Tag Archief van: recensie

mythen
Boeken / Non-fictie

Het geheim van verbeelding

recensie: Hugo Koning (vert.) - Mythen moet je niet geloven!
mythen

Geloofden de Oude Grieken in hun eigen mythen? Dat is een lastige vraag. ‘Geloof’ is namelijk een complex begrip. In Mythen moet je niet geloven! worden in ieder geval drie auteurs uit de Oudheid opgevoerd die mythen kritisch onder de loep namen en voorzagen van rationele verklaringen.

Verreweg de belangrijkste criticaster van de Griekse mythen is Palaiphatos. Veel weten we niet over deze auteur, behalve dat hij rond 335 v.Chr. actief was in Athene. Deze exponent van de zogenaamde rationaliserende methode baseert zich op de stelling dat mensen zonder scholing bereid zijn alles te geloven wat ze verteld wordt, maar wijze mensen nooit zonder meer iets geloven. Palaiphatos was uniek in zijn werkwijze omdat hij de mythen op zichzelf beoordeelt en consequent wijst op verkeerde interpretaties zonder af te doen aan het bovennatuurlijke karakter van het verhaal. In Mythen moet je niet geloven! worden onder andere 45 analyses die zijn overgeleverd uit het werk Ongelofelijke zaken van Palaiphatos in een hedendaagse vertaling opnieuw onder de aandacht gebracht. De laatste Nederlandse vertaling dateert uit 1661.

Het werk van Palaiphatos is het meest lezenswaardig in deze vertaling. De bundel wordt namelijk nog aangevuld met werk van twee auteurs die min of meer schatplichtig zijn aan Palaiphatos. Van ene Herakleitos lezen we een ‘weerlegging of behandeling van traditionele verhalen die in strijd zijn met de natuur’ en van een anonieme auteur zijn ook nog 23 ongestructureerde en enigszins chaotische fragmenten toegevoegd. Vooral deze ‘Anonymus’ heeft echt te weinig om het lijf om te kunnen boeien.

Misverstane historische gebeurtenissen

Dat geldt dus niet voor Palaiphatos. Telkens wanneer hij een bekende mythe heeft uiteengezet, komt hij met een leuke en vlotte verklaring. Zo lezen we over het afschuwelijke, zes hondenkoppen tellende monster uit de Odyssee genaamd ‘Skylla’ (p. 57). ‘Toen Odysseus voorbij voer pakte ze zes man van zijn schip, volgens Odysseus “het meest meelijwekkende” van al zijn avonturen op zee.’ Palaiphatos analyseert dan onbewogen: ‘Het is wel heel dom om zich zo’n wezen voor te stellen.’ Vervolgens vertelt hij de ‘werkelijke’ betekenis: de Skylla was niets meer dan een snel oorlogsschip met een vreeswekkende beschildering. Palaiphatos neigt mythen, zo lezen we in de welkome inleiding van vertaler Hugo Koning, altijd te relateren aan echte gebeurtenissen die vervolgens aanleiding hebben gegeven tot fantastische verhalen. ‘Mythen zijn ontstaan uit misverstane historische gebeurtenissen, en dat is het.’ (p. 14)

Van mythe naar mythologie

De Oude Grieken blijven tot de verbeelding spreken. De Franse filosoof Blaise Pascal schrijft in zijn Pensées: ‘We stellen ons Plato en Aristoteles altijd voor in lange academische gewaden, maar het waren geschikte kerels die met hun vrienden plezier maakten, zoals ieder ander.’ (1997, p. 265) Zo moet ook menig Griek met een goed glas wijn in de hand zijn vrolijke bedenkingen hebben gehad bij alle sterke verhalen die zijn tijd hebben gekleurd. Palaiphatos geeft daarvan blijk op schrift en draagt daarmee bij aan de emancipatie van het Griekse denken. Zijn verklaringen maken het boekje de moeite waard, maar verder blijft het vooral stof voor de classicus en echte liefhebber.

 

Verder lezen: Veyne, P. (1988). Did the Greeks Believe in their Myths? An Essay on the Constitutive Imagination. Chicago: The University of Chicago Press

mythen
Boeken / Non-fictie

Het geheim van verbeelding

recensie: Hugo Koning (vert.) - Mythen moet je niet geloven!
mythen

Geloofden de Oude Grieken in hun eigen mythen? Dat is een lastige vraag. ‘Geloof’ is namelijk een complex begrip. In Mythen moet je niet geloven! worden in ieder geval drie auteurs uit de Oudheid opgevoerd die mythen kritisch onder de loep namen en voorzagen van rationele verklaringen.

Verreweg de belangrijkste criticaster van de Griekse mythen is Palaiphatos. Veel weten we niet over deze auteur, behalve dat hij rond 335 v.Chr. actief was in Athene. Deze exponent van de zogenaamde rationaliserende methode baseert zich op de stelling dat mensen zonder scholing bereid zijn alles te geloven wat ze verteld wordt, maar wijze mensen nooit zonder meer iets geloven. Palaiphatos was uniek in zijn werkwijze omdat hij de mythen op zichzelf beoordeelt en consequent wijst op verkeerde interpretaties zonder af te doen aan het bovennatuurlijke karakter van het verhaal. In Mythen moet je niet geloven! worden onder andere 45 analyses die zijn overgeleverd uit het werk Ongelofelijke zaken van Palaiphatos in een hedendaagse vertaling opnieuw onder de aandacht gebracht. De laatste Nederlandse vertaling dateert uit 1661.

Het werk van Palaiphatos is het meest lezenswaardig in deze vertaling. De bundel wordt namelijk nog aangevuld met werk van twee auteurs die min of meer schatplichtig zijn aan Palaiphatos. Van ene Herakleitos lezen we een ‘weerlegging of behandeling van traditionele verhalen die in strijd zijn met de natuur’ en van een anonieme auteur zijn ook nog 23 ongestructureerde en enigszins chaotische fragmenten toegevoegd. Vooral deze ‘Anonymus’ heeft echt te weinig om het lijf om te kunnen boeien.

Misverstane historische gebeurtenissen

Dat geldt dus niet voor Palaiphatos. Telkens wanneer hij een bekende mythe heeft uiteengezet, komt hij met een leuke en vlotte verklaring. Zo lezen we over het afschuwelijke, zes hondenkoppen tellende monster uit de Odyssee genaamd ‘Skylla’ (p. 57). ‘Toen Odysseus voorbij voer pakte ze zes man van zijn schip, volgens Odysseus “het meest meelijwekkende” van al zijn avonturen op zee.’ Palaiphatos analyseert dan onbewogen: ‘Het is wel heel dom om zich zo’n wezen voor te stellen.’ Vervolgens vertelt hij de ‘werkelijke’ betekenis: de Skylla was niets meer dan een snel oorlogsschip met een vreeswekkende beschildering. Palaiphatos neigt mythen, zo lezen we in de welkome inleiding van vertaler Hugo Koning, altijd te relateren aan echte gebeurtenissen die vervolgens aanleiding hebben gegeven tot fantastische verhalen. ‘Mythen zijn ontstaan uit misverstane historische gebeurtenissen, en dat is het.’ (p. 14)

Van mythe naar mythologie

De Oude Grieken blijven tot de verbeelding spreken. De Franse filosoof Blaise Pascal schrijft in zijn Pensées: ‘We stellen ons Plato en Aristoteles altijd voor in lange academische gewaden, maar het waren geschikte kerels die met hun vrienden plezier maakten, zoals ieder ander.’ (1997, p. 265) Zo moet ook menig Griek met een goed glas wijn in de hand zijn vrolijke bedenkingen hebben gehad bij alle sterke verhalen die zijn tijd hebben gekleurd. Palaiphatos geeft daarvan blijk op schrift en draagt daarmee bij aan de emancipatie van het Griekse denken. Zijn verklaringen maken het boekje de moeite waard, maar verder blijft het vooral stof voor de classicus en echte liefhebber.

 

Verder lezen: Veyne, P. (1988). Did the Greeks Believe in their Myths? An Essay on the Constitutive Imagination. Chicago: The University of Chicago Press

Theater / Voorstelling

Het beest is terug!

recensie: De Nationale Opera – A Dog’s Heart

Het komt niet vaak voor dat een opera nog echt ranzig en baldadig is. A Dog’s Heart is dat gelukkig wel, en ook nog eens op zo’n creatieve en energieke manier dat je tegelijkertijd gruwelt en geniet.

In 2010 ging de vers geschreven opera A Dog’s Heart van de Russische componist Alexander Raskatov in première bij De Nationale Opera. Het stuk verblufte door muziek en regie, maar de grote publiekstrekker was een hondenpop, een mormel dat beeldschoon is in zijn lelijkheid. Zeven jaar later – omgerekend één hondenjaar, zo wil de vuistregel – is het dier terug in Amsterdam.

Moderne scheppingsmythe of mislukt experiment

Het verhaal, naar de in 1925 geschreven en kort daarna verboden novelle Een Hondenhart van Michail Boelgakov, is op zijn zachts gezegd ongebruikelijk. De arrogante professor Filipp Filippovitsj (Sergei Leiferkus) transplanteert de testikels en de hypofyse van een mens in het lichaam van de straathond Sjarik (met de stemmen van Elena Vassilieva en Andrew Watts). Hierop verandert het beestje in de mens Sjarikov (Peter Hoare), althans fysiek. Mentaal is deze nieuwe mens een zedeloos monster dat zich volledig laat leiden door zijn instincten. Terwijl Sjarikov rookt, vloekt en katten onteert, zit de professor in over wat hij met zijn misbaksel moet beginnen.

Zelfs voor opera, een genre waarin veel mogelijk is, is het verhaal opvallend grotesk. Boelgakov drijft duidelijk de spot met het grote Sovjetexperiment: de poging om een nieuwe maatschappij te creëren waarin de burger onbaatzuchtig werkt voor het grotere goed. Maar ook nu, een kleine honderd jaar later, is het verhaal een spitsvondige steek naar de hypocriete machthebber die de kleine mens wil veranderen, maar zijn eigen tekortkomingen niet kan of wil zien. Zoals een archaïsch spreekwoord zegt: de ene hond verwijt de andere dat hij vlooien heeft.

Hondenblues

Componist Raskatov vraagt het uiterste van zijn muzikanten. Sommigen zingen louter in de allerhoogste regionen, voor anderen bestaat de partij uit razendsnelle toonladders en gebroken akkoorden. Hoewel iedere zanger zich met verve van zijn taak kwijt, is de jubelrol weggelegd voor het duo dat de stemmen van de hond op zich neemt. Watts vertolkt de empathische kant van de hond met zijn breekbare contratenor. Daartegenover staat Elena Vassilieva, die gromt en huilt door de megafoon en daarbij in de verte aan Tom Waits doet denken. Ondanks het feit dat de fenomenale poppenspelers altijd te zien zijn, wordt de hond op deze manier levensecht en zelfs menselijker dan de andere personages.

Het decor is minimaal – een truttig bolletjesbehang – maar door een minutieuze choreografie van personen en rekwisieten weet regisseur Simon McBurney constant te verrassen. Het toneelbeeld doet afwisselend denken aan socialistisch-realistische agitprop, klassieke griezelfilms (Frankenstein ligt natuurlijk op de loer) en spionagefilms uit de Koude Oorlog.

Elk element in deze opera is een kunstwerk op zich, maar de synergie en de perfecte balans tussen humor en horror maken A Dog’s Heart een 21ste-eeuwse operaklassieker.

Boeken / Fictie

Terugkijken op het begin van een grillig oeuvre

recensie: Merijn de Boer - Nestvlieders

Het debuut van Merijn de Boer, Nestvlieders, is herdrukt. Tijd voor een hernieuwde kennismaking met vier originele verhalen.

Nestvlieders is al eens eerder op deze website besproken: ruim vijf jaar geleden bestempelde Frank Heinen in zijn recensie Merijn de Boer als een ‘relikwie uit voorbije tijden’ en de verhalen in deze bundel als ‘vier goede wijnen’. Na het verschijnen van deze bundel bij Meulenhoff in 2011 verhuisde De Boer (1982) naar uitgeverij Querido, waar zijn twee romans De nacht (2014) en ’t Jagthuys (2016), verschenen. Nestvlieders werd eerder verramsjt, maar is nu dus weer vrijelijk verkrijgbaar. Dat biedt de kans De Boers debuut te vergelijken met zijn latere werken.

Originele kijk

Als eerste moet opgemerkt worden dat de twee novellen en twee verhalen in Nestvlieders alle getuigen van eenzelfde originele kijk op de wereld als de latere romans. De Boer sleept je met alle gemak zijn verhaal in. Zelfs wanneer de plot dicht tegen het cliché aanschurkt en voorspelbaar dreigt te worden, weet De Boer zich er met een sprong uit te wurmen.

Dit blijkt al gelijk uit het eerste verhaal, ‘Overal leegte’. De hoofdpersoon is schijnbaar geobsedeerd met een van zijn weinige medebewoners in een groot pand. Een van dezen, Wolf, verkleedt zich ’s nachts en gaat dan als clown de straat op. Langzaam en heel precies bouwt De Boer de spanning op, er vinden haast bovennatuurlijke gebeurtenissen plaats en er wordt veel over letsel en schade gepraat: je meent te weten waar dit heen gaat. Maar dan slaat De Boer een totaal andere richting in.

Absurde voorvallen

De Boers fictie wordt vaak gekenmerkt door absurde voorvallen en vreemde denkwijzen. Dit is het beste zichtbaar in ’t Jagthuys, dat je onsympathiek zou kunnen karakteriseren als een vergaarbak van gekken en halvegaren. Die hang naar de randen van het normale – en soms eroverheen – pakt niet altijd goed uit: in deze bundel worden de novellen ‘Balthasar Tak’ en ‘Luchtkasteel’ er nogal door uit het lood getrokken. In het sferische slotverhaal ‘Kraaien in de schoorsteen’ vallen de stukjes dan wel weer op z’n plek.

Deze herdruk van Nestvlieders herinnert er dus bovenal weer aan dat Merijn de Boer zowel qua stem als qua thematiek een consistent schrijver is. Hij blijft risico’s nemen en nieuwe vormen zoeken. De eerste zin in deze bundel is als volgt: ‘Het complex was gebouwd in de vorm van een reusachtige dolfijn.’ Je vraagt je af wat de uiteindelijke vorm van De Boers oeuvre gaat worden.

Oorlog
Boeken / Non-fictie

Oorlogslessen

recensie: Martijn Kitzen - Oorlog onder de mensen
Oorlog

Voormalig militair en historicus Martijn Kitzen onderzoekt in Oorlog onder de mensen de koloniale Atjehoorlog en de Nederlandse missie in Afghanistan. Cruciaal voor het welslagen van beide interventies was, zo laat hij overtuigend zien, het verwerven van steun van de lokale machthebbers.

Veel hedendaagse oorlog draaien niet meer om het verslaan van een ander land. De conflicten van vandaag de dag spelen zich vaak binnen landgrenzen af en statelijke actoren zijn vaak maar één partij in het conflict. Denk aan Islamitische Staat, Al-Qaeda en Al-Shabaab: allemaal groeperingen die het opnemen tegen overheden.

Ook de oorlog in Afghanistan was zo’n asymmetrisch conflict. Wat zo’n conflict extra bemoeilijkt is dat het verschil tussen combattanten en burgers vervaagt. Hoe kun je in zo’n situatie nu het best militair interveniëren? Historicus en politicoloog Martijn Kitzen, die zelf in Afghanistan diende, promoveerde op militaire interventies in dit soort conflicten. Dit proefschrift is in boekvorm uitgegeven onder de titel Oorlog onder de mensen.

Allianties

Geweld is noodzakelijk, zo blijkt uit Kitzens boek, maar om de door hem onderzochte missies te doen slagen was meer nodig. Zowel in de Atjehoorlog (1873-ca. 1912) als bij de missie in Uruzgan (2006-2010) had het Nederlandse leger de steun nodig van lokale heersers. Met de aanpak wortel en stok (beloning voor samenwerking, afstraffing bij verzet) wist Nederland de plaatselijke machthebbers aan zich te binden.

Daarvoor is wel een gedegen kennis van de lokale machtsstructuur nodig, zo laat Kitzen zien. In Atjeh deden de Nederlanders daar decennia over, in Uruzgan twee jaar. Door goed inzicht te krijgen in de machtsverhoudingen en rekening te houden met de belangen van de lokale actoren, was Nederland beter in staat te voorkomen dat de Afghaanse stammen aansluiting zochten bij de Taliban.

Het meest succesvolle voorbeeld hiervan was de slag om de stad Chora. Daarbij werkte het Nederlandse leger samen met twee grote stammen tegen de Taliban. Zo werd de Taliban verslagen en werd de steun van de lokale bevolking gewonnen. Ongeveer de helft van de bewoners van Uruzgan behoort tot die stammen.

Leren van het verleden

Dat Kitzen in zijn boek zowel de oorlog in Atjeh als die in Uruzgan behandelt, maakt zijn centrale these sterker. De strategie werkte dus niet slechts op één plaats, maar in twee heel verschillende situaties. Vanuit wetenschappelijk oogpunt begrijpelijk. Voor de gemiddelde lezer maakt dat het boek er niet makkelijker op. Beide oorlog worden uitvoerig en zeer gedetailleerd beschreven en door het grote aantal namen, stammen en wisselende allianties, raak je als lezer snel de weg kwijt.

Toch is het boek razend interessant: het geeft een goed en gedegen inzicht in hoe oorlog er nu werkelijk uitziet in de dagelijkse praktijk. De manier van aanpak in Afghanistan was succesvol. Het succes was echter, gezien de te vroege terugtrekking, niet duurzaam. Misschien wel de belangrijkste boodschap van Kitzen is: laten we daar van leren.

Boeken / Poezie

Verslag van een veranderende wereld

recensie: Piet Gerbrandy - Steencirkels

Voordat 2016 de titel overnam, was 2015 het warmste jaar ooit gemeten. Daarvoor 2014. Klimaatverandering schept een nieuwe wereld, maar wat voor een? Op die vraag zoekt Piet Gerbrandy in zijn nieuwe dichtbundel Steencirkels een antwoord.

Piet Gerbrandy’s nieuwe bundel kan net zo goed epische prozapoëzie genoemd worden: aan genreafbakeningen lijkt de auteur niet zo gebonden. Het is in ieder geval een poëzieboek waarin verschillende verhalen verteld worden. Zo bevat Steencirkels, om maar wat te noemen, een scheppingsverhaal, het dolen van een man genaamd O en allerhande erotische escapades. En cirkels, natuurlijk, of circulaire bewegingen – die zitten al in die ‘O’ vervat. Veelzijdig, en daarnaast ook veelstemmig: niet alleen loopt dat scheppingsverhaal parallel aan de reis van O, tijdens die reis komen allerlei verschillende personages aan het woord.

Piet Gerbrandy (1958), naast dichter ook classicus en criticus bij De Groene Amsterdammer, laat in Steencirkels zien wat hij kan. Registers en thema’s lopen door elkaar heen in deze bundel. Gerbrandy plaatst thema’s als liefde en de plaats van de mens in de wereld tegenover, of soms juist naast elkaar, laat ze met elkaar in gesprek gaan of juist botsen.  Hij laat zich zo zien als een uiterst moderne dichter, die toch altijd gegrond staat in de literatuurgeschiedenis: zich bewust van genres kan hij de grenzen opzoeken en verleggen.

De schepping van de aarde

Naast die rijkdom staat wat menigeen zou aanduiden als engagement: in Steencirkels doet Gerbrandy verslag vanuit en over een veranderende wereld. Aan de ene kant is daar de schepping van de aarde: ‘Het geldt als beleefd eerst goden de woorden te laten,’ begint het. In de rest van het verhaal is er van alles in beweging: dingen veranderen van vorm, ontstaan, beginnen (‘Men zegt dat het begon met vliezen en strengen van steeds wisselende / binding en gedaante’), of houden juist op (‘Poolkappen trokken op. De zee viel droog’).

Ook de wereld van O verandert. Al het eerste gedicht is gevuld met beelden van een opwarmend klimaat: ‘een bed in de smeltende toendra’, en later is er sprake van een ‘grijze rivier zonder vis’. De hele bundel door blijft O – en daardoor de lezer – herinnerd worden aan de steeds fragieler lijkende relatie tussen mens en natuur. Wat ooit zo onschuldig leek – olie oppompen, bijvoorbeeld – keert wraakzuchtig terug: waar de mens eerst gebruik maakte van de natuur, slaat de wereld nu terug, bijvoorbeeld door klimaatverandering. Daarmee is deze bundel bij mijn weten een van de eerste pogingen een langzaam proces als klimaatverandering in de literatuur te vangen.

Zoektocht

In Steencirkels zoekt Gerbrandy naar manieren om verhalen te vertellen in en over een wereld die steeds kwetsbaarder blijkt te zijn, waardoor onze eigen plek daarin ook niet meer zeker is. Bij Gerbrandy gaat die zoektocht over een zekere spiritualiteit en mystiek. Goden worden aangesproken, en lijken af en toe als Grieks koor terug te spreken. Gerbrandy’s wereld is bezield, de mens is maar een klein onderdeel:

‘De lucht is van de wolken en de meeuwen.
Wij blijven aan de grond en halen adem.
De zee behoort aan vissen toe en wieren.
Wij koelen af in water dat ons wiegt.
Het vuur is van de stammen en de vlammen.
Wij warmen ons aan lijven die ontbinden.
Het land is van de aarde. Niet van ons.’

Als laatste lof voor het designfoefje op het voorplat: de pastelkleurige cirkels lijken te bewegen wanneer je de bundel dichter bij of verder van je brengt. Dat, en de zwarte punten op het voorplat en de grillige, cirkelende titelweergave, is een mooie metafoor voor deze ingenieuze bundel: bij herhaalde lezing verandert Gerbrandy’s poëzie telkens van vorm, inhoud en betekenis. Dat maakt dat Steencirkels misschien niet tot de meest toegankelijke poëzie behoort, maar wel tot de meest rijke die dit jaar zal verschijnen.

Theater / Voorstelling

Wie schrijft Zohre’s happy end?

recensie: Marjolijn van Heemstra - Zohre, een Afghaans-Nederlandse soap

In Zohre, een Afghaans-Nederlandse soap geven Marjolijn van Heemstra en Zohre Norouzi een indrukwekkend pleidooi voor medemenselijkheid.

De toekomst van Zoraya en Zohre

Hoe loopt het af met Zoraya, het hoofdpersonage uit de Afghaanse soap The Secret of this House? Blijft ze in haar verstandshuwelijk of vlucht ze met haar grote liefde Kabir? Zohre Norouzi zal het nooit weten. De dreiging van de Taliban betekende het einde van een soap waar zij zich in herkende en hoop uit putte. Na een vlucht uit Afghanistan is haar eigen toekomst even ongewis: hoe kan zij in Nederland een nieuw leven opbouwen?

En bovendien: met wie? Norouzi mag in Nederland blijven, maar haar familie niet. Een ontmoeting met Marjolijn van Heemstra blijkt het begin te zijn van een waardevolle vriendschap. Wat begint als een bijverdienste als oppas en een onverwacht verzoek om te overnachten, groeit uit tot een jaar van talloze gesprekken op het dak van Norouzi’s flat en verwoede pogingen van Van Heemstra om haar door het doolhof van de Nederlandse bureaucratie te helpen. Een sollicitatie bij de Broodzaak vereist een examen waar ook Van Heemstra niet uitkomt, en bij verlate betalingen kan ze rekenen op een muur van regelgeving en ambtelijke onmacht. Hoe vastbesloten ze ook is om Zohre’s verhaal tot een goed einde te brengen, de realiteit is overweldigend ingewikkeld.

De grote gevolgen van kleine gebaren.

Daarnaast doemt de vraag op waar de scheidslijn ligt tussen behulpzaamheid en zelfgenoegzaamheid. Het redden van vluchtelingen aan de Griekse kust voelt veel heldhaftiger dan het begeleiden van een integratie, overweegt Van Heemstra. En wanneer wordt dit begeleiden paternalistisch? Hoe vermijd je in het patroon te vallen van Marleen, de dame uit Zohre’s bezoekcentrum die de kinderen het liefst in ‘kleine Marleens’ wou veranderen? Met aanstekelijke bravoure en humor laat Van Heemstra al deze vraagstukken de revue passeren, zonder haar vastberadenheid om te helpen ironisch te maken. Ze behoort tot een handjevol Nederlandse theatermakers die de valkuilen van idealisme blootleggen zonder daarmee hun eigen idealisme te ontkrachten. Het belang om een ander te helpen, zelfs als je dat nooit helemaal goed kan doen, staat buiten kijf.

Zohre Norouzi is de kalme tegenpool in deze voorstelling. Terwijl Van Heemstra worstelt met ambtenaren en instanties, en ontmoedigd raakt door haar onvermogen om Norouzi’s verhaal een happy end te geven, blijkt het contact tussen de twee vrouwen een wezenlijk verschil te hebben gemaakt. Zittend op een verhoging – verwijzend naar het dak waar zij hun gesprekken voerden en wellicht een televisiescherm waarin Zoraya’s/Zohre’s verhaal zich afspeelt – wordt duidelijk dat het hebben van iemand om verhalen mee te delen al genoeg is om Zohre’s toekomst iets gelukkiger te maken.

 

 

Solnit
Boeken / Non-fictie

Waarom mannen van uitleggen houden

recensie: Rebecca Solnit - Mannen leggen me altijd alles uit
Solnit

Ondanks de flinke slagen die het feminisme door de jaren heen gemaakt heeft, laat Solnit in de essaybundel Mannen leggen me altijd alles uit zien dat onze samenleving nog steeds bol staat van ongelijkheden tussen mannen en vrouwen.

De term inmiddels wijdverspreide term mansplaining (een samenvoeging van man en explain) wordt vaak aan Solnit toegewezen, ook al geeft ze zelf aan de term niet bedacht te hebben. In het krachtige titelessay opent Solnit met een sprekend voorbeeld van mansplaining. Op een feest raakt ze in gesprek met de gastheer, die haar vraagt naar de boeken die ze heeft geschreven. Wanneer ze vertelt over haar destijds meest recente boek – River of Shadows: Eadweard Muybridge and the Technological Wild West – valt hij haar in de reden: ‘Ah, wist je al dat er dit jaar een héél belangrijk boek over Muybridge is verschenen?’ De gastheer blijkt natuurlijk het boek van Solnit te bedoelen, maar dat wil er niet zo een-twee-drie in. Pas wanneer een vriendin van Solnit hem meerdere malen op dit feit wijst, lijkt het kwartje te vallen en trekt de man in kwestie wit weg.

Herkenbaarheid

Het voorbeeld dat Solnit geeft is helaas geen op zichzelf staande gebeurtenis. Solnit is in staat een gevoel dat veel vrouwen herkennen te verwoorden. Het gevoel niet gehoord te worden, een mening te hebben die toch niet relevant is. Het ergste is dat vrouwen dit dikwijls láten gebeuren. Gewend als ze zijn aan dit patroon, gaan vrouwen soms zelf geloven dat ze inderdaad niets te melden hebben.

Patroon

Solnit ziet een gevaarlijke correlatie tussen de behoefte van mannen om de boventoon te voeren tijdens gesprekken en de gewelds- en verkrachtingscultuur tegen vrouwen. In al deze situaties is sprake van een schijnbaar vanzelfsprekende hiërarchie, een machtsverschil dat geuit wordt. Met haar essays legt Solnit de vinger op de zere plek. Nee, natuurlijk zijn niet alle mannen aanranders, verkrachters en/of moordenaars. Maar dat het overgrote deel (90%!) van alle misdaden door mannen gepleegd wordt, is een feit waar we niet omheen kunnen.

Solnit komt met harde feiten op de proppen. Iedere zes minuten wordt er een verkrachting gerapporteerd in de Verenigde Staten. Het wordt tijd om geweld door mannen tegen vrouwen als een structureel probleem te beschouwen. Die erkenning vindt nu nog te weinig plaats. Verkrachtingen en moordzaken worden als incidenten beschouwd, de oorzaken gewijd aan psychische problemen van de daders. Terwijl we volgens Solnit geen oogkleppen op moeten hebben voor mansplaining, de achterliggende gedachtegang dat de vrouwelijke opinie er niet toe doet.

Het was de hoogste tijd dat Solnit vertaald zou worden in Nederland en ook hier de nodige reacties zou uitlokken. De essays in Mannen leggen me altijd alles uit bevatten hier en daar wat overlap, wat te verklaren is doordat ze oorspronkelijk afzonderlijk zijn verschenen (tussen 2008 en 2014). Daar staat tegenover dat de bundel is aangevuld met afbeeldingen van de sprekende schilderijen van Ana Teresa Fernandez. Haar verstilde beelden, van anonieme vrouwen in huiselijke taferelen, roepen een zekere spanning op die de toon zet voor Solnits krachtige essays.

Muziek / Album

Mews spontane energie strandt op Visuals of…

recensie: Mew-Visuals

Helemaal anders: eerst de beelden, dan de nummers. Op Visuals, Mews zevende album, gooit de band het roer van de methode rigoureus om. Spannend. Dan werd de plaat ook nog eens in recordtempo bij elkaar gespeeld. Wat daarvan te verwachten? Duisternis en wonderlantaarns gapen de luisteraar vanaf de plaathoes aan.

De band heeft echter weinig tijd nodig om de verwachtingsvraag te beantwoorden. Dat doet het namelijk met weinig meer en minder dan het beproefde geluid: tot kosmische proporties opgestuwde ruimterock en duizend confettikanonnen. Dezelfde engelhuil van Jonas Bjerre scheert met dezelfde vaart door hetzelfde sterrenvacuüm. Vertrouwdheid alom. De criticus ziet het spektakel minzaam van een afstand aan en doopt voorzichtig zijn pen in azijn.

Pijnloos

Pijnloos glijdt Visuals langszij, rechtstreeks uit de creatieve slipstream van voorgangers +- en No More Stories Are Told. Het persbericht schrijft over intenties om eens een spontane plaat te maken. Dit keer geen marathons van drie of vier jaar, maar gewoon snel. Vlam. Met de demo’s onder de arm uit de tourbus rechtstreeks de studio in. Er is bijgevolg geen groter concept, geen overbruggend geheel. Mew blaast nummer na nummer met verve de stratosfeer in. Wolken van sfeer en synthesizers. Duisternis en wonderlantaarns gapen de criticus aan. De criticus gaapt mee, en doopt voorzichtig zijn pen in azijn.

Sterrenstof

Wat is er aan de hand op Visuals? De spontane energie, het enthousiasme heeft Mew gebracht op off all places één zonder inspiratie en urgentie. Dat de plaat complexe multi suites ontbeert als die op And the Glass Handed Kites is tot daar aan toe, maar dat er verder helemaal geen spanning te beleven valt is met maar één banaal woord te omschrijven, namelijk: jammer. De luister uitdaging van werk van Mew is op het bloedeloze Visuals volledig absent. Een stuurloze vlaag sterrenstof galmt drie kwartier, lost op en verdwijnt. De criticus legt resoluut zijn pen neer. Vlam. Tijd voor thee.

Theater / Voorstelling

Toneelspeler in de advocatuur

recensie: Toneelgroep Maastricht - De Advocaat

Bram Moskowicz, telg uit de advocatenfamilie Moskowicz, maakte van de advocatuur één grote show en van iedere rechtszaak een businessevenement. Een eigen voorstelling is de kers op de taart voor de mediageile Bram. De meest bekende advocaat van Nederland heeft het maar getroffen dat die voorstelling zo perfect gepolijst is.

Je kunt niet om hem heen, of beter gezegd: je kunt niet om zijn elitaire ego heen. Brams gezicht verschijnt niet alleen in de rechtbank, maar ook op de televisie. Bij RTL Boulevard, Pownews, Zomergasten en College Tour overrompelde hij presentator en publiek met zijn puntgave retorica en zeer nette voorkomendheid. Nimmer afwijkend van de jasje-dasje etiquette, is hij in een net pak met stropdas en gelakte schoenen uit te tekenen. Hij is een ware karikatuur geworden. Een intrigerend en complex genoeg personage voor de rol van protagonist, moet Toneelgroep Maastricht hebben gedacht. Een personage dat een lange lijdensweg aflegt onder de druk van een strenge vader die als Auschwitz-overlevende een heftig verleden met zich meesleept. Een perfect scenario voor een tragedie of – zoals de toneelgroep het zelf verwoord – een Shakespeareaans koningsdrama over de zelfverkozen ondergang van een topadvocaat.

Eloquente woordenbrij

Iets wat zal uitgroeien tot een waar circus vol rariteiten, agressie en tranen, begint op rustig tempo. Mirjam (Karien Noordhoff) solliciteert naar de functie van secretaresse bij het advocatenkantoor Moskowicz. Ze blijkt een verborgen agenda te hebben: Mirjam is een slinkse onderzoeksjournalist die het seksisme op de werkvloer van de Moskowicz-familie wil vastleggen. Met dat seksisme krijgt ze al snel te maken: “De Neus”, een topcrimineel, loopt de ganse dag het kantoor van Bram Moskowicz (Porgy Franssen) binnen om de meest denigrerende sneren te maken naar het muurbloempje Mirjam. De Neus, vertolkt door een zeer energieke Viktor Griffioen, brengt behoorlijk veel pit in het toneelstuk dat zeer zakelijk en rustig voortstuwt. Voordat Bram de grande entrée maakt, staan broer Mordechai (Dries Vanhegen) en algemeen secretaris Freek Zonderland (Hans van Leipsig) Mirjam te woord. Mordechai is de belichaming van de drie echte broers van Bram, te kennen David, Max jr. en Robert. Door de handelingen en woorden van Mordechai en Freek wordt meteen duidelijk dat er een spel van macht wordt gespeeld. Nog meer is het een spel met de taal. Het eloquente taalgebruik van de spelers getuigt van een perfect geschreven script. Hiervoor was de in Italië woonachtige Nederlandse auteur Ilja Leonard Pfeijffer verantwoordelijk. De teksten zijn prachtig en lijken recht uit het hart te komen. Daarbij komt dat de tekst op een treffende manier wordt uitgesproken. Zo weet acteur Porgy Franssen alle finesses van Bram zich toe te eigenen en is hij tot de laatste minuut het evenbeeld van Bram Moskowicz. Het niveau waarop de spelers met elkaar spreken doet denken aan de intelligente conversaties tussen Mr. Darcy en Elizabeth Bennet in Pride & Prejudice. Iedere tegenstander in hun debat wordt gevloerd met uiterst rake en overdachte zinnen. Zo is dat ook met de gebroeders Mordechai en Bram, die door hun welbespraaktheid altijd een voorsprong zullen hebben op anderen.

Spel der advocaten

Het verhaal van Bram Moskowicz is er een waarin verdriet en teleurstelling als hoofdthema’s gelden. De levens van Bram en Mordechai worden gekenmerkt door het leed dat hun vader heeft doorstaan. Als Holocaust overlevende heeft vader Max sr. een zware stempel gedrukt op de familie. Dat wordt hem kwalijk genomen door Mordechai – in dit toneelstuk de ‘jongere broer’ – die daarnaast ook altijd moest aanzien hoe zijn broer Bram werd voorgetrokken. De geest van Max sr. is sterk aanwezig in deze voorstelling. Hans Trentelman, in de rol van Max sr., is een uiterst gevatte man die weet wat voor effect hij heeft op zijn zoons. Max sr. heeft, voordat Bram ten tonele verscheen, roem verworven met zijn naam zonder de nodige poespas en glamour die zijn zoon zich toe-eigent. Het idee dat zijn zoon Bram hem voorbij zal streven, is ondraaglijk voor Max sr. Alle ingrediënten voor een toneelstuk zijn compleet. De advocatuur en het leven van de familie Moskowicz worden dan ook voortdurend gekoppeld aan het theater. De vierde wand wordt doorbroken als de spelers verwijzingen maken naar het bedrijf en de scènes waarin ze spelen. Ook maakt Bram voortdurend vergelijkingen tussen de advocatuur en toneelspelen en uit hij de diepe wens om acteur te worden.

De Advocaat is een verzorgd toneelstuk geworden. Ieder woord en iedere handeling klopt. Zelfs de ingelaste aria’s en de aanwezigheid van een pianist op de achtergrond doen niet vreemd aan, maar maken deze voorstelling juist gevarieerd. Dit alles tegen een minimalistische achtergrond – lange en hoge kasten vol lades met papieren – die als een zelfstandig mechanisme het toneelstuk aanvult. De acteurs, de scènewisselingen, de liederen, het pianospel, het decor, de kleding en de attributen: het vormt een prachtig samenspel. Dit is totaaltheater zoals het hoort.

De muze
Boeken / Fictie

Het verhaal achter de kunst

recensie: Jessie Burton - De muze
De muze

Jessie Burton liet zich voor haar tweede roman opnieuw inspireren door een kunstwerk. Voor haar debuut, Het huis aan de Gouden Bocht, was dat het poppenhuis van Petronella Oortman in het Rijksmuseum te Amsterdam. Voor De muze vond ze haar inspiratie in het Prado te Madrid, waar ze gegrepen werd door een schilderij van Goya. Het zette haar aan een boek te schrijven dat vele thema’s verbindt: identiteit, migratie en creativiteit. Jammer dat ze de plank misslaat door te veel te willen uitleggen.

De muze wordt verteld vanuit het oogpunt van Odelle, een jonge vrouw die in de jaren 60 van Trinidad naar Londen verhuist. Op een feestje ontmoet ze Lawrie Scott, een leuke jongen die een interessant schilderij bij zich heeft. Ze moedigt hem aan om het schilderij te laten zien aan het museum waar zij werkt. Nog diezelfde week voegt hij de daad bij het woord. Aan de geschrokken reacties van de medewerkers te zien blijkt het om een belangrijk werk te gaan. Wat volgt is een zoektocht naar het verhaal achter het schilderij.

Geheim schilderstalent

Het verhaal in de jaren 60 wordt afgewisseld met een verhaal dat zich afspeelt in Zuid-Spanje in 1936, vlak voordat de Spaanse burgeroorlog uitbreekt. Een joodse kunsthandelaar genaamd Harold Schloss uit Oostenrijk heeft zich net gevestigd in het dorpje Arazuelo met zijn vrouw Sarah en dochter Olive. Twee jonge mensen uit de buurt, broer en zus Isaac en Teresa Robles, bieden hun diensten aan aan de familie. Teresa helpt hen in de huishouding en Isaac knapt allerlei klusjes voor hen op. Al snel raakt Olive bevriend met Teresa en wordt ze verliefd op de knappe Isaac. Wat zij niet weten is dat Olive een geheim met zich meedraagt: ze heeft een groot talent voor schilderen en houdt dit angstvallig verborgen voor haar ouders. Haar vader zou een schilderij gemaakt door een vrouw namelijk nooit goedkeuren.

Ondertussen in de jaren 60 komt de conservator van het museum tot de conclusie dat Lawrie Scott hem een tot nu toe verloren gewaand schilderij van Isaac Robles heeft gebracht. Maar wacht eens even, denkt de oplettende lezer. Olive Schloss was toch degene die schilderde? Wat is er gebeurd in 1936 dat geleid heeft tot deze identiteitswisseling?

Identiteit en creativiteit

De muze is een verhaal over identiteit. Zowel Odelle als Olive worstelt met haar plek in de maatschappij – Odelle vanwege haar migratieachtergrond in het blanke Engeland en Olive vanwege haar talent in een door mannen gedomineerde kunstwereld. Tegelijk is het een verhaal over creativiteit. Odelle wil graag een schrijver zijn en wordt hierin aangemoedigd door haar werkgever. Olive ontdekt een ongekend talent in zichzelf wanneer ze Isaac ontmoet – hij is haar muze. Deze elementen zijn verwerkt in een spannend verhaal waarin Odelle probeert uit te zoeken wat er in 1936 in Spanje is gebeurd. Wie heeft dat schilderij precies gemaakt en hoe komt het dat Lawrie het nu in zijn bezit heeft?

Show don’t tell

Doordat Burton zo veel thema’s in haar roman heeft willen verwerken komt het verhaal niet lekker uit de verf. Het zijn ook niet de minste thema’s: feminisme in de jaren 30 en racisme in de jaren 60. Helaas voelt de uitwerking geforceerd aan door een gebrek aan show don’t tell. Het racistische thema bijvoorbeeld, wordt al vrij duidelijk uit de acties in het verhaal. Toch acht Burton het nodig om het te expliciteren:

‘Omdat ze er [Trinidad] zelf nooit waren geweest, beschouwden ze ons als bezienswaardigheden, levensvormen opgekweekt in een tropische petrischaal die tot voor kort nog onder de Britse vlag viel. […] Hun vragen gaven me steevast het gevoel dat ik ánders was, terwijl ik was opgegroeid met volkomen Britse manieren, omdat ook ik een kind van het wereldrijk was.’

Odelle vertelt haar verhaal vanuit haar eigen ervaring, dus het is in dat opzicht logisch dat ze deze gevoelens benoemt. Maar haar uitleg ligt zo voor de hand. De overbodigheid maakt het vervelend.

Een gemiste kans

De verschillende decors houden het verhaal afwisselend en de kunstscene is interessant beschreven. Maar helaas wordt het boek nergens écht spannend of onderhoudend. De thema’s voelen uitgekauwd, de personages vlak en er wordt te veel uitgelegd. De muze is geen boek dat beklijft, terwijl deze thematiek daar wel om vraagt. Thema’s als racisme en feminisme vragen om confrontatie, om ongemakkelijkheid, Dit zou een boek moeten zijn dat nagonst in je hoofd. Nu leg je het weg om er nooit meer aan te denken. Een gemiste kans.