Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Ideëel maar veilig

recensie: Alberto Nosè - Robert Schumann: Symfonische Studiën, Op. 13 (compleet); Sergej Prokofjev: Romeo & Julia, reductie voor piano solo, Op. 75.

Voor velen was de overgang van de lp naar de cd een dikke twintig jaar geleden een achteruitgang. Niet zozeer vanwege het geluid (hoewel ook daar afdoende over werd gemekkerd), maar eerder omdat de prachtige hoezen met navenante documentatie in minuscule cd-boekjes moesten worden gepropt. Want als je vijftien euro overhandigt aan een cd-boer, mag je toch tenminste verwachten dat de verzorging van het product behoorlijk is. Gesteld voor de keuze tussen het zo goedkoop mogelijk produceren en het bieden van een meerwaarde door een beter verzorgde uitgave, bieden sommige labels tegenwoordig gelukkig steeds meer waar voor hun geld. Dat is dan ook het eerste dat meteen in het oog springt bij deze cd: de documentatie is zelfs zo uitgebreid dat het even zoeken is naar het zilveren schijfje.

Alberto Nosè
Alberto Nosè

Nascor is een Frans label en een initiatief van het Franse Quator Ysaïe en het conservatorium van Villecroze. Typisch genoeg is het prachtige ideële verhaal achter het ontstaan van het label, beschreven in het cd-boekje, voorbehouden aan Franstaligen – de anderstalige wereld is blijkbaar niet interessant genoeg om voor te vertalen. Voor deze eerste uitgave heeft het label niet veel risico genomen. Want hoewel er weinig twijfel kan bestaan over het talent van de Italiaanse pianist Alberto Nosè (1979) is hij geen nieuwe ontdekking: daarvoor is hij al net iets te lang bezig. Onder leiding van een indrukwekkend rijtje leraren zoals Pollini en Peraiah uiteraard. Als ik Nosès stijl zou moeten herleiden ligt een vergelijking met Maurizio Pollini dan ook het meest voor de hand: lichtvoetig, transparant pianospel, dat zeer beheerst blijft en er af en toe voor moet waken niet te verzanden in onavontuurlijk polijstwerk.

De combinatie van Schumann en Prokofjev is misschien niet de meest voor de hand liggende, maar deze cd is dan ook in eerste instantie bedoeld om de kunsten van Nosè onder de aandacht te brengen. En daar is wonderwel in geslaagd, hoewel de indruk na beluistering uiteindelijk gemengd blijft.

Bravoure

Robert Schumann
Robert Schumann

De geschiedenis van Robert Schumanns (1810-1856) Symfonische Studiën strekt zich uit over ruim veertig jaar, ver voorbij de dood van de componist. Oorspronkelijk begonnen als een aantal variaties op een thema verzonnen door zijn toenmalige schoonvader Baron von Fricken, groeide het uit tot een imposant werk van achttien delen. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, heeft Nosè er hier voor gekozen om alle achttien delen te spelen. Hij doet dat met meer dan voldoende technische bravoure, hoewel je graag af en toe wat meer Nosè zou horen en wat minder getrouwheid aan de noten.

Sergej Prokofjevs (1891-1953) Romeo & Juliasuite is een ‘reductie’ voor piano van diens beroemde – gelijknamige – balletmuziek. Hoewel ritmisch complex (maar minder dan de Schumanns studiën) is het eigenlijk een inkopper voor iemand met Nosès kwaliteiten. Eigenlijk is het werk precies het tegenovergestelde van dat van Schumann: de studiën zijn een set pianovariaties met orkestrale aspiraties, terwijl Romeo en Julia een orkestwerk is, teruggebracht tot de meer bescheiden proporties van de vleugel.

Tweeslachtig

Serge Prokofjev
Serge Prokofjev

De conclusie moet dan ook wat tweeslachtig zijn. Schumanns werk is zonder twijfel veelzijdiger en zowel lyrisch als ritmisch eigenlijk interessanter dan dat van Prokofjev, maar omdat Nosè zich bij het laatste werk zoveel beter thuisvoelt is de Romeo & Julia-suite eigenlijk de attractie van deze cd. Dat maakt de Schumann-uitvoering zeker niet slecht, maar je zou graag wat meer eigenzinnigheid horen – temeer omdat deze muziek zich daar zeker voor leent. Daar moet wel bij gezegd worden dat voor ‘Schumannisten’ deze uitgave van de Symfonische Studiën alleen al vanwege zijn compleetheid de aanschaf waard is. De rest van de mensheid zal met de vormgeving van de cd, naast een zonder meer competente uitvoering van de muziek, over de streep moeten worden getrokken.

Muziek / Album

Ideëel maar veilig

recensie: Alberto Nosè - Robert Schumann: Symfonische Studiën, Op. 13 (compleet); Sergej Prokofjev: Romeo & Julia, reductie voor piano solo, Op. 75.

Voor velen was de overgang van de lp naar de cd een dikke twintig jaar geleden een achteruitgang. Niet zozeer vanwege het geluid (hoewel ook daar afdoende over werd gemekkerd), maar eerder omdat de prachtige hoezen met navenante documentatie in minuscule cd-boekjes moesten worden gepropt. Want als je vijftien euro overhandigt aan een cd-boer, mag je toch tenminste verwachten dat de verzorging van het product behoorlijk is. Gesteld voor de keuze tussen het zo goedkoop mogelijk produceren en het bieden van een meerwaarde door een beter verzorgde uitgave, bieden sommige labels tegenwoordig gelukkig steeds meer waar voor hun geld. Dat is dan ook het eerste dat meteen in het oog springt bij deze cd: de documentatie is zelfs zo uitgebreid dat het even zoeken is naar het zilveren schijfje.

Alberto Nosè
Alberto Nosè

Nascor is een Frans label en een initiatief van het Franse Quator Ysaïe en het conservatorium van Villecroze. Typisch genoeg is het prachtige ideële verhaal achter het ontstaan van het label, beschreven in het cd-boekje, voorbehouden aan Franstaligen – de anderstalige wereld is blijkbaar niet interessant genoeg om voor te vertalen. Voor deze eerste uitgave heeft het label niet veel risico genomen. Want hoewel er weinig twijfel kan bestaan over het talent van de Italiaanse pianist Alberto Nosè (1979) is hij geen nieuwe ontdekking: daarvoor is hij al net iets te lang bezig. Onder leiding van een indrukwekkend rijtje leraren zoals Pollini en Peraiah uiteraard. Als ik Nosès stijl zou moeten herleiden ligt een vergelijking met Maurizio Pollini dan ook het meest voor de hand: lichtvoetig, transparant pianospel, dat zeer beheerst blijft en er af en toe voor moet waken niet te verzanden in onavontuurlijk polijstwerk.

De combinatie van Schumann en Prokofjev is misschien niet de meest voor de hand liggende, maar deze cd is dan ook in eerste instantie bedoeld om de kunsten van Nosè onder de aandacht te brengen. En daar is wonderwel in geslaagd, hoewel de indruk na beluistering uiteindelijk gemengd blijft.

Bravoure

Robert Schumann
Robert Schumann

De geschiedenis van Robert Schumanns (1810-1856) Symfonische Studiën strekt zich uit over ruim veertig jaar, ver voorbij de dood van de componist. Oorspronkelijk begonnen als een aantal variaties op een thema verzonnen door zijn toenmalige schoonvader Baron von Fricken, groeide het uit tot een imposant werk van achttien delen. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, heeft Nosè er hier voor gekozen om alle achttien delen te spelen. Hij doet dat met meer dan voldoende technische bravoure, hoewel je graag af en toe wat meer Nosè zou horen en wat minder getrouwheid aan de noten.

Sergej Prokofjevs (1891-1953) Romeo & Juliasuite is een ‘reductie’ voor piano van diens beroemde – gelijknamige – balletmuziek. Hoewel ritmisch complex (maar minder dan de Schumanns studiën) is het eigenlijk een inkopper voor iemand met Nosès kwaliteiten. Eigenlijk is het werk precies het tegenovergestelde van dat van Schumann: de studiën zijn een set pianovariaties met orkestrale aspiraties, terwijl Romeo en Julia een orkestwerk is, teruggebracht tot de meer bescheiden proporties van de vleugel.

Tweeslachtig

Serge Prokofjev
Serge Prokofjev

De conclusie moet dan ook wat tweeslachtig zijn. Schumanns werk is zonder twijfel veelzijdiger en zowel lyrisch als ritmisch eigenlijk interessanter dan dat van Prokofjev, maar omdat Nosè zich bij het laatste werk zoveel beter thuisvoelt is de Romeo & Julia-suite eigenlijk de attractie van deze cd. Dat maakt de Schumann-uitvoering zeker niet slecht, maar je zou graag wat meer eigenzinnigheid horen – temeer omdat deze muziek zich daar zeker voor leent. Daar moet wel bij gezegd worden dat voor ‘Schumannisten’ deze uitgave van de Symfonische Studiën alleen al vanwege zijn compleetheid de aanschaf waard is. De rest van de mensheid zal met de vormgeving van de cd, naast een zonder meer competente uitvoering van de muziek, over de streep moeten worden getrokken.

Muziek / Album

Ambachtelijk jaren ’70 geluid

recensie: Moss - The Long Way Back

Moss, is dat niet een nieuwe band uit Amsterdam op het Excelsior label? Jazeker. Speelt Moss ambachtelijke popmuziek pur sang? Inderdaad. Moss maakt liedjes met schitterende, geraffineerde arrangementen. Hun debuut heet The Long Way Back.

De mannen van Moss zijn vooral bedreven in korte – soms een schaamteloze één minuut veertien – liedjes met kop en staart, en prachtige breaks. De zang is op sommige nummers vierstemmig en duidelijk verwant aan Crosby, Stills, Nash & Young en de Beach Boys. Het geluid is soms breekbaar, dan weer zwierig. Neem de single Light of My Life; werkelijk prachtig. De laatste jaren zelden zo een schitterend nummer gehoord. Op The Long Way Back lijkt de band de ware opvolger van wijlen Excelsior-vaandeldrager Daryll-Ann; de zanglijnen refereren duidelijk aan die van Coen en Jelle Paulusma en Anne Soldaat. En ook het gitaarwerk van laatstgenoemde is zeker van invloed geweest.

Fotograaf: Timo Sorber
Fotograaf: Timo Sorber

Frontman Marien Dorleijn is overigens geen onbekende in de scene. Hij won in 1999 de Grote Prijs van Nederland in de categorie singer-songwriter. Zag je Moss de afgelopen tijd als voorprogramma van Coparck, Bettie Serveert of Johan, dan was je getuige van een overtuigende band die je onherroepelijk een vrolijk gevoel bezorgde. Een band ook, die in korte tijd de voorprogrammastatus is ontgroeid. Supergeconcentreerd en op indrukwekkende wijze musicerend. Moss heeft veel in de oefenruimte gebivakkeerd en kan inmiddels wijzen op een lange gig list.

He did it again

Komt dat op de plaat dan wel over? Wees gerust, dat is zeker het geval. De afgelopen jaren werkte de band voor hun debuut nauw samen met producer en Excelsior-baas Frans Hagenaars. En dat is te horen. Een ronkende Fender Rhodes en dartelende gitaren sijpelen uit de speakers. He did it again. Een prachtig jaren ’70 geluid, met een hedendaagse twist. Dit is popmuziek waar het hart sneller van gaat kloppen. Bij Nederlandse bands als Moss weet je nooit zeker of er een grootse muzikale toekomst voor hen is weggelegd. Mijn voorzichtige voorspellingen zijn echter als volgt: een van de volgende Essent Awardswinnaars en in augustus op Lowlands in de India-tent. Hoog in de jaarlijstjes van 2007, zowel voor Plaat van het Jaar als Song van het Jaar. In 2008 op de festivals, inclusief Noorderslag, en een succesvolle toer langs alle poptempels in den lande. Velen zullen dan allang weten dat The Long Way Back voor een prachtig gelopen route heeft gezorgd.

Moss live:
22-02 Get Records
Amsterdam

23-02 Plein 79
Den Bosch

25-02 Effenaar
Eindhoven

02-03 Kultuurhuis
Arnhem
15-03 Doornroosje
Nijmegen
31-03 Underground
Lelystad
01-04 Plato Gigant
Apeldoorn

05-04 NAI
Rotterdam

13-05 De Instuif
Wijk aan Zee
21-06 Zomerfestival
Becancon (FR)

Kunst / Expo binnenland

Licht op de menselijke orde

recensie: August Sander - Mensen van de 20ste eeuw

.

Nogal eens proberen kunstenaars een breed begrip als ‘de wereld’ of ‘de samenleving’ te vatten in één project. Alsof de complexiteit van ons bestaan hiermee tastbaarder gemaakt zou kunnen worden. De identiteitscrisis waarin Duitsland verkeerde na de Eerste Wereldoorlog creëerde de ideale situatie voor zo’n veelomvattend project. Mensen van de 20ste eeuw is de geslaagde poging van de Duitse fotograaf August Sander (1876-1964) om verschillende bevolkingslagen uit de periode tot aan de machtsovername van de nationaal-socialisten in 1933 in kaart te brengen. Zo ontstond een nooit voltooide serie van bijna zeshonderd foto’s, waaruit Foam, Fotografiemuseum Amsterdam tot 22 maart 2007 honderdvijftig vintage prints toont.

Waarom blijven de foto’s, waarop Sander de maatschappij in zeven hoofdcategorieën verdeelt, toch zo fascineren? Het zal veel te maken hebben met de ordening die de fotograaf in zijn werk aanbrengt. Sander herkent de lagen, standen en de ontwikkeling van de samenleving. Daarom kan het project gerust gezien worden als een sociologische schets. De vijfenveertig mappen met foto’s zijn verdeeld in verschillende categorieën: De Boer, De Handwerker, De Vrouw, De Standen, De Kunstenaars, De Grote Stad en De Laatste Mens.

Bricklayer, 1928 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur - August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006
Bricklayer, 1928 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur – August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006

Portretfotografie


Foam toont een aantal van de bekendste foto’s van Sander, zoals bijvoorbeeld De Metselaar. Een jongen, op de rand van volwassenheid, kijkt ons op de foto aan met een zelfverzekerde blik. Zijn handen ondersteunen deze houding. Hij lijkt geen enkele moeite te hebben met de zware vracht op zijn schouders. Bijzonder aan deze foto is het licht: de jongen lijkt in het donker te staan, terwijl er wel een duidelijke schaduw en zonlicht over zijn lichaam valt. Het valt op dat de mens bijna altijd frontaal afgebeeld is in Sanders werk. Eventueel, als het thema daar om vraagt, toont Sander een attribuut dat de maatschappelijke positie van de afgebeelde persoon illustreert – zoals het geval is met De Metselaar. Sander fotografeert de mensen op een ongepolijste manier, zonder afleidende elementen en toont zo, waar het werkelijk om gaat. Geen eenvoudige opdracht; Sander moet glashelder voor ogen hebben gehad wat hij wilde portretteren. Een vergelijkbaar portret is in de hedendaagse kunst terug te vinden in werk van Rineke Dijkstra. In haar serie van pubers in badpakken is dit duidelijk zichtbaar; alle foto’s duiden een specifieke periode aan (de puberteit), waarin onzekerheid centraal staat. Tegelijkertijd geeft zij de kijker toch iets mee van de persoonlijkheid van de meisjes.

Wie is de Duitse mens?

Terug naar August Sander. Opvallend is zijn serie De Kunstenaars. Het contrast met de andere categorieën is groot. De kunstenaars lijken vreugde en uitbundigheid aan het leven te ontlenen, terwijl de arbeiders en intellectuelen met een serieuze blik de camera inkijken. Doordat ze anders geportretteerd zijn, lijken De Kunstenaars als ware buiten de maatschappij te staan. Ze nemen niet deel aan de maatschappij waarop ze reflecteren, maar zijn er toch onlosmakelijk mee verbonden. Een andere groep personen die buiten de maatschappij staat, zijn door Sander gedocumenteerd in hun natuurlijke omgeving en deze serie draagt, heel toepasselijk, de titel De Laatste Mens.

Young Farmers, 1914 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur - August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006
Young Farmers, 1914 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur – August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006

Door alle bevolkingslagen te tonen, met op elke foto evenveel eerbied voor zijn onderwerp, laat de fotograaf zien dat hij de wereld met een open blik bekijkt.
De omvattende vraag: ‘Wie is de Duitse mens?’, tracht Sander te beantwoorden zonder enig politiek commentaar. Dat hij hierin is geslaagd mag wonderbaarlijk genoemd worden. Zo behoren zowel portretten van SS-leden als het dodenmasker van zijn eigen zoon, Erich Sander, tot de serie. Het is een wrang beeld, aangezien Erich Sander vanwege zijn lidmaatschap van de linkse SAP (Sozialistische Arbeiterpartei) na tien jaar gevangenschap en vlak voor zijn vrijlating in 1944 stierf. Alle soorten mensen, alle generaties, standen en rangen horen thuis in Sanders project dat resulteerde in Mensen van de 20ste eeuw.

Toekomstvisie

Drie jonge boeren, hoed op, wandelstok in de hand. Ze zijn onderweg naar een dansavond. De jongens kijken om, maar zijn onderweg. Onderweg naar een nieuw tijdperk. Ze zijn de toekomst maar behoren tot een verleden. Toch moeten ze door. Sander’s maatschappelijke orde karakteriseert eveneens succesvol de verschillende levensfases van de mens. Zijn foto’s zijn daarom een prachtige schets van het verleden én heden.

Film / Films

De sloomheid van ontroostbaar Afrika

recensie: Bamako

Filmmaker Abderrahmane Sissako’s nieuwste film Bamako speelt zich af op de binnenplaats van een huis in de gelijknamige hoofdstad van Mali. Omgeven door een lemen muur en met bewaking bij de ingang, vindt daar een fictief proces tegen de Wereldbank en het IMF plaats.

~

Ontdaan van alle Westerse façades lijkt dit proces een te hete absurditeit; de rechters op plastic stoelen, de blanke en zwarte aanklagers en getuigen lijken allen ontheemd in de brandende zon. Het proces staat volkomen haaks op het dagelijkse leven, dat ondertussen gewoon doorgaat op de overvolle en stoffige binnenplaats. De aanklagers zijn gewone mensen: leraar, boer of advocaat. Allemaal geven ze voorbeelden van de absurde praktijken die ze dagelijks tegenkomen. Ze eisen rechtvaardigheid voor het hele Afrikaanse continent, en hun pleidooien komen vaak voort uit eigen ervaring.

Armoede door rijkdom

De rol van Afrika als leverancier van grondstoffen en koloniaal verleden komt in het proces aan bod, en andere getuigenissen kaarten de migratiepolitiek, de schuldenlast (klein en groot) en de huidige internationale betrekkingen aan. Waarom geen kwijtschelding van deze schulden? En waarom zijn landen als Marokko en Turkije vooruitgeschoven als grensbewakers van het huidige Europa?

Centraal staat de uitputting van het continent dat zijn rijkdommen ziet verdwijnen en het gros van zijn bewoners onder armoede, corruptie en ziektes steeds zwakker en minder zichtbaar ziet worden. Sissako spreekt uit ervaring; geboren in Mali, opgegroeid in Mauritanië, studeerde hij in Moskou en woont hij nu in Frankrijk. Zoals zovele Afrikanen heeft hij zijn kennis en ervaring elders opgedaan uit noodzaak. Voor hem is het begrip “thuis” niet aan grenzen gebonden. Zijn blik op de wereld en het Afrikaanse continent is duidelijk gekleurd door ideologieën van elders. Duidelijk is wel, ook in Bamako, dat hij politieke- en economische onafhankelijkheid van het gehele continent voor ogen heeft.

In de schaduw van de Ford Europa

~

De pleidooien in Bamako kaarten dit alles rechtstreeks aan, en geven kritiek op de Neoconservatieve idealen van de mondiale vrije markt en de opgelegde regels die de internationale politieke betrekkingen kenmerken. Ze hebben een verstikkend effect op de economie van Afrika. De arme wordt alleen nog maar armer en slomer, en deze apathie drukt zwaar op de menselijke verhoudingen. In Bamakokun je dat vooral ’tussen de regels door’ goed zien.
De pleidooien mogen dan abstract zijn, de loden last van het dagelijks leven vormt een door Sissako subtiel verwerkt onderdeel in de film.
Wie goed kijkt ziet dat dit het leven op de binnenplaats overschaduwt en bepaalt. Daar spelen kinderen, verkopen handelaars flitsende zonnebrillen en praat een cameraman, die binnenvalt in de kielzog van een trouwpartij, met de portier over nieuwe kansen die gecreëerd worden door het overschot aan begrafenissen. Dit alles gaat aan Chaka voorbij: werkeloos en mismoedig van zijn huwelijk dat op springen staat, staart hij zich liever blind op de doodlopende weg naar Ford Europa.

Wanneer houdt het op

Bamako is bij vlagen amusant, maar blijft vooral een getuigenis in Afrikaanse stijl. De onmiskenbaar steekhoudende argumenten en getuigen maken de zwetende rechters met toga en zonnebril tot absurde karikaturen op Afrikaanse bodem. Cynisme, humor en symboliek zijn Sissako’s verborgen verwijzingen naar het politiek-economische machtsspel en de aftakeling van de Afrikaanse menselijke maat. “Wanneer houdt het op” is dan ook het cynische commentaar van twee – naar de radio luisterende – toehoorders buiten de poort.
Sissako’s observerende cinematografie, en ook de gang van het proces zijn traag. De ingelaste spagetti-western Death in Timbuktu is een kunstmatige onderbreking, maar het blijft onduidelijk of dit bedoeld is als grap of dat het dient als symbool voor de Afrikaanse l’homme désolé. Sissako’s abstrahering van Afrika, intellectueel en visueel, gaat misschien wel het begrip van de Europeaan te boven. Afrika versus het Westen? De onvertaalde en rauwe noodkreet, gezongen door een verweerde getuige, symboliseert voor Sissako misschien boven alles: dat wie luisteren wil, luisteren kan.

Muziek / Album

Een nieuwe belofte voor Nederland

recensie: Do-The-Undo - Do-The-Undo

Iedereen heeft zo zijn eigen ervaringen met het fenomeen liefde. Die lopen van de zoektocht naar het gevoel, via de vreugde naar het verdriet, of eindigen uiteindelijk toch bij de ware. Zanger Anne Soldaat heeft de gave om dit zo te verwoorden dat de luisteraar van de plaat Do-The-Undo de mogelijkheid krijgt om alles te herbeleven. Een album boordevol liedjes over de liefde, eenzaamheid en het geluk waarnaar eigenlijk iedereen op zoek is.


Do-The-Undo
, afkomstig van de gelijknamige band, is een gevarieerde plaat. Naast soft- en poprock is er ook veel country en blues hoorbaar. Ook is er tussen al de rustige nummers een aantal ietwat ruigere songs te bespeuren. Maar zelfs de distortioneffecten van de gitaren op deze tracks, kunnen de relaxte gemoedsrust die deze plaat oproept niet doen verminderen. Dit is zo’n typische plaat die ik opzet wanneer ik alleen ben. Wanneer ik in een tijd van drukte en snelheid even wat gas terug wil nemen om te ontspannen. Do-The-Undo biedt mij met deze plaat de mogelijkheid.

Back to the sixties

~

De sound doet denken aan de pop zoals die in de jaren zestig werd gemaakt, heel relaxed, veel hoge tonen en een geruststellende stem die in a split second van zeer laag naar zeer hoog kan gaan. Ook zijn er volop vrolijke deuntjes, die, heel onweerstaanbaar, niet uit het hoofd zijn weg te krijgen. Het zijn kenmerken die ook te horen waren bij Daryll-Ann, een band met Anne Soldaat als liedjesschrijver en gitarist. Daryll-Ann heeft vele successen in Nederland behaald, maar een echte doorbraak bleef uit en er kwam een breuk in de gelederen.

Die andere van Daryll-Ann

Toch werd Daryll-Ann in de jaren negentig gezien als de hoop en belofte van het Nederlandse muziekaanbod. Naast Anne Soldaat bepaalde toenmalige zanger Jelle Paulusma voor een groot deel de sound. Ook hij is op het moment bezig met een nieuw project. Paulusma is de psychedelische weg ingeslagen, waardoor zijn liedjes een tikkeltje donkerder aanvoelen dan die van Soldaat. In september dit jaar staat ons van hem een nieuw album te wachten. De werktitel is We’re still here.

De belofte

~

Nu is het aan Do-The-Undo om ons te geven wat Nederland na het opbreken van Daryll-Ann heeft moeten missen. Tuurlijk hebben we een Blöf of een Racoon. Maar de mooie liedjes zoals we die van Daryll-Ann kennen, hebben we niet meer mogen horen. Het is het gevoel dat ik krijg op het moment dat ik zo’n nummer hoor. Ja. De belofte waar Soldaat deel vanuit maakte, is weer terug, maar dan in de vorm van Do-The-Undo.

Geen verveling

Het Nederlandse indielabel Excelsior heeft Do-The-Undo onder contract, hetzelfde label van Spinvis en Johan, waarop overigens ook Daryll-Ann uitkwam. Zij hebben 22 januari het debuutalbum Do-The-Undo van Do-The-Undo uitgebracht, een album waar ruim twee jaar aan is gewerkt. Dit gegeven is zeker terug te horen in de nummers, ze klinken af, zowel tekstueel als muzikaal. Want eerlijk is eerlijk, het resultaat mag er zijn! Zelfs na een aantal keer luisteren.

Boeken / Fictie

Zelfdestructie als metafoor voor intens leven

recensie: Abdelkader Benali - Feldman en ik

Verlies van ‘het menselijke’ als gevolg van technologische vooruitgang is al decennia lang koren op de molen van sciencefiction schrijvers. Wie bekend is met de sf-serie Star Trek haalt bij deze gedachte The Borg voor de geest: een emotieloos half organisch, half mechanisch volk dat elk wezen dat het tegen komt assimileert en tot willoos onderdeel maakt van het collectief. De verbeelding van het post-humane tijdperk in Abdelkader Benali’s nieuwste roman, Feldman en ik, voltrekt zich tegen de achtergrond van een recentere toekomst en is daardoor des te indringender.

Het probleem van Feldman en ik is het ontbreken van een helder perspectief. Al snel wordt duidelijk dat de verteller, Andes Miskin, waanzinnig is. Benali zet hiermee het verhaal vanaf de eerste bladzijde op losse schroeven: zijn de beschreven gebeurtenissen echt, of zijn ze ontsproten aan de ontspoorde geest van Andes? Terwijl nieuwe mysteries zich blijven opwerpen, blijven antwoorden uit. De voorsprong van een relatief herkenbaar decor, waartegen de gebeurtenissen zich afschilderen, wordt door de onbetrouwbaarheid van de verteller aan het wankelen gebracht.

Pragmatisme

In de nabije toekomst waar Andes Miskin in leeft is de maakbaarheid van mens en maatschappij (‘De Unie’) een voldongen feit. Plastische chirurgie en orgaantransplantaties zijn onderdeel van het dagelijks bestaan, ziekte komt bijna niet meer voor. Disfunctionele organen worden voor gezonde ingeruild, wie niet tevreden is over zijn voeten besteld een paar nieuwe of vervangt ze door kunstmatige exemplaren, want “die zijn net zo goed als de echte.” In deze kunstmatige biotoop is alleen ruimte voor de ratio. Als gevolg hiervan is al het emotionele verdrongen, intimiteit bestaat niet meer. Alle elementen die het mensenleven inkleuren zijn het gevolg van pragmatische keuzes, tot de ouders aan toe.

Boezemvrienden Andes Miskin en Maxime Feldman weigeren deel te nemen aan het marionettenspel van ‘De Unie’. De inwisselbaarheid van lichaamsdelen staat voor hen gelijk aan het verlies van menselijkheid. Ze besluiten dat ziekte de enige manier is om te onkomen aan het juk van handelaren in lichaamsdelen. Een verziekt lichaam verliest snel zijn waarde. Andes: “Ik zal alles in het werk stellen om ziek te worden.” Geen eenvoudige opgave in een wereld waarin overheidsspionnen burgers nauwlettend in de gaten houden bij het geringste vermoeden van verzet. Feldman zegt Andes in de toekomst te willen helpen in zijn queste door een exotisch gif te bemachtigen dat zijn ziekte zal verzekeren.

Het verbond tussen Feldman en Andes wordt echter voortijdig verbroken. Nadat Feldman de echtgenote van een professor bezwangert en zichzelf genoodzaakt ziet om naar het buitenland te vertrekken ontvangt Andes het nieuws dat zijn ‘broeder’ tijdens een expeditie in het regenwoud van Maleisië is gestorven. Andes conformeert zich aan de maatschappelijke gang van zaken en maakt carrière als jurist.

Handelen zonder motief

Het daadwerkelijke verhaal begint op het moment dat Andes – twee jaar na het overlijdensbericht van Feldman – een brief ontvangt, die onmiskenbaar in het handschrift van zijn doodgewaande vriend is geadresseerd. Met deze mysterieuze gebeurtenis begint ook meteen het onverklaarbare handelen van Andes: hij laat de brief gesloten. “Er liep een rilling over mijn rug en ik besloot, in een opwelling, het epistel niet te openen. Tot mijn eigen verbazing, want normaal gesproken zou ik hem van opwinding meteen hebben opengescheurd, zo blij was ik altijd met een brief.”

Andes herinnert zich de belofte van zijn bloedbroeder en raakt bezeten van de gedachte dat de gesloten brief het gif bevat, waardoor hij ziek kan worden en kan ontsnappen uit de door perfectie gereguleerde maatschappij. Wat volgt is een reeks bizarre destructieve handelingen waarmee Andes doelbewust alle banden met de werkelijkheid verbreekt: zijn werk, zijn familie en uiteindelijk ook zijn lichaam – door zijn eigen penis af te snijden. Zelfdestructie is verworden tot een metafoor voor intens leven. Benali geeft zijn orgie van waanzin nog een extra dimensie door de lezer aan het twijfelen te brengen over het bestaan van Maxime Feldman: misschien zijn Andes en hij wel dezelfde persoon?

Schijnbare opheldering

In het tweede deel verschuift het perspectief naar Maxime Feldman, die dus wel degelijk lijkt te bestaan. De introductie van Feldman geeft de hoop dat opheldering spoedig zal komen: “In het vliegtuig, dat nog geen aanstalten maakte om te landen, sloeg ik het boek Het raadselachtige verhaal van de pop met een zucht van verbazing en opluchting dicht.” Na 216 bladzijden vol onnavolgbare gebeurtenissen is de behoefte aan deze ‘zucht van verbazing en opluchting’ groot. Even lijkt Benali ons hierin tegemoet te komen als Feldman oprecht verbaasd blijkt over het bizarre handelen van zijn vriend: “Het leek alsof een demon van jou bezit had genomen, jou had aangespoord deze rottigheid uit te halen.” Maar binnen een mum van tijd ligt ook Feldman in de clinch met de ratio om uiteindelijk dezelfde gemoedstoestand te bereiken als zijn oude vriend. Alle onzekerheden worden opnieuw opgerakeld.

Ook de vraag of Feldman en Andes een en dezelfde persoon zijn doemt weer op. “Wat als ik een tweede Andes ben?”, zegt Feldman tegen Andes’ verzorger. Verwarring alom, terug bij af. De teloorgang van ‘het eigene’ is een belangrijk thema voor Benali zo bleek al uit diens eerdere roman Laat het morgen mooi weer zijn. Ook dit werk draait om het ontbreken van authenciteit. Kenmerkend aan de hoofdpersoon in dit verhaal, Malik Ben, is echter dat hij uiteindelijk niets onderneemt om zijn statische geestestoestand te doorbreken. In zekere zin lijken de hoofdpersonen uit Feldman en ik een reactie op de passiviteit van Malik Ben. Zij gaan tot het uiterste om te ontkomen aan ‘de tirannie van het dagelijks bestaan.’

Eigenheid

De brei aan mysteries en raadselachtigheden waaruit Feldman en ik bestaat is niet zozeer een sluitende aanklacht tegen de ideologische koers die de moderne westerse maatschappij vaart, maar eerder een ontwapenend epistel waarin Benali zijn gedachten over en angsten voor de toekomst de vrije loop laat. Hij probeert geen sluitende antwoorden te geven, maar maakt de lezer deelgenoot van zijn eigen verwarring. Feldman en ik is een gedurfde roman waarin Benali bewijst zijn eigenheid niet te verloochenen. Helaas gaat dit ten koste van een helder kader en uiteindelijk de lezer. Ik sloeg dit raadselachtige boek dan ook niet dicht met een zucht van verbazing en opluchting, maar met een vloek van verwarring en frustratie.

Theater / Voorstelling

Pim Fortuyn daalt neer in Schiedam

recensie: Theaterbureau Grünfeld - Fortuyn

Hij was een van de meest opvallende mensen uit de recente Nederlandse geschiedenis. In alle lagen van de samenleving maakte hij heftige reacties los: voor de een was hij de messias, terwijl de ander rechts extremisme in zijn gevaarlijkste vorm waarnam. Pim Fortuyn is vermoord op 6 mei 2002, na afloop van een radiointerview. Zijn publieke optreden als eigenzinnig denker en geniaal acteur is hem fataal geworden.

Acteur Helmert Woudenberg brengt nu een eerbetoon – hoewel het zo niet mag heten – aan ‘Pim’. In de voorstelling, eenvoudigweg Fortuyn geheten, vertelt de acteur in chronologische volgorde zijn levensverhaal. Daarbij wordt gepsychologiseer – bij voorkeur van de koude grond – geenszins geschuwd. We leren Fortuyns moeder kennen als een vrijdenkster die verandering nastreefde, en die zich niet liet kisten door het establishment. Zijn vader staat daar tegenover als iemand die vooral de lieve vrede bewaarde. Vader hanteerde meer het poldermodel, zogezegd. Het laat zich raden naar wie Fortuyns liefde uitging. Fortuyn zelf wordt door Woudenberg gepresenteerd als het buitenbeentje dat nergens werd geaccepteerd – in zijn familie, op school, tijdens zijn wetenschappelijke carrière, in de liefde en in de politiek: altijd weer werd hij gemeden, uitgekotst, weggepest.

Neergedaalde messias

~


De première van het stuk was afgelopen vrijdag in Schiedam. Daarbij waren broers en oud partijleden van Fortuyn aanwezig – en voor het merendeel van de bezoekers leek de bijeenkomst vooral een reünie. Zo liep (hé Henk, ben je er ook’) het begin (‘Ach, hoe gaat het nu? Last van je lever? Gewoon lekker doordrinken hoor’) nogal vertraging op (‘Jij ook nog een gelukkig nieuw jaar gewenst!’) doordat mensen niet hun plaatsen, maar vooral elkaar opzochten.

Een glimp van Fortuyn straalde in Schiedam af op Woudenberg, die sterk aan de politicus Fortuyn deed denken zonder in persiflage of maniertjes te vervallen. Tijdens de voorstelling werden zelfs volop fototoestellen tevoorschijn gehaald, en tijdens een toast na afloop in de foyer, stelde een kordate vrouw hem gerust: “Dit keer krijg je geen taart hoor”, verwijzend naar de met poep en kots gevulde taarten die Fortuyn tijdens een persconferentie over zich kreeg uitgesmeerd. Woudenberg was voor een avond een beetje Pim – de neergedaalde messias.

Shoppen

~


Het is typerend voor zowel het publiek als de voorstelling: Fortuyn is geen groots kunstwerk met diepere lagen en meervoudige betekenissen. Wel is Fortuyn een goed geacteerde en sterk vertelde voorstelling. Doordat Woudenberg het verhaal als een chronologische geschiedenis vertelt, wordt het evenwel te oppervlakkig, maar het publiek herkent er veel in. Hoewel: er wordt naar hartelust geshopt: de homo-erotische passages laten de meesten langs zich afglijden (of worden benut om nog maar eens een foto of dertig te schieten), maar zodra er weer de ‘Pim’ staat die zo bewonderd werd, veert de zaal op.

Voor iedereen die ‘Pim’ kende – of meende te te kennen – vertelt Woudenberg een aangrijpend verhaal – er werd althans menig traantje weggepinkt in Schiedam. Verder was Ik, Pim als titel misschien passender geweest. Hoewel goed gespeeld biedt de avond niet veel meer dan het geromantiseerde en gepsychologiseerde levensverhaal van Fortuyn – en dat had hij zelf vast boeiender verteld.

Fortuyn is nog te zien tot en met 15 mei. Klik hier voor meer informatie

Theater / Voorstelling

Bloedstollende vertelling over eerwraak

recensie: Stichting Female Economy i.s.m. Bos Theaterproducties - Is.Man

De spraakmakende theaterproductie De gesluierde monologen, over moslimvrouwen en seksualiteit, tourt momenteel met succes door het buitenland. Nu lost theatermaker Adelheid Roosen met de voorstelling Is.man de belofte in om ook de moslimman op het toneel een stem te geven.

Hoog op het podium hangen meterslange jurken aan kleerhangers. Het zijn de vrouwen die geen stem hebben binnen een door mannen gedomineerde gemeenschap, slachtoffers van een diepgewortelde traditie. Vrouwen die vermoord zijn door hun vader, broer of man om de familie-eer te redden: Is.man gaat over eerwraak.

Weerzin en ongeloof

~


‘Ik wil mij uitleggen’ zegt de dader aan het begin van zijn verhaal. Wat volgt is een bloedstollende monoloog die weerzin teweeg brengt, ongeloof. Hoe kan iemand zijn eigen kind ombrengen? Het is het verhaal van het onschuldige kind Groenoog dat dwars door haar vader heen kijkt. Er wordt verteld over haar moeder die buiten haar schuld de familie-eer bezoedelt en daar op een gruwelijke manier voor moet boeten. Het opmerkelijke van deze theatertekst zit hem in wat de man -die door zijn vader tot deze daad is aangezet- nog meer verteld. Zonder dat Roosen een misdaad goedpraat, laat ze de dader een beeld schetsen van de achtergrond waartegen deze daad tot stand is gekomen. De immense druk die familie en gemeenschap op de man uitoefenen. Het web van intriges en beschuldigingen waarin de dader verstrikt raakt, maar ook hoe het Nederlands Justitieel apparaat geen enkele vat krijgt op dit cultureel verschijnsel. Wat acteur Youssef Idilbi in zijn opmerkelijk heldere vertolking vooral naar voren brengt is de onontkoombaarheid van deze gruweldaad. Is er door de gemeenschap eenmaal besloten tot deze daad, dan zal zij uitgevoerd worden.

Hoop op uitbanning

~


Een zingende muzikant en een derwisjdanser voegen op eigenzinnige wijze iets toe aan het toneelbeeld en de sfeer. Vooral de aanwezigheid van de muzikant is krachtig. Toch schort aan de vorm van Is.man het een en ander. Naast Idilbi is een amateurrol weggelegd voor een heuse Turkse adviseur culturele diversiteitsvraagstukken. Waarom deze gelegenheidsacteur, die bijna de hele voorstelling met de rug naar de zaal zit, aan deze productie is toegevoegd, is een raadsel. Idilbi richt in zijn monoloog als zoon weliswaar een aantal keer het woord tot deze vader, maar omdat de man zich pas helemaal aan het eind tot de zaal richt roept deze figuur een gevoel van overbodigheid over zich af. Zo krijgt de naar ons toegekeerde rug zelfs iets van een stoorzender.

Mooi is wel weer hoe aan het eind van de voorstelling de hoop op uitbanning van de eerwraaktraditie zichtbaar wordt. Het broertje van de vermoorde Groenoog stelt vragen. Waarom is zijn zusje dood, wat deed zijn moeder verkeerd? Niet bevredigd door de antwoorden neemt hij de rol van zijn vader over in het familieberaad. Maar wel met een nieuwe insteek. Zijn andere zusje blijft hoe dan ook leven, familie-eer of niet.

Tournee t/m 11 april 2007. Kijk
hier
voor meer informatie.

Muziek / Album

Veteranen van de Nederlandse Underground op punt van doorbreken

recensie: Green Hornet - So Much to Give

.

Foto: Henx
Foto: Henx

Om een goed beeld te krijgen van hoe het ooit allemaal is begonnen moeten we terug naar het begin van de jaren negentig. Hoofdrolspelers Andre Dodde, Koos Borg en Olaf Veenstra kennen elkaar van de undergroundscene rond poppodium Vera. Als het verhaal van Green Hornet begint, maakt Dodde nog deel uit van de legendarische sixties-partyband The Firebirds, opgericht in 1991. The Firebirds genieten op dat moment landelijke bekendheid met hun instrumentale surf- en garagerock, waarmee ze onder andere in het voorprogramma staan van Dick Dale en The Trebble Spankers. Drummer Koos Borg speelt dan in garagerockformatie The Beavers en gitarist Olaf Veenstra maakt deel uit van Kleg, een ietwat vreemd avant-garde experiment dat begint met acht gitaristen, vier saxofonisten, een bassist en een drummer. Green Hornet is voor alle drie een hobbyproject. In de loop der jaren verandert die status echter en tegenwoordig staan andere groepen zoals The Beavers op het tweede plan: Green Hornet is de band waar het Borg, Veenstra en Dodde om is te doen. Na een album bij Transformed Dreams, de registratie van een concert met Andre Williams bij Norton en een plaat bij My First Sonny Weismuller, zijn de Groningers nu eindelijk toe aan een volgende stap.

Livemuziek

De keus voor Excelsior is dan op het eerste gezicht een beetje vreemd. Van oudsher richt het label zich immers op brave Beatlesque pop, ik noem een Johan en een Daryll-Ann. Gelukkig hebben ze bij Excelsior ook ingezien dat er meer is, getuige de nieuwe cd’s van Under Byen, El Pino & The Volunteers en zZz. Van de vuile psychedelica van zZz naar de smerige, ronkende garagerock met orgel van Green Hornet is vervolgens slechts een kleine stap. Maar of Green Hornet met dit album net zoveel indruk gaat maken als zZz met haar debuutalbum valt nog te bezien: rond zZz hangt al sinds het begin een soort aura van onsterfelijkheid, iets dat Green Hornet duidelijk mist. Wat Green Hornet wel heeft, is een mooie nieuwe cd met daarop twaalf wilde, broeierige southern-rocksongs waarin de liefde voor bands als The Cramps, The Oblivians, (Jon Spencer) Blues Explosion, Boss Hog en The Rolling Stones duidelijk terug te horen is. Soulvolle, bezwerende gitaarrock met daaroverheen warme, hypnotiserende orgelklanken, afgemaakt door de quasi-nonchalante vocalen van Veenstra: dat is Green Hornet. Eigenwijs als ze zijn, hebben ze de basgitaar ingeruild voor orgel en harmonica. Deze muziek zal het naar verwachting vooral live goed doen, in kleine, donkere zalen waar de alcohol rijkelijk vloeit en de sigarettendamp goed zicht belemmert. Luister je So Much to Give via de stereo of de computer, dan mist er toch iets. Dat zit hem vooral in de interactie tussen band en publiek, voor de muziek van Green Hornet vrij essentieel. Voor zZz geldt in principe hetzelfde: ook die muziek moet je live horen, voelen, ondergaan. Desondanks is So Much to Give zeer zeker de moeite waard.

Het enige smetje op deze cd is het ontbreken van de geweldige Deutsch-Amerikanische Freundschaft (DAF)-cover Der Mussolini, een nummer dat wel present was op de vorig jaar verschenen sampler van Subroutine Records. Ik meen dat Green Hornet de mannen van Subroutine heeft beloofd dat het nummer alleen op hun sampler zou verschijnen. Het zij ze vergeven. Ook zonder Der Mussolini is So Much to Give een erg mooi visitekaartje. De toegangsdeuren tot de nationale podia zijn inmiddels geopend. De eerste dertien shows staan op het moment van schrijven van deze recensie al gepland, onder andere een optreden op Eurosonic!

Film / Films

Romeo en Julia in de periferie

recensie: La Petite Jérusalem

Met een shot dat doet denken aan Kassovitzs La Haine slingert regisseur Karin Albou ons de film in: de camera vliegt langs filosofiestudente Laura (Fanny Valette) en van daaruit zweven we over de joodse wijk La Petite Jérusalem in Parijs. Een slechte buurt, net als alle Parijse voorsteden, als we de berichtgeving mogen geloven. ’s Avonds op straat ben je je leven niet zeker, en op klaarlichte dag kun je zomaar tegen een pogrom aanlopen.

~

Laura woont wel in die wijk, maar houdt zich niet bezig met de verslechterende situatie. Het is al moeilijk genoeg haar Tunesische working class familie uit haar kamer te houden. Haar orthodox-joodse gezinsleden worden een beetje zenuwachtig van Laura’s gedweep met Immanuel Kant, de bekende filosoof, wiens werk aanmoedigt tot vrij en onafhankelijk denken. Het dweepzieke heeft Laura van geen vreemde: zus Mathilde (Elsa Zilberstein) kent geen ander gespreksonderwerp dan de Thora, en moeder (Sonia Tahar) probeert Laura koste wat kost te koppelen aan die leuke co-assistent.

Dwepen met Kant

“Ik wil geen romanticus zijn”, zegt Laura nog, maar je hebt het niet altijd voor het kiezen. Ze is direct verkocht als ze de mysterieuze Djamel (Hédi Tillette de Clermont-Tonerre) ziet tijdens haar vaste avondwandeling (dat dwepen met wandelfanaat Kant is soms een beetje gekunsteld, maar zo’n type is Laura nu eenmaal). Verder dan een uitgebreide baltsdans kan de verkikkerdheid natuurlijk niet gaan, want Djamel is moslim, en illegaal en wat dies meer zij. Even dreigt het Romeo en Julia in de banlieue te worden.

~

Gelukkig houdt regisseur Albou genoeg ballen in de lucht om eenzijdigheid te voorkomen, niet voor niets won La Petite Jérusalem in 2005 een belangrijke scriptprijs in Cannes. Laura heeft meer problemen dan de liefde alleen, en ook de roestige relatie tussen zus Mathilde en haar man Ariel (Bruno Todeschini) komt uitgebreid aan bod. Vooral Mathilde lijdt onder (haar eigen strikte interpretatie van) de joodse wet – en dus zoekt Ariel ’t bij een andere vrouw. Waarna Albou kan schmieren met een prachtige scène over de regels en vrijheden binnen het joodse geloof: een gesprek met een vertrouwensmevrouw is zo in- en inmenselijk dat je wel wilt zingen.

Wie zinnelijke cinematografie, geheimzinnige beelden en sprongen in de tijd verdraagt, kan zich hier niet aan vertillen. Maar de film kabbelt een aantal zeer emotionele weken of maanden mee met het gezin – dus wellicht is La Petite Jérusalem niet geschikt voor de formuleminnende medekijker.