8WEEKLY

Het Nachtpodiumverhaal

Artikel: Deel XIII: over clichés en konijnen met Els Moors

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we een jong en nieuw cultureel talent presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. Voor de komende aflevering van zondag 27 november trokken we met dichteres Els Moors door Amsterdam. We spraken over haar opleiding aan de Rietveld academie, over haar binnenkort te verschijnen eerste bundel, over dichten ‘op café’ en over witte fuckende konijnen.

Els Moors studeerde Germaanse talen aan de Universiteit Gent. Na haar studie combineerde ze vele baantjes, waaronder werk als freelance-jounaliste, een baan in een Gents café en een bestaan als ‘nachtburgemeesteres’. Maandelijks schreef ze een column over wat er gebeurde als het donker was en de mensen elkaar opzochten in het nachtleven van Gent. “Dat was achteraf bezien niet zo’n heel gelukkige tijd. Ik wist niet zo goed wat ik wilde. Ik wilde graag mijn brood verdienen met schrijven, maar ik zag niets in een voltijd baan als journaliste. Pas toen ik hoorde van de nieuwe opleiding schrijven aan de Rietveld academie in Amsterdam, wist ik: dat is wat ik wel wil.”

Clichés

Els Moors tijdens een optreden in café Helmers in Amsterdam
Els Moors tijdens een optreden in café Helmers in Amsterdam

De Rietveld academie begon enige jaren geleden als eerste kunstacademie in Nederland met een aparte opleiding voor kunstenaars die iets met tekst en schrijvers die iets met beeldende kunst hebben. Tijdens haar opleiding leerde Els Moors vooral om afstand te nemen van datgene wat ze schrijft: “Eerst was alles wat ik schreef persoonlijk, het ging over de grote, belangrijke dingen in mijn leven. Nu weet ik dat die houding vooral clichés oplevert. Ik kan het schrijven nu zien als een spel. Ik speel dat ik heel serieus bezig ben, maar eigenlijk ben ik vooral bezig om mezelf te betrappen: te ontdekken wat ik liever niet zou zeggen, waar ik me voor schaam en wat ik achter zou willen houden. En juist dat schrijf ik op.”

Els Moors werkt graag in openbare ruimtes. De hortus, de dierentuin, kleine cafeetjes: ze zoekt plaatsen op waar ze ongestoord naar mensen kan kijken, en waar ze weet dat ze bekeken wordt: “Als ik thuis probeer te schrijven, ga ik de afwas doen. Als ik op café ben, ben ik daar speciaal om te dichten naar toe gekomen. Ik kan daar niets anders doen dan aan een tafeltje gaan zitten met mijn papieren en een kop koffie.” Want dichten is niet wachten tot je het juiste gevoel hebt, tot er iets is dat je raakt, dichten is vooral werken: ” ‘Dichterlijke inspiratie’ of ‘de gevoelige dichter’, dat zijn zulke clichés! Als je iets voelt, dan zit je midden in een ervaring, en dan heb je geen tijd om te dichten. En als je zou gaan zitten wachten tot het gedicht vanzelf komt, dan komt er niets.”

Rusteloosheid

Een andere stereotype trek van de dichter geldt dan weer wel voor Moors: ze moet alleen zijn om te kunnen werken. Ze gaat naar plaatsen waar mensen juist samen naar toe gaan om daar een paar uur lang in haar eentje te zitten werken, en dat is soms best confronterend. Het ongemakkelijke gevoel dat dat geeft, is voor Els Moors echter juist een belangrijk uitgangspunt: “Ik werk het beste als ik me rusteloos en een beetje boos voel, als ik me afvraag: ‘ik zit hier om te werken, maar waar moet ik nou beginnen?’. Dan lukt het me om alles los te laten en gewoon wat op te schrijven: losse observaties van wat er om me heen gebeurt, fantasieën, herinneringen aan eerdere momenten.”

Met de teksten die ze op zo’n middag schrijft, gebeurt nog veel voordat er uiteindelijk een gedicht klaar is. Ze laat haar werk vaak liggen, kijkt er na een maand of langer nog eens naar, schrijft dan verder en schrapt wat er niet meer toe doet. Laag voor laag ontstaat dan iets wat voelt als “één moment”, ook al bestaat het gedicht uit allerlei stukjes tekst die op losse momenten zijn geschreven. “Achteraf merk ik vaak dat ik dingen heb verbloemd, dat ik te terughoudend ben geweest. Ik probeer mezelf dan te pesten, net zolang tot ik het gevoel heb dat ik bijna te ver ben gegaan. Pas dan is een gedicht af.” Tenminste: voorlopig, want voor Els Moors zijn gedichten nooit ècht af. Het uitbrengen van een bundel is daarom ook niet alleen maar leuk. “Je werk krijgt een afgeronde vorm, en dat is best eng. De bundel krijgt een titel, de gedichten komen in een bepaalde volgorde te staan en er komt een kaft omheen: dat alles maakt dat mensen je werk op een bepaalde manier zullen lezen. Mensen stappen niet meer neutraal in een gedicht, en dat probeer ik juist altijd te bereiken.”

De konijnen

“Het gaat om de ervaring die je hebt tijdens het luisteren naar of het lezen van poëzie: ik wil altijd dat er iets gebeurt in een gedicht. Dat mensen haast ongemerkt worden meegetrokken, maar dat ze ook zomaar weer uit het gedicht gegooid kunnen worden.” Zoals in haar lange gedicht over witte fuckende konijnen: daarin combineert ze opzettelijk een platte uitdrukking met een inhoud die voor haar juist heel belangrijk is. “Aan het einde van De avonden van Gerard Reve spreekt de hoofdpersoon zachtjes tegen een klein speelgoedkonijntje, dat hij daarna onder zijn riem steekt. Dat vond ik zo’n krachtig symbool, ik wist dat ik daar iets mee wilde doen. En toen kwamen ‘de witte fuckende konijnen’ in mijn tekst. Die frase zegt op zich niks, maar het meeslepende ritme hielp me om onder woorden te brengen wat me op dat moment dwars zat.” Dat leverde een gedicht op waarin alledaags taalgebruik en herkenbare beelden worden gecombineerd met eigenzinnige symboliek, in een bundel vol verrassende, speelse observaties. Deze eerste bundel van Els Moors, Er hangt een hoge lucht boven ons, zal in januari 2006 verschijnen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.