Boeken / Non-fictie

Het verdwaalde oog

recensie: Patrick Roegiers - Diane Arbus. De droom van een schipbreuk

De Amerikaanse fotografe Diane Arbus wist met haar oprechte en schokkende foto’s een invloedrijke schare bewonderaars voort te brengen, onder wie Roland Barthes en Susan Sontag. Haar pakkende oeuvre vormt in combinatie met haar mysterieuze leven een fascinerend terrein voor biografen. In De droom van een schipbreuk onderneemt Patrick Roegiers een poging om in Arbus’ belevingswereld te duiken. Maar Roegiers’ ongestructureerde excursie in Arbus’ duistere intieme territorium strandt uiteindelijk in zijn bewondering voor deze ongrijpbare fotografe.

Fotografe Diane Arbus pleegde op 26 juli 1971 zelfmoord. Ze slikte een overdosis pillen, waarna ze haar polsen doorsneed. Arbus leed haar leven lang al aan depressies en wie haar foto’s kent, wordt geconfronteerd met de vraag in hoeverre haar wisselende gemoedstoestand weerspiegeld wordt in haar portretten van vermoeide outsiders en vergeten freaks. In dit licht is de verleiding groot om haar in het gedoemde pantheon van fragiele creatievelingen te plaatsen.

Chaotische bewondering

Met De droom van een schipbreuk probeert de Franse schrijver Patrick Roegiers een fakkel te ontsteken in de duisternis die Arbus omgeeft. Roegiers schreef al eerder boeken over de fotografen Herb Ritz en Bill Brandt, en daarnaast een boek over de Belgische surrealist René Magritte. In De droom van een schipbreuk schetst hij een zeer persoonlijk portret van de fotografe. Hierbij zijn analyses van haar foto’s de leidraad voor het biografische inzicht dat hij wil overbrengen.

Deze stijl kan men afwijkend noemen van de gangbare biografieën, omdat de losse combinatie van essay en biografie die Roegiers toepast meer in het voordeel van de schrijver uitpakt dan van zijn onderwerp. Daarmee ligt het gewicht van de analyses en de daaropvolgende conclusies puur bij zijn persoonlijke manier van schrijven en associëren. Het geeft echter geen bevredigend resultaat: Roegiers’ boek schippert te veel tussen de vrijheid van de essayvorm en een onduidelijke biografische structuur. Uiteindelijk heeft het als voornaamste effect dat je Arbus’ foto’s gelijk weer wilt zien. Maar dat effect komt niet voort uit Roegiers’ overtuigingskracht, maar eerder uit de irritatie die wordt opgeroepen door de vergezochte theorieën in zijn beschrijvingen van Arbus’ werk. Zij vormen interpretaties in een dwingende stijl die gaandeweg afdwalen van concretere zaken en feiten. Zo beschrijft hij in het hoofdstuk De familie van monsters Arbus’ fascinatie voor reuzen en dwergen. Roegiers verbindt deze fascinatie aan de betekenis van sprookjes en vervolgens weidt hij onnodig uit over de theorieën van pedagoog Bruno Bettelheim over de betekenis van fantasiefiguren. Erger nog is zijn analyse die hij toepast op Arbus’ foto van een groep kerstmannen, waarbij hij onnodig gebruik maakt van een uitgebreide geschiedenis van deze figuur, maar gaandeweg Arbus’ specifieke context verliest.

Bepaalde analyses zijn ook te voor de hand liggend en vormen inkoppertjes voor biografen die teren op theorieën over neuroses en de gevolgen van een ongelukkige jeugd. Arbus was een kind van rijke Russisch-Joodse immigranten en zij zette zich sterk af tegen dat milieu door te kiezen voor een kunstenaarsleven. Roegiers benadrukt haar Joodse achtergrond. Zijn boek maakt gretig gebruik van citaten van Kafka (naar Roegiers’ zeggen de favoriete auteur van Arbus). Toch is deze positionering onbevredigend. Want moeten we hieruit concluderen dat Arbus door haar joods zijn thuishoort in het pantheon dat bevolkt wordt door Kafka’s ongelukkige erfgenamen? Hier overschaduwt een generaliserende verklaring het specifieke werk van Arbus als individu, omdat Roegiers Arbus te veel in een bestaand theoretisch hokje wil plaatsen zonder te analyseren of er meer achter haar kunst zit.

Visceraal einde

De enige bevredigende passages zijn die waar Roegiers zich niet laat verleiden tot het associëren om te associëren en hij Arbus zelf helder aan het woord laat. Arbus is erg precies in haar uitspraken over haar foto’s en haar fascinaties. Als Roegiers haar methode beschrijft in beknopte en tegelijk ook veelzeggende schetsen, verschaft hij meer duidelijkheid. Het verband dat hij met fotograaf Weegee maakt, is ook een interessant aanknopingspunt, omdat Weegee in veel opzichten een fotograaf was die op een compleet andere wijze te werk ging, terwijl er toch een sterke relatie in thematiek en stijl van beide fotografen te zien is.

Maar deze nog redelijke beschrijvingen staan uiteindelijk in de schaduw van Roegiers’ onnodig dramatische conclusie. De laatste hoofdstukken geven een beschrijving van Arbus’ laatste serie foto’s van verstandelijk gehandicapten die ze maakte aan het begin van de jaren zeventig. Zo schrijft hij over een groepsportret:

Deze groep imbecielen scandeert immers de opera van de zondvloed en roept uit sarcasme de machten van het kwaad aan, die de wereld ten onder laten gaan met de ontkenning van de elementen, met een vloed van tornado’s van bloed en modder, afgewisseld met weerlicht en bliksem […].

Roegiers hanteert deze beschrijving als een middel om de zegels van Arbus’ persoonlijke hel te verbreken. Het is een opstapje naar haar zelfmoord, maar het is een anticlimax, omdat het effect verloren gaat in Roegiers’ korte afsluiting en het ontbreken van een heldere conclusie.

Het is verleidelijk om aan gekwelde kunstenaars het aforisme ‘hoe duisterder de nacht hoe feller de sterren’ toe te schrijven. Maar van biografen mag men niet verwachten dat zij zich verliezen in die duisternis door een stijl te hanteren die lof biedt via het gebruik van literaire vaagheid. Roegiers’ zwakte is dat hij de subtiele gave van goede biografen mist om afstand te nemen van het onderwerp en te overtuigen met een gestructureerde visie op het leven van een persoon. Wat men uiteindelijk aan inzicht wint, weegt niet op tegen de kennis van Arbus’ visie die iedereen kan opdoen door een confrontatie met haar indringende foto’s.

Kunst / Expo binnenland

Het evangelie volgens Hancock

recensie: Trenton Doyle Hancock - The Wayward Thinker

Is godsdienst saai, oubollig en uit de tijd? Als je het werk van Trenton Doyle Hancock gezien hebt, zul je deze vraag ontkennend beantwoorden. Wat stijl betreft past Hancock in de lijn die Museum Boijmans Van Beuningen ingeslagen heeft met eerdere tentoonstellingen van tekenaars Paul Noble en Robert Crumb, beiden kunstenaars die werken vanuit een eigen mythologie en een sterke fantasie. Wat inhoud betreft is het werk dat nu tentoongesteld is een visueel spektakel, waarin de kunstenaar een strijd tussen goed en kwaad beschrijft. Hierbij haalt hij inspiratie uit computergames, strips en speelgoed, wat in de verschillende schilderijen en collages goed zichtbaar is.

Give 'em an inch and they'll take a foot, 2006, gemengde technieken op doek, Collectie Randy Shull & Hedy Fisher, Asheville
Give ‘em an inch and they’ll take a foot, 2006, gemengde technieken op doek, Collectie Randy Shull & Hedy Fisher, Asheville

Trenton Doyle Hancock is een relatief onbekende naam in de Europese kunstwereld, mede doordat hij nu zijn eerste solo-expositie in Europa heeft. In Amerika exposeert hij echter al wat langer, vooral in Texas, waar hij woont en in 2000 zijn opleiding voltooide, maar ook in het New Yorkse galeriewezen. Zijn doorbraak beleefde Hancock in 2002 met de deelname aan de Biënnale van het Whitney Museum of American Art in New York. Museum Boijmans Van Beuningen heeft, om Hancock in Nederland te introduceren, een gedeelte van de eerste tentoonstellingszaal speciaal ingericht. Een tafel ligt bezaaid met boeken over de kunstenaar en op een televisie is een interview met hem te zien. Hancock, voor mij verrassend een Afro-Amerikaan, vertelt hierin over zijn achtergrond en zijn streng christelijke opvoeding. Deze heeft de basis gelegd voor zijn latere kunst, legt hij uit. Als reactie op het gehamer op de christelijke boodschap als enige waarheid is Hancock gaan zoeken naar andere waarheden. Uit deze verschillende waarheden heeft hij stukken genomen en deze tot zijn nieuwe hybride waarheid getransformeerd.

The third to the last great Hurah, 2005, gemengde technieken op doek, Collectie Gregory R. Miller, New York
The third to the last great Hurah, 2005, gemengde technieken op doek, Collectie Gregory R. Miller, New York

Deze nieuwe religie vormt de basis van Hancocks kunst. Het verhaal waar deze tentoonstelling aan gewijd is, begint met de introductie van Sesom. Deze wil als een alternatieve Mozes (is het toeval dat zijn naam Moses achterstevoren is?) de zogenaamde Vegans uit de Onderwereld laten ontsnappen. Middels zijn over het algemeen vrij cryptische schilderijen en teksten vertelt Hancock het verhaal van Sesom en zijn strijd tegen het kwaad. Een belangrijke episode wordt weergegeven in het grote doek Sesom’s Dream, een enorme uitbarsting van kleur die het ‘ontwaken’ van Sesom, zelf een Vegan, uitbeeldt. Kleur blijk hét middel om uit de Onderwereld te ontsnappen. Hierna ronselt Sesom acht volgelingen die hem bijstaan in zijn strijd. Deze discipelen worden ieder met een portret geëerd. Hun namen als Shy Jerry, Baby Curt en F-Shine lijken voor mij haast rechtstreeks uit de Amerikaanse hiphopcultuur te komen. Samen hebben ze als missie tweeënhalve Vegan per dag te bekeren, maar ze blijven steken op een kwart per week, zo blijkt uit de geschilderde teksten op de muur. Daarom vinden ze de ‘Miracle Machines’ uit. Deze wonderbaarlijke apparaten zijn in meerdere tekeningen en schilderijen afgebeeld en lijken meer op kadavers dan op machines. Een stroom van roze bloed, waarmee de Miracle Machines worden gestookt, verbindt de laatste zalen visueel en conceptueel. Ze leidt naar de Blestian Room, de plaats waar Sesom volgens het verhaal verraden wordt. Deze plaats wordt weergegeven in een kleurrijk doek met dezelfde naam. In dit doek is te zien hoe het kwade, weergegeven in zwart en wit, bekeerd wordt door kleur. Met collage en stripachtige tekeningen schept Hancock een spectaculair beeld van deze bekering.

De Waarheid

In the Blestian Room, 2006, gemengde technieken op doek, Collectie Strauss Family, New York
In the Blestian Room, 2006, gemengde technieken op doek, Collectie Strauss Family, New York

Hancock betoogt in zijn inleidende video dat hij uit de vele waarheden die hij onderzocht heeft een nieuwe, hybride waarheid heeft geconstrueerd. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het gedeelte van zijn nieuwe religie dat in deze tentoonstelling verteld wordt, nauw samenhangt met de bijbel zoals wij die kennen. De vergelijking Mozes / Sesom is alleen tekstueel al duidelijk, maar ook in het verhaal van Sesom zitten veel parallellen met het leven van Mozes. Daarnaast zijn verraad en natuurlijk de wonderen die de hoofdfiguur verricht belangrijke thema’s, net als in de bijbel. Waar de bijbel soms als saai, oubollig of uit de tijd gezien wordt, is Hancocks evangelie dat zeker niet. De vorm van de tentoonstelling, waarin tekst en beeld afwisselend worden gepresenteerd, maakt het een interessante zoektocht naar wat Hancock wil vertellen. De wijze waarop de teksten op de muren geschilderd zijn dragen daaraan bij. Ze zijn niet hapklaar gepresenteerd, zodat je er moeite voor moet doen ze te begrijpen. Als je het eenmaal door hebt, ga je toch met een tevreden gevoel huiswaarts.

Boeken / Fictie

Hoeveel onverklaarbaars er kan schuilen in wat als normaal wordt beschouwd

recensie: César Aira - De nachtelijke invallen van ambtenaar Varamo

De hier nog vrij onbekende schrijver César Aira is voor het eerst in het Nederlands vertaald. Een heuglijk feit. Want de Argentijn is een ware literator, die in de traditie van landgenoten Borges en Cortázar narratieve trucjes niet schuwt om heerlijke verhalen te vertellen.

In mijn recente reizen naar Spaanstalige landen heb ik er een gewoonte van gemaakt steeds een boek van César Aira (Argentinië, 1949) op de kop te tikken. Na een zestal titels te hebben gelezen is de Argentijnse schrijver een van mijn favoriete auteurs geworden. Gelukkig kan ik nog een hele tijd vooruit, want Aira schrijft al jaren en heeft inmiddels een oeuvre van zo’n dertig boeken op zijn naam staan. Met De nachtelijke invallen van ambtenaar Varamo is zijn eerste Nederlandse vertaling een feit.

Groots

~

In de romans van Aira is de hoofdpersoon meestal een in de midlife vastzittende man of vrouw. Zo ook in Varamo, waarin de held van het verhaal, de Panamese ambtenaar Varamo, nogal Dantesk “in het midden van zijn leven gekomen” opeens het belangrijkste gedicht uit de Midden-Amerikaanse literatuur blijkt te hebben geschreven.

Om het bijzondere hiervan te onderstrepen dient vermeld dat de man in de vijftig jaar dat hij inmiddels leefde nog nooit eerder ook maar een vers geschreven had en daar ook geen enkele behoefte toe had gevoeld; net zoals hij daarna nooit meer een dichtregel zou schrijven.

Het verhaal blikt terug op de omstandigheden waaronder Varamo dit gedicht – zonder het schrijfsel De zang van een maagdelijk kind ook maar een enkele keer te citeren – in een nachtelijke opwelling aan het papier toevertrouwde, en is zoals de schrijver het noemt de ontstaansgeschiedenis van een groot werk.

Odyssee

De gebeurtenissen voorafgaand aan het gedicht beginnen wanneer Varamo zijn loon bij de bank ophaalt en tot de ontdekking komt dat de twee biljetten van elk honderd peso vals zijn. Wanhopig, want bang om ophef te maken in de bank, en vervolgens te stuntelig om bij de politie aangifte gaan doen, zwerft hij door Colón. In de uren die volgen leidt zijn odyssee langs verkopers van clandestiene loten, Varamo’s paranoïde moeder, de organisatoren van een gelijkmatigheidsrally (jawel, een rally waarbij de deelnemers een zo gelijkmatige snelheid moeten aanhouden en er alles aan doen om tegenstanders te verleiden af te wijken van hun tempo), de laatste vrouw (waarvan in hemelsnaam de laatste?), zijn eigen pogingen om een vis op te zetten (ook iets wat hij nog nooit eerder heeft gedaan, maar wat hem in tegenstelling tot het gedicht niet zo succesvol afgaat), en een eenbenige smokkelaarster van golfclubs (die door te doen alsof het haar wandelstok is, er per poging maar ééntje mee kan smokkelen).

Het zijn de bizarre personages en situaties die het verhaal invullen: de rasgos circunstanciales. Zoals Aira Borges citeert: “de werkelijkheidspartikels, die, mits juist gecombineerd, een betoog vormen dat zozeer op dat van een roman lijkt dat het ervoor zou kunnen doorgaan”. En hiermee is de vorm van Varamo verklaard. Het is de ontstaansgeschiedenis van een fictief (?) gedicht, zo geconstrueerd opdat er een roman uit voortvloeit. Uiteraard is daarmee de kous niet af. Varamo schrijft in De nachtelijke invallen van Varamo wel degelijk een gedicht, en wel het belangrijkste uit de Midden-Amerikaanse literatuur. Bestaande uit de random achter elkaar overgeschreven teksten van alle nota’s, kattebelletjes en meegenomen papieren tijdens deze genoemde queeste. Een queeste die wel iets wegheeft van de onlangs door Harrie Lemmens vertaalde roman De muizen van de Braziliaan Dyonélio Machado, waarin een ambtenaar geld bij elkaar moet sprokkelen om de melkboer te betalen.

Hiermee heeft César Aira een meesterlijke roman geschapen. Niet alleen de genoemde compositie, ook het verhaal op zich is briljant verteld. Daarnaast past het zonder meer in het oeuvre van de Argentijn, dat vormgegeven wordt door stuntelige hoofdpersonages die een zekere angst hebben om met onbekende situaties om te gaan en even verbaasd en overdenkend de wereld overzien als de lezer. Een citaat uit Varamo dat als motto voor Aira’s werk zou kunnen dienen: “eens te meer stelde hij vast hoe veel onverklaarbaars er kon schuilen in wat voor normaal werd beschouwd”.

Theater / Voorstelling

Mensen net als wij

recensie: rotheater - Hoofd

Ja inderdaad, zo gaat dat in een ziekenhuis. De bezoekers lopen met wat onzekere tred door de gangen. Ze knikken beleefd naar anderen, prevelen een hallo en lopen met een verontschuldigend lachje om de lippen weer verder. Twee bekenden treffen elkaar bij een bed, zoeken met aanrakingen steun bij elkaar en praten op gedempte toon met elkaar. De een wisselt de wacht met de ander, die even in de ziekenhuisrestauratie beneden een saucijzenbroodje gaat halen.

De voorstelling Hoofd van de regisseur Jetse Batelaan is een kort feestje der herkenning. Iedereen die wel eens in een ziekenhuis op bezoek is geweest, ziet zichzelf daar lopen. Onwennig met een bosje bloemen dat je in de hal of op het station hebt gekocht. Een vriendelijke maar afstandelijke verpleger die de lakens recht trekt en een vaas voor je bloemen gaat zoeken. De steriele omgeving, het onpersoonlijke meubilair en de onvermijdelijke koffieautomaat op de gang.

Zware last

~


De vijf mensen die af en aan door de gangen en kamers scharrelen, torsen een voor een een zware last mee, door Batelaan zichtbaar gemaakt als een levensgrote, aangeklede pop die ze op hun schouders meedragen. Deze zware last van menselijk leed maakt het lopen zwaar, zit in de weg als ze willen gaan zitten, maar kunnen ze ook overdragen aan de ander als ze even dat saucijzenbroodje gaan halen.

De acteurs die Batelaans ideeën op het toneel vormgeven, kwijten zich prima van hun taak. Hun onzekere blikken en wat onhandige handelingen weten vaak genoeg een glimlach of zelfs een luide lach te ontlokken. Vooral Fania Sorel is met haar bijna naïeve blik en subtiele gebaren heel fijn om naar te kijken. De soms licht absurde momenten zijn geestig en menigmaal trakteert het publiek Batelaan dan ook op een gulle lach.

Eenzaam lichaamsdeel

~


Maar de voorstelling zou toch iets meer moeten bieden dan een gevoel van herkenning en een consequente beeldtaal. De boodschap op de folder waarmee Batelaan zijn publiek de zaal instuurt -‘hoofd is een eenzaam lichaamsdeel’ – verzandt ergens. Zijn motto ‘Het geeft niet, we kunnen het geen van allen’ snijdt wat meer hout, maar toch blijft het gevoel dat dit een voorstelling op halve kracht is en te weinig indruk maakt om te kunnen beklijven.

Inderdaad, dit zijn mensen net als wij. Wij kunnen ook niet alles weten, net als die vijf volwassenen op ziekenbezoek. Maar nieuwe inzichten dan dat lijkt de voorstelling niet te bieden. Het spel is consequent en goed, maar inhoudelijk dringt Hoofd niet diep door. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest.

Hoofd is te zien tot en met 17 februari 2008. Klik hier voor meer informatie.

Film / Films

Geen goed voorgevoel

recensie: Premonition

Iedereen heeft wel eens een voorgevoel. Een paraplu meenemen ondanks dat het zonnig is – en even later gaat het inderdaad regenen. Met opzet een trein later nemen, om er achter te komen dat je anders een uur vertraging zou hebben gehad. Of in het bizarre geval van Sandra Bullocks personage in Premonition: weten dat je echtgenoot binnen een week dood gaat door een ongeluk.

~

Het basisgegeven van Premonition is best origineel. Het zou je maar gebeuren: de lokale sheriff staat op je deurmat om te vertellen dat je echtgenoot zojuist om het leven is gekomen. Je huilt jezelf in slaap, om de volgende ochtend wakker te worden met diezelfde echtgenoot springlevend naast je. Het enige wat overblijft, is een naar voorgevoel, dat in de loop van de week steeds sterker wordt. De hamvraag: hoe stop je het schijnbaar onvermijdelijke?

Priester

Maar zoals zo vaak in de filmwereld: een origineel gegeven levert niet gegarandeerd een goede film op. Bij Premonition begint dat probleem al bij het bepalen van het genre. De film begint als een drama, maar ontwikkelt zich daarna tot een bovennatuurlijke thriller, om vervolgens toch de sentimentele dramakant op te gaan. Voor elk genre lijken er bijfiguren te zijn opgetrommeld. De overbezorgde moeder, de priester die wel even uitlegt hoe zo’n voorgevoel werkt, en het gelukkige gezinnetje zelf. Als dat het enige nadelige was geweest, was de film echter nog best te pruimen – goed, op de priester na dan – geweest. Het verloop van het verhaal wordt alleen ook nog eens onnodig moeilijk gemaakt, zowel voor Bullocks personage Linda als voor de kijker.

~

De dagen van de week verlopen niet chronologisch; de ene dag is een gelukkige dag samen met het gezin, de volgende speelt zich af op de begrafenis van echtgenoot Jim (Julian McMahon, van nip/tuck). Om de kijker nog een beetje te helpen maakt Linda zelfs een schema, waarop met grote letters alle gebeurtenissen worden gekrast. Alles leidt uiteindelijk naar de rode letters van ‘Jim Dies!‘ Het is alleen nog aan Linda om uit te zoeken hoe ze de dagen van de week nu eigenlijk moet ordenen om het ongeluk te stoppen. Klinkt ingewikkeld? Dat is het ook. Het fenomeen tijd is nu eenmaal lastig om goed te verfilmen. Dan deed Bullock het in The Lake House toch wat beter, en dat was al geen enorme kaskraker.

Sandra Bullock maakt de film het kijken nog wel waard, maar alleen zij kan de film niet redden. Waar het verhaal heen gaat, is na een paar scènes eigenlijk niet moeilijk meer te raden, en dan heb je geen voorgevoel meer nodig om te weten dat het geen goede film zal worden.

Film / Films

Seks en winkelwagentjes

recensie: Cashback

Cashback is het speelfilmdebuut van voormalig modefotograaf Sean Ellis en is grotendeels geïnspireerd door een gelijknamige korte film die hij in 2004 maakte. Een aan liefdesverdriet lijdende kunstacademiestudent dagdroomt sensueel weg, terwijl hij een nietszeggend baantje heeft in een supermarkt. Daar laat de liefde niet snel op zich wachten. Maar Cashback is helaas een iets te gladde romantische komedie die zo plat is als een creditcard.

Wat is het toch met al die twijfelende quasi-artistieke twintigers in hedendaagse films? Als voer voor filmmakers zien we ze vaak als karakters voor romantische komedies en absurdistische coming of age drama’s. Dwalend door de banenmarkt lijken ze hun evenwicht in het leven nog niet gevonden te hebben. Misschien dat hun populariteit te maken heeft met herkenbaarheid, gezien er een hele generatie rondkomt van dom uitzendwerk en stiekem droomt over betere mogelijkheden en ongekend succes.

~

Neem Ben (een net uitgepuberde Sean Biggerstaff) die aan het begin van Cashback emotioneel moet bijkomen van de breuk met zijn vriendin. Lijdend aan zware slapeloosheid besluit hij in de avonddienst te gaan werken bij een supermarkt. In voice-over leidt hij de kijker door zijn leven en zijn fantasieën, terwijl hij de tijd probeert te doden. Ben is een ‘gevoelige’ kunstacademiestudent die nog kan tekenen en schilderen. Op zijn academie lijken ze nog nooit van installaties gehoord te hebben, en Ben is een oerdegelijke schilder die figuratieve werken maakt. In de film zien we hoe hij tot kunstenaar werd klaargestoomd door wat erotische ervaringen. Beginnend bij het aanschouwen van het naakte lichaam van zijn Zweedse au pair toen hij nog een kind was.

Voyeuristisch timemanagement

Ben heeft een goed oog voor vrouwelijke schoon en ziet het uiterlijk als een afspiegeling van de persoonlijkheid. Een element dat hij denkt te vangen in zijn werk. Met deze achtergrond moet de kijker concluderen dat Ben diepgang heeft, wat in contrast staat met zijn collega’s en zijn baas. De supermarkt wordt draaiende gehouden door geile vakkenvullers die echte Britse lads zijn, en op geheel voorspelbare wijze praten over seks en voetbal.

Maar deze tegenstelling die regisseur Sean Ellis toepast is niet geheel geslaagd. Zo is er in het verhaal een volkomen ongeloofwaardig trucje verwerkt. Ben kan de tijd stil laten staan. Dit trucje komt goed van pas als hij al het mooie vrouwvolk in de supermarkt wil tekenen. In een scène stript hij ze ongemerkt van hun kleding, zodat hij zich kan wijden aan zijn talent om het vrouwelijk lichaam te vangen. Ellis filmt deze naakte vrouwen op een manier die in het verlengde ligt van de modellen in tijdschriften als Playboy, FHM of Maxim. Ben lijkt daarmee schoonheid voornamelijk te zien vanuit de norm die geldt vanuit die bladen.

~

Cashback weet dit oppervlakkige beeld niet te nuanceren door de vrouwelijke personages in het verhaal. Bens ex, de oorzaak van zijn ongeneeslijke insomnia is een zwijgende verloren muze. Pure schoonheid in slowmotion gevangen, terwijl ze als een modern nimfje de zonsondergang in rent. Emilia Fox, die Bens collega Sharon speelt en al snel zijn nieuwe love interest wordt, lijkt nog wat meer persoonlijkheid in haar rol te brengen. Maar het script geeft haar te weinig diepgang om echt tot leven te komen. Tegenover de schijnbare puurheid van Sharon zijn de andere vrouwen eendimensionale lustobjecten. Treffend voorbeeld daarvan is een meisje dat in een flashback van Ben voor geld haar geslacht toont aan nieuwsgierige jongens. Een onsubtiele plotwending zorgt ervoor dat dit meisje later in de film terugkomt als stripper. Haar karakterontwikkeling is daarmee duidelijk.

Humorloze gladheid

De wetenschap dat regisseur Sean Ellis een bekende modefotograaf is, maakt van Bens sensuele beslommeringen interessant psychologisch vergelijkingsmateriaal. Zou het zo zijn dat Ellis deze film heeft gebruikt om zijn eigen houding tegenover vrouwelijk schoon te illustreren? Ook lijken de schilderijen die Ben maakt op de look van fashionshoots en hippe reclameposters en staan daarmee in verband met Ellis’ werk als fotograaf.

Ellis’ stijl van filmen is zo glad als zijn fotografie. Maar ook onopmerkelijk gezien de tijd waarin we leven; daarin worden we immers bedolven onder deze verstikkende commerciële esthetica. Verder mist Cashback humor en interessante karakters. De Britse film Late Night Shopping (2001) wist veel speelser en intelligenter om te gaan met de onzekerheid van twintigers die vastzitten in het economische vagevuur van nietszeggend werk. Vanuit Amerikaanse hoek is Kevin Smiths Clerks-serie een meesterwerk in vergelijking met de geintjes en dialogen die Ellis de kijker voorschotelt. Cashback is daarmee een teleurstellende film geworden die in zijn boodschap verrassend conservatief is.

Film / Films

Religieus fanatisme, Amerikaanse stijl

recensie: Jesus Camp

Becky Fisher is er zeer resoluut over: “Jezus is de Koning der Koningen”, de enige die Amerika kan verlossen van Satan. De evangelische kinder-pastoor geeft gestalte aan dit statement als kampleidster op het Kids on Fire-zomerkamp in Devil’s Lake in Noord Dakota. Daar ondergaan de kinderen onder spel en drang een volledige metamorfose, en worden ze met goedkope trucs en slogans omgetoverd tot de voetsoldaten van de evangelische kerk in opmars. Open en ontvankelijk vormen kinderen bruikbaar materiaal als het toekomstig electoraat waarmee Amerika weer kan worden terug veranderd in “one nation under God”. De evangelische kerk, die in Amerika 30 miljoen mensen telt, is erop uit het nieuwe merk Christendom te worden en gebruikt daartoe dubieuze, groteske methodes die ruiken naar indoctrinatie. De methodes die zinspelen op de angst van kinderen om buiten de groep te vallen maken van Jesus Camp een film met een angel die een angstaanjagende profetie uitdraagt.

Hoofd van de evangelische gemeente in de Verenigde Staten is Ted Haggard, wiens status inmiddels diep gezonken is na een schandaal waarbij hij werd beschuldigd van een homoseksuele affaire en het gebruik van amfetamine. Maar ook president Bush is lid van de gemeente en waakt als een kartonnen icoon en voorman over de kinderen van het Jesus Camp. De do’s en don’ts zijn helder, en het boodschappenlijstje wordt gedurende de week regelmatig met de kinderen doorgenomen. Films, ook Harry Potter bijvoorbeeld, zijn des duivels. Wetenschap, en vooral de evolutietheorie, wordt verguisd: er bestaan helemaal geen doorslaggevende bewijzen. Veel van de kinderen die het kamp bezoeken gaan dan ook niet naar school, en krijgen thuis hun onderwijs met boeken en speelgoed volgens de evangelische leest. De speelgoedwinkel van het kamp, waar pastoor Becky ook de scepter zwaait, is trots op de zonden-vrije Adam en Eva-poppen.

Kinderhysterie, tranen en bezweringen

~

Jesus Camp is een ontluisterende film over religieus fanatisme. De film toont een wereld die vreemd, gedreven en uitermate rechtlijnig is. Duidelijk is al snel dat de beide regisseurs Heidi Ewing en Rachel Crady zich hierop goed hebben voorbereid, maar als kijker kun je al snel het idee dat ook zij in een aantal gevallen geshockeerd moeten zijn geweest, niet loslaten.

De vrijheid waarmee de camera alles in het kamp heeft kunnen observeren sluit enige censuur (van de kant van de evangelisten) op voorhand uit. Jesus Camp is registratie en montage pur sang, zonder overdrijving of beeldmanipulatie. Pastoor Becky is open en de sturende kracht van het kamp. Hij propageert zonder enige gene de religieus/politieke agenda van de evangelisten. Religie ís politiek, en als je nog een hele duivelse wereld te veroveren hebt, kun je het beste zo vroeg mogelijk beginnen; dus kinderen eerst. Jesus Camp zit vol met kinderhysterie, tranen en bezweringen. In groepsverband kun je (klein of groot) alles uitschreeuwen en afschudden. Zelfs zonder een bredere context of een nader sociologisch perspectief is die boodschap kristalhelder, verbijsterend en beangstigend.

Het evangelisch keurmerk

~


Heidi Ewing en Rachel Crady dringen diep door in deze wereld met zijn eigen leefstijl; waarin de leden het evangelische keurmerk verkiezen boven bestaande instituten. De openheid en het sektarisch gekozen leven zijn extreem en dat roept om rationele verklaringen, maar die zijn er niet. De maaksters zoeken ook niet naar antwoorden of verklaringen bij de leden of kinderen. Deze acceptatie maakt dat de aversie pas later komt, en dat is wellicht ook wat beide maaksters voor ogen hadden. Het onderwerp van de documentaire is al controversieel genoeg. Vooral omdat de meeste van ons niet bekend zijn met het wervende fundamentalisme in de achtertuin van het land dat er juist tegen ten strijde trekt. Jesus Camp, gemaakt in het land zelf, laat vooral een nare smakeloosheid zien van doorgeslagen volwassenen die hun kinderen willens en wetens polariseren tot mensen die alleen zwart en wit zien.

Film / Films

Meer dan een slasher-film

recensie: Death Proof

Tarantino is mijn held. Laat ik maar eerlijk zijn. Hoewel de man zeker zijn duistere kanten heeft, zijn de films die hij voortbrengt over het algemeen van zo’n kwaliteit en originaliteit dat hij in Hollywood een vrij unieke plaats inneemt. Hij is een van de weinige regisseurs die vanuit het strakke keurslijf van de filmmaatschappijen zijn eigenwijze ziel en zaligheid in projecten weet te leggen, terwijl hij er in alle hoeken van de wereld kuddes mensen mee naar bioscopen trekt. Met Death Proof, het eerste deel van een uniek project dat Tarantino uitbrengt met goede vriend en regisseur/scenarioschrijver Robert Rodriguez, zal het niet anders zijn.

Je moet er wel van houden. Seks, alcohol, drugs en geweld zijn niet ieders cup of tea, maar wie van Pulp Fiction, From Dusk Till Dawn en Kill Bill een kick kreeg, zal van Death Proof niet minder opgewonden raken. Quentin Tarantino heeft in cinema-land een unieke smaak die hij perfect weet over te brengen op het witte doek. Vrouwen, drugs en mannen met een probleem in de bovenkamer komen altijd terug, maar ook de geweldige soundtracks en eindeloos mooie dialogen zijn typerend voor zijn films.

Één geheel, niet samen uitgebracht

~

Death Proof maakt onderdeel uit van Grindhouse, een tweeluik dat is geschreven, geregisseerd en geproduceerd door Tarantino en Robert Rodriguez. De films horen bij elkaar, maar omdat de twee makers ieder hun eigen ideeën hebben over regie, heeft ieder één project onder zijn hoede genomen. Zo zijn twee films ontstaan met hun eigen verhaal en stijl, die in elkaar overlopen en daardoor toch één geheel vormen. Ze vormen een ode aan de jaren zeventig, waarin goedkope films achter elkaar werden gedraaid in zogenaamde Grindhouses, theaters die daarmee in korte tijd veel geld moesten opbrengen. De banden waren veelal beschadigd, zodat door wiebelende beelden en niet goed in elkaar overlopende scènes het kijken geen vanzelfsprekende ervaring meer was. Tarantino gebruikt dit gegeven op een verrassende en niet-storende manier in Death Proof, waarin inderdaad het beeld af en toe schokt, en de overgangen niet altijd kloppen. Helaas is er voor gekozen om de projecten op de Europese markt apart van elkaar uit te brengen, terwijl ze echt bij elkaar horen. Vooral frustrerend voor filmliefhebbers is dat Tarantino en Rodriguez, geheel in de traditie van de exploitation-cinema, ook een aantal nep-trailers bedachten, die als brug tussen de films worden getoond. Hoeveel daarvan in Nederland te zien zal zijn is helaas niet bekend, maar deze week komt in elk geval Tarantino’s project in de bioscoop.

~

Zelf heeft hij Death Proof gecategoriseerd als slasher-film, maar het is (gelukkig) veel meer dan dat. Het verhaal is eenvoudig: een maniakale stuntman, gespeeld door Kurt Russell, haalt zijn kicks uit het lastigvallen van meisjes met zijn death proof-stuntauto’s. Tot op zekere hoogte krijgt hij zijn zin, maar dan stuit hij op het soort katjes waarvoor je meer dan handschoenen nodig hebt. Behalve de twee Dodge Challengers die deze Stuntman Mike gebruikt voor zijn snode plannen, en een prachtige Mustang, komen we vooral veel vrouwen tegen in de film. Radio DJ Jungle Julia, wordt met vriendinnen Arlene en Shanna gevolgd als ze onderweg zijn naar een girls only-weekend, en tijdens een tussenstop in hun favoriete bar. Later ontmoeten we Kim en haar collega stuntvrouw Zoë Bell, die samen met visagiste Abernathy en model Lee een vrij uurtje hebben tijdens het schieten van een film. Natuurlijk speelt Tarantino zelf weer een bijrol in de film; ditmaal is hij bareigenaar Warren, die zelf ook graag een slokje meedrinkt.

Karakters

Tarantino zou Tarantino niet zijn als hij aan de genres die hij gebruikt niet zijn eigen draai zou geven. Er zitten dus wel degelijk slasher-, horror- en achtervolgingsclichés in, maar hij tilt alles naar een hoger plan. Verder zijn alle Tarantino-trademarks aanwezig, van blote vrouwenvoeten tot bijdehante uitspraken. De vrouwen zijn bepaald geen eendimensionale poppetjes, maar stelen door de hele film heen de show. En Kurt Russell bewijst hier weer eens dat hij wel degelijk kan acteren. Hij zet een complex karakter neer met charmante, maniakale én zielige trekjes.

~

Het enige minpuntje is eigenlijk het stukje acteerwerk van de schrijver/regisseur. Tarantino speelt met regelmaat een rol in zijn eigen films (denk aan Mr. Brown in Reservoir Dogs en de zenuwachtige Jimmie uit Pulp Fiction), en die van Robert Rodriguez (Richard Gecko in From Dusk Till Dawn en de pick-up guy in Desperado). Maar het zou – subtiel gezegd – toch beter zijn als hij bij zijn leest zou blijven. Gelukkig doet het niet af aan een film die duidelijk van begin tot einde met liefde en toewijding is gemaakt. Simpeler kan het niet: één man, drie vrouwen, twee klassieke auto’s en een bloedstollende achtervolgingsscène. En toch is er in al die jaren nooit iets soortgelijks op het witte doek gezet. De acteurs weten wat ze te doen staat, alle beelden en dialogen kloppen en er is genoeg te zien. De opbouw van het verhaal is zo dat er altijd weer iets nieuws wacht, en de combinatie van verschillende genres werkt verrassend goed. De climax duurt lang, en ook hier zijn de wendingen steeds weer onverwacht. Als dan de credits plots verschijnen blijf je naar adem happend achter. Typisch Tarantino.

Muziek / Achtergrond
special: Tori Amos' goddelijke strijd tegen vrouwenonderdrukking

‘Ik wil vrouwen eraan herinneren wie ze zijn’

.

De thema’s religie, seksualiteit en vrouwelijkheid bepalen al meer dan twintig jaar de uitgesproken mening van het singer-songwriter fenomeen Tori Amos. Met haar nieuwe plaat American Doll Posse voegt ze politiek aan dit rijtje toe, maar wie haar werk kent weet dat dit onderwerp eerder te horen was op Scarlet’s Walk (2002). Toch is American Doll Posse anders dan voorgaand werk. Het is intenser, diverser en persoonlijker. Amos geeft een kijkje in haar keuken; wat het betekent om een vrouw te zijn die zich onderdrukt voelt door het Amerikaanse christelijke regime en die haar krachten bundelt via vijf archetypes uit de klassieke Griekse mythologie.

~

Tijdens het concert in de Heineken Music Hall op 3 juni jongstleden, toont ze het publiek de strijdvaardige ‘warrior’ vrouw Pip, een van haar vijf archetypische personages, gebaseerd op Athene. “Voor het eerst deze tour”, fluistert ze me toe. Tijdens elke show vertolkt Amos namelijk een ander roulerend personage. Het publiek gaat uit haar dak evenals Amos, alias Pip, wanneer ze pittige rockgeoriënteerde songs als Teenage Hustling, Big Wheel en Body and Soul speelt. Het sterk gemengde publiek, krijgt een half uur extra repertoire cadeau van La Amos, die zich altijd erg op haar gemak voelt onder het Nederlandse publiek. Hier kan ze tenminste zeggen wat ze denkt zonder er op afgerekend te worden.

Omdat ook nu het feminisme weer domineert, zou je kunnen denken dat Amos iets tegen mannen heeft en mannen haar muziek weinig kunnen waarderen. Niets is minder waar. De artieste wil haar publiek bewust laten worden van specifieke onderwerpen. Zoals dat een vrouw in al haar vormen, evenveel kracht en schoonheid heeft als een man en voor zichzelf moet opkomen. “Ik ben dankbaar dat ik een domineesdochter ben, omdat ik anders nooit de passie en kracht zou hebben die ik nu heb. Wel ben ik bedroefd dat het in het christelijke geloof van de eenentwintigste eeuw alles nog altijd om de man draait. Dat heeft niets te maken met de boodschap van Jezus! Het is zo klaar als een klontje dat hij niet de machtsvoering van de man verkondigde. Om deze koers te veranderen, steek ik mijn energie in vrouwen. Ik wil niet dat vrouwen van de volgende generaties zich afvragen waar in hemelsnaam hun moeders waren toen hun rechten werden afgenomen!”

Vrouwelijke oorsprong

Het doel van American Doll Posse is dus om vrouwen in het bijzonder eraan te herinneren hoe belangrijk de geschiedenis van godinnen uit de Griekse mythologie is. “Ik realiseerde me hoe weinig vrouwen vandaag de dag iets afweten van hun oorsprong. We hebben een soort stereotiep beeld van vrouwen in het algemeen. In het westerse christelijke geloof draait het om moeder Maria of Maria Magdalena. Daarnaast heb je de carrièrevrouw, de huismoeder, de werkende moeder of de nonchalante seksbom. Dit is te simpel, een vrouw zit veel complexer in elkaar. Daarom hoop ik dat vrouwen naar antwoorden zoeken vanuit hun oorspronkelijke roots.”

~

Amos selecteerde vijf sterke vrouwen, die als groep elkaar versterken. Langzamerhand kreeg elk personage haar eigen gezicht en verhaal, hetgeen groot effect had op de muziek. Hierbij draaide het vooral om de arrangementen en samenwerking met vaste muzikanten, bassist John Evans, drummer Matt Chamberlain en gitarist Marc Aladdin. Amos: “Deze plaat klinkt zo anders, omdat we het toelieten om de songs afhankelijk van het karakter, in diverse stijlen te spelen.”

Toch kroop Amos niet voor het eerst in de huid van verschillende vrouwen. Dat deed ze al eerder voor de plaat Strange Little Girls (2001). Ze vertolkte twaalf songs die gezongen en geschreven waren door mannen, waarbij ze de songs een andere dimensie gaf door ze vanuit een vrouwelijk perspectief te weerspiegelen. De songs kregen hierdoor een geheel andere lading. Mogelijk was dit het begin van American Doll Posse, met als groot verschil dat de vrouwen van Strange Little Girls geen onderdeel uitmaakten van Amos zelf. Ze geeft haar ziel nu meer bloot dan ooit tevoren: “Ik toon mensen het proces; hoe ze het Griekse pantheon kunnen interpreteren en hoe ze kennis kunnen opdoen. Dit is voor iedereen verschillend; natuurlijk heeft de ene vrouw meer een Aphrodite in zich dan de ander.” Amos koos er niet voor om alle godinnen een gezicht te geven. Hera bijvoorbeeld niet, omdat zij verleidt wordt om als patriot te vechten voor het vaderland. Hera kan die verleiding niet aan en kiest volgens Amos dus voor het regime dat haar als vrouw probeert te onderdrukken. Vrouwen moeten elkaar ondersteunen, elkaar versterken. Nu komen we bij de kern: “Dit album draait om het uitdagen van de autoriteiten van de rechtse christelijke beweging in Amerika. Hoe ga je de strijd aan met een kracht die vrouwen wil onderdrukken? Nou, door ze te raken met datgene waarvoor ze het meeste angst hebben: bring on the mothergods! Ik bundel hun krachten en daarom is het voor mij belangrijk dat de vrouwen van weleer herinnerd worden.”

Rode loper

~

De rol van de vrouw in de huidige muziekindustrie blijft een lastig onderwerp. “Ik denk dat vrouwen zich meer moeten realiseren hoeveel macht ze kunnen hebben in de muziek- of filmindustrie. Soms wordt die macht uitgedrukt in humor, de andere keer met sarcasme, maar het draait niet om de rode loper. Toch zie je dat wel veel in het celebrity-wereldje. Wanneer het beroemd zijn belangrijker wordt dan een artiest zijn, gaat er iets niet goed.”

Amos doet geen uitspraak over de ‘rode loper babes’ en wie ze wél goed vindt. Ze wil niemand tekortdoen. Over het medium internet heeft ze wel een duidelijke mening: “Het zijn de vleugels van een vogel; je kunt niet zonder.” De ster doet veel met internet en schrijft bijvoorbeeld haar eigen online-verslagen van de personages uit de huidige tour. “Ik zou ervoor kunnen kiezen om een boek uit te brengen, maar dit is veel spannender. Het is een soort ritueel: wanneer je op de link klikt, dring je door tot de wereld van een van deze vijf vrouwen. Ik dacht dat ik wist waar de verhalen naartoe zouden leiden, maar dat verandert steeds. Deze hele tour is een psychisch avontuur!”

Tori Amos speelt op 1 juli op Rock Werchter.

Boeken / Fictie

Geen slaai, maar wat dan wel?

recensie: Lewis Carroll - The Hunting of the Snark / De jacht op de slaai

Van Lewis Carroll (1832-1898) kennen we allemaal de Alice-avonturen. Zijn lange nonsensgedicht The Hunting of the Snark (1883) is een stuk minder bekend in onze contreien. Jan Kuijper maakte er een fraaie vertaling van.

Het epos gaat over een merkwaardige groep schepsels die op jacht gaat naar het mythische dier Snark, een portmanteauwoord samengesteld uit snail en shark en dus door Kuijper verdietst tot Slaai. Het gezelschap steekt met behulp van een blanco kaart de oceaan over en gaat daar vervolgens aan land en op jacht:

Zij zochten met liefde, met vingerhoeden.
Achtervolgden met vorken en hoop.
Zij dreigden met ijzeren spoorwegtegoeden,
Verlokten met glimlach en stroop –

~

Een kwatrijn waarmee de laatste hoofdstukken beginnen en dat al heel wat Snark-exegeten aan het denken heeft gezet, want wat bedoelt Carroll hier toch mee? Over het ontstaan van het gedicht weten we genoeg: Carrol had al het befaamde en verwante Jabberwocky geschreven, hij wijst daar zelf ook op in zijn voorwoord. De Snark ontstond uit de laatste regel, die hem tijdens een wandeling inviel, en werd opgedragen aan Gertrude Chataway, die hij tijdens een vakantie had ontmoet. Ze was destijds negen, ook wat dat betreft geen verrassingen, al kun je je afvragen of kinderen van die leeftijd de volle portee van het gedicht mee kunnen krijgen, zeker als je bedenkt dat ruim een eeuw debat nog steeds geen eenduidig oordeel heeft opgeleverd, laat staan dat we weten waar het over gaat. Verneukeratief daarbij is dat Carroll helemaal geen moeilijke taal gebruikt en gewoon rijmend en metrisch kloppend dicht, terwijl ook de gebeurtenissen niet extreem duister en bizar zijn en de plot zelfs vrij eenvoudig. Het venijn zit hem dan ook in de details.

Worsteling

Daar zitten meteen ook de problemen waar vertaler Kuijper mee heeft moeten worstelen. Carroll liet welhaast geen woord zonder samenhang of extra vermoeden van betekenis. Zo beginnen de hoofdpersonen, aangeduid met hun beroep, allen met de letter B. Geen idee trouwens waarom dat zou moeten zijn. We gaan er bij het lezen van literatuur en dus zeker ook bij poëzie van uit dat alles nut en functie heeft en speuren dus desnoods net zo lang door tot we die ook hebben gevonden en het gedicht, dan wel een regel kunnen duiden. Een gevaarlijk uitgangspunt in dit geval, want zoals het citaat hierboven al aangeeft begeven we ons in een moeras. Wie echt wil blijven vasthouden aan een duiding, mag het gedicht lezen als metapoëzie: de Slaai is zijn eigen, wijkende betekenis. Vervangen we in deze tekst ‘lezer’ door ‘beschouwer’, dan zit het met die B’s meteen ook goed. Hoewel Kuijper in zijn vertaling niet zo ver is gegaan, en van de Butcher gewoon een ‘Slager’ maakte. Wat dat betreft mooi dat het een tweetalige uitgave is, zodat de lezer c.q. beschouwer heen en weer kan varen tussen twee versies.

Het vertalen van poëzie is nog steeds onmogelijk en dat geldt ook voor dit gedicht. Carroll stopte er simpelweg teveel in, rijmde dan ook nog, zodat Kuijper kunstgrepen uit moest halen, die in de meeste gevallen gunstig uitpakken. Ter vergelijking het al genoemde citaat, nu in het originele Engels:

They sought it with thimbles, they sought it with care;
They pursued it with forks and hope;
They threatened its life with a railway-share;
They charmed it with smiles and soap.

Direct valt het liggende streepje op dat Kuijper hier volkomen ten onrechte in plaats van een punt gebruikt. Voor de rest houdt hij zich aan de beperkingen die metrum en rijm opleggen. Elders in het gedicht kiest hij noodgedwongen voor wat ingrijpender ingrepen, die een enkele maal te ver gaan, al kun je daar natuurlijk over blijven twisten. “Away, fond thoughts, and vex my soul no more” zullen weinigen vertalen met: “Af, dierbaar droombeeld, lik mijn ziel niet langer”, zolang het Nederlands werkwoorden kent als ’tergen’ en ‘plagen’. Verderop in hetzelfde kwatrijn is “Al gaat de branding van ons strand steeds wranger/Yellen (sic!) in mijn gedachten” niet echt een voor de hand liggende vertaling van “Albeit bright memories of that sunlit shore/Yet haunt my dreaming gaze”. Ook het vertalen van de acht fits waarin het gedicht is verdeeld door ‘schokken’ is minder alert dan het nota bene op de achterflap (uitgever!) gebruikte ‘stuipen’ en nu we toch bezig zijn: waar Carroll het geheel een agony noemt kiest Kuijper voor het anglicisme ‘agonie’, waar iets als ‘foltering’ of ‘kwelling’ beter op zijn plaats was geweest. Tot zover de gebruikelijke aanmerkingen.

De uitgave is bijzonder fraai, groot formaat oblong en naast de beide teksten voorzien van de originele illustraties, door de pre-rafaëliet Henry Holiday, die de meesten van ons zullen kennen van zijn prachtige kitschportret voorstellende Dante die zijn muze Beatrice ontmoet.