Kunst / Expo binnenland

Niet kiezen is ook een keuze

recensie: Choice

.

~

‘Pastoe’ is nog steeds de naam van het charmante gebouw dat valt in de categorie industrieel erfgoed, beloopbaar vanaf het Ledig Erf in Utrecht. Doorleefde baksteen, onafgewerkte oppervlaktes, niet weggewerkte leidingen vormen een nostalgische vitrine voor strak design: een beproefde combinatie. Binnen vinden we halverwege de showroom van het Dutch Design Center de in serie geschakelde tentoonstellingen Choice en (een deel van) Now and Again – waar je ook maar één toegangsbewijs voor nodig hebt. Choice blijkt te fungeren als onvermijdelijk portaal voor Now and Again, wat de naam van de tentoonstelling een wat ironische lading geeft.

Deze of Die? Dat is de vraag die je moet beantwoorden bij het binnengaan van de tentoonstelling. Twee poorten bieden toegang tot de tentoonstelling, maar hoe moet je kiezen? Wat zijn de verschillen? Zijn er twee tentoonstellingen? De poorten geven geen uitsluitsel, ze hebben beide even veel – als nietszeggende namen: ‘Deze’ en ‘Die’. Eenmaal binnen blijkt de keuze niet van levensbelang, we kiezen voor ‘Die’, en lopen de tentoonstelling rechtsom.

De tentoonstelling als illustratie van de bezoeker

Choice gaat ons geen antwoorden geven, maar wel veel vragen stellen en een spiegel voorhouden. De thematiek had zomaar kunnen leiden tot psychologische en sociologische verhandelingen over de consumerende mens – je ziet de schijfdiagrammen over welvaart en foto’s van verwoestende industrie al helemaal voor je.

~

In plaats daarvan worden we op abstracte zwart-witte panelen aangesproken door diverse beroemdheden die zich hebben uitgelaten over keuze, twijfel en consumeren. Op de grove, underlayment panelen, die naadloos aansluiten aan de sfeer van het gebouw, hangen deze citaten en vinden we afbeeldingen van zaken die door ons gekozen/geconsumeerd kunnen worden. Geen toelichting, geen belerende woorden, alleen hier en daar tussen de overdaad aan producten met stift geschreven argumenten als ‘zacht’, ‘goedkoop’ of ‘handig’. De argumenten zijn genummerd en suggereren honderden argumenten waarvan een willekeurige selectie is getoond.

Verderop in de tentoonstelling zijn de objecten van de panelen gesprongen en zijn diorama’s van producten gemaakt. Pringles, een bakfiets, een nephaardvuur. De combinatie van objecten, afbeeldingen, argumenten en citaten nodigt de bezoeker uit om na te denken over zijn eigen motivaties bij het maken van alledaagse keuzes die de markt sturen en daarmee de vorm van producten voor de toekomst bepalen. Maar de willekeur van de objecten roept bij ons ook een wedervraag op aan de samensteller: waarom deze, en niet die? Waarom de bakfiets en niet de Hummer? Wordt er door de maker stelling genomen door de keuze van de producten? Het is grappig om te merken hoe we gewend zijn aan tentoonstellingen met objecten waarvan de betekenis buiten kijf staat, het is even wennen aan dit ‘warenhuisaanbod’: we blijven hardnekkig zoeken naar patronen en betekenissen die er uiteindelijk niet zijn.

Defined areas of doubt and uncertainty

~

Na de gelikte designmeubelen in de Dutch Design Center-toonzaal is de ruwe en frisse vormgeving van Choice opwekkend. Twee flyers bieden wat meer houvast bij de nogal fragmentarische presentatie. De ene verklaart de vormgeving van de tentoonstelling, de ander is een manifest over consumentenkeuzes, en hierin wordt – in tegenstelling tot in de tentoonstelling – wel duidelijk stelling genomen. De consument bepaalt door zijn keuzes van vandaag de producten van morgen. Het aanbod wordt gevormd als antwoord op deze, vaak onbewuste vraag.

Stefano Marzano pleit voor een meer weloverwogen keuze, grotere duurzaamheid van producten, meer maatschappelijke betrokkenheid, juist ook in de kleine keuzes die we maken. Grote onderwerpen om over na te denken bij kleine dagelijkse keuzes tussen, zeg, Pringles en Doritos. Er rust een zware taak op de haastige consument die iedere aanschaf en handeling bewust zou moeten afwegen zonder voldoende informatie om dergelijke afwegingen te maken. Het citaat van Douglas Adams op de tentoonstelling verwoordt prachtig het dilemma van de consument: “We demand ridgidly defined areas of doubt and uncertainty”.

Choice is een kleine, fiere tentoonstelling. Uitdagend, verfrissend en gelukkig niet te geraffineerd. Halverwege heeft de bezoeker de mogelijkheid een uitstapje te maken naar de tweede, grotere tentoonstelling Now and Again – het mag, maar het hoeft niet.

Film / Achtergrond
special: Vier nieuwe Batman Special Editions op dvd

Een passend monument voor de vleermuis

~

Eerder dit jaar was Batman Begins een grote hit, zowel bij de critici als aan de kassa. Reden genoeg voor Warner Bros. om de vier eerdere delen uit de Batman-sage mooi op te poetsen en in speciale dvd-edities uit te brengen. Hoewel het aan de mooie uniforme hoesjes niet te zien is, verschillen de vier films enorm van karakter – en kwaliteit.

Ergens tijdens het audiocommentaar bij de eerste Batman zegt regisseur Tim Burton dat het belangrijk was om de realiteit achter het stripverhaal te vinden. Over Joel Schumacher, regisseur van de laatste twee delen in deze nieuwe Batman-collectie, wordt in één van de documentaires gezegd dat hij voor de opnamen steevast riep: “Onthoud goed: het is een cartoon!” De twee uitspraken staan lijnrecht tegenover elkaar en kenmerken de verschillen tussen de twee regisseurs en de wijze waarop ze met het bronmateriaal omgingen.

Meteen een hit

~

De geschiedenis van Batman begint in 1939, wanneer striptekenaar Bob Kane ter inspiratie in een schetsboek van Leonardo da Vinci bladert. Kane ziet een man met vleermuisvleugels en komt op het idee van de miljonair Bruce Wayne, die als kind zijn ouders vermoord zag worden en sindsdien de misdaad bestrijdt in een vleermuispak. Vanaf de eerste aflevering is Batman een hit, en sindsdien is hij – ondanks vele verschijningsvormen en interpretaties – niet meer weg te denken uit onze (pop-)cultuur.

Camp

Batman is in 1939 nog een eenzaam figuur die het moet opnemen tegen verschillende schurken, maar in de loop van de jaren veertig krijgt hij van de jonge acrobaat Robin hulp in de strijd tegen boeven als de Penguin, de Riddler, Catwoman en natuurlijk de Joker. Onder invloed van de moraalpolitie wordt de strip in de jaren vijftig en zestig steeds koddiger, uitmondend in de campy tv-serie die ook in Nederland razend populair was. Vanaf de jaren zeventig wordt Batman weer serieuzer, totdat hij in 1986 nieuw leven ingeblazen krijgt door schrijver/tekenaar Frank Miller (ook de schepper van Sin City) in het grimmige verhaal The Dark Knight Returns. Batman staat in het werk van Miller met twee benen in de gewelddadige hedendaagse wereld – een groot verschil met de kleurrijke en kinderlijke fantasiestrips van twintig jaar eerder.

Burton voor Batman

~

Het is deze gerevitaliseerde Batman die de aandacht trekt van Warner Bros. Na een paar scriptversies krijgt de studio een jonge filmmaker in het oog die geknipt lijkt voor de verfilming van de superheld, Tim Burton; ooit begonnen als animator bij Disney en daarna bekend geworden met zijn komedies Pee-wee’s Big Adventure (1985) en het kassucces Beetlejuice (1988). Burton ziet in Batman de verpersoonlijking van zijn eigen karakter: stil, teruggetrokken, een buitenbeentje. Hij herschrijft het script en begint halverwege 1988 met de productie van wat de grootste film van de jaren tachtig moet gaan worden.

Controversiële keuzes

Hoewel niemand de keuze van Jack Nicholson voor de rol van de diabolische Joker in twijfel trekt, is de casting van Michael Keaton (Burtons hoofdrolspeler uit Beetlejuice) een stuk controversiëler. Keaton, vooral bekend van zijn komische rollen, zou niet genoeg screen presence hebben – zeker niet tegenover een acteerkanon als Nicholson – en bovendien is zijn kin niet vierkant genoeg. Toch overtuigt Keaton uiteindelijk wél in de dubbelrol van Bruce Wayne en zijn gemaskerde alter ego. Hij legt diepgang en kwetsbaarheid in de rol die een gemiddelde actie-acteur niet had kunnen bereiken, hoe welgevormd diens kin ook zou zijn geweest. Desalniettemin wordt Keaton in vrijwel elke scène door Jack Nicholson van het scherm gespeeld, maar volgens Burton is dat het grote kernmerk van Batman. Hij hult zich niet voor niets in een zwart kostuum en opereert het liefste ’s nachts.

Grimmige sequel

~

Mede dankzij een uitgekiende publiciteitscampagne wordt Batman in de zomer van 1989 het grote succes waarop Warner Bros. had gerekend, en Burton krijgt dan ook carte blanche voor het vervolg. Hij neemt met Edward Scissorhands (1990) even adempauze, maar komt terug met het grimmige Batman Returns (1992). Batman vecht hierin tegen de mismaakte Penguin (Danny DeVito) en de sexy Catwoman (Michelle Pfeiffer), en velen hebben hierin de twee kanten van Batmans eigen karakter gezien: Batman de freak tegenover Batman de gekostumeerde misdaadbestrijder die maar wát graag in de schijnwerpers staat. Deze psychologische lading maakt Batman Returns de beste Batmanverfilming, in ieder geval tot aan Batman Begins. Toch moet het publiek weinig hebben van deze duistere Batman, en de studio gooit het roer om: meer lol, meer kleur en vooral een minder depressieve hoofdpersoon is het devies. Het is een keuze die de vleermuisman bijna om zeep helpt.

Mislukking

Want Burtons visie op Batman mag dan misschien wat aan de donkere kant zijn geweest, de kinderlijke actiespektakels die regisseur Joel Schumacher in 1995 en 1997 weet te fabriceren zijn een nieuw dieptepunt in de dan bijna zestig jaar oude geschiedenis van de superheld. Val Kilmer neemt in Batman Forever de rol van Bruce Wayne/Batman over van Michael Keaton, en een heel blik aan supersterren wordt opengetrokken voor de diverse bijrollen: Jim Carrey en Tommy Lee Jones als de schurken Riddler en Two-Face, Nicole Kidman als de door Batman geobsedeerde psychiater Chase Meridian en Chris O’Donnell als Robin. Helaas kan al het talent voor en achter de camera niet voorkomen dat Batman Forever een lege, lawaaierige en kinderachtige mislukking wordt. Het publiek lust echter wel pap van de primaire kleurtjes en onsamenhangende actiescènes en dus mag Schumacher meteen door naar sequel nummer vier.

Hersenloos

~

Net als Tim Burton doet ook Schumacher voor zijn tweede Batmanfilm een schepje bovenop de wereld die hij schiep in het eerste deel. In het geval van Batman & Robin betekent dat een volledig over de top, hersenloos en met foute humor doorspekt misbaksel. Schumacher geeft ruiterlijk toe dat de toon van de film nog meer op kinderen gericht wordt omdat dat meer speelgoed verkoopt. Val Kilmer ziet het niet meer zitten en draagt zijn kostuum over aan de nog slechts van E.R. bekende George Clooney. Mr. Freeze is de bandit du jour, gespeeld (onder een dikke laag make-up) door Arnold Schwarzenegger, terwijl de vleesmuisfamilie wordt uitgebreid met een meisje: Batman en Robin worden vanaf nu bijgestaan door Alicia Silverstone als Batgirl. Het is erg moeilijk om iets positiefs te zeggen over dit vierde deel. Zo moeten ook de acteurs hebben gedacht: niet één van de hoofdrolspelers heeft de moeite genomen een interview te doen voor deze nieuwe dvd-uitgave van Batman & Robin.

“I am Catwoman!”

Dat is wel anders bij de eerste twee delen uit de collectie: vrijwel iedereen is present, van Michael Keaton en Kim Basinger tot Danny DeVito en Jack Nicholson. Zelfs Sean Young komt aan het woord. Deze actrice zag de rol van Vicki Vale op het laatste moment aan zich voorbij gaan vanwege een ongeluk, en vertelt hoe ze zich uitsloofde voor een hoofdrol in deel twee: ze trok een rubber pak aan en sprong bovenop het bureau van de producent terwijl ze miauwde: “I am Catwoman!” De lange documentaire Shadows of the Bat: The Cinematic Saga of the Dark Knight is verspreid over de vier schijfjes en behandelt uitvoerig de totstandkoming van de films. De documentaire gaat, heel plezierig, niet te diep in op de technische kanten van het productieproces, maar is meer gericht op de impact van Batman als fenomeen. De geïnterviewde cast- en crewleden zitten vol boeiende anekdotes die uitstekend worden aangevuld met beelden van achter de schermen.

Meer extra’s

~

Naast hun aanwezigheid in de documentaire, hebben beide regisseurs hun films ook voorzien van audiocommentaar, en in het geval van Burton pakt dat helaas slecht uit. De man is geen prater: zijn woorden komen hakkelend en stotterend naar buiten, doorsneden met talloze you know’s en andere stopwoordjes. Schumacher is daarentegen een boeiende spreker die zijn redeneringen wél onder woorden weet te brengen en met veel zelfspot alle schuld voor de kwaliteit van zijn bijdragen op zich neemt. Voor de techneuten is er ook genoeg te genieten: alle details omtrent visuele effecten, muziek, kostuumontwerp en stunts zijn netjes per film ondergebracht in aparte featurettes zodat ze niet afleiden van de rode draad in de lange documentaire. Daarnaast kan de kijker nog uren zoet zijn met de talloze videoclips, ontwerpen, gesneuvelde scènes en andere extraatjes. De kwantiteit èn kwaliteit van het gebodene is overdadig maar niet overbodig en de schijfjes zijn zichtbaar met veel liefde samengesteld.

De kwaliteit van de vier Batmanverfilmingen tussen 1989 en 1997 is op zijn zachtst gezegd wisselend, uiteenlopend van grimmig en dreigend tot kinderachtig en onbenullig. Toch siert het de dvd-makers dat de vier films elk een bijzonder uitgebreide ‘Special Edition’ hebben gekregen. Het valt niet te ontkennen dat Batman in de afgelopen 65 jaar een enorme indruk heeft achtergelaten op de populaire cultuur. Deze dvd’s zijn dan ook een passend en liefdevol monument voor de gemaskerde superheld.

8WEEKLY

Het Nachtpodiumverhaal

Artikel: Deel XIII: over clichés en konijnen met Els Moors

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we een jong en nieuw cultureel talent presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. Voor de komende aflevering van zondag 27 november trokken we met dichteres Els Moors door Amsterdam. We spraken over haar opleiding aan de Rietveld academie, over haar binnenkort te verschijnen eerste bundel, over dichten ‘op café’ en over witte fuckende konijnen.

Els Moors studeerde Germaanse talen aan de Universiteit Gent. Na haar studie combineerde ze vele baantjes, waaronder werk als freelance-jounaliste, een baan in een Gents café en een bestaan als ‘nachtburgemeesteres’. Maandelijks schreef ze een column over wat er gebeurde als het donker was en de mensen elkaar opzochten in het nachtleven van Gent. “Dat was achteraf bezien niet zo’n heel gelukkige tijd. Ik wist niet zo goed wat ik wilde. Ik wilde graag mijn brood verdienen met schrijven, maar ik zag niets in een voltijd baan als journaliste. Pas toen ik hoorde van de nieuwe opleiding schrijven aan de Rietveld academie in Amsterdam, wist ik: dat is wat ik wel wil.”

Clichés

Els Moors tijdens een optreden in café Helmers in Amsterdam
Els Moors tijdens een optreden in café Helmers in Amsterdam

De Rietveld academie begon enige jaren geleden als eerste kunstacademie in Nederland met een aparte opleiding voor kunstenaars die iets met tekst en schrijvers die iets met beeldende kunst hebben. Tijdens haar opleiding leerde Els Moors vooral om afstand te nemen van datgene wat ze schrijft: “Eerst was alles wat ik schreef persoonlijk, het ging over de grote, belangrijke dingen in mijn leven. Nu weet ik dat die houding vooral clichés oplevert. Ik kan het schrijven nu zien als een spel. Ik speel dat ik heel serieus bezig ben, maar eigenlijk ben ik vooral bezig om mezelf te betrappen: te ontdekken wat ik liever niet zou zeggen, waar ik me voor schaam en wat ik achter zou willen houden. En juist dat schrijf ik op.”

Els Moors werkt graag in openbare ruimtes. De hortus, de dierentuin, kleine cafeetjes: ze zoekt plaatsen op waar ze ongestoord naar mensen kan kijken, en waar ze weet dat ze bekeken wordt: “Als ik thuis probeer te schrijven, ga ik de afwas doen. Als ik op café ben, ben ik daar speciaal om te dichten naar toe gekomen. Ik kan daar niets anders doen dan aan een tafeltje gaan zitten met mijn papieren en een kop koffie.” Want dichten is niet wachten tot je het juiste gevoel hebt, tot er iets is dat je raakt, dichten is vooral werken: ” ‘Dichterlijke inspiratie’ of ‘de gevoelige dichter’, dat zijn zulke clichés! Als je iets voelt, dan zit je midden in een ervaring, en dan heb je geen tijd om te dichten. En als je zou gaan zitten wachten tot het gedicht vanzelf komt, dan komt er niets.”

Rusteloosheid

Een andere stereotype trek van de dichter geldt dan weer wel voor Moors: ze moet alleen zijn om te kunnen werken. Ze gaat naar plaatsen waar mensen juist samen naar toe gaan om daar een paar uur lang in haar eentje te zitten werken, en dat is soms best confronterend. Het ongemakkelijke gevoel dat dat geeft, is voor Els Moors echter juist een belangrijk uitgangspunt: “Ik werk het beste als ik me rusteloos en een beetje boos voel, als ik me afvraag: ‘ik zit hier om te werken, maar waar moet ik nou beginnen?’. Dan lukt het me om alles los te laten en gewoon wat op te schrijven: losse observaties van wat er om me heen gebeurt, fantasieën, herinneringen aan eerdere momenten.”

Met de teksten die ze op zo’n middag schrijft, gebeurt nog veel voordat er uiteindelijk een gedicht klaar is. Ze laat haar werk vaak liggen, kijkt er na een maand of langer nog eens naar, schrijft dan verder en schrapt wat er niet meer toe doet. Laag voor laag ontstaat dan iets wat voelt als “één moment”, ook al bestaat het gedicht uit allerlei stukjes tekst die op losse momenten zijn geschreven. “Achteraf merk ik vaak dat ik dingen heb verbloemd, dat ik te terughoudend ben geweest. Ik probeer mezelf dan te pesten, net zolang tot ik het gevoel heb dat ik bijna te ver ben gegaan. Pas dan is een gedicht af.” Tenminste: voorlopig, want voor Els Moors zijn gedichten nooit ècht af. Het uitbrengen van een bundel is daarom ook niet alleen maar leuk. “Je werk krijgt een afgeronde vorm, en dat is best eng. De bundel krijgt een titel, de gedichten komen in een bepaalde volgorde te staan en er komt een kaft omheen: dat alles maakt dat mensen je werk op een bepaalde manier zullen lezen. Mensen stappen niet meer neutraal in een gedicht, en dat probeer ik juist altijd te bereiken.”

De konijnen

“Het gaat om de ervaring die je hebt tijdens het luisteren naar of het lezen van poëzie: ik wil altijd dat er iets gebeurt in een gedicht. Dat mensen haast ongemerkt worden meegetrokken, maar dat ze ook zomaar weer uit het gedicht gegooid kunnen worden.” Zoals in haar lange gedicht over witte fuckende konijnen: daarin combineert ze opzettelijk een platte uitdrukking met een inhoud die voor haar juist heel belangrijk is. “Aan het einde van De avonden van Gerard Reve spreekt de hoofdpersoon zachtjes tegen een klein speelgoedkonijntje, dat hij daarna onder zijn riem steekt. Dat vond ik zo’n krachtig symbool, ik wist dat ik daar iets mee wilde doen. En toen kwamen ‘de witte fuckende konijnen’ in mijn tekst. Die frase zegt op zich niks, maar het meeslepende ritme hielp me om onder woorden te brengen wat me op dat moment dwars zat.” Dat leverde een gedicht op waarin alledaags taalgebruik en herkenbare beelden worden gecombineerd met eigenzinnige symboliek, in een bundel vol verrassende, speelse observaties. Deze eerste bundel van Els Moors, Er hangt een hoge lucht boven ons, zal in januari 2006 verschijnen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Film / Films

Onvolledig sprookje

recensie: Harry Potter and the Goblet of Fire

Het is een goed jaar om Harry Potter-fan te zijn. Eerder dit jaar lag het zesde deel uit de boekenreeks in de winkels, en de herfst brengt de verfilming van het vierde boek, The Goblet of Fire, met zich mee. Na het zoetsappige eerste en tweede deel van Chris Columbus en het donkere The Prisoner of Azkaban van Alfonso Cuarón, maakte de Britse regisseur Mike Newell een sprookjesachtig vierde deel.

~

Hogwarts organiseert dit jaar het fameuze Triwizard Tournament, een magische wedstrijd bestaande uit drie zenuwslopende tests. Naast de leerlingen van Hogwarts doen de mooie meisjes van Beauxbatons en de stoere jongens van Durmstrang mee. De naam van Harry Potter komt op mysterieuze wijze terecht in de wedstrijdbeker, de Goblet of Fire. Nu moet hij zichzelf bewijzen tegenover de oudere en wel rechtmatig gekozen kampioenen van de drie tovenaarsscholen. Intussen loeren ook de liefde en de duistere Lord Voldemort naar Harry.

Boek

Het vierde boek is beduidend dikker dan de voorgaande delen, wat betekent dat er nog meer dan anders in geschrapt moest worden. Veel interessante plotwendingen komen zodoende in de film niet aan bod en meerdere personages zijn van de aardbodem verdwenen. Het is nergens storend, maar toch is het gemis merkbaar. Zo draait het in de film vrijwel alleen om het kampioenschap; de scènes waarin Harry (Daniel Radcliffe) strubbelt met de liefde zijn daardoor vooral vervelend en bijna hinderlijk.

Gesneuveld

Het eerste half uur komt er een stormvloed van nieuwe personages op de kijker af. Zo dient het wereldkampioenschap Quidditch, waar de film mee begint, enkel voor de introductie van enkele cruciale karakters. Dat is zonde, want de paar scènes die er wel aan besteed zijn, zien er mooi uit, waardoor je het gevoel krijgt iets te missen. Dat gevoel blijft de hele film rondspoken. Het lijkt alsof veel scènes wel gefilmd zijn, maar in de montagekamer gesneuveld zijn. Hierdoor kan zeker onduidelijkheid ontstaan voor degenen die niet bekend zijn met het boek. Zo lijkt Rita Skeeter (Miranda Richardson) er voor niets bij te lopen. Haar verhaallijn komt gewoonweg niet goed uit de verf.

Mad-Eye Moody

~

Gelukkig zijn de drie tests van het kampioenschap prachtig verfilmd. Vooral de tweede test, waarbij Harry de onderwaterwereld van de meermensen in moet, is visueel erg aantrekkelijk. Helemaal als je je bedenkt dat vrijwel alles virtueel is. Ook de volwassen bijrollen zijn weer aanlokkelijk. Gary Oldman, veel te kort in beeld, vertolkt weer de rol van Harry’s peetoom. Maar de show wordt gestolen door Brendan Gleeson, die een geweldige Mad-Eye Moody neerzet, Harry’s nieuwste leraar. Van de jonge acteurs doet vooral de Phelps tweeling het erg leuk als Fred en George Weasley. Emma Watson is beduidend slechter dan voorheen: haar Hermione is alleen maar aan het zeuren.

De grote finale van de film, met Ralph Fiennes als Voldemort, is spannend en meeslepend, en zorgt er voor dat de minpunten uit de film bijna vergeten worden. De boekenfans zullen steeds dingen missen, de filmkijkers worden op hun wenken bediend en krijgen een mooi sprookje voorgeschoteld. De film is eng en duister, maar ook grappig en kleurrijk. Beter dan de eerste twee delen, maar de film haalt het niet bij het derde deel.

Boeken / Fictie

Een ‘fascistische desperado’

recensie: Willem Frederik Hermans - Volledige werken deel 1: Conserve & De tranen der acacia's // Niet uit kwaadaardigheid: de scherpste polemieken

In Ik heb altijd gelijk liet Willem Frederik Hermans zijn hoofdpersoon Lodewijk Stegman Nederland typeren als ‘een gaskamer van verveling’. Een gaskamer waarin Hermans zelf graag de kampbewaarder speelde, zo suggereerden velen van zijn literaire vijanden. Veel vrienden heeft Hermans niet gemaakt in zijn triomftocht door de Nederlandse letteren: Hermans polemiseerde op leven en dood in de vaderlandse gezapigheid.

Een deel van zijn aversie tegen de wereld der ‘Mandarijnen’ (zoals hij de insiders in literaire kringen placht te noemen) zal zijn voortgekomen uit de moeite waarmee hij zijn eerste twee romans uitgegeven kreeg: Conserve en De tranen der acacia’s. Hoe ironisch is het dan ook dat deze twee romans nu met veel bombarie zijn uitgegeven in het eerste deel van Hermans Volledige Werken, dat bij De Bezige Bij is verschenen en dat met het laatste deel in 2015 vierentwintig delen zal omvatten.

Mandarijnen en Epigonen

~

Van het begin af aan vuurde Hermans, naast zijn strijd tegen de Mandarijnen, zijn gifpijlen af op de ‘Epigonen’: schrijvers zonder authenticiteit of originaliteit, in zijn tijd vooral navolgers van Ter Braak en Du Perron. Veel van deze polemieken zijn destijds verzameld in Mandarijnen op zwavelzuur. Dit boek vormt dan ook de body van de door Max Pam samengestelde bundel vol sarcastische hatelijkheden Niet uit kwaadaardigheid. Wél uit kwaadaardigheid, als je het mij vraagt. Aanvankelijk toch vooral een vreemde vogel in de literaire wereld, ontwikkelde Hermans zich in de loop van zijn leven namelijk tot een met scherp schietende rancunist. Hermans was ‘The great polarisator’, om Chaplin te parafraseren.

Het is een opvallende paradox (en wellicht de balk in Hermans’ oog) dat hij in zijn boeken vaak het zwart-wit denken aan de kaak stelde (zoals hij in De donkere kamer van Damokles en De tranen der acacia’s de grondeloze ambiguïteit van de verzetsheld schetst), maar in zijn polemieken niets liever deed dan de wereld indelen in goed en fout. Waarbij men natuurlijk moet beseffen dat alles wat hij een ander verweet, omgekeerd evenredig een veer op zijn eigen tooi was. Zo blijkt Hermans naast een rancuneuze toch ook een ijdele man.

En terecht, zou je haast zeggen. Er zijn weinigen in de Nederlandse literatuur geweest die de taal zo absoluut meester waren. In zijn polemieken beoefent Hermans als een volleerd drogredenaar de kunst van het op de man spelen. Een hele stoet vooraanstaande schrijvers en critici wordt samengedreven voor het hermansiaanse vuurpeloton. Daarbij zijn, zoals gezegd, vrijwel altijd dezelfde ingrediënten aanwezig: de persoon in kwestie is een Mandarijn en/of een Epigoon. Onder anderen zijn oude vriend, de dichter Adriaan Morriën, krijgt er van langs (“Hij is werkelijk aandoenlijk. Helaas heeft hij ook ideeën.”), wellicht omdat Morriën uitgever Meulenhoff destijds negatief adviseerde over Conserve. Morriën maakte daarop Hermans uit voor een ‘fascistische desperado’ en weer een vete was geboren.

Slechte schrijvers en katholieken

Een ander frequent gekapitteld slachtoffer was de schrijver Adriaan van der Veen. Zo laat Hermans in een buitengewoon naar artikel zien hoe vrijwel alle zinnen in Van der Veens roman Wij hebben vleugels inwisselbaar zijn: “Het proza van Adriaan van der Veen kun je in en uit elkaar halen als een meccanodoosje.” Of neem de karakteristieke aanvallen op de schrijver J.B. Charles, die volgens Hermans een ‘literaire gorilla’ was (het verwijt van het mandarijnschap) en zijn eerste kritische beschouwingen en novellen schreef “in een stijltje dat het midden hield tussen een proces-verbaal en een sportverslag” (het verwijt van het gebrek aan oorspronkelijkheid).

~

Waaróm men in ongenade viel bij Hermans, bleef vaak gehuld in duister. Zo kreeg de criticus Gomperts geregeld de grootste narigheid naar zijn hoofd geslingerd zonder duidelijk aanwijsbare redenen – wellicht door een paar kanttekeningen bij een verder positieve recensie van De tranen de acacia’s? Alleen Hermans kon het weten. Gomperts kreeg in ieder geval ongekend vaak de Epigonen-zwartepiet toegespeeld. “Nergens staan zoveel geslaagde zegswijzen die niet van H.A. Gomperts zijn, als in de schaarse stukjes van H.A. Gomperts.”

De katholieke schrijver Anthon van Duinkerken (“het piepertje van de paus”) waagde het om de ‘sexuele ontaarding’ in De tranen der acacia’s ter discussie te stellen: hij stoorde zich aan een paar al te expliciete vrijpartijen. Hermans zag het als een rechtse directe vanuit katholieke hoek, zo blijkt ook uit zijn polemiek tegen de Idil, een soort milde Nederlandse index die naar eigen zeggen niet verbood, maar boeken wel categoriseerde naar aanvaardbaarheid – Hermans boek kreeg (uiteraard) het label I, wat (dus wel) ‘verboden’ betekende. Daarop liet Hermans zijn protagonist Stegman in Ik heb aktijd gelijk weer allerlei lelijke dingen zeggen over het katholieke deel der natie, wat hem nog een beroemde rechtzaak opleverde.

Zuur gesteggel

Naast de voorgaande antagonisten had Hermans (wederom ‘uiteraard’ zou ik haast zeggen) een hekel aan de Nederlandse journalistiek, die volgens hem voornamelijk werd bevolkt door epigonen, mislukte schrijvers. Want deze mislukte schrijvers werden onvermijdelijk critici die alleen in staat waren het werk “der epigonen te prijzen”. Hier klinkt wel al te nadrukkelijk de frustratie door over het probleem om zijn eigen werk uitgegeven te krijgen. Maar ook de wereld van de wetenschap moest het ontgelden. Volgens Hermans kon de gemiddelde Nederlandse academicus het best vergeleken worden, “afgezien van enige vakkennis”, met “een baviaan in smoking, een zeeleeuw met een monocle en een aktetas”. Het oogt allemaal als het zure gesteggel op de vierkante meter waar na-oorlogs Nederland het patent op had. Gesteggel waar Hermans, nu terugkijkend, één van de exponenten van was, en waarmee hij feitelijk deel uitmaakte van de door hem verafschuwde bekrompenheid.

Een voorbeeld voor Hermans was waarschijnlijk Lodewijk van Deyssel, de polemist van de ‘Beweging van Tachtig’, die met zijn nog altijd fenomenaal retorische schotschrift Nieuw Holland de deur naar zijn voorgangers met een harde knal dichtsloeg. Toch heeft Hermans ook veel kritiek op van Deyssel in een stuk dat oorspronkelijk is gepubliceerd in de schoolkrant van het door hem bezochte Barlaeus Gymnasium: “Maar toch had hij dit sloopwerk gerust aan de ’tand des tijds’ over kunnen laten, temeer daar de grofheden waarin hij in verviel ons niet meer kunnen bekoren.” En laat de piepjonge Hermans hier nou een schitterende kwalificatie van zijn eigen schotschriften geven. Want dit is vooral wat overblijft na het lezen van Hermans eindeloze tirades: een murw gebeukt gevoel over zinloze vraagstukken.

Willem Frederik Hermans (samengesteld en ingeleid door Max Pam) • Niet uit kwaadaardigheid: de scherpste polemieken • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 23,50 (paperback) • Pagina’s: 392 • ISBN: 90-234-1859-X

Willem Frederik Hermans • Volledige werken deel 1: Conserve & De tranen der acacia’s • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: €35,00 (hardcover) • Pagina’s: 792 • ISBN: 90-234-1826-3

Boeken / Non-fictie

Kanttekeningen bij Kerouac

recensie: Biografie: Jack Kerouac

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Het tweede deel in een reeks over de biografie: Jack Kerouac van Karel Walsch.

Een biografie schrijven is lastig. Als het goed is kom je als biograaf om in het materiaal, en moet je allereerst een heldere lijn zien te kiezen en bepalen wat er af moet vallen, omdat het anders uit de klauwen loopt. Kies je dan ook nog voor een leven dat al vele malen eerder is beschreven, dan moet je bovendien iets origineels bedenken, anders is de overbodigheid nabij. Dat een biografie een boek is en dus ook nog eens een aangename leeservaring moet opleveren, is evident.

V.l.n.r. Cassady  (Dean Moriarty in 'On the road') en Kerouac (foto uit: Karel Wasch, 'Jack Kerouac')
V.l.n.r. Cassady (Dean Moriarty in ‘On the road’) en Kerouac (foto uit: Karel Wasch, ‘Jack Kerouac’)

Je hoeft niet lang te zoeken naar voorbeelden van prachtige en indrukwekkende levensbeschrijvingen. Iedereen zal zijn eigen voorkeuren hebben, maar het boek dat Richard Ellman schreef over James Joyce behoort zeker weten tot de top. Gedegen, dik, leesbaar en in de herziene editie ook nog voorzien van allerlei onbekende documenten. Beter kan eigenlijk niet.

Over de Amerikaanse schrijver Jack Kerouac zijn ook van die dikke boeken verschenen, waarin alles bij elkaar genomen zo ongeveer wel alles staat wat we over hem zouden willen weten. Daar steekt de nieuwe Nederlandse bio die Karel Wasch over hem schreef met zijn 148 ruim geïllustreerde pagina’s wat schril bij af. Maar kom, dikte zegt niets over kwaliteit, dus onbevooroordeeld aan het lezen.

Boeiend en stoer

Dat viel zacht gezegd niet mee. Wasch heeft overduidelijk veel van en over zijn onderwerp gelezen, maar is niet in staat al die informatie op adequate wijze te presenteren. Veel te vaak doet hij dezelfde mededeling, soms zelfs binnen een bestek van enkele bladzijden, wat lichte irritatie oproept. Om zijn boek een persoonlijk tintje te geven – nemen we dan maar even aan – gooit hij er dan ook nog wat eigen ervaringen doorheen, waarvan wij ons dan weer afvragen wat we er mee aanmoeten:

Ook in Nederland bestond de politie uit reactionairen. Toen ik eens tegen een agent een opmerking maakte moest ik direct mee naar het hoofdbureau.

Reuze boeiend en stoer, maar wat het met Kerouac te maken heeft, blijft verborgen in de mist van het schimmenrijk. Wasch (1951) strooit vaker volkomen nutteloze zinnetjes door zijn relaas, soms op het lachwekkende af. Over de middelbare schooljaren van Kerouac schrijft hij:

Deze periode zou later leiden tot de novelle Doctor Sax. Of de saxofonist Lester Young Jack inspireerde de (sic) tot deze titel is nog maar de vraag.

Een vraag, die Wasch helaas zelf niet beantwoordt, want die is alweer in rap tempo verder. We komen de hele beatgeneratie tegen, in wisselende samenstellingen, zonder dat Wasch zich bekreunt om hun bijdrage aan of invloed op het werk van Kerouac.

Slordig

Op zich is het een aardige introductie voor mensen die niets weten van Kerouac en hun kennis op een niet te inspannende wijze willen aanvullen. Maar dan moeten ze wel over heel wat slordigheden heenstappen. Het genoemde boek Doctor Sax bijvoorbeeld heet verderop ineens Dr. Sax. Op zich is dat geen probleem, maar het getuigt niet van optimale inzet, die je van een biograaf wel mag verwachten. Aan (ver)taal-, spel- en andere fouten verder geen gebrek, aanstrepen dan wel markeren met kleine papiertjes tussen de bladzijden is ondoenlijk, daarvoor zijn het er eenvoudig veel te veel.

Dat mogen we ook uitgever Servo aanrekenen, waar ze overduidelijk gingen voor goedkoop, zodat een ter zake kundige redacteur geen optie was. Die had Wasch kunnen behoeden voor verkeerd gespelde namen en ander ongerief, en hem kunnen wijzen op het bestaan en gebruik van de komma. O, en een register zou ook handig zijn geweest.

Veel van al dat malheur is het gevolg van de enorme luiheid van Wasch, die niet alleen de moeite niet heeft genomen zijn tekst nog eens kritisch door te nemen, maar evenmin heeft opgezocht dat de bij hem anonieme ‘acteur’ die in Heart Beat uit 1980 de rol van Kerouac speelt, niemand minder is dan Nick Nolte. Daar moeten wij dan zelf weer achteraan. Een voorbeeld uit velen, en een bron van toenemende ergernis.

Dat terzijde, blijft de vraag welk gebruik Wasch voor zijn werkje in gedachten heeft gehad. Voor een biografie is het helaas wat mager, en de prangende vragen die je over Kerouac zou kunnen stellen komen nergens aan bod, dus dan komen we vanzelf terecht bij een inleiding voor nieuwsgierigen die wel eens iets meer willen weten over het onderwerp. Vroeger sprong bijvoorbeeld de Synthese-reeks daar handig op in. En die bood aanmerkelijk meer analyse.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Film / Films

Saaiheid fraai verbeeld

recensie: Broken Flowers

De film Broken Flowers draait in z’n geheel om Bill Murray. De acteur is bijna de hele film in beeld en hoeft schijnbaar weinig te doen om de kijker op sleeptouw te nemen. Net als in Sofia Coppola’s Lost in Translation (2004) – waar hij een terechte Oscarnominatie voor kreeg – lijkt het wel alsof Bill Murray niet hoeft te acteren om dit voor elkaar te krijgen. Met minimale veranderingen in zijn gezicht kan hij de kijker doen geloven dat hij ook nu weer een tobbende, oude man speelt die alle levenslust is kwijtgeraakt. De acteur is wederom perfect ge(type)cast voor de nieuwe film van Jim Jarmusch.

~

Bill Murray speelt de gepensioneerde Don Johnston, miljonair geworden doordat hij ‘ooit iets met computers deed’. Zijn saaie leven bestaat nu uit het kijken naar oude films en het afspelen van klassieke muziek. Zijn vriendin vlucht uit onvrede het huis uit en zijn neergang lijkt onafwendbaar, totdat er een roze envelop op zijn deurmat valt. De envelop bevat een roze brief, waarin met rode pen staat beschreven dat Don een negentienjarige zoon heeft die nu naar hem op zoek is. De brief is afkomstig van een oude liefde, maar Don heeft geen idee wie dat kan zijn. Met behulp van zijn nieuwsgierige buurman Winston gaat hij achter de afzender aan, met enkele bizarre ontmoetingen tot gevolg. De confrontatie met zijn verleden is pijnlijk; ooit was hij een ware Don Juan en kon hij de vrouwen prikkelen, nu is hij een oude man en relativeert hij alles met een portie gortdroge humor. De melancholie straalt van hem af.

Toegankelijk

Het is een genot om naar Bill Murray te kijken. Zijn vertolking van Don Johnston is het toppunt van minimalistisch acteerwerk. Als hij tijdens een etentje met één van zijn oude liefdes vijf worteltjes aan zijn vork rijgt, blijft hij er even naar staren voordat hij die in zijn mond stopt. Zijn wenkbrauw gaat er eventjes bij omhoog. De kijker weet gelijk wat hij voelt: verveling en ongeloof. Zijn Don Johnston is een outsider, een zwijgzaam figuur tussen allemaal kleurrijke personen op vreemde locaties. Niet nieuw dus voor Bill Murray. Trouwens, ook niet voor Jim Jarmusch. Ontheemding is een thema in bijna al zijn films. Zo voelde Roberto Benigni zich als enige Italiaan tussen allemaal Amerikanen al onthecht in Down by Law (1986) en was Forest Whitaker in Ghost Dog (1999) al helemaal een outcast: hij kon alleen nog maar communiceren met duiven. Broken Flowers is zeker toegankelijker dan deze films, wat vooral komt door de voorspelbaarheid van het verhaal. De zoektocht van Don volgt een clichématige structuur, maar blijft wel boeien doordat de film moeiteloos balanceert tussen komedie en tragiek.

Jim Jarmusch heeft een vakkundige film gemaakt. Met Broken Flowers heeft hij saaiheid heel fraai verbeeld. Dat is, naast de aanwezigheid van Bill Murray, mede te danken aan enkele sterke bijrollen van o.a. Sharon Stone (als één van zijn vroegere vrouwen) en Jeffrey Wright (als Winston). Daarbij zorgt de luchtige Ethiopische muziek ervoor dat je vrolijk de bioscoop verlaat.

Film / Films

Een memorabele dood

recensie: Le Temps Qui Reste

Een aangrijpende film, Le Temps Qui Reste (2005), van de Franse regisseur François Ozon. In dit tweede deel van een trilogie hoort de jonge fotograaf Romain (Melvil Poupaud) op een dag dat hij terminale kanker heeft.

Ozon is een opvallende filmmaker die al heel wat films op zijn naam heeft staan, zoals het absurdistische Sitcom (1998) – waarin de zedenmoraal op de kop wordt gezet door de komst van een rat als huisdier, en de familie zich overgeeft aan sodomie en incest. Maar ook in Les Amants Criminels (1999) – waarin een stel koelbloedig aan het moorden slaat – vieren seks, geweld en moord hoogtij. Dat Ozon ook ánders kan bewijst hij onder andere met Le Temps Qui Reste. Net zoals in Sous le Sable (2001) – waarin Marie (Charlotte Rampling) zich vastklampt aan een dromerig verleden na de vermissing van haar man Jean (Bruno Cremer) – gaat het over dood en rouwverwerking, met als verschil dat de dood van Romain een feit is. Het derde deel van deze trilogie zal overigens over de dood van een kind gaan.

Afstand

~

Als Romain op een dag hoort dat hij kanker heeft, vertelt hij zijn vriend Sasha (Christian Sengewald), zijn ouders en zijn zus niets over zijn ziekte. Sterker nog, hij neemt afstand door ze te kwetsen. Tijdens het bezoek aan zijn oma (Jeanne Morreau) wordt duidelijk waarom: zij staat, net als Romain, dicht bij de dood. Hij vertelt haar niet alleen dat hij kanker heeft, maar zoekt ook haar fysieke nabijheid door bijvoorbeeld bij haar in bed te slapen. Poupauds acteerwerk is ijzersterk en het komt heel dichtbij als we de eenzame Romain op een ochtend huilend wakker zien, eenzaam en verward.

Herinneringen

Ozon speelt graag met het heden en verleden, en zijn films staan bol van de symboliek. Door Romain als kind terug te laten komen in verschillende situaties, wordt hij een compleet karakter: de vondst van een dood konijn tijdens een wandeling in het bos en de eerste kus van een speelkameraad in de kerk maken duidelijk wie hij is. Hoe Romain in zijn laatste maanden verandert wordt duidelijk als hij met zijn camera, eerst bestemd voor modereportages, de wereld om hem heen en de mensen van wie hij houdt vastlegt.

Acceptatie

Romain berust uiteindelijk in zijn dood. Een belangrijke reden is de ontmoeting met Jany (Valeria Bruni-Tedeschi), een serveerster in een wegrestaurant. Als zij hem na een tweede ontmoeting vertelt dat haar man onvruchtbaar is en hem vraagt met haar naar bed te gaan, weigert hij in eerste instantie, maar stemt naderhand in. Wat volgt is een vrijscène waarin Romain met Jany en haar man de liefde bedrijft. Met de zwangerschap die daarop volgt dreigt het verhaal wat onwerkelijk te worden. Toch vervalt hij niet in het absurdisme, dat we kennen vanuit zijn vroegere films. Le Temps Qui Reste is een prachtige en indringende film zonder franje. Een bijzondere herinnering op zich.

Film / Films

Universeel verdriet

recensie: Omagh

Het conflict tussen katholieken en protestanten in Noord-Ierland duurt al sinds de twaalfde eeuw voort. De lange vrijheidsstrijd van de Ieren tegen hun Engelse overheersers resulteerde in 1921 in het ontstaan van de Republiek Ierland, maar een deel van de Ierse graafschappen bleef onderdeel uitmaken van het Verenigd Koninkrijk. Katholieken en protestanten in Noord-Ierland leven sindsdien op gespannen voet. In 1968 begint een periode van hevig geweld tussen de katholieke minderheid (de Republikeinen) en de protestantse meerderheid (de Unionisten). Tot op heden heeft deze strijd aan 3600 mensen het leven gekost. De laatste 29 slachtoffers vielen op 15 Augustus 1998 bij een bomaanslag in het Noord-Ierse stadje Omagh.

Paul Greengrass en Guy Hibbert schreven een scenario over deze bomaanslag. Regisseur Pete Travis maakte eerder een aantal succesvolle tv-series (Henry VII, Cold Feet) voor de Engelse televisie en heeft nu zijn eerste lange speelfilm gemaakt. De hand van Paul Greengrass is echter nadrukkelijk aanwezig. Greengrass maakte drie jaar geleden een fictieve documentaire over Bloody Sunday, een zondag in 1972 waarop het Engelse leger het vuur opende op een groep vreedzame demonstranten en 14 Ieren de dood vonden. Bloody Sunday laat minuut voor minuut zien hoe een vreedzame demonstratie door schietgrage Engelse militairen uitdraait op een onnodige slachtpartij. De film eindigt met de mededeling dat de verantwoordelijke officieren en militairen nooit vervolgd zijn en dat zelfs een aantal van hen een lintje verdiend heeft. De kijker blijft verbouwereerd achter met de vraag hoe het kan dat moordenaars vrijuit gaan; Omagh geeft het antwoord. Deze film laat zien hoe de slachtoffers en de schuldvraag ondergeschikt zijn aan de politieke strijd tussen de republikeinen en de unionisten.

Politieke onwil

~

De film opent met de bomaanslag en we zien hoe Michael Gallagher (Gerard McSorley) daarbij zijn 21-jarige zoon verliest. Michael probeert samen met zijn vrouw (Michelle Forbes) en twee dochters het verlies te verwerken, maar de verslagenheid is groot. Vooral het feit dat er mensen zijn die het leven van hun zoon gebruikt hebben voor hun eigen politieke doeleinden is niet te verkroppen. Michael sluit zich aan bij de Omagh Self Help and Support Group, een groep waarin de nabestaanden van de slachtoffers zich verenigd hebben. Onder aanvoering van Michael gaan ze op zoek naar de waarheid achter de aanslag die opgeëist is door de Real IRA, een groepje gewelddadige hardliners die het zojuist ingezette vredesproces willen verstoren. De namen van de leiders van deze groep zijn bekend maar toch worden ze niet vervolgd. Michael’s zoektocht leidt langs de Noord-Ierse politie, de Engelse regering, Sinn Fein (de politiek partij van de katholieken), de IRA (de gewelddadige tak van diezelfde politieke partij) en de Ierse geheime dienst. Hij wordt geconfronteerd met botte bureaucratie en politieke onwil maar vindt uiteindelijk wel de antwoorden waar hij naar op zoek was.

Bespieden

Omagh is zo’n film die je geen keus laat. Hij pakt je bij de keel en laat niet meer los. Afschuw, medeleven en verbijstering wisselen elkaar in hoog tempo af. De film is net als Bloody Sunday gefilmd als documentaire. Alles is vanaf de schouder gefilmd, er is geen muziek en de takes zijn lang. Het is alsof je het rouwende gezin van achter de gordijnen bespiedt. We zien hoe de leegte die hun overleden zoon achterlaat gevuld wordt met wanhoop en verdriet. Vooral deze universele vorm van verdriet maakt dat je hecht aan de hoofdpersonen. Tel daarbij op een bekwame cast die het verhaal langzaam maar zeker naar een stuitende ontknoping leidt, en het gegeven dat het verhaal waar gebeurd is doet de rest.

Muziek / Concert

Zuidelijke HipHop in het Noorden

recensie: 't Hof van Commerce

Niet alleen Nederland heeft een steeds groeiende nationale hiphopscène, ook in België timmeren lokale rappers aan de weg. Het meest bekende voorbeeld hiervan is het trio ’t Hof van Commerce, met in de gelederen niemand minder dan Flip Kowlier. Ter promotie van hun nieuwe cd, Ezoa en niet anders geven de Belgen een reeks concerten in Nederland, onder meer in Vera, Groningen. 8WEEKLY trok naar het hoge Noorden voor het concert van deze Zuiderburen.

MC Vice Grip
Daniël Kuipers

De lokale hiphophelden Zombi Squad stonden als voorprogramma op het affiche maar zagen geen gelegenheid om langs te wippen. Vandaar dat Daniël Kuipers het publiek op mocht warmen, samen met zijn DJ, Low Profile. Deze laatste trakteerde ons vooraf op een aanstekelijke mix van leuke hiphopplaten maar het publiek werd nog niet echt enthousiast. Toen kwam Daniël Kuipers op het podium en gaf hij een redelijk geslaagde Nederhopset weg die de kosten van het kijk- en luistergeld wel waard was. Helaas was het toen tijd voor Kuipers’ meegebrachte gast, de Amerikaanse rapper MC Vice Grip. Deze dancehall-stuiterbal bracht een mix van bublin’, dancehall en rap. Verder verspreidde zich een wijdverbreid gevoel van plaatsvervangende schaamte in de zaal toen hij een vreselijk lachwekkend en sentimenteel muffin-rap-loflied op zijn moeder zong. Snel vergeten, deze rare Amerikaan.

Geouwehoer

Pas bij de opkomst van `t Hof van Commerce verzamelde het publiek zich voor het podium en haast al voor dat ze iets gedaan hadden, zat de sfeer er in. De vriendelijke Belgen voelden zich op hun gemak en hadden er duidelijk zin in. DJ 4T4 en rappers Kowlier en Serge Buyse waren vrolijk en tussen de bedrijven door werd er veel afgegrapt. Dit typisch Belgische geouwehoer ging gelukkig niet ten koste van de muziek, want van begin tot einde stond de band als een huis. De strakke producties klonken live erg stevig en de technisch begaafde Buyse en Kowlier zijn perfect op elkaar ingespeeld.

Meebrullen

~

Een groot aantal van de nummers van Ezoa en niet anders passeerde de revue, waaronder het relaxte Leegaert (waarvoor de heren gingen zitten), het stevige Lop mo deure en Zonder fans gin bands. Aan het einde van de set speelden ze het fantastische Niemand grodder (de Belgische variant van Three MC’s and one DJ). Maar ook nummers uit eerdere jaren en hit(je)s stonden op de playlist. Zo gaven ze bij de toegiften een mooie uitvoering van Zonder Totentrekkerie en lieten de Belgen ons meeschreeuwen met Kom mor ip. Het meebrul-gehalte was sowieso aardig hoog. Het publiek werd gesommeerd “Trek het u nie an” (op Super commerce bros) en “’t Hof van commerce” te zingen, wat vol overgave werd gedaan.

Zotte DJ

~

De vrolijke DJ stond regelmatig in het middelpunt van de activiteiten.De twee frontmannen brachten een loflied-rap op de ‘Zotte DJ’ en DJ 4T4 zelf gaf een paar sterke staaltjes DJ-en weg – hij kwam ter vermaak zelfs een paar keer al rappend achter zijn draaitafels vandaan, richting het publiek. Platen van Grandmaster Flash werden gemixt aan die van Sean Paul, en Dr. Dre ging vloeiend over in Simon Says van Pharao Monch. Zo stal deze Zotte DJ de show, zonder daarbij de vrolijke en energieke Kowlier en Buyse te willen overtreffen. Ja, het was een gezellig hiphopfeestje in Vera.