Ideëel maar veilig
Voor velen was de overgang van de lp naar de cd een dikke twintig jaar geleden een achteruitgang. Niet zozeer vanwege het geluid (hoewel ook daar afdoende over werd gemekkerd), maar eerder omdat de prachtige hoezen met navenante documentatie in minuscule cd-boekjes moesten worden gepropt. Want als je vijftien euro overhandigt aan een cd-boer, mag je toch tenminste verwachten dat de verzorging van het product behoorlijk is. Gesteld voor de keuze tussen het zo goedkoop mogelijk produceren en het bieden van een meerwaarde door een beter verzorgde uitgave, bieden sommige labels tegenwoordig gelukkig steeds meer waar voor hun geld. Dat is dan ook het eerste dat meteen in het oog springt bij deze cd: de documentatie is zelfs zo uitgebreid dat het even zoeken is naar het zilveren schijfje.
Alberto Nosè |
Nascor is een Frans label en een initiatief van het Franse Quator Ysaïe en het conservatorium van Villecroze. Typisch genoeg is het prachtige ideële verhaal achter het ontstaan van het label, beschreven in het cd-boekje, voorbehouden aan Franstaligen – de anderstalige wereld is blijkbaar niet interessant genoeg om voor te vertalen. Voor deze eerste uitgave heeft het label niet veel risico genomen. Want hoewel er weinig twijfel kan bestaan over het talent van de Italiaanse pianist Alberto Nosè (1979) is hij geen nieuwe ontdekking: daarvoor is hij al net iets te lang bezig. Onder leiding van een indrukwekkend rijtje leraren zoals Pollini en Peraiah uiteraard. Als ik Nosès stijl zou moeten herleiden ligt een vergelijking met Maurizio Pollini dan ook het meest voor de hand: lichtvoetig, transparant pianospel, dat zeer beheerst blijft en er af en toe voor moet waken niet te verzanden in onavontuurlijk polijstwerk.
De combinatie van Schumann en Prokofjev is misschien niet de meest voor de hand liggende, maar deze cd is dan ook in eerste instantie bedoeld om de kunsten van Nosè onder de aandacht te brengen. En daar is wonderwel in geslaagd, hoewel de indruk na beluistering uiteindelijk gemengd blijft.
Bravoure
Robert Schumann |
De geschiedenis van Robert Schumanns (1810-1856) Symfonische Studiën strekt zich uit over ruim veertig jaar, ver voorbij de dood van de componist. Oorspronkelijk begonnen als een aantal variaties op een thema verzonnen door zijn toenmalige schoonvader Baron von Fricken, groeide het uit tot een imposant werk van achttien delen. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, heeft Nosè er hier voor gekozen om alle achttien delen te spelen. Hij doet dat met meer dan voldoende technische bravoure, hoewel je graag af en toe wat meer Nosè zou horen en wat minder getrouwheid aan de noten.
Sergej Prokofjevs (1891-1953) Romeo & Julia–suite is een ‘reductie’ voor piano van diens beroemde – gelijknamige – balletmuziek. Hoewel ritmisch complex (maar minder dan de Schumanns studiën) is het eigenlijk een inkopper voor iemand met Nosès kwaliteiten. Eigenlijk is het werk precies het tegenovergestelde van dat van Schumann: de studiën zijn een set pianovariaties met orkestrale aspiraties, terwijl Romeo en Julia een orkestwerk is, teruggebracht tot de meer bescheiden proporties van de vleugel.
Tweeslachtig
Serge Prokofjev |
De conclusie moet dan ook wat tweeslachtig zijn. Schumanns werk is zonder twijfel veelzijdiger en zowel lyrisch als ritmisch eigenlijk interessanter dan dat van Prokofjev, maar omdat Nosè zich bij het laatste werk zoveel beter thuisvoelt is de Romeo & Julia-suite eigenlijk de attractie van deze cd. Dat maakt de Schumann-uitvoering zeker niet slecht, maar je zou graag wat meer eigenzinnigheid horen – temeer omdat deze muziek zich daar zeker voor leent. Daar moet wel bij gezegd worden dat voor ‘Schumannisten’ deze uitgave van de Symfonische Studiën alleen al vanwege zijn compleetheid de aanschaf waard is. De rest van de mensheid zal met de vormgeving van de cd, naast een zonder meer competente uitvoering van de muziek, over de streep moeten worden getrokken.