Theater / Voorstelling

De artistieke blootstelling van de mens

recensie: Toneelgroep Oostpool - Allemaal mensen

Wat zie je als je naar anderen kijkt? Misschien heb je bepaalde hokjes al paraat, net als anderen voor jou. Maar wat als je je niet met die hokjes identificeert? ‘Fuck, die hokjes’ dacht regisseur Marcus Azzini toen hij Allemaal mensen maakte. Met zijn nieuwe voorstelling omarmt hij de diversiteit van mensen en laat hij de spelers hun persoonlijke verhaal doen. Dat levert zowel veel hilariteit en bloedeerlijke relazen als chaos en ongemakkelijke situaties op.

De spelers staren onrustig naar het publiek. Hun ogen schieten nieuwsgierig op en neer; het is alsof de binnenkomende toeschouwers de interessante verschijning binnen de theaterzaal vormen. De veertien spelers zitten op diverse stoelen – een verwijzing naar hun eigen diversiteit? – achter elkaar op het podium. Links naast hen staat een smetteloos witte partytent. Het is op zijn zachtst gezegd een sober decor te noemen naast het energieke spel van de acteurs. Al vanaf het eerste moment voel je als toeschouwer een soort ongemak, die naar het einde toe steeds meer de overhand krijgt. Er vallen soms net iets te lange stiltes, waardoor je het gevoel hebt dat je niet alleen maar aanschouwer bent van dit toneelstuk, maar ook geacht wordt te reageren. Dat voorgevoel wordt al snel bevestigd.

Nadat Gery Mendes de voorstelling opent met een rapachtig lied, stellen de acteurs zich voor. Of beter gezegd: de acteurs willen meteen van het publiek weten hoe over hen wordt gedacht. Zo is Casper Nusselder de bink, Joy Delima mooi en is Florian Myjer – in de ogen van het publiek – een rijke homo. Openhartig haar mening verkondigen, komt het publiek duur te staan. Bezoeker van de voorstelling Pieter, slachtoffer op de eerste rij, wordt het podium op gedirigeerd. Eerste indruk die de zaal heeft van Pieter? ‘‘De vader van Florian’’, schalt het door de zaal, afgaand op zijn chique jasje en blinkende herenschoenen.

Na deze luchtige publieksparticipatie, gaan de spelers in op de repetities die aan de voorstelling vooraf zijn gegaan. De afgelopen weken moesten ze in koppels een intensieve briefwisseling onderhouden om elkaar beter te leren kennen. De brieven en de repetities vormden het materiaal voor de voorstelling, waarin de spelers elkaar goed leerden kennen. Ook worden er repetities nagespeeld, zoals van een repetitie waarin Annica Muller met de groep een ‘fontein’ wilde naspelen en dit resulteerde in complete chaos.

Daarnaast worden grappen over vooroordelen en racisme tot in het uiterste geridiculiseerd door Rabbi Jallo en Kendrick Etmon. Milou van Duijnhoven vertelt vervolgens – tot groot medelijden van het publiek – hoe ze altijd voor jongen wordt gehouden. En tussendoor, wat ongetwijfeld de zaal het meest doet stilvallen, ontroeren zowel Rick Paul van Mulligen en Florian Myjer met hun verhaal. Zo vertelt Rick Paul openlijk welke tol hij moet ‘betalen’ om als getrouwde, homoseksuele man een zoon te hebben. De verhalen van de spelers komen oprecht over en raken de toeschouwers duidelijk. Juist die moed waarmee iedere acteur zijn relaas houdt, maakt dat je met zoveel respect blijft opkijken naar het veertienkoppig toneelgezelschap.

Tot aan het bittere einde

Hoe puur en eerlijk de teksten van de spelers in de voorstelling ook overkomen, aan het einde verwordt de voorstelling tot een jammerlijke, te ver doorgetrokken artistieke warboel. Kleren vliegen uit en de toevoeging van de naakte lichamen van de acteurs komen nietszeggend en plat over. Bovendien is het ongemak waarmee de toeschouwer wordt opgezadeld uitgegroeid tot iets aanstootgevends. Door de ongemakkelijke vertoningen op het podium en de stilte die onaangenaam heerst in combinatie met lelijke, onnozele camerabeelden (die in de voorstelling worden gemaakt en getoond) is het (pas echt) de kunst om niet de zaal uit te rennen. Wanneer het einde daadwerkelijk zijn intrede doet, spoken niet vragen als ‘Waarom tonen mensen geen respect voor elkaars ongelijkheid en diversiteit?’ door het hoofd, maar ‘Waarom in godsnaam?’ en ‘Wat voegen al die ongebreidelde, zogenaamd kunstzinnige uitspattingen toe?’. Het lijkt een beetje alsof een cursus in ‘Meer zelfvertrouwen en respect in de medemens’ stilaan is veranderd in een tenenkrommende cursus ‘Laat je kunstzinnige ik zegevieren’. Gelukkig maar dat de acteurs op het laatste moment ook weer omslaan in grappen en grollen, alsof ze zelf ook de draak steken met hun eigenaardige show. Dat alles maakt dat je vooral verbijsterd achterblijft en jezelf afvraagt of het nu vreselijk abnormaal of meesterlijk geweldig was.