Eerdere edities leverde winnaars op als Gilbert and George, Anish Kapoor, Richard Long, Damien Hirst, Grayson Perry (2003) en Jeremy Deller (2004). Een bont gezelschap waarvan het merendeel inmiddels is uitgegroeid tot grootheid in het veld van de hedendaagse kunst. Het heeft er alle schijn van dat het winnen van de Turner Prize garant staat voor een veelbelovende carrière (al zijn we er heilig van overtuigd dat de winnaars er ook zonder de Turner Prize wel zouden zijn gekomen).
~
De Turner Prize (totaal prijzengeld £40.000) wordt sinds 1984 jaarlijks door een deskundige jury uitgereikt aan een Britse kunstenaar, jonger dan vijftig jaar, die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de Britse hedendaagse kunst. De prijs wordt toegekend naar aanleiding van een tentoonstelling die heeft plaatsgevonden in de twaalf maanden voorafgaand aan de uitreiking, en is bedoeld om discussie op gang te brengen over de nieuwste ontwikkelingen op het kunstzinnige vlak. Het spektakel leidt over het algemeen tot verhitte publieke discussie over omstreden werken. Dat die controverse dit jaar is uitgebleven is misschien veelzeggend. De jury bestaat dit keer uit Louisa Buck (correspondent hedendaagse kunst van The Art Newspaper), Kate Bush (hoofd van Art Galleries, Barbican Art Gallery), Caoimhin Mac Giolla Leith (criticus en docent aan de Modern Irish Department, University College Dublin), Eckhard Schneider (directeur van de Kunsthaus Bregenz) en staat onder leiding van voorzitter Nicholas Serota (directeur van de Tate Gallery, London).
Als we de winnaars van de afgelopen twee jaar er eens bijpakken (Grayson Perry: Griekse vazen voorzien van confronterende maatschappelijke thema’s en Jeremy Deller:
reenactment van een veldslag tussen politie en burgers), dan lijkt de jury vooral op zoek naar de combinatie van maatschappelijk engagement en (kunst)historisch bewustzijn. Een slimme succesformule? De vraag rijst of een dergelijke combinatie van criteria wel representatief is voor de Britse kunst en in hoeverre er sprake is van ‘persoonlijke voorkeur’. Op deze plaats willen we alvast verklappen dat het maatschappelijke engagement dit jaar schittert door afwezigheid en dat de opmars van de schilderkunst niet onopgemerkt is gebleven.
Even voorstellen, de vier genomineerden van dit jaar:
Darren Almond
|
Darren Almond, If I had you 2003, Palazzo della Ragione, Milaan. Geproduceerd door: Fondazione Nicola Trussardi, Milan. Fotografie: Marco De Scalzi. Beeldrecht: Jay Jopling/White Cube (London), Matthew Marks Gallery, New York en Galerie Max Hetzler, Berlin |
Eén van de onderwerpen waar Darren Almond zich in verdiept, is het effect van tijd op het individu. Daarbij maakt hij zowel gebruik van sculpturen, film en fotografie, als ook van satellietbeelden. In de tentoonstelling van de Turner Prize wordt de film If I Had You (2003) getoond, een film die hij maakte samen met zijn grootmoeder. Almond gaat met haar terug naar de Engelse badplaats Blackpool, de plaats waar zij ooit op huwelijksreis naar toe ging met haar echtgenoot. Almonds grootvader is al geruime tijd overleden. Het werk bestaat uit vier projecties, alle beelden zijn in Blackpool gefilmd. Op het eerste scherm zien we een windmolen, op het tweede een fontein. Het derde scherm wordt gesierd door de voetstappen van een dansend paar, wat een verwijzing lijkt naar de bekende Tower Ballroom. Op het laatste scherm is Almonds grootmoeder te zien, die voor het eerst sinds het overlijden van haar man terug gaat. Tegelijkertijd is er muziek, licht pianospel, het schuiven van voeten over de vloer en het suizen van een windmolen. In Almonds werk speelt herinnering en bewustwording van tijd een belangrijke rol. Het intieme portret van Almond doet denken aan Semiha B. Unplugged (1997), de inzending van Kutlag Ataman van vorig jaar, hoewel daarin toch meer de nadruk lag op sociale problematiek.
Gilian Carnegie
|
Gillian Carnegie, Red 2004, olieverf op board, Cranford Collectie, London |
Carnegie is de enige vrouw én de enige schilder in het gezelschap. Haar onderwerpskeuze valt binnen traditionele genres van de schilderkunst. Zo maakt ze stillevens, landschappen, maar ook portretten. Onder deze portretten kunnen ook haar ‘kontschilderijen’ geschaard worden. Red (2004) doet in de felheid van kleur en de stugheid van de lijnen en verfstreken denken aan een expressionistisch schilderij. Carnegie maakt gebruik van veel verschillende schildertechnieken en stijlen en lijkt in die zin onderzoek te doen naar materiaalgebruik en de manier van schilderen, aspecten waar een 21ste-eeuwse schilder niet omheen lijkt te kunnen. Op de tentoonstelling is ook Black Square (2002) te zien: een groot zwart schilderij dat refereert aan het zwarte vierkant van Malevich. In plaats van de platheid van het vlak te benadrukken, suggereert Carnegie juist diepte door een boslandschap midden in het vierkant te schilderen. Het zwarte vierkant, dat gezien werd als een symbool voor het einde van de representeerbare werkelijkheid, krijgt door de toevoeging van dit traditionele element een twist. Met het selecteren van Carnegie laat de jury zien dat ‘de terugkeer van de schilderkunst’ niet ongemerkt aan haar voorbij is gegaan. Of het genoeg is voor de winst? We twijfelen, de maatschappelijke relevantie is ver te zoeken en ook het ‘onderzoek naar het materiaalgebruik’ klinkt behoorlijk gedateerd. Aan de andere kant is schilderkunst tegenwoordig weer behoorlijk hot.
Jim Lambie
Jim
|
Jim Lambie, Installation view, Turner Prize 2005 expositie, Tate Britain 2005 |
Lambie werd in 1964 geboren in Glascow, Schotland. In 2003 nam hij op de Biënnale van Venetië deel aan de expositie Zenomap. Lambie staat naast zijn ‘sculpturale installaties’ bekend om werken van veelkleurige banen tape waarmee hij galerievloeren bedekt. Meestal wordt het werk terplekke gemaakt of in elkaar gezet. Het concept is vooraf uitgedacht, iets wat grote invloed heeft op de materiaalkeuze. De vrijheid, het onvoorspelbare, schuilt met name in de intuïtieve, provisorische uitwerking. Visueel is zijn werk absoluut het sterkst, maar toch twijfelen we aan het representatieve gehalte. Lambie lijkt ons niet de persoon waaraan je ‘de nieuwste kunstzinnige ontwikkeling’ ophangt, zowel historisch bewustzijn als maatschappelijk engagement ontbreken in zijn kunst. Daarentegen lijken zowel het werk van Gilian Carnegie als dat van Lambie erop te wijzen dat de kunst de blik tegenwoordig weer naar binnen richt.
Simon Starling
|
Simon Starling, Installation view, Turner Prize 2005 expositie, Tate Britain 2005 |
Starling is gefascineerd door transformatieprocessen. Centraal in zijn werk staat de vraag wat er gebeurt als het ene object/substantie transformeert in het andere. Hij maakt objecten, installaties en onderneemt pelgrimachtige reizen. Zijn kunst doet volgens eigen zeggen uitspraken over de natuur, de politiek en de economie. Sterling omschrijft zijn werk als: ’the physical manifestation of a thought process’, een proces waarbij verborgen relaties en geschiedenissen zichtbaar worden gemaakt. Voor Tabernas Desert Run (2004) maakte hij op een geïmproviseerde elektrische fiets een tocht door de Tabernas woestijn in Spanje. Het enige afvalproduct dat de fiets voortbracht was water, wat Starling gebruikte om een schildering te maken van een cactus.
Speculeren, speculeren, speculeren
Als we afgaan op enkele critici in Londen, zijn de reacties nogal lauw en daar kunnen we ons wel iets bij voorstellen. Waldemar Januszczak van Sunday Times vindt het niet de moeite waard de tentoonstelling te bespreken “because that [Turner Prize] turned into an Establishment Lie years ago”. Ook Rachel Cooke, recensent van The Observer, kan maar met moeite haar aandacht bij de kunst houden omdat ze de tentoonstelling zo saai vindt. Ze kan dan ook niet zeggen wie van de vier naar huis zal gaan met de hoofdprijs van £25.000. Criticus Adrian Searle van The Guardian velt een meer overwogen oordeel, maar geeft weinig inzicht in de mogelijke beslissing van de jury. Misschien toch Jim Lambie, die volgens Searle de andere werken in de tentoonstelling doet vergeten? Bij de bookmakers geldt Gilian Carnegie als grote favoriet. Op het heerlijk avondje, maandag 5 december, kun je samen met de Engelsen in spanning zitten voor Channel 4 en je verbazen over wie de Turner Prize, editie 2005 gaat winnen.
Zinloze reis
Reizen is leuk, maar 1200 kilometer met je familie afleggen in een klein busje door een bloedheet deel van Argentinië is een ander uiterste. Gekkenwerk zou elk zinnig mens het noemen. Dit absurde gegeven is het briljante uitgangspunt van Familia Rodante.
Eigenlijk kán het niet passen, die elf familieleden in dat te kleine busje. Zeker niet dit gezelschap: drie hormonenbommetjes van pubers, een eigenzinnig jongetje, twee stellen met een Geschiedenis en een vrouw met baby en relatieproblemen. Oma probeert het stel samen te houden, maar jaagt met haar gedrag iedereen juist in het harnas. “Je moet hem veranderen”, vertelt ze haar kleindochter die slecht wordt behandeld door haar vriend. “Probéér het op zijn minst.” Het is goedkoper per vliegtuig te reizen, moppert een oom dan ook nog aan het begin van de tocht. Het maakt de hele reis zinloos, en daarmee nog erger.
Close-ups
~
Gelukkig verplaatst de camera zich af en toe naar het raam, naar het voorbij flitsende landschap. En soms kunnen de familieleden even naar buiten. Maar altijd hangt er iets in de lucht; of het nu de seksuele spanning is die een explosie nadert, of een Argentijns volksfeest, waardoor het busje wordt omsingeld door paarden. En tegelijkertijd, vreemd genoeg, spreekt er ondanks alle onderlinge spanningen een enorme liefde uit de film. Liefde voor familie, voor Argentinië.
Volksmuziek
~
Trapero vertelt lachend hoe hij per se wilde filmen op Argentiniës ‘dodenweg’ en over het busje dat hij per se wilde gebruiken, omdat het hem zo aan de vakanties van vroeger deed denken. Per se. De making of schetst tegelijkertijd hoe perfectionistisch Trapero is, maar ook met hoeveel liefde en oog voor detail Familia Rodante gemaakt is. Maar dat kon je eigenlijk ook al aan de film zien.
Familia Rodante
Regie: Pablo TraperoJaar: 2024
Distributeur: Total Film
Misschien ook iets voor u
Animatietrein is geen TGV
De wereld van de animatiefilm is aan vele veranderingen onderhevig. Waar eerst Disney heerste zijn nu vele kapers op de kust. Met Pixar voorop snoepen de nieuwkomers steeds meer marktaandeel af van deze oude monopolist. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door een andere stijl (minder zoetsappig) maar veelal ook door nieuwe technieken. The Polar Express is een film die het vooral van het laatste moet hebben.
Bij het uitbrengen van The Polar Express werd vooral aandacht besteed aan het feit dat deze animatiefilm geheel gebaseerd is op motion capture: de acteurs worden in een speciaal pak gehesen en volgeplakt met sensoren. Met een speciale camera worden alle bewegingen van de acteur digitaal vastgelegd. Vervolgens wordt alles in de computer voorzien van de nodige opmaak, zoals huid, haren en kleding. Zo krijg je dus een animatie die heel natuurgetrouw overkomt op de kijker.
Nieuw
~
Oud
Afgezien van de nieuwe technieken verschilt The Polar Express echter nauwelijks van de oude vertrouwde Disneyfilms; ook hier hebben we te maken met een feel good movie. Het verhaal gaat over een jongetje dat zijn geloof in de kerstman dreigt te verliezen. Vervolgens komt hij op kerstavond in een avontuur terecht, dat er uiteindelijk voor zorgt dat hij zijn geloof hervindt. Na de nodige opofferingen en ontberingen eindigt de film onder een warme deken van liefde en geluk. Het oude Disneytrucje in een nieuw jasje.
Versleten
Oud wil echter niet zeggen dat het versleten is. The Polar Express vertelt heel gedegen een klassiek kerstverhaal en illustreert dat met schitterende beelden. De motion capture werkt hier en daar zo goed dat je soms even denkt dat er echte acteurs door het beeld stappen. Daarnaast is de manier waarop je een verhaal brengt misschien wel net zo belangrijk als de inhoud van het verhaal zelf. Het verhaal van The Polar Express mag dan niet uitblinken door originaliteit, het is wel een goed gebracht verhaal. Het houdt je mede dankzij de visuele kracht aan de buis gekluisterd tot het laatste moment.
Extra
~
Huiselijk
The Polar Express is een gedegen product met weinig uitschieters. De film is niet slecht, de bonussen zijn dat ook niet. Maar van beide had je misschien gewoonweg net iets meer verwacht, zeker gezien de ophef die de makers er zelf over hebben gemaakt. Uiteindelijk is het gewoon een leuke film geworden die in de maanden voor kerst voor een knus avondje huiselijk vermaak zal zorgen. Niets meer en niets minder.
The Polar Express (Special Edition)
Regie: Robert ZemeckisJaar: 2024
Distributeur: Warner
Misschien ook iets voor u
Solovoorstelling met vragenhalfuurtje
Plotseling, terwijl het zaallicht nog aan is, staat hij op het toneel: een kale man in een net, maar ouderwets pak, met glimmende schoenen aan zijn voeten. Langzaam dooft het licht en begint Peter Faber aan zijn solovoorstelling Dagboek van een gek.
~
Brieven van het hondje
Hij vertelt over de dochter van de directeur, Sophie, waar hij heimelijk verliefd op is. Sophie heeft een hondje dat kan praten en dat brieven schrijft aan andere hondjes. Brieven, zo ontdekt hij als hij er eentje weet te onderschepen, waarin Sophie Axel een gedrocht noemt (“Het is net een schildpad in een juten zak”) – waarmee hij dus weer een illusie armer is. Maar hij laat zich niet uit het veld slaan, want hij leest in de krant dat Spanje een nieuwe koning zoekt. Nou, ze hoeven niet verder te zoeken; die koning, dat is hij. En dat zal hij blijven geloven. Ook als hij in het gesticht belandt, want die kaalgeschoren medepatiënten zijn uiteraard niets minder dan zijn hovelingen. En dat ze hem met een stok slaan is niet erg, “want dat is natuurlijk een ridderlijk gebruik.”
Medelijden
Dat is overigens het moment waarop de humor van het stuk zich langzaam vermengt met treurnis, want alras begin je medelijden met Axel te krijgen. Zijn krankzinnige verhalen – over de aarde die om zeven uur precies op de maan gaat zitten – zijn nog steeds prachtig, maar als hij uiteindelijk om zijn moeder huilt (“moeder, omarm je kleine, zieke kind”), kun je een lichte huivering niet onderdrukken.
~
Achteraf
Overigens krijgt het publiek niet alleen een voorstelling voorgeschoteld, Faber besluit de avond met een blokje waarin het publiek hem alles mag vragen. Zo wilde tijdens de première iemand weten hoe hij dat toch deed, zo’n lange tekst uit zijn hoofd leren. Nou daar was dus niks aan. “Jij kunt het ook. Hoe oud ben je? 75? Nou, hoe ouder je bent, hoe makkelijker het gaat. Tijdens het repeteren maak je steeds nieuwe hersencellen aan.” En waarom had hij voor dit stuk van de Russische schrijver Nikolaj Gogol gekozen? “Omdat gekken mij fascineren. Ik hou van mensen die een idee krijgen en dat niet meer los laten. Bush houdt zich ook aan een waanzinnig idee vast; dat is ook een soort gek.”
Aan het slot van de avond haalde een theaterbezoeker herinneringen op aan de tijd dat Faber bij het Amsterdamse AFC een voetbalelftal begeleidde. Faber glunderde; hij wist het nog precies. “Dat elftal speelde zo slecht dat als we, als we met minder dan 5-0 verloren, toch het gevoel hadden dat we hadden gewonnen. Niemand van die jongens wilde trouwens reserve staan, dus heb ik ze een keer alle veertien maar opgesteld. De scheidsrechter had niks in de gaten, maar de tegenpartij had het al snel door. ‘Hé scheids!’ ” Waarop een andere theaterbezoeker de laatste vraag mag stellen: “Zeg, mogen we nu gaan?”
8WEEKLY hield eerder een interview met Peter Faber over deze voorstelling. De speellijst van Dagboek van een gek, dat nog tot en met 28 april 2006 in de theaters te zien is, vind je hier.
Dagboek van een gek (Peter Faber)
Artiest: Peter FaberGezien op woensdag 23 november 2005 in Schouwburg Amstelveen, Amstelveen
Misschien ook iets voor u
And the winner is…
/ 0 Reactiesdoor: Lennard Dost, Wytske Visser0 SterrenIn 2004 zorgde de inzending voor de Turner Prize van het duo Ben Langlands/Nikki Bell, een interactieve digitale reconstructie van de verblijfplaats van Osama Bin Laden, voor zoveel ophef dat de korte film Zardad’s Dog op het laatste moment van de expositie moest worden verwijderd. Volgens Volkskrantcorrespondent Peter de Waard zou het ‘een Britse gerechtelijke jury kunnen beïnvloeden die moest oordelen over een Afghaanse krijgsheer die terecht stond in Londen’. Dergelijke consternatie is dit jaar uitgebleven, waardoor het evenement bijna ongemerkt aan ons voorbij ging. Blijkbaar is de Turner Prize vooral relevant als er heibel van komt.
Eerdere edities leverde winnaars op als Gilbert and George, Anish Kapoor, Richard Long, Damien Hirst, Grayson Perry (2003) en Jeremy Deller (2004). Een bont gezelschap waarvan het merendeel inmiddels is uitgegroeid tot grootheid in het veld van de hedendaagse kunst. Het heeft er alle schijn van dat het winnen van de Turner Prize garant staat voor een veelbelovende carrière (al zijn we er heilig van overtuigd dat de winnaars er ook zonder de Turner Prize wel zouden zijn gekomen).
~
Als we de winnaars van de afgelopen twee jaar er eens bijpakken (Grayson Perry: Griekse vazen voorzien van confronterende maatschappelijke thema’s en Jeremy Deller: reenactment van een veldslag tussen politie en burgers), dan lijkt de jury vooral op zoek naar de combinatie van maatschappelijk engagement en (kunst)historisch bewustzijn. Een slimme succesformule? De vraag rijst of een dergelijke combinatie van criteria wel representatief is voor de Britse kunst en in hoeverre er sprake is van ‘persoonlijke voorkeur’. Op deze plaats willen we alvast verklappen dat het maatschappelijke engagement dit jaar schittert door afwezigheid en dat de opmars van de schilderkunst niet onopgemerkt is gebleven.
Even voorstellen, de vier genomineerden van dit jaar:
Darren Almond
Eén van de onderwerpen waar Darren Almond zich in verdiept, is het effect van tijd op het individu. Daarbij maakt hij zowel gebruik van sculpturen, film en fotografie, als ook van satellietbeelden. In de tentoonstelling van de Turner Prize wordt de film If I Had You (2003) getoond, een film die hij maakte samen met zijn grootmoeder. Almond gaat met haar terug naar de Engelse badplaats Blackpool, de plaats waar zij ooit op huwelijksreis naar toe ging met haar echtgenoot. Almonds grootvader is al geruime tijd overleden. Het werk bestaat uit vier projecties, alle beelden zijn in Blackpool gefilmd. Op het eerste scherm zien we een windmolen, op het tweede een fontein. Het derde scherm wordt gesierd door de voetstappen van een dansend paar, wat een verwijzing lijkt naar de bekende Tower Ballroom. Op het laatste scherm is Almonds grootmoeder te zien, die voor het eerst sinds het overlijden van haar man terug gaat. Tegelijkertijd is er muziek, licht pianospel, het schuiven van voeten over de vloer en het suizen van een windmolen. In Almonds werk speelt herinnering en bewustwording van tijd een belangrijke rol. Het intieme portret van Almond doet denken aan Semiha B. Unplugged (1997), de inzending van Kutlag Ataman van vorig jaar, hoewel daarin toch meer de nadruk lag op sociale problematiek.
Gilian Carnegie
Carnegie is de enige vrouw én de enige schilder in het gezelschap. Haar onderwerpskeuze valt binnen traditionele genres van de schilderkunst. Zo maakt ze stillevens, landschappen, maar ook portretten. Onder deze portretten kunnen ook haar ‘kontschilderijen’ geschaard worden. Red (2004) doet in de felheid van kleur en de stugheid van de lijnen en verfstreken denken aan een expressionistisch schilderij. Carnegie maakt gebruik van veel verschillende schildertechnieken en stijlen en lijkt in die zin onderzoek te doen naar materiaalgebruik en de manier van schilderen, aspecten waar een 21ste-eeuwse schilder niet omheen lijkt te kunnen. Op de tentoonstelling is ook Black Square (2002) te zien: een groot zwart schilderij dat refereert aan het zwarte vierkant van Malevich. In plaats van de platheid van het vlak te benadrukken, suggereert Carnegie juist diepte door een boslandschap midden in het vierkant te schilderen. Het zwarte vierkant, dat gezien werd als een symbool voor het einde van de representeerbare werkelijkheid, krijgt door de toevoeging van dit traditionele element een twist. Met het selecteren van Carnegie laat de jury zien dat ‘de terugkeer van de schilderkunst’ niet ongemerkt aan haar voorbij is gegaan. Of het genoeg is voor de winst? We twijfelen, de maatschappelijke relevantie is ver te zoeken en ook het ‘onderzoek naar het materiaalgebruik’ klinkt behoorlijk gedateerd. Aan de andere kant is schilderkunst tegenwoordig weer behoorlijk hot.
Jim Lambie
Jim
Lambie werd in 1964 geboren in Glascow, Schotland. In 2003 nam hij op de Biënnale van Venetië deel aan de expositie Zenomap. Lambie staat naast zijn ‘sculpturale installaties’ bekend om werken van veelkleurige banen tape waarmee hij galerievloeren bedekt. Meestal wordt het werk terplekke gemaakt of in elkaar gezet. Het concept is vooraf uitgedacht, iets wat grote invloed heeft op de materiaalkeuze. De vrijheid, het onvoorspelbare, schuilt met name in de intuïtieve, provisorische uitwerking. Visueel is zijn werk absoluut het sterkst, maar toch twijfelen we aan het representatieve gehalte. Lambie lijkt ons niet de persoon waaraan je ‘de nieuwste kunstzinnige ontwikkeling’ ophangt, zowel historisch bewustzijn als maatschappelijk engagement ontbreken in zijn kunst. Daarentegen lijken zowel het werk van Gilian Carnegie als dat van Lambie erop te wijzen dat de kunst de blik tegenwoordig weer naar binnen richt.
Simon Starling
Starling is gefascineerd door transformatieprocessen. Centraal in zijn werk staat de vraag wat er gebeurt als het ene object/substantie transformeert in het andere. Hij maakt objecten, installaties en onderneemt pelgrimachtige reizen. Zijn kunst doet volgens eigen zeggen uitspraken over de natuur, de politiek en de economie. Sterling omschrijft zijn werk als: ’the physical manifestation of a thought process’, een proces waarbij verborgen relaties en geschiedenissen zichtbaar worden gemaakt. Voor Tabernas Desert Run (2004) maakte hij op een geïmproviseerde elektrische fiets een tocht door de Tabernas woestijn in Spanje. Het enige afvalproduct dat de fiets voortbracht was water, wat Starling gebruikte om een schildering te maken van een cactus.
Speculeren, speculeren, speculeren
Als we afgaan op enkele critici in Londen, zijn de reacties nogal lauw en daar kunnen we ons wel iets bij voorstellen. Waldemar Januszczak van Sunday Times vindt het niet de moeite waard de tentoonstelling te bespreken “because that [Turner Prize] turned into an Establishment Lie years ago”. Ook Rachel Cooke, recensent van The Observer, kan maar met moeite haar aandacht bij de kunst houden omdat ze de tentoonstelling zo saai vindt. Ze kan dan ook niet zeggen wie van de vier naar huis zal gaan met de hoofdprijs van £25.000. Criticus Adrian Searle van The Guardian velt een meer overwogen oordeel, maar geeft weinig inzicht in de mogelijke beslissing van de jury. Misschien toch Jim Lambie, die volgens Searle de andere werken in de tentoonstelling doet vergeten? Bij de bookmakers geldt Gilian Carnegie als grote favoriet. Op het heerlijk avondje, maandag 5 december, kun je samen met de Engelsen in spanning zitten voor Channel 4 en je verbazen over wie de Turner Prize, editie 2005 gaat winnen.
Turner Prize 2005
Gezien in: Tate Modern, LondonNog te zien tot: zaterdag 01 januari 2005
Misschien ook iets voor u
Niet alleen voor de liefhebber
Ik beweeg mij in het dagelijks leven in een vriendengroep van Beatles-liefhebbers, die me al tijden bestoken met compilatiecd’s en verhitte betogen. Betogen over waarom The Beatles nooit geëvenaard zijn in het maken van echte popsongs. Het deed me nooit zoveel. Ik werd dan ook uitgelachen toen het bijna duizend pagina’s tellende The Beatles – a Biography op mijn deurmat plofte. God straft onmiddellijk, werd er gezegd.
En in dit geval: Spitz straft. Maar gelukkig op een prettige wijze. Er zijn al vele Beatles-biografieën verschenen. Maar tot dusver verscheen er nog niet zo’n omvangrijk werk als Bob Spitz’s boek. Spitz (auteur van onder andere Dylan: A Biography) verzamelde bijna tien jaar lang informatie uit boeken, kranten, tijdschriften, radio-uitzendingen en interviews met betrokkenen.
Het Begin
Hij begint het verhaal met de afzonderlijke familiegeschiedenissen van John, Paul, George en Ringo. Hun gezinnen, waar deze vandaan kwamen, de sterfgevallen, het opgroeien in Liverpool. Van daaruit vloeit de vertelling op natuurlijke wijze over in de samenkomst van the Fab Four. Hoe de bandjes voorafgaand aan The Beatles nodig waren om de uiteindelijke legendarische samenstelling tot stand te laten komen.
A hard days night
~
Romantiek
The Beatles – a Biography leest als een roman. Spitz schuwt de bijvoeglijke naamwoorden niet in zijn redelijk romantische vertelling over de vier, en zorgt ervoor dat de lezer niet alleen droge feiten voorgeschoteld krijgt. Het boek heeft eerder een positieve inslag, dan een negatieve. Het negeert bijvoorbeeld McCartney’s rechtszaak tegen de anderen aan het einde van hun roerige samenwerking. Ook sneert Spitz richting Yoko Ono, wat natuurlijk mag, maar daarmee drukt hij duidelijk een persoonlijke stempel op het geheel – iets wat hij verder in het boek probeert te mijden.
Nieuwe generatie
Zoals ik zal zei, het doorspitten van het boek is een hele kluif. Ik sloeg het hijgend dicht na mijn race het uit te krijgen, en voegde me weer bij mijn vrienden. Om dit maal wél deel te nemen aan hun schier oneindige gesprekken over de jongens. Het boek vertelt niet veel nieuws, zo bleek, maar vlakt in zijn gedetailleerdheid de andere biografieën uit. Vanaf nu hoef je als Beatles-fan alleen nog maar dit boek in de kast te hebben. Voor alle anderen is het een prettig naslagwerk, vooral voor de nieuwe generatie luisteraars die de hype niet aan den lijve konden ondervinden. Een groep waar ik me tegenwoordig ook toe reken.
Prijs: 26,99 (hard-cover)
Bladzijden: 992
ISBN: ISBN: 0316803529
Misschien ook iets voor u
Stay off the crack!
Al ver voordat het album van Babyshambles uitkwam waren de verwachtingen voor deze cd hooggespannen. Dat kwam omdat zanger Pete Doherty constant in de Engelse roddelpers te vinden was. Eerst door zijn breakup met hype-band The Libertines wegens zijn gigantische gebruik van crack. Toen hij een relatie kreeg met supermodel Kate Moss en zij op een wc gefotografeerd werd terwijl ze cocaïne aan het snuiven was, was het hek van de dam en werd Pete Doherty wereldnieuws. Daarnaast kwam Babyshambles nog in het nieuws omdat een concert in Paradiso op het laatst werd afgelast. Kortom, Doherty schepte al maanden voordat er een compleet album in de winkels lag, hoge verwachtingen.
~
Reggae?
Opvallend is dat het geluid van Babyshambles wel veel weg heeft van dat van The Libertines. Doherty heeft òf die band nog niet van zich afgezet, òf blijkt achteraf juist bepalend te zijn geweest voor hun sound. Toch is er iets mis: de nummers zijn een stuk minder pakkend dan de songs van zijn oude band. Er staan welgeteld drie echt catchy songs op de cd. Dat zijn de eerste single Fuck forever, Killamangiro en Back from the dead. Opmerkelijk zijn de reggae-invloeden, zoals in Sticks and Stones. Er staat zelfs een compleet reggae-nummer op de plaat, namelijk Pentonville, dat wordt gespeeld en gezongen door General Santana, Doherty’s celmaatje in de gelijknamige gevangenis, waar de Babyshambles-zanger later doorheen gaat lallen. Nog meer meegeneuzel is overigens te vinden in opener La belle et le bete, waarin Kate Moss meezingt. Een leuke gimmick, een schoonheid die meezingt op de plaat van een beest, maar een gigantische open deur.
Dikke tong
Pete Doherty zelf is zowel de drijvend kracht achter Babyshambles als datgene, dat ervoor zorgt dat de band niet altijd even goed is. Soms klinkt hij namelijk alsof hij knetterstoned is – of hoe je dat ook maar moet noemen bij crack. Daardoor zingt Doherty met een dikke tong en klinkt hij als Happy Mondays-zanger Shaun Ryder in diens enorm dronken Black Grape-periode. Dat had zijn charmes, maar zorgde er ook voor dat het na één plaat gedaan was met dat ‘solo-project’. Babyshambles wordt omhooggehouden door een goede band en een paar sterke songs. Als Doherty echter niet snel stopt met zijn crackgebruik, dan is het verstandiger het advies van Art Brut-zanger Eddy Argos op te volgen: “Stay off the crack! Stay away from Pete Doherty!”.
Babyshambles
Album: Down in AlbionMisschien ook iets voor u
Ongekende verhalenrijkdom
Om de zoveel tijd wordt er weer een bloemlezing uit de Nederlandse poëzie samengesteld, met als schoolvoorbeeld De dikke Komrij. Tot voor kort was een dergelijke eer nog niet of nauwelijks weggelegd voor het verhaal, maar met de door Joost Zwagerman samengestelde anthologie De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen is dit euvel voorlopig wel even verholpen.
In zijn inleiding stelt Zwagerman dat het korte verhaal het ondergeschoven kindje van de Nederlandstalige literatuur is. Volgens hem worden verhalen vaak vooral beschouwd als interessante vingeroefeningen die de aanzet kunnen vormen tot een roman. Helemaal gelijk heeft hij hierin niet, zo kun je bijvoorbeeld absoluut niet volhouden dat de verhalen van Nescio of Hotz ondergewaardeerd worden. Aan de andere kant worden de verhalen van bekende schrijvers als Reve, Boon, Hermans en Vestdijk vaak minder serieus genomen dan hun romans. Een zeker dédain voor het korte verhaal kan het lezerspubliek (en vooral de uitgevers) dan ook niet ontzegd worden. Hopelijk slaagt Zwagerman dan ook in zijn poging om het verhaal weer onder de aandacht te brengen, want een ding wordt zondermeer duidelijk uit deze bloemlezing: de verhaaltraditie kan gemakkelijk concurreren met de romantraditie.
Open-minded
Zwagerman selecteerde de “verhalen waar je door overrompeld, verpletterd en van je sokken geblazen wordt” en die je “bij de lurven” grijpen. Dit selectiecriterium werkt, hoewel het nogal subjectief van aard is, uitstekend. De samensteller kiest weliswaar naar eigen goeddunken, maar wordt daarbij niet gehinderd door goedbedoelde en politiek correcte, maar wezenlijk irrelevante selectiecriteria. Zo heeft Zwagerman zich gelukkig niet verplicht gevoeld om een evenredig aantal mannen en vrouwen te selecteren of van de Vlamingen en de Nederlanders evenveel verhalen op te nemen. Dat hij daarbij desondanks niet volstrekt willekeurig te werk is gegaan, wordt bewezen door het feit dat er nauwelijks echt belangrijke namen missen. Perfect is deze bloemlezing echter niet. Sommige debutanten of bijna-debutanten zoals Vincent Overeem en Peter Terrin ontbreken en het experimentele proza van iemand als Ter Balkt is ook niet opgenomen, daarnaast mis je enkele in Nederland niet zo bekende Vlamingen. Ook zijn de verhalen die Zwagerman heeft gekozen niet altijd de beste van de betreffende auteur, maar dat zal deels een kwestie van smaak zijn.
In navolging van de Amerikaanse criticus Harold Bloom maakt Zwagerman een tweedeling tussen het Tsjechoviaanse verhaal, dat de werkelijkheid beschrijft, en het Borgesiaanse, dat vooral fantasie en een spel met taal is. Deze tweedeling is natuurlijk betwistbaar (zoals Zwagerman zelf ook al aangeeft), niet in de laatste plaats vanwege het feit dat Tsjechov een groot aantal surrealistische verhalen geschreven heeft. Bovendien doen niet veel verhalen uit deze bundeling je aan Borges denken, met name de wat vroegere verhalen associeer je eerder met E.T.A. Hoffmann. Toch is het wel duidelijk op welk onderscheid Bloom (en met hem Zwagerman) hier doelt: het realistische verhaal met zijn kenmerkende nuchtere stijl versus het fantastische verhaal, dat gekenmerkt wordt door een meer lyrische en artistieke toonzetting. De meeste verhalen moeten echter vooral als een mengvorm van beide typen beschouwd worden.
Typisch Nederlandstalige verhaalkunst?
In zijn inleiding benadert Zwagerman de gekozen verhalen vooral vanuit een Amerikaans kader. Dit zorgt ervoor dat het niet goed duidelijk wordt wat nu precies de specifieke kenmerken zijn van het Nederlandstalige verhaal, en waarin het zich onderscheidt van bijvoorbeeld de Amerikaanse of de Duitse traditie. Hoewel deze vraagstelling wellicht iets te pretentieus zou zijn geweest voor een inleiding tot een project als dit, blijft het een interessante vraag of het Nederlandse taalgebied een eigen unieke verhaalkunst kent. Hopelijk kunnen we van Zwagerman nog een interessant essay over deze thematiek verwachten.
~
Monsterlijk curiosum
Niet alle 250 verhalen zijn even sterk, dat kan ook haast niet bij een dergelijke ruimhartige selectie (die best wat ingeperkt had mogen worden). Het verhaal Een liefde van A. Aletrino gaat bijvoorbeeld gebukt onder een veel te zwaar aangezette stijl die barst van de bijvoeglijke naamwoorden. Een van de eerste zinnen luidt als volgt:
In de hele wereldliteratuur is er nauwelijks een afschuwelijkere zin te vinden. Wat dit verhaal in deze bloemlezing doet is dan ook een raadsel. Is het misschien opgenomen als monsterlijk curiosum of als voorbeeld van een bepaald soort wanstaltig proza? Gelukkig zijn zulke missers beperkt tot een tiental, het merendeel is een waarlijk genot om te lezen. Wie inderdaad denkt dat korte verhalen onvolgroeide romans zijn, zal na het lezen van deze verhalen zijn jammerlijke vergissing ongetwijfeld inzien.
Prijs: 39,95 (gebonden)
Bladzijden: 1600
ISBN: 90-446-0646-8
Misschien ook iets voor u
Dicht op de huid van de gruwelijke werkelijkheid
.
~
Verschillende werelden
Hoe invoelbaar zijn de emoties van deze moeder. Wanneer haar kleine meisje er niet meer is kan het haar niet meer schelen dat haar man een affaire heeft. De manier waarop ze zich ergert aan haar andere dochter en de verharding die optreedt bij deze vrouw zijn schrijnend; net als de diepe wanhoop en de pijn die na twintig jaar hun uitweg vinden als de tien jaar oude Rhona verkracht en vermoord blijkt te zijn.
Terwijl moeder Nancy vertelt over haar huiselijk leven, zijn tegen de achtergrond de twee andere personages van het stuk zichtbaar: de seriemoordenaar en de promovendus in de forensische psychologie. Alleen een wisselende belichting scheidt hun verschillende werelden. Als kijker weet je van het begin af aan veel meer dan moeder Nancy, en toch zit Frozen vol verassingen.
~
Tunnelvisies
De Britse schrijfster Bryony Lavary heeft haar research goed gedaan. Trieste associaties met bekende zaken dringen zich op, zoals de ‘Schiedamse parkmoord’ met het tienjarige slachtoffer Nienke Kleiss. Ouders die hun bestaan volledig rond het overleden kind inrichten omdat ze niets anders meer kunnen, maar ook de ’tunnelvisie’ van diverse officiële instanties, we zien het allemaal terug in Frozen.
Wetenschapper Agnetha lijdt in Frozen ook aan een beperkt blikveld. Zij doet al tien jaar onderzoek naar seriemoordenaars die misbruikt zijn in hun jeugd. Ze wil hoe dan ook aantonen dat de daders niet in staat zijn tot emoties als medelijden en berouw, doordat ze hersenschade opliepen door het misbruik in hun jeugd. Kun je het een moordenaar aanrekenen als zijn daad onderdeel uitmaakt van zijn ziektebeeld? Heeft de hoop op een vrediger samenleving nog zin als een zieke geest niet kan leren van zijn gruwelijke daad? Het zijn interessante, maar sombere vragen die dit stuk oproept.
En dan wacht de kijker de grootste verassing van de voorstelling. Alle personages in het stuk blijken onder invloed van de ander een verandering te ondergaan waardoor ze gedwongen worden hun eigen tunnelvisies los te laten. Er blijkt zelfs ruimte voor een beetje hoop voor de onzekere toekomst.
Frozen is nog te zien tot en met 18 december. Kijk hier voor een gedetailleerde speellijst.
Frozen (Catherine ten Bruggencate, Wivineke van Groningen en Laus Steenbeeke)
Artiest: Catherine ten Bruggencate, Wivineke van Groningen en Laus SteenbeekeGezien op dinsdag 22 november 2005 in Theater Bellevue, Amsterdam
Misschien ook iets voor u
Belg in maatpak wint
/ 0 Reactiesdoor: Gijs Rademaker0 SterrenBij de finale van een grootse talentenjacht als Cameretten zijn de verwachtingen hooggespannen. Uit een deelnemersveld van tachtig man stonden de beste drie uiteindelijk op de bühne van het Luxor in Rotterdam. De meeste prijzen gingen, volledig terecht, naar een Belg in maatpak. Toch miste er iets.
Het nieuwe talent stond in ieder geval niet op klompen. “We worden overgenomen”, grapte presentator Richard Groenendijk voordat hij twee Belgen en een Antilliaan introduceerde. Tijdens de voorstellingen die volgden, leek het of de drie kandidaten hun publiek een kort overzicht gaven van de verschillende aspecten van de cabaretkunst: een goed verhaal, contact met je publiek en een flinke dosis humor. Maar geen van drieën beschikte over ál die eigenschappen.
~
Tegenpolen
Lenny beet het spits af met een beleefd zachtvlaams “Goedenavond. Hoe gaat het met u?”. De Vlaming zingt eigenlijk in een band en bleef zaterdagavond dicht bij zijn leest: als een moderne troubadour praatte hij zijn nummers aan elkaar. Zijn liedjes waren geestig en intelligent, maar de Belg slaagde er geen moment in om echt contact te maken met zijn publiek.
~
~
Loser wint
De jury- en publieksprijs werden veroverd door Begijn Le Bleu, een Belg met maatpak en aktentas. Geheel terecht, omdat Le Bleu er eindelijk wél in slaagde het publiek te bespelen met een intelligent en geestig programma. Een half uur lang speelde hij de geboren loser Tino Schietekat, een Vlaamse versie van Mr. Bean. “De mensen vinden mij een rare man”, zegt Tino als hij opkomt, en dat is nog zwak uitgedrukt. Hij spaart sneeuwbollen en zijn vrouw heeft hem verlaten voor zijn vader (“Ze wil nu dat ik haar ‘mama’ noem”). Le Bleu zet meer neer dan gewoon een typetje. “Begijn is geen typetje, maar een karakter, subtiel en gedoseerd”, stelt de jury. “Hij is een vertegenwoordiger van het Vlaamse cabaret-absurdisme, die onderstreept dat die bron nog lang niet is opgedroogd.”
Maar toch. Er was één belangrijke eigenschap die door liefhebbers van (misschien wel) het ouderwetse cabaret danig werd gemist: een bijdehante kijk op de wereld, op de actualiteit. Het bespreekbaar maken van zaken en de vragen stellen die niemand durft te stellen. Daarom was het goed dat Theo Maassen het publiek én de kandidaten nog een uur liet zien hoe dat moest. Maar de cabaretier heeft dan ook vijftien jaar gehad om zijn optreden te perfectioneren: hij won cameretten in 1990 als de ‘minst slechte kandidaat’, aldus de jury. Er is nog hoop.
De drie finalisten bezoeken tijdens de finaletournee van december 2005 tot en met februari 2006 verschillende theaters in het land.
Cameretten 2005
Link: Website Jandino Asporaat
Link: Website Begijn Le Bleu
Link: Website Lenny
Misschien ook iets voor u
Wat valt er nog te zeggen?
Madrugada is zo’n beetje een synoniem voor kwaliteit. Al vier platen lang brengen deze Noren hun donkere muziek met verve aan de man. Sinds het in 1999 verschenen debuutalbum Industrial silence is Nederland plat gegaan voor de stem van Sivert Høyem en voor de zware slepende gitaren en baspartijen van dit gezelschap. En Madrugada lijkt eveneens dol te zijn op Nederland, gezien het grote aantal malen dat de band hier de laatste vijf jaar optrad. Elke keer is het weer een ervaring deze mannen aan het werk te zien. Zo ook in Vera Groningen op 21 november 2005 ter ondersteuning van het dit jaar verschenen album The deep end.
~
Ook Madrugada heeft zijn klassiekers. Zo is Vocal, de majestueuze opener van Industrial silence, nog steeds een lust voor het oor en het gemoed. Strange Colour Blue, afkomstig van hetzelfde album, was schitterend in zijn opbouw. Het licht ging uit en alleen met een zaklamp bracht Høyem het publiek à la Bono in extase. Black Mambo (afkomstig van The nightly disease) was bloedstollend, Bloodshot adult commitment (van Grit) uiterst opzwepend. Maar hetgeen dat de optredens van deze band pas echt tot unieke ervaringen maakt, is de onophoudelijke energie die vrijkomt. Madrugada neemt niet even de tijd na het spelen van een nummer, maar walst er meteen krachtig overheen met nog meer donkere rock ‘n’ roll. Het publiek krijgt geen tijd om adem te halen; waarom zou het ook. Ademhalen kan altijd nog.
~
Madrugada
Gezien op maandag 21 november 2005 in Vera, GroningenMisschien ook iets voor u