachtig rond het bassin stampt, zwoegt Prins door het koude water om haar bij te kunnen houden. Op dit soort momenten wil je dat het stopt en Prins in een warme droge handdoek wikkelen. Duijvestein en Prins gaan onverbiddelijk door.

dood en zo is een gitzwarte komedie met een bittere nasmaak. Prins en Duijvestein kijken de dood recht in de ogen, maar verwacht geen verlossing: ‘Ben je bang?’ wordt nooit met een geruststellend nee beantwoord.

Theater / Voorstelling

Een lauwe Warme Winkel

recensie: De Warme Winkel - Majakovski/Oktober

De Warme Winkel brengt met Majakovski/Oktober een ‘oeuvre-stuk’, een door henzelf bedacht genre waarin de persoon en het werk van een door hen bewonderde kunstenaar centraal staat. Dit keer, honderd jaar na de Russische Oktoberrevolutie, is het oeuvre van de futuristische dichter en revolutionair Vladimir Majakovski aan de beurt. Er zijn soms, vooral aan het einde, boeiende en hilarische momenten, maar de genialiteit die De Warme Winkel in staat is ten toon te spreiden ontbreekt.

Het begint veelbelovend. Er zit een oude man te schrijven aan een houten tafel op schragen. Achter hem verandert het decor voortdurend. Een hek van gaas verdwijnt en wordt in snel tempo vervangen door allerlei verschillend gekleurde achterwanden, gouden gordijnen, gigantische Sovjetsymbolen, het terugkerende hek en donkerte. Kennelijk zien we in een flits episodes uit Majakovski’s leven. Ondertussen is een musicus een soort marsmuziek aan het drummen. Net als ik denk: dit zou nog wel eens een half uur kunnen doorgaan en dat is wat mij betreft prima, houdt het op en komen een aantal Russisch aandoende personages het toneel op om ons aan te kijken en tot stilte te manen.

De zittende oude man, Majakovski zelf, leest voor wat hij heeft opgeschreven en sterft. De rest van het stuk wordt hij door de anderen vereerd, gewassen, verzorgd, gestreeld, aanbeden en wordt op alle mogelijke manieren afscheid van hem genomen. We horen flarden van door hem geschreven gedichten en ander werk en er worden herinneringen opgehaald. Op zich is dat niet vervelend om naar te kijken en te luisteren, soms is het mooi en grappig. Wat ontbreekt is het onvoorspelbare en verrassende wat je bij De Warme Winkel meestal meemaakt.  Ward Weemhoff doet niet mee. Zijn plaats wordt ingenomen door Annelinde Bruijs van Club Gewalt, Martijn Nieuwerf en twee Vlaamse stagiaires.

Russische ziel

De mannen lopen met blote bovenlijven rond, de vrouwen in doorzichtige kleding. Het is onduidelijk wat het doel daarvan is behalve om de voyeur in ons te bevredigen. Het enige moment dat die naaktheid prachtig werkt is als Mara van Vlijmen de anderen wegstuurt en het lijk op gepassioneerde wijze haar borsten aanbiedt, een volkomen begrijpelijk en uiterst hilarisch gebaar. Van Vlijmen heeft meer geestige momenten, bijvoorbeeld aan het eind van de avond als ze haar versie voordraagt van ‘I don’t know how to love him’ uit ‘Jesus Christ Superstar’.

Als ik langzamerhand tot de conclusie kom dat zelfs De Warme Winkel kan tegenvallen, schiet de voorstelling totaal uit de bocht en krijg ik zowel kromme tenen als de slappe lach. Ook is er een prachtige voordracht in het Russisch door een van de stagiaires, Lois Brochez. Ik snap niets van wat ze zegt, maar het raakt me meer dan een aantal van de in het Nederlandse gelezen gedichten.

Er bestaat natuurlijk een kans dat De Warme Winkel van alles heeft verteld wat niet door mij is opgepikt. Wat ik wel heb gezien is dit: Majakovski/Oktober is niet de sterkste voorstelling die het collectief ooit heeft gemaakt, verre van, maar er zitten een aantal mooie, gekke en gênante momenten in. En, pluspunt, Dik Boutkan is te zien als het lijk van Majakovski waar de hele tijd mee gesold wordt. Dat is iets waar hij absoluut bewondering voor verdient.

Theater / Voorstelling

Chaotische vampierengekte 2.0

recensie: Het Nationale Theater / Toneelgroep Oostpool – Kinderen van Judas

Vampieren bestaan. Punt. Zo constateert regisseur Jeroen De Man in zijn nieuwe voorstelling Kinderen van Judas, een samenwerking tussen Het Nationale Theater en Toneelgroep Oostpool. De afgelopen jaren is het publiek doodgegooid met vampiers in verscheidene gedaanten: van puntige wezens in Bram Stokers Dracula tot de gelikte ondode familie Cullen in The Twilight Saga. In Huis Oostpool ontwaakten deze week ook enkele vleermuisachtige wezens uit hun doodskisten, een plek waar ze beter in hadden kunnen blijven liggen…

Onbeholpen vampiers

Kinderen van Judas is een vampierengekte van een heel andere soort. In deze voorstelling zijn het de vampiers zelf die elkaar opjutten en hun terrein tot een wirwar van duistere prullaria maken. De voorstelling wordt gekenmerkt door de overvloed aan geluiden in negatieve zin. Acteurs roepen, fluisteren,  zingen door elkaar heen en laten het publiek in onduidelijkheid achter. De acteurs vertolken allemaal een unieke persoonlijkheid: leider Tristan – die, gehuld in een broek met print van Batman, iets wegheeft van een Duitse schurk uit The Matrix , een blonde bimbo-vampier die in bruidsjurk/speeljurkje het publiek verleidt, een grungy geval met een zware stem, een armloze hyperactieve, een travestiet en een klein praatgraag vampiertje. Ook onder vampiers kennen ze stereotypen, blijkbaar. Het vampiergezelschap komt samen, omdat Tristan een plan wil bedenken tegen de vercommercialisering van de vampier. De ontmoeting begint akelig stil, in een tergend langzaam tempo worden woorden uitgewisseld. De vampiers besluiten menselijke acties te ondernemen en in de huid te kruipen van een ‘echt’ mens. Door de hectiek die ontstaat, wordt duidelijk wat voor een onbeholpen figuren de vampieren zijn. Ook verliezen ze zich totaal in hun verkleedpartijen en slaat hun fantasie steeds verder op hol. Deze acties maken vooral  inzichtelijk dat het lastig is om het na de dood leuk te houden. Ondanks al zijn vrolijke medleys op de piano en zijn komische toneelstukjes, verdwijnt Tristan langzaam in het zwarte gat dat een burn-out heet. Of, zoals een andere mannelijke vampier verwijst naar Plato: Tristan zit in een duistere grot, niet wetend waar de deur zit die leidt naar het licht – de ontsnapping.

Gefragmenteerde chaos

De voorstelling is bij vlagen komisch, vooral door de knipogen naar oude vampierklassiekers, de aanstekelijke liedjes van Tristan en de ridiculisering van het mensbeeld. Daarnaast is het mooi om te zien hoe – vooral – Vincent van der Valk, Judith van den Berg en Joris Smit één zijn met hun personage en zo bruisend van de energie op het podium blijven staan. Zij kunnen sterke monologen neerzetten, maar verliezen zich soms ook in de chaos die ze zelf creëren. Wie van een sterk geconstrueerd verhaal houdt waarin iedere handeling duidelijk en doelgericht is, zal deze bloederige voorstelling niet kunnen uitzitten. Iedere vorm van structuur ontbreekt. Niet vreemd voor een voorstelling die is gemaakt zonder tekst en script en zich toelegt op zichzelf losstaande acts.

Wat rest is een gefragmenteerde en verwarrende voorstelling. Je wordt gedwongen om na te denken over de intentie achter deze warboel. Gaat het werkelijk om het opzoeken van de grenzen tussen leven en dood? Is dit het ware gezicht van een burn-out? Als toeschouwer ben je op een gegeven moment voorbij het stadium om ook maar enige grip op de voorstelling te krijgen. Twee uur lang met argusogen letten op de spastische uithalen van de acteurs, zien hoe klodders spuug over het podium slingeren als een passage extra woedend wordt gebracht en die rommelige, die ontzettend rommelig ogende enscenering, moet díe de toeschouwer laten inzien hoe vampiers zich in een parallel universum voortbewegen? Vooral de scènes die tonen in welk vertraagd tempo de vampiers leven (tikkende klok, lange stiltes), zorgen ervoor dat het publiek ongemakkelijk in haar zetel zit. Het moet allemaal maar gek en drukker dan druk zijn. Een extatisch muziekje hier, een bloederig kunstwerk daar en op z’n tijd natuurlijk een oneliner van een vampierklassieker, om de lachers op de hand te houden.

Artistieke parodie

Het cliché lijkt rond: zowaar er bijna geen goede vampierfilms te vinden zijn, zijn er dito geen goede vampiervoorstellingen te aanschouwen. Dat is wellicht het ironische aan de voorstelling: Tristan verkondigt namelijk zelf aan het begin dat er geen goede vampierfilms zijn, maar weet als vampier notabene zélf geen goede indruk achter te laten. Als deze voorstelling moet worden beschouwd als een parodie op vampierfilms, dan is dat gelukt. Maar als aan het einde de lichten aan gaan en het vampiermasker – waarachter de acteurs zich hebben verscholen – wegvalt, ontstaat er toch een knagend gevoel. Het sentiment dat zich onder de toeschouwers verspreidt, lijkt in eerste instantie plaatsvervangende schaamte te zijn. Geneigd ben je om een negatief oordeel te vermijden en eruit te floepen: ‘Poeh, dat was uh… apart.’

Fantasierijk is deze voorstelling zeker, maar het heeft ook veel weg van een kaartenhuis: continu wankelt het, de basis is niet stevig genoeg: er is geen grond, geen houvast, geen rode draad. En dat gepaard met de ergernis rondom die chaos, zorgt dat ik me niet goed kan verplaatsen in wat ik heb gezien.