Tag Archief van: landscape

Film / Films

Lauwe lofzang op romantische wispelturigheid

recensie: Ryan's Daughter (Special Edition)

Met het uitbrengen van een uitgebreide dvd-versie van Ryan’s Daughter heeft Warner Home Video de keuze gemaakt om een ‘klassieker’ uit de vergetelheid te ontrekken. De vraag is of David Leans langdradige en voorspelbare film deze speciale behandeling verdient.

De Britse Regisseur David Lean werd bekend met films naar romans van Charles Dickens en het romantische, maar gereserveerde Brief Encounter (1947). Met films als Bridge on the river Kwai (1957) en Lawrence of Arabia (1962) maakte Lean films die met hun exotische locaties en spectaculaire scènes grote kaskrakers werden. Het toppunt van deze reeks was Doctor Zhivago (1965), waar Lean de sentimentele romantiek verkoos boven het uitbeelden van de juiste historische context. De film werd zijn grootste commerciële succes en daarmee werd de basis gelegd voor Ryan’s Daughter. Lean kreeg van MGM vrij spel, wat resulteerde in een lange en moeizame productie.

Lege escapades

Ryan’s Daughter speelt zich af in een klein Iers vissersdorpje tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ierland is nog een deel van Groot-Brittannië en Ierse onafhankelijkheidsstrijders proberen zich klaar te maken voor een opstand. Deze achtergrond vormt de flinterdunne basis voor een voorspelbare romance tussen een onervaren Iers meisje en een Britse officier. Rosy Ryan (Sarah Miles) is na haar huwelijk met een verlegen leraar (Robert Mitchum) ontevreden over zijn seksuele gereserveerdheid. Met de komst van een knappe Engelse officier (Christopher Young) lijkt Rosy’s passie al snel te worden aangewakkerd, met alle gevolgen van dien.

~

Sarah Miles probeert als Rosy nog het meest te maken van een rol die te weinig ontwikkeling heeft. Ze valt voornamelijk terug op het gebruik van haar onschuldige gezicht en reeënogen om de dubbelzinnige onschuld van Rosy te illustreren. De rol van Young illustreert mooi hoe slordig men te werk ging met de casting. Lean viel op Youngs uiterlijk, maar hij bleek al snel vanwege zijn Amerikaanse accent niet geschikt te zijn voor zijn rol als een Britse officier. Zijn stem werd nagesynchroniseerd en zijn teksten werden flink ingeperkt. Youngs aanwezigheid is daardoor extra vervreemdend, gezien hij vaak zwijgend in het monotone Ierse landschap staat.

Verouderd vakmanschap

Ryan’s Daughter was het idee van Lean en scenarioschrijver Robert Bolt (die al eerder met Lean had samengewerkt en met Sarah Miles getrouwd was). Flauberts roman Madame Bovary werd als uitgangspunt genomen, maar eigenlijk is daar niets van terug te zien. Ryan’s Daughter vervalt al snel in platte stereotyperingen, romantische platitudes en ongegeneerde mooifilmerij. De film werkt niet als historisch drama of als liefdesverhaal, ondanks een duur van meer dan drie uur.

Er is ook een mate van onzekerheid besloten in de vreemde opbouw van de film. Lean opent met een lange ouverture, vervolgens wordt de film in tweeën gesplitst door een intermission en sluit de film af met exit music zonder aftiteling. Deze manier van presenteren was gebruikelijk voor lange epische films, maar op de dvd komt het effect anachronistisch over. Ook toont het een mate van pretentie, alsof Lean terug wilde vallen op een klassieke opbouw om zijn film een serieuze vorm te geven in een tijd waarin films moderner en rauwer werden.

Onzekerheid

Ryan’s Daughter staat misschien nog het meest symbool voor Leans onzekerheid als regisseur. Het is misschien ook niet vreemd dat hij na de slechte kritische ontvangst van de film besloot om tot A Passage to India uit 1984 geen films meer te maken. Leans erfenis ligt voornamelijk in de blauwdruk voor de grootse commerciële spektakelfilm die hij heeft geleverd. Met Ryan’s Daughter is zijn onderliggende thematische wispelturigheid merkbaar, naarmate het mooie camerawerk, de opzwellende muziek en het melodramatische acteerwerk een leeg en voorspelbaar verhaal niet meer kunnen redden van de groeiende onverschilligheid van de toeschouwer.

De bijgevoegde documentaires proberen de reputatie van de film nog enigszins te redden door het te laten zien als een vergeten en verguisd meesterwerk in een belangrijk oeuvre. Regisseur John Boorman vat het in een bijgevoegd interview misschien nog het beste samen: Lean wou van een simpel gegeven een grootse film maken terwijl het beter was geweest om het thema op een kleinschalige manier te benaderen. Helaas geven de bijgevoegde documentaires geen verdere info over het gerucht dat Robert Mitchum marihuana teelde op de set. Maar op het audio-commentaar van Sarah Miles is er wel een vreemde roddel over hoe Lean, Miles eigenlijk in gedachten had voor de rol van Lara in Doctor Zhivago; een rol die uiteindelijk naar Julie Christie ging.

Film / Films

Lauwe lofzang op romantische wispelturigheid

recensie: Ryan's Daughter (Special Edition)

Met het uitbrengen van een uitgebreide dvd-versie van Ryan’s Daughter heeft Warner Home Video de keuze gemaakt om een ‘klassieker’ uit de vergetelheid te ontrekken. De vraag is of David Leans langdradige en voorspelbare film deze speciale behandeling verdient.

De Britse Regisseur David Lean werd bekend met films naar romans van Charles Dickens en het romantische, maar gereserveerde Brief Encounter (1947). Met films als Bridge on the river Kwai (1957) en Lawrence of Arabia (1962) maakte Lean films die met hun exotische locaties en spectaculaire scènes grote kaskrakers werden. Het toppunt van deze reeks was Doctor Zhivago (1965), waar Lean de sentimentele romantiek verkoos boven het uitbeelden van de juiste historische context. De film werd zijn grootste commerciële succes en daarmee werd de basis gelegd voor Ryan’s Daughter. Lean kreeg van MGM vrij spel, wat resulteerde in een lange en moeizame productie.

Lege escapades

Ryan’s Daughter speelt zich af in een klein Iers vissersdorpje tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ierland is nog een deel van Groot-Brittannië en Ierse onafhankelijkheidsstrijders proberen zich klaar te maken voor een opstand. Deze achtergrond vormt de flinterdunne basis voor een voorspelbare romance tussen een onervaren Iers meisje en een Britse officier. Rosy Ryan (Sarah Miles) is na haar huwelijk met een verlegen leraar (Robert Mitchum) ontevreden over zijn seksuele gereserveerdheid. Met de komst van een knappe Engelse officier (Christopher Young) lijkt Rosy’s passie al snel te worden aangewakkerd, met alle gevolgen van dien.

~

Sarah Miles probeert als Rosy nog het meest te maken van een rol die te weinig ontwikkeling heeft. Ze valt voornamelijk terug op het gebruik van haar onschuldige gezicht en reeënogen om de dubbelzinnige onschuld van Rosy te illustreren. De rol van Young illustreert mooi hoe slordig men te werk ging met de casting. Lean viel op Youngs uiterlijk, maar hij bleek al snel vanwege zijn Amerikaanse accent niet geschikt te zijn voor zijn rol als een Britse officier. Zijn stem werd nagesynchroniseerd en zijn teksten werden flink ingeperkt. Youngs aanwezigheid is daardoor extra vervreemdend, gezien hij vaak zwijgend in het monotone Ierse landschap staat.

Verouderd vakmanschap

Ryan’s Daughter was het idee van Lean en scenarioschrijver Robert Bolt (die al eerder met Lean had samengewerkt en met Sarah Miles getrouwd was). Flauberts roman Madame Bovary werd als uitgangspunt genomen, maar eigenlijk is daar niets van terug te zien. Ryan’s Daughter vervalt al snel in platte stereotyperingen, romantische platitudes en ongegeneerde mooifilmerij. De film werkt niet als historisch drama of als liefdesverhaal, ondanks een duur van meer dan drie uur.

Er is ook een mate van onzekerheid besloten in de vreemde opbouw van de film. Lean opent met een lange ouverture, vervolgens wordt de film in tweeën gesplitst door een intermission en sluit de film af met exit music zonder aftiteling. Deze manier van presenteren was gebruikelijk voor lange epische films, maar op de dvd komt het effect anachronistisch over. Ook toont het een mate van pretentie, alsof Lean terug wilde vallen op een klassieke opbouw om zijn film een serieuze vorm te geven in een tijd waarin films moderner en rauwer werden.

Onzekerheid

Ryan’s Daughter staat misschien nog het meest symbool voor Leans onzekerheid als regisseur. Het is misschien ook niet vreemd dat hij na de slechte kritische ontvangst van de film besloot om tot A Passage to India uit 1984 geen films meer te maken. Leans erfenis ligt voornamelijk in de blauwdruk voor de grootse commerciële spektakelfilm die hij heeft geleverd. Met Ryan’s Daughter is zijn onderliggende thematische wispelturigheid merkbaar, naarmate het mooie camerawerk, de opzwellende muziek en het melodramatische acteerwerk een leeg en voorspelbaar verhaal niet meer kunnen redden van de groeiende onverschilligheid van de toeschouwer.

De bijgevoegde documentaires proberen de reputatie van de film nog enigszins te redden door het te laten zien als een vergeten en verguisd meesterwerk in een belangrijk oeuvre. Regisseur John Boorman vat het in een bijgevoegd interview misschien nog het beste samen: Lean wou van een simpel gegeven een grootse film maken terwijl het beter was geweest om het thema op een kleinschalige manier te benaderen. Helaas geven de bijgevoegde documentaires geen verdere info over het gerucht dat Robert Mitchum marihuana teelde op de set. Maar op het audio-commentaar van Sarah Miles is er wel een vreemde roddel over hoe Lean, Miles eigenlijk in gedachten had voor de rol van Lara in Doctor Zhivago; een rol die uiteindelijk naar Julie Christie ging.

Theater / Voorstelling

Preken voor eigen parochie

recensie: In Exil (Hotel Modern i.s.m. De Noorderlingen)

De jonge acteurs van De Noorderlingen vertellen samen met de poppetjes van Hotel Modern (onder andere bekend van Kamp) het verhaal van asielzoekers in Nederland. Met een voortdurende aaneenschakeling van indringende en indrukwekkende verhalen willen de makers de onrechtvaardigheid van het Nederlandse asielbeleid blootleggen. Dat lukt ten dele: In Exil zet niet aan tot denken, maar preekt vooral voor eigen parochie.

Hotel Modern is bekend van de prachtige live-animaties waarmee bijvoorbeeld vorig jaar in de voorstelling Kamp op bijzondere wijze leven en dood in Auschwitz werd getoond. Knap gemaakte maquettes werden gefilmd met kleine cameraatjes en zo werd het verhaal geprojecteerd op een groot doek. Voor In Exil is een samenwerking met de Groningse toneelgroep De Noorderlingen aangegaan, waardoor de live-animaties niet de hoofdmoot vormen, maar vooral fungeren als verbeelding van de gespeelde verhalen.

Schaduwspel

~


Wanneer bijvoorbeeld drie van de zeven jonge Groningse acteurs, zich inbeeldend Afrikaanse vluchtelingen te zijn, vertellen over de barre tocht naar Europa, verzorgt het overige deel van de acteurs de bijbehorende animaties. Door gefilmd en geprojecteerd schaduwspel zien we een boompje, een jeep en een boot vol gaten. Als de boot omslaat, geeft doorzichtig blauw vliegerpapier tussen de camera en de schimmen het geheel de kleur van de zee. Dat alles gebeurt niet netjes achter de schermen, maar gewoon op het podium, zoals ook de technische man een prominente plaats op het podium heeft. Dat geeft In Exil een bijzondere vorm, waarbij alle theatrale en technische foefjes worden getoond.

Tranentrekker

Het is een verstandige keuze geweest: de in In Exil vertelde verhalen zijn allemaal zo schrijnend, schokkend en sentimenteel, dat een gladde vormgeving het geheel tot een tranentrekker had gemaakt. In een nagesprek verklaarde Noorderlingen-regisseur Guido Kleene dat het huidige asielbeleid hem niet zint. Zo vertelt hij over een meisje dat bij een aanslag door de militaire politie haar been verloor. Al haar familieleden vluchtten daarop naar Nederland; alleen zij bleef achter om te revalideren. Zij volgde twee jaar later, toen haar familieleden reeds een verblijfsvergunning hadden ontvangen. Zijzelf viel echter in het nieuwe strengere beleid, en werd niet toegelaten. Onverteerbaar, aldus Kleene.

In de voorstelling komt datzelfde meisje ook voor, maar er wordt niet verteld dat zij, het slachtoffer van een aanslag, als enige van haar familie niet wordt toegelaten. In In Exil krijgen we alleen haar leven in een asielzoekercentrum te zien. Daardoor ontbreekt diepgang of waarheidsvinding; er wordt slechts een verhaal getoond, waarbij je als kijker niet kunt opmaken of ze liegt of de waarheid spreekt. Er worden geen verbanden gelegd in de voorstelling, of zaken uitgediept, of nieuwe gezichtspunten getoond. In Exil vertelt vooral dat asielzoekers het zwaar hebben, en dat is precies de opvatting die de aanwezigen ook hebben – bij het nagesprek blijkt dat velen met asielzoekers werken, of minimaal een hekel hebben aan het beleid van Verdonk.

Moralistisch

Typerend voor het gevoel van de avond is een opmerking, al in het begin van het stuk gemaakt. Als de jongens omslaan met de boot vol gaten, zegt een acteur tegen het publiek: “Zo zouden we niet moeten reizen. Eigenlijk zou niemand zo moeten reizen”. Té expliciet, té moralistisch: laat dat de kijker zelf maar uitmaken. Inhoudelijk sprankelt In Exil zeker niet, maar toch houdt de voorstelling de aandacht voldoende vast. Vooral de vormgeving maakt het geheel interessant.

De voorstelling speelt nog tot en met 22 mei. Zie de site voor de complete speellijst.

Muziek / Album

Lang leve de vage schoonheid

recensie: The Love Substitutes – More Songs About Hangovers and Sailors

De kruisbestuivingen en de experimenteerdrift in het Antwerpse bestaan nog steeds. Dat bewijst The Love Substitutes, een gelegenheids-sterrenviertal rondom Rudy Trouvé. Ze maakten vorig jaar al hun debuut en nu is er de tweede plaat More Songs About Hangovers and Sailors. Twintig songs opgebouwd vanuit een stevige basis van vaagheid, aangelengd met de mooiste en breekbaarste melodieën. Iets dat bekend was van de helden rondom de Kaaien van Antwerpen. Gelukkig, ze zijn er nog.

The Love Substitutes is een sterrencombo met Rudy Trouvé aan het roer. Hij brak door met dEUS, ging daarna zijn eigen weg met onder andere fantastische bands als Kiss My Jazz, Gore Slut en Dead Man Ray. Craig Ward ‘verving’ Trouvé in dEUS op een geweldige manier, maar verliet de band in 2005 en Mauro Pawlowski (ex-Evil Superstars, ex-Mitsoobishi Jacson en ex-Shadowgraphic City) nam Wards plaats bij dEUS in. Bij The Love Substitutes heeft Mauro de drumstokjes van Bert Lenaerts overgenomen, die zijn oude, vertrouwde bas weer ter hand genomen heeft.

Trouvé

The Love Substitutes ontstond toen Ward in 2004 voor een toertje met dEUS zijn woonplaats Glasgow eventjes verruilde voor België. Het viertal sloot zich voor één dag in een studio op en speelde zeventien nummers in. Het was redelijk succesvol en minder vaag dan My Sister = My Clock, een vergelijkbaar studioproject van dEUS. Na enkele optredens – Trouvé houdt niet van toeren – werd het weer stiller rond het project. Maar nu is er dan More Songs About Hangovers and Sailors. Twintig songs die klinken als wat Trouvé al jaren maakt, waarbij zijn solowerk het dichtst in de buurt komt. Of de dingen die hij deed met Kiss My Jazz. Maar niet alles klinkt Trouvé; vooral de riffjes, bijvoorbeeld in Bangladesh Fashions, doen denken aan de tweede plaat van Evil Superstars, Boogie-Children-R-Us.

Gekte

Hoewel de plaat eigenlijk te lang is, kun je de luistersessies het beste in stukken knippen, want alles is de moeite waard. Niemand heeft een vaste positie in de band, waardoor alles heel gevarieerd klinkt. Zo zingt Ward bijvoorbeeld heel bescheiden, terwijl Pawlowski veelal met meer inzet zijn teksten brengt. En zo zijn Dressed for the Sea, You Seem to Have Forgotten Who I Am en A Modern Band Needs its Sleep perfecte songs, terwijl aan The Sad Mathrocker, The Velvet Sailor (Slight Return) en Hate the Love Substitutes de liefhebbers van de oude Belgenpop hun hart kunnen ophalen. Daar tussenin zit een mengelmoes van schoonheid, Beefheart-achtige gekte en veel vakmanschap, iets dat je stiekem mag verwachten van zo’n sterrencombo. De Belgen slaan weer eens krachtig toe, laat het alsjeblieft geen laatste stuiptrekking zijn. Lang leve The Love Substitutes.

Muziek / Album

Satans bezoek aan Zweden

recensie: Deltahead - Deltahead

.

“We are sorry to announce that in a few generations nobody will remember you; it will be as if you had never existed”. Zo luidt het motto van Deltahead. Desondanks is de band haar eigen muzikale wortels niet vergeten. De muziek is namelijk, zoals uit de naam van de band al spreekt, geïnspireerd door de bluesmuziek die onstond in de Amerikaanse Mississippi Delta.

~

De ongekroonde koning van de zogenaamde Deltablues was Robert Johnson, die in 1938 werd vergiftigd door een kroegbaas wiens vrouw hij aan de haak had geslagen. De hedonistische Johnson verkocht volgens de legende zijn ziel aan de duivel, die hem in ruil daarvoor gitaar leerde spelen en hem het strottenhoofd van een jankende hellehond gaf.

“Why don’t we all get down on our knees to pray?”

En verdomd: het lijkt alsof Satan nu een bezoekje heeft gebracht aan Zweden. David Tallroth en Benjamin Quigley gaan een ongemeen intense flirt aan met de erfenis van de Deltablues. Zinnen als “Why don’t we all get down on our knees to pray?” kunnen dan ook niet onoprechter klinken dan uit hun mond. De nummers zijn vaak gebouwd rond een pakkende one-liner met nonsense als “Listen to what I say, Don’t move to Finland”, “This piece of machinery is out of order” of lekker puberaal: “I take your money, and I fuck you in the …”.

~

Het is een plaat vol onrust, zwoegende gitaren en luidkeels gedeclameerde passie die je dezelfde knikkende knieën bezorgd als de oorspronkelijke Delta-blues. Alleen dan nu in een eigentijds en Europese jasje. Je proeft de verwantschap met een Nederlandse tegenhanger als Stuurbaard Bakkebaard. Deltahead ademt een aanstekelijke muzikale vrijheid die live ook zeer de moeite waard moet zijn.

Muziek / Album

Gecultiveerde blijmoedigheid

recensie: The Tyde - Three's Co

Blijkbaar bestaat er echt zoiets als een herkenbaar regionaal muziekgeluid. Als je Three’s Co van The Tyde aanzet hoor je direct: dit is California. Onbezorgde popklanken die, zelfs op de spaarzame toppen van melancholie, vreugde ademen. En zoals gebruikelijk wordt de muziek opgepoetst met harmonieën die onvermijdelijk geïnspireerd zijn door de oervaders van de surfmuziek: The Beach Boys.

~

Ook een andere associatie, die met The Thrills, wordt bevestigd door het gastoptreden van zanger Conor Deasy. Om het geheel maar even compleet te maken: de binnenkant van het hoesje siert een foto met twee borden: swim en surf, de nummers hebben titels als Aloha Breeze en zelfs de naam van de band verwijst naar het hoogtepunt van de dag voor een surfer. Hoe clichématig wil je het eigenlijk hebben?

Blijmoedig

Three’s Co is het derde album van de The Tyde, na de albums Once en Twice staat de steven nog steeds even strak op de horizon gericht: de muziek is op alledrie de platen heerlijk blijmoedig. Een soms haast eentonig en loom rockende vrolijkheid overheerst in de muziek. Dit wordt weliswaar zo nu en dan afgewisseld met een meer bespiegelende toon in nummers als The Lamest Shows, waar de leegte van een leven vol plezier voorzichtig doorschemert, tot het zelfs zeer stemmingsrijke Don´t Need a Leash, waarin je de zeemeeuwen het luchtruim hoort kiezen.

Het merendeel van het album lijkt het motto echter Do it again Again, zoals de titel van het openingsnummer luidt. Het is geen vervelende herhaling: de monotonie werkt in het geval van Three’s Co door het lichte en ruimtelijke geluid dat ze oproept. Zanger Darren Rademaker zingt de plaat vol alsof hij al de hele dag op een golf zit te wachten: onachtzaam maar niet ongeïnteresseerd – elk moment kan immers de actie komen. De teksten pretenderen ook niet meer te zeggen dan lege frases als: “Let’s go out this evening, we’ll take separate cars”. Het hindert niet. Niet origineel, wel leuk!

Film / Films

Een jeugdfilm als hiphop-clip

recensie: Don

Na twee tv-films (Twee dromen en Milan en de zielen) is Don de eerste volwaardige bioscoopfilm van regisseur Arend Steenbergen. Het is een jeugdfilm geworden voor tien- tot veertienjarigen waarin een stortvloed aan thema’s wordt aangesneden.

~

De twaalfjarige Don houdt nogal van vechten. Als de maat vol is, wordt hij van zijn rijkeluis-school gestuurd. Het jongetje moet het daarna zien te rooien op een zwarte school, waar hij niemand kent. Hij is een vreemde eend in de bijt, en hij heeft het zwaar te verduren. Gelukkig heeft onze held één troef in handen: hij kan ontzettend goed voetballen. Samen met zijn nieuwe schoolgenoten schrijft hij zich in voor een voetbaltoernooi. Don hoopt met het winnen van het toernooi ook het respect van zijn leeftijdsgenoten te veroveren.

Respect

Respect is erg belangrijk in deze harde jeugdfilm. Een grote mond opzetten en iemand voor zijn bek slaan, zijn middelen om status te krijgen op het schoolplein; Don is een jongen die zich niet de kaas van het brood laat eten. Hij zoekt conflicten op met de stoere jongens en hoopt daardoor bewondering af te dwingen en uiteindelijk één van hen te worden. Aan de andere kant probeert hij ook vriendschap te sluiten met de pispaal van de klas. Wat dat betreft maakt hij het zichzelf niet erg makkelijk. Helaas is het ook niet makkelijk om van de hoofdpersoon te gaan houden. Don (Clemens Levert) kijkt steeds kwaad en strak voor zich uit en bezit geen spoortje humor. Hij is zo serieus dat hij pas op driekwart van de film zijn eerste lach toont. Een beetje relativering en humor had de film geen kwaad gedaan. Verder volgen zware thema’s als racisme, de dood, homoseksualiteit en aanranding elkaar in moordend tempo op. Bij geen enkel onderwerp is de tijd genomen om het uit te diepen.

Bitches en battles

Het scenario is jammer genoeg erg clichématig opgezet. Don zag, kwam en overwon met de finale van het toernooi als apotheose. In anderhalf uur groeit hij uit van outcast tot leider van het schoolplein en het voetbalveld. De grootste pestkop van de school blijkt toch de kwaadste niet te zijn en het grootste mietje blijkt tot meer in staat te zijn dan iedereen dacht.

~

Het geheel wordt adequaat in beeld gebracht waarbij extra aandacht is besteed aan de actiescènes. Als er een klap wordt uitgedeeld lijkt het qua geluid wel alsof Rocky Balboa aan het werk is. De voetbalwedstrijden worden in beeld gebracht als ware het Nike-commercials. Leuk gedaan maar ook wat over the top. Het geheel is in een uiterst hip jasje gestoken: je hebt soms het gevoel dat al die dreumesen de hele dag hun helden in de hiphop- en r&b-clips na doen. Er worden vele intense blikken met elkaar gewisseld, de meisjes zijn ‘bitches’ wier achterkant je bewondert en waarmee je het wil doen en een woordenwisseling of ruzie wordt uitgevochten door middel van een rapbattle.

Doelgroep

Don blijft oppervlakkig. Snelheid en actie zijn verkozen boven het uitdiepen van de actuele problematiek die kinderen bezighoudt. Ik denk echter niet dat de doelgroep zich zal vervelen bij het zien van deze film: hij zit vol vaart en bevat veel herkenbare situaties. De wijze lessen die deze film toch ook probeert uit te dragen verzuipen helaas in al het actiegeweld.

Film / Films

Vorm versus inhoud

recensie: Rize (Special Edition)

Tommy de Clown klopt poeder op zijn geschminkte gezicht. In 1992 begon hij op te treden op verjaardagspartijtjes en jongeren te ronselen vanwege hun danstalent. Tien jaar later zijn er meer dan vijftig van dit soort dansende clownsgroepen in de achterstandswijken van L.A. te vinden. Zit je bij een clownsgroep, dan laten de bendes je met rust. Met zijn werk redt hij dan ook levens, constateert Tommy, terwijl hij de rode ballonnetjes op zijn wangen oppoetst. Een paar maanden later zit hij huilend op de rand van zijn bed: zijn hele huis is net vernield door een rivaliserende dansgroep. Welkom in de getto.

Toen fotograaf David LaChapelle begon met het maken van Rize, wist hij nog niet dat het een documentaire zou worden. Hij wilde slechts het opkomende fenomeen ‘clowning’ zo mooi mogelijk in beeld brengen. De energieke dansvorm, waarbij razendsnelle bewegingen centraal staan, werd de afgelopen veertien jaar steeds populairder in de achterstandswijken van L.A. In plaats van zich bezig te houden met het harde straatleven begonnen jongeren in hun vrije tijd te dansen.

~

“Dit is geen trend. Dit is ons geloof.” Eén van de jongeren weet goed te verwoorden hoeveel dansen voor hem betekent. En clowning lijkt soms inderdaad op een religieuze ervaring: in extase springen de bezwete dansers door het beeld. Jong en jonger, dik en dun: iedereen stort zich vol overgave in de battles die gehouden worden. De piepjonge Lil’ Mama doet de strippersdans, jongens scheuren hun t-shirt van hun lijf of klimmen in hekken. Een enkele keer lopen de gemoederen zelfs zo hoog op dat een danser knock-out gaat: Daisy moet worden weggedragen als ze zich tijdens een dans volledig heeft laten gaan. Maar, verzekeren de dansers, clowning heeft niets te maken met geweld of seks; het heeft te maken met expressie.

Krumpen

Toch zorgt ook clowning uiteindelijk voor verdeling, want uit al die groepen wil er toch iemand de beste zijn. Zo zijn er de jongens en meiden die de ‘Tommy Academy’ hebben verlaten en hun eigen stijl hebben bedacht. Dit ‘krumpen’ zorgt misschien wel voor de meest spectaculaire beelden uit Rize, omdat het net even verder gaat dan clowning. De bewegingen zijn net wat sneller, de emoties net wat heftiger. Indrukwekkend is de scène waarbij beelden van een krump-sessie worden afgewisseld met beelden van dansende Afrikaanse stamleden. Memory genes noemt één van de dansers het na het terugzien van de scène: ze hebben nog nooit een Afrikaans stamhoofd zien dansen, en toch doen de jongeren uit L.A. precies hetzelfde.

~

LaChapelle gaat in Rize voortdurend de strijd aan met vorm en inhoud. Hij plaatst de dansers voor kleurrijke wanden of smeert ze in met glanzende olie. “Het ging me niet om klasse of ras. Het ging me om het erkennen van deze artiesten”, zegt hij in één van de extra’s op de Special Edition van deze dvd. Toch is het hem wel degelijk gelukt een film te maken die verder gaat dan vorm alleen. Rize laat zien hoe een generatie zwarte Amerikanen ten onder gaat in de achterstandswijken, en hoe een paar van hen aan hun lot willen ontsnappen met het enige middel dat ze hebben: dans.

Onderdrukking

Rize gaat niet over dansen, maar over onderdrukking en kansloosheid. Niet voor niets begint de documentaire met beelden van de Rodney King-rellen uit 1992. Het is jammer dat de extra’s op de dvd beperkt zijn en niet verder gaan dan een aantal oppervlakkige groepsgesprekken en verwijderde scènes. Toch biedt de film zelf niet alleen indrukwekkende beelden, maar ook nog eens genoeg stof tot nadenken.

Boeken / Non-fictie

Met John Rawls in het Land van Ooit

recensie: John Rawls - Een theorie van rechtvaardigheid

De Amerikaanse moraalfilosoof John Rawls (1921-2002) heeft ook in ons land zijn sporen achtergelaten, maar zijn hoofdwerk A theory of justice (1971, herziene editie 1999) is nu pas in het Nederlands vertaald. Tegelijk verscheen van zijn exegeet Percy B. Lehning een introductie.

Een theorie van rechtvaardigheid, zoals het lijvige boek van Rawls in het Nederlands heet, bouwt voort op Kant en het aloude gebod ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Het basisprobleem is daarbij de moeizame relatie tussen concept en werkelijkheid – mensen verschillen nu eenmaal bijzonder van elkaar, dus wat mij heel aangenaam lijkt, kan een ander juist weer tegenstaan en vice versa. Het is derhalve zaak om tot een gemeenschappelijke grond te komen, iets wat alle mensen delen en wat als basis kan dienen voor een rechtvaardige samenleving, bij gebrek aan een universele waarheid waaraan we ons allen moeten onderwerpen. Zijn zelf verkozen vijand is het blinde utilitarisme, waar hij een ethische variant op heeft bedacht.

John Rawls
John Rawls

Rawls poneert in eerste instantie een systematiek tot verdeling van schaarse goederen waar niemand zonder kan, zeg maar elementaire basisbehoeften als voedsel, vrijheid en zelfrespect – en verlaat daarmee van aanvang af al het beoogde uitgangspunt van objectiviteit, die bij hem au fond neerkomt op de gemiddelde opvattingen en voorkeuren van alle deelnemende subjecten. Hij ontwikkelt voor die rechtvaardige distributie het verschilbeginsel: als oneerlijke verdeling – binnen arbitraire grenzen – leidt tot een algemene verhoging van welzijn, is die gerechtvaardigd.

Sluier van onwetendheid

Cruciaal is een onderscheid tussen wie wel mee mag delen en wie niet. Teneinde niet geheel te verzinken in een moeras van relativerende terzijdes schaart hij alles wat hem niet zint onder de irrationele opvattingen, die vanwege hun afwijkendheid als vanzelf niet mee mogen doen. Om nu uit te maken waar de scheidslijn ligt, hanteert hij een concept dat hij de ‘sluier van onwetendheid’ noemt, wat het beste geïllustreerd kan worden aan de hand van een eenvoudig, voor de gelegenheid zelf verzonnen voorbeeld: wie moet beslissen of vrouwen gelijkwaardig zijn aan mannen, mag achter de sluier zelf niet weten welk geslacht hij of zij is, want alleen dan zal hij de juiste keuze maken, althans niet worden gehinderd door kennis die hem op een egoïstisch spoor zet. Weet een man immers dat hij man is, dan bestaat de kans dat hij de vrouw tot de dieren rekent, en hoewel Rawls – zonder opgaaf van redenen – vindt dat wij de dieren niet wreed mogen behandelen (wat dat op zijn beurt ook mag betekenen), rekent hij ze toch niet tot de kring die mee mag delen.

Zo ontstaat in de gedachtegang die Rawls ontvouwt vanzelf een praktische ethiek: tijdens een moreel dilemma biedt een terugkeer – in de geest – naar de hypothetische Rawlsiaanse grondtoestand achter de sluier van onwetendheid uitkomst. Dat klinkt allemaal prachtig, ware het niet dat de theorie alleen sluitend kan worden gemaakt door het uitsluiten van datgene wat nou juist de problemen veroorzaakt, de menselijke psyche voorop. In het derde en laatste deel van dit volumineuze werk besteedt hij nog wel aandacht aan moraalpsychologie, maar dat is vooral een theoretische exercitie, die op momenten zelfs de lachlust opwekt, bijvoorbeeld waar hij objectief vaststelt hoe een mens gelukkig kan worden. De vinger leggen op zwakke plekken in zijn psychologische omzwervingen zou een aanzienlijk essay vergen, volstaan kan worden met de vaststelling dat Rawls vooral oog heeft voor nurture, waar onderzoek juist de invloed van nature meer en meer plaats geeft in de ontwikkeling van de mens en deszelfs morele gevoelens en overtuigingen. In een aantal opmerkelijke passages schemert zelfs het utopistische geloof door dat een rechtvaardige samenleving ook daadwerkelijk betere mensen kweekt.

Moslims

Man with Veil
Man with Veil

Vernauwen we alle problemen in het ondermaanse tot hetgeen mensen elkaar onderling aandoen, dan mag duidelijk zijn dat juist de uitwassen zich niet in het korset van Rawls laten dwingen. Wie bijvoorbeeld uit religieuze overtuiging een vol verkeersvliegtuig een wolkenkrabber injaagt of de overtuiging heeft dat vrouwen de helft waard zijn van wat mannen voorstellen, onttrekt zich logisch doorredenerend aan het rechtvaardigheidsbeginsel en mag vanzelf niet meer meedoen. Met Rawls zouden we dus ruim een miljard moslims wereldwijd wegens de absurditeit van hun levensbeschouwing en de strijdigheid daarvan met de mensenrechten die ten grondslag liggen aan zijn uitgangspunt, uit moeten sluiten van de morele wereldgemeenschap – wat praktisch niet zal gaan werken, maar ook weer niet spoort met de gewetensvrijheid die hij als onvervreemdbaar grondrecht poneert. En dan hebben we het nog niet eens over de christenen, boeddhisten, hindoes en andere religieus bevlogenen.

Bovendien blijft onduidelijk op welke grond we die lijn trekken, een kwestie waarop Rawls ook geen antwoord weet. Veel verder dan wat zijn intuïtie hem ingeeft komt hij niet, waarbij het opvalt hoe tijd- en cultuurgebonden zijn opvattingen zijn, wat opnieuw vloekt met de nagestreefde objectiviteit. Zo rekent hij iets contingents als het monogame huwelijk tot de fundamenten. Op een gegeven moment noemt hij dat instituut zelfs ‘heilig’. Ik bedoel maar. Opvallend vaak schemert een utopisch idealisme door de regels, waar hij bijvoorbeeld
schrijft: “Wij kunnen niet om weloverlegde rationaliteit heen”. In de internationale
wereldgeschiedenis echter schittert die veronderstelde rationaliteit meestal door
afwezigheid.

Wat Rawls hooguit heeft bereikt, is het omstandig zichtbaar maken van de enorme kloof die gaapt tussen enerzijds de neo-Kantiaanse systematiseerdrift en moraalfilosofie in bredere zin, en het dagelijks leven anderzijds, maar dat wisten we al. Dat zijn stijl het begrip gortdroog een geheel nieuwe en nooit verwachte invulling geeft helpt ook al niet mee. Wie zich dagen, zo niet wekenlang millimeter voor millimeter op het spekgladde terrein van de moraalfilosofie wil wagen heeft aan het hoofdwerk een fantastische uitdaging. De belangstellende leek vindt alles wat daarin staat en nog veel meer in het aanzienlijke behapbaardere deeltje van Lehning, die glashelder het denken van Rawls uiteenzet.

Percy B. Lehning • Rawls • Uitgever: Lemniscaat • Prijs: € 12,50 • 298 bladzijden • ISBN: 9056377981

Theater / Voorstelling

Wilde man in metro

recensie: Onderbuikblues (RO Theater)

‘De wilde man’ heet de man in Onderbuikblues. De wilde man reist per metro van noord naar zuid, met zijn muts over zijn oren en een koptelefoon op zijn hoofd. Hij becommentarieert in een monoloog van twintig haltes zijn medepassagiers en de wereld in het algemeen.

~

Zijn observaties zijn scherp en mededogenloos. Alles en iedereen moet het ontgelden: jong en oud, surfers en diplomaten, vreemdelingen en kantoorklerken, optimisten en snelwandelaars. De wilde man snakt naar schoonheid en vervoering maar treft slechts lelijkheid en leegheid tijdens zijn ondergrondse reis. Dit stuk van Peter Handke wordt nu voor het eerst in Nederland gespeeld in een regie van Alize Zandwijk.

Concentratie

De Oostenrijkse Handke heeft veel gemeen met zijn landgenoot Thomas Bernhard. Beide schrijvers zorgen voor controversie, confrontatie en monologen vol venijn. De tekst van Onderbuikblues is overweldigend – alleen al door zijn lengte – en niet eenvoudig, maar het publiek op deze premièreavond luistert geconcentreerd. De wilde man wordt sterk en virtuoos vertolkt door Herman Gilis. Hij richt zich regelmatig rechtstreeks tot het publiek (‘Ik ken jullie zowel van buiten als van binnen. Jij daar, jij hebt ingegroeide teennagels…’) en je voelt je des te meer aangesproken omdat de zwartgallige observaties zo raak zijn. Die teennagels zijn nog wel het minste. Al je menselijke tekortkomingen, je huichelachtigheid en je ijdelheid worden genadeloos voor het voetlicht gezet.

Transformatie

~


Gilis krijgt tegenspel van Fania Sorel. Zwijgend maar met een levendige mimiek geeft ze in haar eentje enkele medepassagiers – en zo ook de hele mensheid die hier onder vuur ligt – gestalte. Van een dikke man met snor, kostuum en bagageset verandert ze subtiel en langzaam in de ranke ‘wilde vrouw’ die de laatste scène een verrassende draai zal geven. Haar komische, lichte en zwijgende spel laten het isolement van de tierende wilde man nog beter tot zijn recht komen.

Decor

Boven de rode plastic stoeltjes in het decor hangt een groot reclamebord (Connecting people) met daarop een bont gezelschap, waaronder de paus en Mickey Mouse, dat aanzit voor het laatste avondmaal. God is dood, zijn gezicht is zwart gemaakt, en de prullenbak puilt uit met de resten van snel verorberd fast-food. Het alledaagse grootstedelijke tafereel, een metrotunnel, wordt in deze setting nog troostelozer en betekenisvol, mede door het mooie lichtgebruik.

Schreeuw

Het getier van een zonderlinge man wordt in deze voorstelling, mede door het sterke spel en de zorgvuldige regie, een schreeuw van walging en pijn om het verlies van de schoonheid. Middenin het leven, mooi en actueel. Koop gerust een kaartje.

Onderbuikblues is nog te zien tot en met 20 mei 2006. Actuele informatie over speeldata vind je hier.

Boeken

Tendentieuze Quatsch

recensie: Edwin Page - Quintessential Tarantino

.


Scène uit <i>Reservoir Dogs</i>
Scène uit Reservoir Dogs

Schrijver Edwin Page noemt in hoofdstuk 1, voor de beginnende QT-adept, nog even de vijf vuistregels van het postmodernisme. In de daarop volgende kapittels vat hij Tarantino’s oeuvre scène na scène samen, en suggereert hij voor de vorm een soort academische aanpak, met veel retorische vragen en voetnoten. Daarbij zijn de voornaamste informatiebronnen Google en een onwrikbaar geloof in Tarantino. Alles wordt door Page op het onleesbare af gelardeerd met de zwemen videonostalgie en spijbelaarskoketterie die we zo van de Tarantino-congregatie gewend zijn. Nee, Tarantino ging niet naar een filmschool; ja, Tarantino werkte in een videotheek. Die eredienst moet erbij, ik weet het, dat schijnt verplicht te zijn, maar bij Page volgt er op een of andere wijze uit dat elke scheet een bewijs is van Quentin Tarantino’s geweldige talent. Waarom tijd en talent verspild aan zulke in pedanterie zwelgende, misselijkmakende kontkruiperij? Er komen genoeg Tarantino-studies uit, die hun stem niet hoeven te verheffen om hun gelijk te halen – welk volwassen mens zou dat prachtfonds willen bezoedelen met de suggestie dat dit soort bakvissenhysterie er in thuishoort?

Niet kunnen of niet willen

Een treurige gedachte dringt zich soms op: dat Page misschien wel degelijk in staat zou zijn geweest een interessant, goed gefundeerd boek te schrijven. Want niet alles is slecht, of wordt bedolven onder superlatieven. Uitschieter is het hoofdstuk over Natural Born Killers; de film waarvan Tarantino naar verluidt ooit zei: “That is not the original story I wrote and the movie was also made into a fucking piece of crap.” Tarantino vindt het geen goede film, en daarom kan Page de film eigenlijk niet met goed fatsoen prijzen. Dus ziet hij zich gedwongen de film zo correct mogelijk te analyseren. Daardoor ontstaat zo’n indrukwekkend beeld van Stones adaptatie, dat gaandeweg Pages ontzag tussen de regels door begint te sijpelen. Tot op het punt waarop hij letterlijk tegen de meester ingaat:

[Natural Born Killers] is not a film that shows a love of cinema, it is one turned into a vehicle for Stone’s own opinions. This is why Tarantino has distanced himself from the work. (…) However, Tarantino describes Mickey and Mallory as ‘a flower that could only bloom amidst a grotesque fast food culture’, and this is what happens in the movie.

Wat is dan Tarantino’s probleem met NBK? Is Stones mening het enige dat hem stoort? Is Tarantino letterlijk anti-mening, anti-inhoud? Page raakt hier eindelijk eens écht aan iets essentieels. Maar hij werkt het niet uit. Iets dergelijks gebeurt wel vaker. Zo heet een zin uit True Romance: “a reference to Shakespear’s Hamlet, something regarded as ‘high’, literary art.” Die aanhalingstekens rond high suggeren dat Page iets postmoderns, misschien wel iets rebels te zeggen heeft over dat onderscheid, maar dat is niet het geval. De sneer naar Shakespeare – en met hem alle ouderwetse cultuurdragers – hangt maar een beetje in de lucht. Of zou Page bedoelen dat Tarantino wel eens een boek gelezen moet hebben? In dat geval is het de zoveelste intellectualistische verantwoording van de ‘pulpist’ Tarantino als kunstenaar. Zijn we dat stadium inmiddels niet eens gepasseerd?

Scène uit <i>Kill Bill 2</i>
Scène uit Kill Bill 2

En zo valt Page wel vaker door de mand. Bijvoorbeeld als hij stelt dat Elle Drivers Pontiac Firebird een verwijzing zou zijn naar het ‘blaxploitation’-genre. Waarom zoekt Page het zo ver, als Kill Bill 2 naar zijn eigen zeggen aan elkaar hangt van verwijzingen naar westerns en de Noord-Amerikaanse Prairie? In de Amerikaanse filmmythologie is er maar één Firebird die er toedoet, en dat is die van Burt ‘Bandit’ Reynolds, in Smokey and the Bandit.

Commercie

De korrelige, schijnbaar willekeurig gekozen plaatjes, en de slijmerige ‘pulp quotes’ en ‘pulp facts’ maken onbedoeld een hoop goed. De lovendste volzinnen van zowel gerespecteerde recensenten als volslagen onbekenden worden netjes in kleine zwarte boxjes gezet. Zo moeten ze ons van iets overtuigen – volgens de aloude drogreden ‘iedereen vindt het, dus het is zo’. Tot welk inzicht ze ons dienen over te halen, wordt nooit duidelijk. Misschien had de zetter nog ruimte over, wie weet. Ze zullen in ieder geval niet te weinig ruimte gehad hebben. Wie Tarantino’s oeuvre in een ruwe 350 pagina’s wil behandelen, is nooit van plan geweest de essenties te bespreken, laat staan volledig te zijn. Wat wilde Page dan wel? Snel geld verdienen.