Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

If he were a carpenter…

recensie: John Vanderslice - Pixel Revolt

John Vanderslice presteert het om sinds 2001 ieder jaar een plaat uit te brengen. En nu, begin 2006 is het weer zo ver. Aanschouw, hoor toe! Pixel Revolt, de vijfde telg uit het Vanderslice oeuvre. En wat een mooie plaat is het geworden. Muziek als regenbuien en teksten die het spanningsveld tussen eenvoud en poëzie betreden. De liefde voor het klassieke singer/songwriter-liedje druipt van Pixel Revolt af. Bereid u voor op een recensie vol metaforen, want er zijn er een boel nodig om dit album treffend te omschrijven.

Wederom heeft Vanderslice zijn album opgenomen in JV’s Tiny Telephone in San Francisco. Sinds 1997 runt hij deze geheel analoge studio, die hij zelf liever omschrijft als een laboratorium. En dat is te horen. De warmte van Pixel Revolt hangt tegen het gevoel aan dat mijn vaders oude platenspeler bij me naar boven bracht toen ik als kleuter voor het eerst een naald op een lp liet zakken.

Zoute tranen bevriezen niet

~


Een vleugje Damien Rice, een hint van Sufjan StevensGreetings from Michigan en de klankkleur van Rufus Wainwrights debuut. Buiten dat maakt John Vanderslice het waar een geheel eigen geluid te produceren. Om nog maar te zwijgen over juweeltjes van zinsnedes zoals in Dead slate pacific: “That’s when I really knew. The only thing standing between me and that long rope hung over a carpenter’s beam. Was you.” Het pianoarrangement in Peacocks in the Video Rain klinkt als een open raam in de lente. Wat een feest! En er is meer. Als kers op de taart het wonderschone Trance Manual, dat volgens Vanderslice verhaalt over een soldaat die een Irakese prostituée aandoet. Tranen op de wangen in de koude winterwind. Het is goed als liedjes pijn doen.

Het klopt…


Maar er moet toch heus iets niet kloppen aan Pixel Revolt? Natuurlijk, ik kan wel wat verzinnen. Ik kan bijvoorbeeld zeggen dat het album soms wat voortkabbelt. Ik kan ook zeggen dat de teksten bij tijd en wijle Tori Amos-achtig cryptisch zijn. Of ik zou schamper kunnen lachen over het feit dat hij zingt over een ontsnapt konijn dat zojuist nog lentemix at op zijn tapijt. Maar dat doe ik gewoon eens een keer niet. Want wat John Vanderslice heeft gemaakt is gewoon een erg mooi album. Zonder geluiden uit de laptop in een tijd als deze, verwordt Vanderslice een ouderwetse timmerman in een land vol machines. Zijn klanken politoerend tot een stoel met ornamentjes aan de poten.

Muziek / Album

If he were a carpenter…

recensie: John Vanderslice - Pixel Revolt

John Vanderslice presteert het om sinds 2001 ieder jaar een plaat uit te brengen. En nu, begin 2006 is het weer zo ver. Aanschouw, hoor toe! Pixel Revolt, de vijfde telg uit het Vanderslice oeuvre. En wat een mooie plaat is het geworden. Muziek als regenbuien en teksten die het spanningsveld tussen eenvoud en poëzie betreden. De liefde voor het klassieke singer/songwriter-liedje druipt van Pixel Revolt af. Bereid u voor op een recensie vol metaforen, want er zijn er een boel nodig om dit album treffend te omschrijven.

Wederom heeft Vanderslice zijn album opgenomen in JV’s Tiny Telephone in San Francisco. Sinds 1997 runt hij deze geheel analoge studio, die hij zelf liever omschrijft als een laboratorium. En dat is te horen. De warmte van Pixel Revolt hangt tegen het gevoel aan dat mijn vaders oude platenspeler bij me naar boven bracht toen ik als kleuter voor het eerst een naald op een lp liet zakken.

Zoute tranen bevriezen niet

~


Een vleugje Damien Rice, een hint van Sufjan StevensGreetings from Michigan en de klankkleur van Rufus Wainwrights debuut. Buiten dat maakt John Vanderslice het waar een geheel eigen geluid te produceren. Om nog maar te zwijgen over juweeltjes van zinsnedes zoals in Dead slate pacific: “That’s when I really knew. The only thing standing between me and that long rope hung over a carpenter’s beam. Was you.” Het pianoarrangement in Peacocks in the Video Rain klinkt als een open raam in de lente. Wat een feest! En er is meer. Als kers op de taart het wonderschone Trance Manual, dat volgens Vanderslice verhaalt over een soldaat die een Irakese prostituée aandoet. Tranen op de wangen in de koude winterwind. Het is goed als liedjes pijn doen.

Het klopt…


Maar er moet toch heus iets niet kloppen aan Pixel Revolt? Natuurlijk, ik kan wel wat verzinnen. Ik kan bijvoorbeeld zeggen dat het album soms wat voortkabbelt. Ik kan ook zeggen dat de teksten bij tijd en wijle Tori Amos-achtig cryptisch zijn. Of ik zou schamper kunnen lachen over het feit dat hij zingt over een ontsnapt konijn dat zojuist nog lentemix at op zijn tapijt. Maar dat doe ik gewoon eens een keer niet. Want wat John Vanderslice heeft gemaakt is gewoon een erg mooi album. Zonder geluiden uit de laptop in een tijd als deze, verwordt Vanderslice een ouderwetse timmerman in een land vol machines. Zijn klanken politoerend tot een stoel met ornamentjes aan de poten.

Theater / Voorstelling

Sneeuwwit: alles behalve een zoete smaak in je mond

recensie: Sneeuwwit, een inktzwarte opera (Hummelinck Stuurman Theaterproducties)

Kinderen zouden er een trauma aan over kunnen houden; bloed dat vloeit, verraad, seks, dwergen die vervangen zijn door ambtenaren. Bij de titel Sneeuwwit denk je al snel aan het welbekende sprookje, maar deze toneelvoorstelling is gebaseerd op het boek Zwart als inkt van Wim Hofman. Vandaar ook de ondertitel Een inktzwarte opera. Het mag duidelijk zijn dat deze verknipte versie van Sneeuwwitje niet valt onder het kopje zoete familievoorstelling.

~

Des te leuker voor volwassenen. Maar ook een lastige opgave voor regisseur Pieter Kramer (Ja Zuster, Nee Zuster) en de acteurs om een goede mix te vinden tussen herkenning en de draak steken met dat bekende. Geen gek idee dus om hier een soort opera in plaats van een brave komedie van te maken. Met een zeskoppig orkest op het podium (dat af en toe betrokken wordt bij de voorstelling) en acteurs die aangenaam de teksten ten gehore brengen is dat deel van de voorstelling al geslaagd.

Rotwijf

Met een naam als Loes Luca in een productie is het makkelijk scoren. Maar kan ze de verwachtingen die het publiek daardoor krijgt ook waarmaken? Het antwoord is ‘ja’. Ze zet een gefrustreerd, egoïstisch rotwijf neer. Een moeder die het niet kan verkroppen dat haar dochter mooier is dan zij. Als een soort Cruella de Vill (uit Disney’s 101 Dalmatiërs) gaat ze tekeer op het podium en weet ze te overtuigen en te verrassen. Haar rol is groot en al na het eerste sterke half uur is duidelijk dat zij bijna in haar eentje zo’n hele voorstelling had kunnen dragen.

~

Bijna, want er is iemand die net zo goed is als madame Luca: De Spiegel. Een prachtrol gespeeld door Paul R. Kooij. Ja inderdaad, ook al bekend uit Ja Zuster, Nee Zuster. Hij zet een geniepige vent neer die niet kan liegen en altijd eerlijk moet zijn, ook als mevrouw de waarheid niet wil horen. Kooij kan soms heerlijk cynisch en vooral ook op onverwachte momenten uit de hoek komen. Met zijn blikken bezorgt hij je de ene keer kippenvel en de andere keer een lach.

Grote ogen

Sneeuwwit zelf valt eigenlijk in het niet bij Luca en Kooij.

~

Gabby Bakker mag dan wel hele grote ogen hebben en zwart haar, maar verder doet ze je weinig. Ze is wat aan de tuttige kant en zet gewoon geen heel sterk karakter neer. De bijrollen (bedienden, jager, prins, ambtenaren, etc.) geven met hun opmerkingen en bewegingen wat kleur aan deze zwarte opera. Gitzwarte, cynische humor is wel leuk, maar niet de volle 110 minuten.

Wat betreft humor is de voorstelling prima in balans. Regelmatig worden er vette knipogen uitgedeeld naar het sprookje Sneeuwwitje (en soms ook naar andere sprookjes), maar nooit wordt het vervelend of vermoeiend. Over het verhaal zijn zo hier en daar wel wat opmerkingen. Zo wordt de actualiteit er misschien wat te veel met de haren bijgesleept. Sneeuwwit belandt namelijk niet in een huisje bij de zeven dwergen, maar komt terecht bij ambtenaren die Sneeuwwit hulp moeten verlenen, maar niet zo goed weten wat ze met haar aanmoeten; niet-functionerende jeugdzorg.

~

Aardig bedacht, maar de uitwerking is minder en past op de een of andere manier ook niet zo goed in deze voorstelling. Maar het mag de pret niet drukken. Wie een maatschappijkritisch stuk wil zien, moet niet naar Sneeuwwit gaan. Maar wie de zoete smaak in zijn mond kwijt wil raken bij het denken aan Sneeuwwitje, moet zeker een kaartje kopen voor deze inktzwarte opera met Loes Luca en Paul R. Kooij.

Sneeuwwit is nog tot en met 11 mei 2006 in de theaters te zien. Klik hier voor een actuele speellijst.

Boeken / Non-fictie

Schrijven als een epifenomeen

recensie: Biografie: Andrew Biswell - The Real Life Of Anthony Burgess

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Dit keer: The Real Life Of Anthony Burgess van Andrew Biswell.

Iedere schrijver heeft zijn anekdote. Anthony Burgess bijvoorbeeld zou eind jaren vijftig te horen hebben gekregen dat hij aan terminale hersenkanker leed, waarop hij als een razende boeken begon te schrijven, zodat zijn weduwe een inkomen zou hebben. Sappig verhaal, maar er klopt helemaal niets van, net als van vrijwel alles wat hij ons in de loop van zijn lange leven op de mouw wilde spelden. Een diepgravende en zeer leesbare biografie zet de feiten op een rijtje.

The real life of John Wilson

Anthony Burgess
Anthony Burgess

Burgess – John Wilson volgens de burgerlijke stand – zou bloedbanden hebben met gekroonde hoofden, daar begint het al mee, maar in werkelijkheid stamde hij uit de lagere tot zeer lage klassen in Manchester. Van zijn vader weten we niet eens wat hij nou eigenlijk deed voor de kost. Hij was een hosselaar die zijn geld op diverse, soms duistere manieren bij elkaar scharrelde, onder meer als barpianist.

Burgess stortte zich al jong op cultuur, kon aardig meekomen op de universiteit en schreef al vroeg zowel muziek als bellettrie, zonder dat het ergens toe leidde. Een bestaan als componist was jarenlang zijn voornaamste streven, maar die loopbaan kwam nooit serieus van de grond, en met de literatuur bleef het ook jarenlang tobben.

Wat hij over zijn eigen leven losliet klopt alleen in heel grote lijnen. Zijn verblijf in Gibraltar is van diverse zijden bevestigd, net als de jaren in Maleisië, die de befaamde Malayan Trilogie opleverden. Het verhaal over hoe hij in het Verre Oosten terechtkwam is hilarisch, en ook weer typisch Burgess. Drank speelt in dit verhaal een belangrijke rol, en ook dat is naar het leven getekend, want de beide echtelieden zopen – korter kun je het niet zeggen. Het kostte zijn eerste echtgenote Lynne uiteindelijk zelfs voortijdig haar leven, waarna de zogenaamd ten dode opgeschreven Burgess doodleuk trouwde met de vrouw bij wie hij al een zoon had, en hij nog vele jaren doorleefde, met als enige serieuze aanpassing de overstap van sigaretten naar sigaren – wat het toch wel weer ironisch maakt dat hij zelf bezweek aan longkanker. Roken en drinken, het blijven plagen.

Roerige tijden

Scene uit 'A Clockwork Orange' (1962)
Scene uit ‘A Clockwork Orange’ (1962)

Burgess’ biograaf Andrew Biswell is uit het goede, stevige Britse biografenhout gesneden. Hij onderzocht alles, ging zelfs kijken hoe diverse cruciale locaties er heden ten dage uitzien en sprak met iedereen die hij maar kon vinden. Op die manier kon hij rustig de feiten lostrekken uit de kluwen hele en halve waarheden die Burgess in zijn boeken, artikelen en vele interviews over de wereld had uitgestort. Het kale verhaal dat overbleef is minstens zo spannend als alle verzonnen flauwekul eromheen. Burgess (1917-1993) leefde in, zacht gezegd, zeer roerige tijden, waar hij dan ook nog het één en ander van mee kreeg. Zijn karakter en levensloop waren niet echt doorsnee, wat de anekdotiek zeer ten goede komt. Dat was op zich al genoeg voor een aangrijpende schelmenroman. Het is ook bijzonder opvallend dat Biswell zeer weinig woorden vuil maakt aan de jaren na het grote succes van A Clockwork Orange (1962), toen Burgess en zijn familie comfortabel in Monaco woonden en weinig echt schokkends meer ondernamen.

Dat was daarvoor wel even anders. Burgess had een talent voor ruzie en het uitlokken van smaadprocessen. Zijn uitgevers gingen met de vlooienkam door zijn manuscripten, om iedere mogelijke verwijzing naar levende personen van hun scherpe kanten te ontdoen, wat overigens niet in alle gevallen lukte. Dat Burgess, en Lynne in nog veel heviger mate, behalve zuipen ook enthousiast aan overspel deden, maakte de zaken nog gecompliceerder. Intussen schreef hij als een razende, en dat niet alleen ten tijde van zijn ongefundeerde doodvonnis. Naast de romans produceerde hij een enorme berg recensies en andere artikelen voor diverse media, en natuurlijk de onvergetelijke beschouwingen over andere schrijvers, waaronder zijn grote held James Joyce.

Pelagius

Biswell, duidelijk een fan van Burgess, maakt niet de fout dat hij alle romans en verhalen nog eens omstandig uitlegt en samenvat. Hij zoekt veeleer de rode draad, en in dit geval is dat Burgess’ merkwaardige uitleg van het Rooms-Katholicisme. Met de kerk had die weinig van doen. Voor Burgess draaide alles om de aard van de mens en met name om de erfzonde. Met kerkvader Augustinus was hij van mening dat de mens gedoemd is en daar zelf weinig aan kan doen. Burgess zag in het socialisme, met zijn belofte van een betere wereld voor iedereen en andere moderne verworvenheden, een terugkeer van het door hem en Augustinus verfoeide pelagianisme, dat hij beschouwde als de wortel van alle kwaad. Met de zonden van het vlees had hij verder opvallend weinig moeite, alleen maakte hij daar dan ook weer literatuur van. Of zoals hij het zelf in een quote van Biswell uit Nothing like the sun schreef:

Let us have no nonsensical talk about merging and melting souls, though, binary suns, two spheres in a single orbit. There is the flesh and the flesh makes all. Literature is an epiphenomenon of the action of the flesh.

Het knappe van deze biografie is niet alleen dat Biswell op voorbeeldige wijze feiten boven water haalt en met elkaar in verband brengt. Wat dit boek boven de middelmaat uittilt is de manier waarop hij zijn verhaal vertelt: met de nodige wetenschappelijke distantie, maar dan toch wel weer zo dat je als lezer met rode oortjes de bladzijden omslaat en – zeker niet onbelangrijk – het werk van zijn onderwerp weer eens uit de kast trekt, wat ook geen straf is. Intussen is het wachten op de volgende biografie, want hoe grondig deze ook mag zijn, over Burgess is het laatste woord nog niet gezegd. Zo weten we nog steeds niet zeker of Burgess de biologische vader van zijn zoon is of niet, zoals een eerdere biograaf beweerde, maar dat zijn louter details.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Boeken / Non-fictie

Het geluk zit in heel dikke boeken

recensie: Darrin M. McMahon – Geluk, een geschiedenis

De Amerikaanse hoogleraar Europese geschiedenis Darrin M. McMahon heeft het zich niet makkelijk gemaakt. Geluk is de leidraad in zijn overzicht van de westerse filosofiegeschiedenis. Dat lijkt aardig en voldoende denkers hebben zich over het onderwerp uitgelaten, maar wat meteen al ontbreekt is een definitie. Desalniettemin of juist door die ongrijpbaarheid werd het een meeslepend epos.

De titel dekt de lading niet helemaal, want Geluk, een geschiedenis beperkt zich tot de westerse wijsbegeerte. Boeddhisme bijvoorbeeld ontbreekt vrijwel geheel, alleen als het over Schopenhauer gaat komt het even voorbij. Het Christendom is ruim vertegenwoordigd, maar over de islam of onze hindoevrienden horen we niets. Dat is niet de enige beperking die McMahon zichzelf heeft opgelegd. In het grootste deel van zijn betoog komt geen gewoon mens voor en gaat het alleen maar over de filosofen en hun bizarre constructies.

Geluk..?

Darrin M. McMahon
Darrin M. McMahon

Het is dan ook meer een geschiedenis van de filosofie, aan de hand van een lastig vatbaar begrip. Geluk is net zoiets als gezelligheid: iedereen heeft vaag wel een idee van wat het zou moeten zijn, maar hoe dat dan precies moet worden ingevuld weet niemand. Dat begint al bij de oude Grieken en Romeinen, die er ook niet echt goed raad mee wisten. McMahon toont weer eens aan dat hun gedachtegoed ten grondslag ligt aan het paulinistische denken dat onze streken eeuwenlang in zijn greep heeft gehouden. Hier staat niet het geluk centraal, maar zijn tegenhanger: het lijden. Geluk is dan het vermijden van lijden, of liever nog het verdragen dat we van Epicurus leerden, of zelfs de glorificatie van het leed, zoals dat op Golgotha zijn macabere hoogtepunt beleefde. In die visie lijdt de mens nu eenmaal, niets aan te doen, dus is het uitzitten geblazen. In de vergaande perversie die de kerk van Rome daar weer van bakte zoekt de sterveling juist het lijden op, in de hoop op een hemelse beloning, wat weer zijn verdere doorwerking vindt in de moslimwereld.

Honderden jaren was de belangrijkste taak van de filosofen in de westerse wereld het rechtpraten van dit misantrope mensbeeld, tot de scheuren in de zeventiende eeuw te wijd werden en het gebouw krakend en steunend verzakte en in een bouwval veranderde. Daarmee bleef echter het probleem, dat we nog steeds niet wisten hoe dat moest met het geluk. Dat genot geen duurzaam geluk opleverde was iedereen die ooit aan de boemel was geweest zo langzamerhand wel duidelijk, het zoeken was nu naar werkbare alternatieven.

Recht op geluk

In de Verlichting kwam de gedachte op dat je geluk kon afdwingen, dat je recht had op geluk – zoals Ben Franklin in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring schreef – en het zelfs aan anderen kon opleggen. Vooral de experimenten in die laatste variant deden het streven naar geluk geen goed, al duurde het nog erg lang tot dat ook was doorgedrongen tot grote delen van de Europese bevolking. Onze eigen Hans Achterhuis schreef daar een zeer behartenswaardig boek over.

Inmiddels weten we dat geluk – of welbevinden of hoe je het maar noemen wilt – tussen de oren zit. De enige filosofische vraag die we in dit kader nog kunnen stellen, is of Brave New World echt een dystopie is – maar daarover een andere keer graag meer.

Eigengereide selectie

~

Het schrijven over een zo enorm uitgestrekt onderwerp is in wezen ondoenlijk, niemand heeft alles gelezen en overdacht, zelfs McMahon niet. Voor zijn bespreking van Marx putte hij uit een compilatie, van andere denkers over geluk heeft hij nooit gehoord, met als voornaamste afwezigen de pragmatici – wat op zich merkwaardig is, voor een Amerikaan. De twintigste eeuw komt er filosofisch toch al bijzonder bekaaid af, voor McMahon houdt het met Nietzsche wel zo ongeveer op, geen spoor van postmodernen of een specialist als Onfray.

Het aardige van zijn enigszins eigengereide keuze is toch wel dat – anders dan in algemene overzichten – enkele vaste waarden grotendeels ontbreken. Van de antieken is iedereen wel zo ongeveer present – al missen we hier weer Diogenes, die toch zeker een aantal interessante uitspraken op het besproken gebied heeft gedaan. Opvallender zijn de bijrollen voor onverwoestbare grootheden als Kant, Kierkegaard en Pascal, die toch ook wel het één en ander hebben bepeinsd over geluk in al zijn vermeende verschijningsvormen.

Pillen

Vlak voordat we de moderne tijd betreden vat McMahon nog even handig de voorgaande ruim vierhonderd bladzijden samen:

De sublimatie van Eros in intellectueel streven bij Socrates en Plato, de ascetische zelfbeheersing die Epicurus en de stoïcijnen voorstonden, Augustinus’ geluk van de hoop, Rousseaus aanprijzing van vrijwillige afzondering op zijn gezegende eiland, Marx’ revolutionaire droom van het herscheppen van de wereld, de romantische zoektocht naar liefde, Schopenhauers aanbeveling van de illusie van de kunst, het hedonisme van Sade en La Mettrie, de door drugs veroorzaakte euforieën van Baudelaire en De Quincey, de verfijnde deugden van de arbeid zoals door Weber, Smith en Marx gepropageerd (…)

De afgelopen eeuw raffelt McMahon vervolgens in een handvol bladzijden af, maar daarin zit wel de crux van het verhaal – ook al trekt hij daar zelf de verkeerde conclusie uit. Het enige wat we daadwerkelijk over geluk kunnen zeggen, is dat het subjectief is. Aan de hand van een grafiek poogt McMahon aan te tonen dat er geen correlatie is tussen subjectief bevonden welzijn en bruto nationaal produkt, terwijl iedereen in één oogopslag dat verband juist wel ziet. Een kwestie van interpretatie, maar niet onbelangrijk. McMahon ziet de zaken in zijn eigen subjectiviteit veel somberder dan ze zijn. Moderne medicijnen hebben de lijders aan depressie al veel verlichting geschonken en daarmee het percentage geluk in de wereld verhoogd. McMahon maakt zich nu zorgen over het feit dat bijvoorbeeld Prozac ook wordt gebruikt door mensen die zich gewoon wat beter willen voelen, zonder klinische aanleiding. Maar als geluk subjectief is, kan niemand de Emma Brunts van deze wereld hun medicijnenconsumptie verwijten. Zij zijn immers de enigen die over hun eigen staat van geluk kunnen oordelen. Waarmee we terug zijn bij de vraag of Huxley’s John een held is of een atavisme, en we concluderend mogen vaststellen dat McMahon een boeiend verhaal heeft verteld dat ook nog aanspoort tot nadenken. Niet dat je daar nou zoveel gelukkiger van wordt, maar het doodt de tijd en meer mag je op de lange duur eigenlijk niet verwachten. Meer dan een onbetekenend stofje in een onverschillig heelal zijn we toch niet en houdt onze sterfelijke schil er mee op, dan rest niets anders dan het eeuwige niets.

Muziek / Album

Ontsnappingspoging geslaagd

recensie: Thomas Denver Jonsson - Barely Touching It

Scandinavië lijkt wel op een goed gevulde grabbelton. Lekker lang graaien voor een kwartje en je haalt er gegarandeerd wel iets lekkers uit. Zoals in dit geval de Zweedse singer-songwriter Thomas Denver Jonsson (TDJ). Zesentwintig jaar pas, maar zijn nieuwe plaat Barely Touching It klinkt zó volwassen en doorleefd, dat je op zijn minst vreest voor een moeilijke jeugd op het Zweedse platteland.

~

Als je ooit door Scandinavië bent gereisd dan ken je ze waarschijnlijk wel, die eenzame provinciale stadjes, gelegen aan één van de duizenden meren en omringd door uitgestrekte dennenbossen. In dit desolate en geïsoleerde landschap is melancholie de beste vriend van de gevoelige ziel. Muziek biedt je de kans om weg te dromen uit de benauwdheid van je verdomd kleine wereld. Is de Scandinavische folk daarom misschien zo breekbaar en gevoelig? Vele lotgenoten, zoals Thomas Dybdahl, Nicolai Dunger of Erlend Øye omarmden de gitaar voor een ultieme ontsnappingspoging. Ook Jonsson heeft duidelijk last van de omgeving waarin hij opgroeide, getuige bijvoorbeeld een zin uit de openingssong I’m with You all the Way: “If I ever find my way out of this town, where the brains die young…”

Warme stroom

Op de hoesfoto van Barely Touching It zie je een donkerharige dromerige jongeman in een flanellen houthakkersshirt in de verte turen. De foto ruikt naar verse houtspaanders, kampvuren, verlangen naar onbekende horizonten. Je vermoedt het al, Barely Touching It is géén stoere grootstedelijke plaat, maar meer een intiem, gevoelig plattelandsalbum. Zelf beschrijft Jonsson zijn tweede volwaardige plaat zeer treffend in een interview: “Barely Touching It is a kind of happy album for sad people and a sad album for happy people”. En hij heeft gelijk. In wat voor stemming je ook bent, Barely Touching It zal je meenemen in een warme stroom van laidback klanken.

Ingetogen begeleiding

De muziek die Jonsson op Barely Touching It laat horen is zoals de hoesfoto: op de grens van oud en nieuw, tussen nostalgie en een betere toekomst. Zijn uitstekende begeleidingsband The September Sunrise ondersteunt zijn zang en gitaarspel daar waar nodig op doeltreffende wijze. Het bandgeluid is nooit ruig, maar altijd ingetogen en gepast. Daarnaast versterken het veelvuldige gebruik van mondharmonica, glockenspiel en pedal steel gitaar de weemoed in Jonssons songs. Zijn nasale stem is zeer wendbaar. Soms helder, dan weer klagerig of bijna vals. Hoe dan ook, zijn stem past gewoon perfect bij de klanken van de muziek. De keuze voor de Stockholmse zangeres Nina Kinert als begeleidende stem bij enkele duetten leidt tot betoverende liedjes (o.a. Dreams at the Film Club en Dance Floor Borders). Als vervolgens in Silver Boy de stem klinkt van Ned Oldham weten de kenners wel waar TDJ naar luistert in zijn Zweedse stuga.

7 Inches

Met Barely Touching It laat Jonsson horen een artiest te zijn die het recht heeft mee te waaien op het succes van de Scandinavische singer-songwriter scene. En daarom is het goed om te weten dat deze sympathieke Zweed niet stilzit. Recent liet hij in een interview al weten eind 2006 met een nieuwe plaat (met de titel Welcome Aboard, Crickets and Cats) te willen komen. Daarnaast is hij zojuist met enkele vrienden Going Places begonnen, een label dat alleen maar 7 inches uitbrengt van nieuwe, onbekende artiesten. Hopelijk verleidt dit initiatief nog veel meer Scandinavische jongens en meisjes te ontsnappen aan de verstikkende leegte.

Film / Films

Magische dvd voor magische film

recensie: The Wizard of Oz (2-disc special edition)

Al meer dan vijfenzestig jaar weet een meisje dat verdwaalt in een magisch land, filmkijkers te fascineren. Meer dan een miljard mensen over de hele wereld hebben de belevenissen van deze Dorothy Gale in het land van Oz inmiddels gezien, en nog steeds worden nieuwe fans aangetrokken. The Wizard of Oz verdiende eindelijk een speciale dvd uitgave.

~

Veel films weten de tand des tijds niet te doorstaan. The Wizard of Oz (uit 1939) lijkt echter nog steeds opvallend levend; met de bonte verzameling personages, de vreemde idyllische landschappen, de luchtige liedjes en het creatieve kleurgebruik. Kleur in fims was in die tijd een vrij nieuw fenomeen, en in The Wizard of Oz wordt er op een bijzondere manier mee omgegaan. De scènes in Kansas zijn in zwart-wit, terwijl de scènes in Oz in kleur worden weergegeven. De scène waarin Dorothy (Judy Garland) de deur opent naar het gekleurde magische rijk is nog steeds prachtig om te zien.

Restauratie

Voor deze dvd is de film grondig gerestaureerd. Dit hele proces wordt uitgelegd in een van de extra’s op de eerste schijf: ‘Prettier than ever: The restoration of Oz’. Technici leggen hierin uit hoe zij acht maanden lang te werk gingen. Daarbij worden technische termen erg handig in een apart blokje uitgelegd, zodat het makkelijk te volgen blijft. De film was zo verstoft, dat er hele nieuwe dingen gevonden werden. Zo bleek de Tin Man opeens een bout tussen zijn ogen te hebben, die niet eerder opgemerkt was. Ook het geluid is digitaal gerenoveerd.

Commentaar

~

Naast de technische extra staan er op de eerste schijf nog een aantal kleine bonussen. Alle bijrolspelers worden uitgelicht, waarbij zelfs het hondje Toto aan bod komt. Uiteraard mag een uitgebreid commentaar niet ontbreken. Ingeleid door regisseur Sidney Pollack leidt historicus en Oz-kenner John Fricke de kijker door de film heen. Daarbij wordt hij bijgestaan door oude opnames van de originele cast en crew en hun familieleden. John Fricke (hij schreef onder meer een boek over het vijftigjarig jubileum van de film) heeft een aangename stem, en hoewel zijn commentaar vaak als opgelezen overkomt, weet hij, in combinatie met zijn ‘medevertellers’, toch lang te boeien.

Schminck

De tweede schijf van deze dvd-uitgave staat vol met extra’s. Gastvrouw van de disc is actrice Angela Lansbury, hoewel overigens nergens duidelijk wordt waarom zij hiervoor is uitgekozen. In de documentaire ‘Making a Movie Classic’ is bijna een uur lang te genieten van allerlei anekdotes. Zo klaagden de acteurs constant over hun make-up en kostuum. Het pak van de leeuw woog bijvoorbeeld meer dan veertig kilo, en de oorspronkelijke Tin Man, Buddy Ebsen, moest de set verlaten omdat hij een ernstige allergische reactie kreeg op zijn schmink. Hij werd vervangen door Jack Haley (zijn zoon regisseerde deze documentaire).

Dronken Munchkins

~

Al sinds de film uitkwam, deden geruchten de ronde over dronken lilliputters (de Munchkins uit de film) op de set. In de making of-documentaire, samen met de special ‘Memories of Oz’, worden deze verhalen uitgelicht. Zo was er inderdaad een alcoholische lilliputter, die echter nooit dronken was op de set. De kinderen van Judy Garland blikken terug op enkele interviews met hun moeder over de film. Zij vertellen dat hun moeder graag ‘epische’ grappen vertelde, die vaak de bron werden van de geruchten.

Jitterbug

Ook staan er vijf outtakes op de dvd. Zo is er bijvoorbeeld de opname van het lied ‘The Jitterbug’, over een muggensteek waarvan de vier hoofdpersonen raar gaan dansen. Het voorbereiden van de scène kostte duizenden dollars en enkele weken, om uiteindelijk toch te worden geschrapt na een proefvoorstelling. Verder staan er onder andere nog talloze audiofiles op de schijf, enkele trailers en een uitgebreide fotogallerij.

De extra’s beginnen bovendien al op de hoes. Met een druk op de knop van het hoesje, zingen Dorothy en haar drie vrienden een stuk uit ‘We’re off to see the Wizard,’ waarbij ook nog lichtjes gaan branden in de hoofdstad van Oz, the Emerald City. Daarmee is deze uitgave een absolute must have. De meest geliefde film ooit heeft een waardige dvd.

Voor de liefhebbers: In de VS is ook een 3-disc versie uitgebracht. Op de extra schijf staan o.a. vijf verschillende oudere filmbewerkingen (uit de periode 1910-1933) van The Wizard of Oz en een extra documentaire over Oz-schrijver Frank L. Baum.

Muziek / Concert

Oh, you made me so silent, Jens

recensie: Jens Lekman & Jan van Eerd - Avond van het Kippenvel

Het was al vroeg druk op deze regenachtige vrijdagavond in het Utrechtse Ekko. Het feit was namelijk dat de Zweed Jens Lekman op het punt stond om op dj St. Pauls immer ontroerende ‘Avond van het Kippenvel’ acte de présence te geven. Na het uitbrengen van Oh, You’re so Silent, Jens afgelopen november, werd het wel weer eens tijd voor een optreden op Nederlandse bodem. Ook Spinvis’ vibrafonist Jan van Eerd zou zijn opwachting komen maken.

~

Na met Bill Wells in zijn eigen voorprogramma te hebben meegespeeld, beklom Lekman in zijn eentje het podium. Alleen met een acoustische gitaar zette hij onversterkt Happy Birthday, dear Friend Lisa in, om binnen een paar tellen het publiek stil te krijgen. Geen geboer, geen gepraat; bekers werden voorzichtig op de grond gelegd. Een ingetogen toon leek gezet, totdat de band toetrad. Drummer, pianist en een driekoppige blazersectie vielen tijdens The Opposite of Hallelujah in, om de rest van de set een ware jaren vijftig-croonersfeer te creëren. Afgewisseld met verstilde stukken en hier en daar een eenzame trombone.

Kippenvel

Het geluid was niet optimaal, helaas, maar een kniesoor die daar om maalde. Rillingen over de rug van begin tot eind met als hoogtepunt The Cold Swedish Winter, waarbij het eind langzaam uitmondde in een a-capella gefluister. Mijn buurvrouw veegde stiekem een traan weg. En vanuit de stilte die overbleef klonk een overweldigend applaus. De sfeer bleef, er werd gevingerknipt, meegezongen en gegniffeld om de bitterzoete teksten. Het uur vloog voorbij, “Meer!” riepen we. Maar meer kregen we niet. De vibrafoon van Spinvis’ Jan van Eerd werd al op het podium klaar gezet.

En het reservegetal…

~

Het zou ons benieuwen. Na de eerste tonen op de vibrafoon vertelde ik een kompaan dat ik bij dit soort muziek altijd de behoefte krijg om een cake te gaan bakken. Hij antwoordde dat hij ineens de neiging had om reservegetallen op te gaan noemen. Maar we kwamen al gauw terug op onze uitspraken, want Van Eerd bleek zeker niet het reservegetal van de avond. In zijn set draaide hij met vibrafoon en drumcomputer moeiteloos Sufjan Stevens aan Arcade Fire vast. Geloofwaardig en zonder pretenties overtuigde Van Eerd met een onalledaags optreden. Een ware verrassing. De krappe twintig minuten hadden best verdubbeld mogen worden.

De tijd ging veel te snel en zelfs de twee cynische Lekman-leken uit mijn gezelschap waren overtuigd. Ontdaan na zoveel moois waagden we, met het kippenvel nog vers op onze armen, een eerste dansje.

Muziek / Album

Het Woord Lau’s

recensie: Thé Lau - Tempel der Liefde

Welkom in de tempel der liefde. Wie er preekt? Het is ds. Lau, Thé Lau. Wie er in de kerkbankjes zitten? Een selecte, doch zeer devote goegemeente. De aanhangers van dit prachtige geloof zijn blij met al Lau’s woorden, blij met zijn liederen. De grootsheid ervan dwingt, ook nu weer, onherroepelijk respect af. Maar of er nieuwe zielen mee gewonnen worden? Die vraag lijkt de voorganger zelf niet te interesseren. Hij doet wat hij wil, hij weet bij voorbaat toch wel dat Zijn Woord gewaardeerd wordt. En díe gelovigen hangen al jaren aan z’n lippen.

~

Waar deze poëtische pastor over preekt? Nou, bijvoorbeeld over ‘de duivel die hij in z’n eigen spiegel ziet’. Over Marjan, die soldaat waar we niets van weten maar waar we allemaal wél voor moeten betalen. Maar gelukkig ook over alle dansende mensen. En over die man die besluiteloos meedanst en zichzelf afvraagt waarom iedereen zo triest is. Hij preekt over de dwazen, de idioten en over de vrienden. Maar bovenal, gaat z’n voordracht over de liefde. Z’n buitengewone woordenwatervallen volgen elkander op. De rasperige blanke soulstem met dat karakteristieke rafelige randje oud zeer, klinkt: “Ik zoek niet naar de hemel, ik zoek niet naar de hel, ik zoek naar de verhalen, die jij niet meer vertelt.” De goegemeente voelt z’n pijn en krijgt en masse een dikke keel.

Psalmen

Wie dominee Thé het afgelopen jaar tijdens z’n meest recente voordrachtenreeks mocht bewonderen, hoopte, neen, bad eigenlijk van ganser harte dat ook de bijhorende composities diverser werden dan ooit. De meest recente psalmenbundel van Thé Lau moest, meer dan voorheen, een muzikale selectie uit z’n complete oeuvre worden. En zo geschiedde.

Om dat te bewerkstelligen gebruikte de creatieveling onder andere damesstemmen, ‘zijn’ pianisten Dante Oei en Jan-Peter Bast, het strijkkwartet Pavadita en zelfs een human beatbox-er Sergio Menso (in het dagelijks leven ook wel ‘het vriendje van z’n zoon’).

Heersende popmuziekwetten

Tempel der Liefde biedt bovengemiddeld goede liedjes in de ouderwetse (Scene-)traditie (Draai, Triest, Spiegelmonster, In Vrijheid). Maar eveneens luister je naar bijna ontoegankelijke, monotoon voorgedragen, doch ook weer briljante poëtische epistels (Nighthawks, De Vallei). Z’n selecte goegemeente zal er zeker niet groter van worden.

Want daarvoor doet Thé Lau (gelukkig!) te weinig concessies aan de heersende popmuziekwetten. Dat pleit voor hem. Eén ontoegankelijk stuk verdient wat nadere aandacht; Idioot. Dit surrealistische, humoristische verhaal is een Nederlandse bewerking van Horacio Ferrers gedicht ‘Balada para un loco’. Het lied, ondersteund door een prachtige tango van Pavadita, kun je de crux noemen van deze nieuwe Thé Lau-bijbel; het zorgt er voor dat enkel de ware gelovigen in deze tempel (willen) komen. En misschien is dat ook wel waar je als dominee naar streeft. Beter een select gezelschap broeders en zusters dat de aandacht er goed bij heeft en waar af en toe weer enkele bekeerde nieuwelingen aan toegevoegd worden, dan een bomvolle kerk met niet-oplettende heidenen die de ware boodschap die verkondigd wordt, niet meekrijgen…

Boeken / Strip

Autobio op het web

recensie: Flo: De dagelijkse heldendaden // Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer

Vorig jaar besteedde 8WEEKLY ruime aandacht aan Floor de Goede, een jonge striptekenaar die zijn strips als een soort weblog aan het publiek presenteert. In onze reeks samen met VPRO’s Nachtpodium kreeg Floor een plekje. De beste van zijn webstrips worden sinds kort door uitgeverij Bries gebundeld. Eerder bespraken we al kort zijn De dagelijkse beslommeringen, nu is net deel twee, genaamd De dagelijkse heldendaden, verschenen. Tommy A., een collega-webstripmaker en vriend van Flo, bundelde recentelijk ook een aantal van zijn webstrips in Een hondenleven. Grappig detail: beide striptekenaars zijn op papier bij elkaar te gast.

Floman. Uit: De dagelijkse heldendaden
Floman. Uit: De dagelijkse heldendaden

De Amsterdamse Floor de Goede, die in zijn boekje Flo heet, was een van de eersten in Nederland met een dagelijkse strip op het internet. Met zijn ‘striplog’ had hij een stok achter de deur om toch dagelijks te publiceren, en kon hij zijn werk alvast aan de man brengen voordat er een uitgever was gevonden. Die is inmiddels gevonden in het Belgische Bries. De strips van Flo zijn doorgaans autobiografisch en gaan vaak over vrij triviale onderwerpen, wat ook de titel van het vorige boekje verklaart: De dagelijkse beslommeringen. Qua verhaaltjes en tekenstijl gaat het nieuwe deeltje in dezelfde trant voort. De auteur behandelt allemaal dagelijkse belevenissen uit de periode tussen september en december 2004, daarbij beginnend waar het vorige boekje stopte. Nieuw is echter de introductie van Floman, een denkbeeldige superheld – of eigenlijk gewoon Flo in een blauwe pyjama die het onrecht wel even de wereld uit zal helpen. Floman is echter niet zo stoer en dat levert een aantal grappige strips op. Leuk is dat het pakje van Floman ook echt in een blauwe steunkleur is gedrukt, wat de strip extra aantrekkingskracht geeft. Verder staat De dagelijkse heldendaden weer vol met leuke strips en zo nu en dan een fotootje, zoals van de muis die de keuken van Flo en zijn vriend Bas bewoonde, en die voer is voor zes stripjes.

Hondenleven

Tommy en Flo in de trein. Uit: Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer
Tommy en Flo in de trein. Uit: Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer

Ook Tommy A. is een jonge striptekenaar uit Amsterdam die op het web autobiografische strips publiceert. In tegenstelling tot Flo beeldt hij de bewoners van zijn strips niet af als mensen, maar als dieren. Tommy zelf is een hond, wat de titel Een hondenleven verklaart. De voorkant van dit eerste deel Hondenweer toont een neerslachtige Tommy in de regen, maar zo somber is de auteur in het echt zeker niet: dat bewijst hij wel op de achterpagina, waar hij lachend onder een paraplu staat. Het boek staat vol met vrolijke en lieve korte stripjes van steeds vier plaatjes. Soms zijn ze wel wat melancholisch, maar nooit op een deprimerende manier. De tekenstijl van Tommy A. is wat abstracter dan die van Flo, maar dat past wel goed bij de dieren die de strips bevolken. De stripjes weten wel vaak in vier plaatjes tot een leuke clou te komen, wat een kunst op zich is. Tommy A. heeft Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer in eigen beheer uitgegeven, en het is dus alleen maar via zijn site te bestellen of te krijgen in betere stripwinkels. Het is echter wel zo’n leuke small-pressuitgave dat de auteur in de toekomst toch wel echt een uitgever verdient.

Floor de Goede • Flo: De dagelijkse heldendaden • Uitgever: Bries • Prijs: € 5,00 • 32 bladzijden • ISBN: 9789076708348

Tommy A. • Een hondenleven. Deel 1: Hondenweer • Eigen beheer • Prijs: € 3,50 • 20 bladzijden

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: King Kong Production Diaries // She Hate Me // Eros

.

King Kong Production Diaries
(Michael Pellerin, 2005 • Universal)

~

Veel gekker moet het niet worden: deze 54 mini-documentaires over het maken van Peter Jacksons King Kong worden door studio Universal met evenveel poeha op dvd uitgebracht als betrof het een bona fide blockbuster, inclusief introductie van Jackson én een bonus-featurette van een klein kwartier. De echte Kong-fans hebben de filmpjes natuurlijk allemaal al op hun harde schijf staan en weten dus wat ze kunnen verwachten, maar voor niet-ingewijden nog even een korte toelichting. Tijdens het productieproces van King Kong besloten Jackson en zijn vaste dvd-producer Michael Pellerin een paar keer per week een zogenaamde production diary te uploaden naar fansite kongisking. Het bleek een gouden greep: de fans smulden van de soms verrassend diepgravende filmpjes, en het concept werd al gauw overgenomen door andere studio’s (zie onder meer Superman Returns en onze eigen Zwartboek). Het op dvd uitbrengen van de diaries, afzonderlijk van de film waarvoor ze promotie maken, ruikt aan de ene kant naar geldklopperij, maar aan de andere kant heb je ze op deze manier wel allemaal bij elkaar, in een superieure beeld- en geluidskwaliteit vergeleken met de originele QuickTimes van internet. En bovendien krijgen de dvd-makers van King Kong nu de mogelijkheid nóg dieper in te gaan op de materie dan voor de première mogelijk was. Het is, om kort te gaan, niets anders dan een win-winsituatie. (Melson Zwerver)

She Hate Me
(Spike Lee, 2005 • A-Film)

~

De films van Spike Lee zijn, zelfs als ze soms op het randje van de propaganda staan, vrijwel altijd fris, inspirerend en prikkelend. She Hate Me, de meest recente ‘Spike Lee Joint’, is echter een faliekante mislukking die niet in de buurt komt van zijn eerdere werk. Er komen louter clichés voorbij, de film zwengelt alle kanten op en het verhaal is een vreemde mix tussen een flauwe relatiekomedie en een typisch rechtbankdrama á la Grisham. John Henry Armstrong (Anthony Mackie) is onderdirecteur bij een succesvol concern dat medicijnen ontwikkelt. Als hij ontdekt dat er met een medicijn tegen aids geknoeid is, geeft hij zijn werkgevers via een anoniem telefoontje bij de toezichthouders aan. Hij komt op straat te staan en wordt met de nek aangekeken. Werkloos als hij is stemt hij in met het absurde en dubieuze voorstel van zijn lesbische ex-vriendin om voor 10.000 dollar een kind bij haar en haar vriendin te verwekken. Dezelfde procedure herhaalt zich bij nog een dozijn lesbiennes, die er elk verbazend veel plezier in hebben (in enkele achter elkaar gemonteerde scènes zien we ze dan ook stuk voor stuk klaarkomen). Ondertussen komt de maffia nog voorbij in de figuur van John Turturro (die de vader van een van de lesbiennes speelt en voortdurend The Godfather imiteert, ook al niet erg origineel) en mogen we genieten van de animaties van vrolijke ofwel uitgeputte spermacellen. Het geheel is een aftands en humorloos aftreksel dat van lesbiennes een karikatuur maakt en Spike Lee volstrekt onwaardig is. (Martijn Boven)

Eros
(Michaelangelo Antonioni, Steven Soderbergh, Kar-wai Wong, 2004 • Total Film)

Scène uit <i>The Hand</i>
Scène uit The Hand

Als een soort eerbetoon aan Antonioni organiseerden een paar producenten een project waarin twee jongere filmmakers ieder een korte film mochten maken, die samen met een korte film van de voormalige maestro als een drieluik vertoond werd. Het overkoepelende thema was erotiek. Zulke initiatieven worden zelden tot een goed einde gebracht, en zo verging het het drieluik Eros ook. Het is niet voor niets dat voor de dvd-uitgave Antonioni’s film vooraan in plaats van achteraan (zoals in de originele bioscoopversie) is geplaatst: de anticlimax zou anders te groot zijn. Nu is de beste van de drie films voor het laatst bewaard – een logische keuze. Antonioni bewijst met The Dangerous Thread of Things namelijk alleen maar hoe ver hij van zijn publiek verwijderd is: het is een volstrekt ontoegankelijk, hopeloos pretentieus werkje met lachwekkend slechte acteerprestaties. Soderbergh brengt het er met zijn dodelijk saaie Equilibrium niet beter vanaf: zijn aflevering is een formalistisch experiment met twee acteurs die de aandacht niet van een zwak scenario af kunnen lijden. Wong levert de beste film af: zijn The Hand is een schitterend vormgegeven, sensueel portret van de ingehouden romance van een luxe hoer (Li Gong) en haar kleermaker (Chen Chang). De diep melancholieke sfeer die de magistrale beelden van Christopher Doyle, Wongs fraaie vertelling en de overtuigende prestaties van de twee topacteurs in de hoofdrollen opwekken, maakt van The Hand de enige episode die de moeite waard is. De dvd bevat geen noemenswaardige extra’s. (Paul Caspers)