Theater / Voorstelling

Mozes, the Musical

recensie: Mozes, the Musical

Een recensie van Mozes the musical ontaardt al gauw in een opsomming van de prachtige vondsten van Growing up in public. Zo is God een knorrige oude man die genoeg heeft van het gedonder met de mensheid, hij heeft tien geboden op een boodschappenbriefje gezet om wat orde op zaken te stellen.

~

Hij haalt Mozes in de vorm van een drenzerig huilend braambosje over om zijn volk door de woestijn te leiden naar een betere wereld. De duivel is daarentegen een wulpse dame met een scherpe tong die de farao naar haar hand zet met haar verleidingskunsten. Wat haar betreft mag het allemaal blijven zoals het is. Een wereld waarin ieder verlangen wordt bepaald door de reclamespotjes van Heineken bier of het assortiment van de Hema. Het gouden kalf is de farao in een gouden jack, die de ontsnapte joden weer terug probeert te lokken naar zijn consumptie-maatschappij. Een vette knipoog naar Pim Fortuyn als het kalf koert: “Ik bedoel het allemaal niet kwaad hoor, ik probeer alleen de wereld een beetje leefbaarder te maken”. In een spel met de oeroude bijbeltekst en onze wereld van alledag weten de acteurs een toon te vinden die zich ophoudt tussen maatschappijkritiek en dikke pret. Growing up in public speelt geen moraalriddertje: elke stelling die wordt ingenomen wordt ook weer ondergraven. Zo is Mozes echt niet vies van faraootje spelen. Inhoud met humor lijkt het handelsmerk van Growing up in public.

Anti-globalisten spuwen hun gal op de moderne wereld waarin koeien zich lenen voor vieze McDonalds hamburgers en iedereen dezelfde saaie kleren draagt. In hun uniforme kleding van kisten tot zwarte mutsen zoeken ze naar wat anders. Als er een dikkig mannetje met sliertig blond haar en een roze trui, een tasje van Albert Heijn in de hand, het toneel opkomt en vraagt of dit de repetitie is van Mozes the musical, liggen ze even later gekleed in Oosterse gewaden aan zijn voeten. Moeiteloos veranderen de wereldverbeteraars in joden in ballingschap in Egypte, het is een kwestie van sandalen in plaats van kisten. Een Mozes is daarbij snel gevonden zo blijkt, en hun tocht naar het beloofde land kan beginnen. Maar niet voordat ze langs de farao zijn gekomen. En o ja, Mozes heeft natuurlijk ook wat goddelijke inspiratie nodig…

Mozes wordt neergezet als een onzekere, ietwat sullige goedzak. Door zijn omgeving als leider opgeworpen en door god uitgekozen moet hij een manier vinden om de twijfels in zichzelf te overwinnen. Soms lukt hem dat: hij schittert even als de leider van het stel en wordt dwepend toegezongen. Maar als hij zijn volgelingen alleen laat voor een intermezzo met god of als de hitte van de woestijn begint te vervelen glipt zijn leiderschap hem door de vingers. God scheept hem dan ook nog op met de onmogelijke opdracht de tien geboden aan zijn volk op te leggen… Als Mozes zich afvraagt waar hij het eigenlijk voor doet laat hij zich troosten door de woorden van zijn broer: “Het leven is een show. En jij bent de ster… Natuurlijk zul je een trieste dood sterven, net als elke ster. Maar dat is juist wat een ster een ster maakt: z’n einde” En Mozes krijgt wat hem als ster toekomt: een knallend eind.

Wie dacht dat musicals alleen opgevoerd werden onder de bezielende leiding van de brugklasmentor of met het grote geld van Joop van den Ende loopt achter. Er is meer, en het is hartstikke leuk! Growing up in public maakte met Mozes the musical een humoristisch stuk dat zich buiten alle begaande paden waagt. Ook wat betreft de uitvoering is dit geen doorsnee musical. Muzikanten spelen live op de toneelvloer, van stevige rock tot Oosterse swingmuziek: “Mozes, mo- mo- mozes, mo- mo- mozes, mozes yeah!” Cd’s uiteraard te koop bij de uitgang: niets menselijks is Growing up in public vreemd.

Film / Films

Panic Room

recensie: Panic Room

Drie jaar geleden was Fight Club een grote verrassing bij zowel publiek als critici. De film wekte dan ook bij beide enorme verwachtingen, die zelf voor David Fincher waarschijnlijk onmogelijk in te lossen waren. Wie van Panic Room dan ook niets wereldschokkends verwacht, zal goed kunnen genieten van een uitstekende thriller.

~

David Koepp (regisseur van de geweldige thriller Stir of Echoes) schreef het scenario van deze film. Het uitgangspunt van een moeder met kind die geteisterd wordt door drie inbrekers is eenvoudig – een film als Home Alone is gebaseerd op hetzelfde principe. Het verloop van het verhaal bevat weinig verrassingen (en voor de verandering eens geen rigoureuze plotwending!), maar wanneer de film eenmaal op gang is gekomen, blijft hij bijzonder spannend. Dat komt in de eerste plaats door de overtuigende acteurs, waarvan sommigen weten te verhullen dat hun karakters niet bepaald geloofwaardig zijn.

Lelijkerds

De moeder in nood zou oorspronkelijk gespeeld worden door Nicole Kidman. Dat Jodie Foster haar mocht vervangen blijkt een juiste keuze – niemand anders kan met simpele gelaatsuitdrukkingen zoveel angst en spanning uitdrukken. Haar ex-man wordt gespeeld door de Belgische veteraan Patrick Bauchau. Kristen Stewart speelt Fosters koter en komt behoorlijk geloofwaardig over. Dit is niet altijd het geval bij het inbrekerstrio. De opgefokte crimineel van Jared Leto (met dreadlocks!) blijft een irritante karikatuur, terwijl lelijkerd Dwight Yoakam (uit Sling Blade) ook onder een bivakmuts wel akelig gevaarlijk overkomt. De oorspronkelijk voor die rol gecaste zanger van Tool zou het niet beter hebben kunnen doen. Forest Whitaker is met zijn immer meelijkwekkende kop weliswaar getypecast als de goedmoedige boef met gewetensbezwaren, maar speelt intens genoeg om meer dan snelle sympathie aan het publiek te ontlokken. De scenarist van Se7en, Andrew Kevin Walker, heeft een cameo als de overbuurman.

Flauwe filmgrapjes

~

De film blijft zoals gezegd razend spannend. Finchers heeft een snelle, heftige regie (de film wordt tegen het eind ook akelig gewelddadig) en ook de kille beelden van Darius Khondji maken indruk. Khondji was als cinematograaf ook verantwoordelijk voor o.a. Se7en en The Beach en werd op de helft van de opnamen ontslagen en vervangen door een andere grote naam, Conrad W. Hall. Maar Fincher en consorten doen je bijna vergeten dat enkele gebeurtenissen weinig realistisch zijn, en dat er verder eigenlijk helemaal niet zoveel bijzonders aan de film is. De camera die net als in Fight Club overal langs en doorheen gaat, is trouwens een leuk trucje, maar voegt meestal niets aan de film toe. Ook de flauwe filmgrapjes over Joe Pesci komen geforceerd over.

Eenvoudige thriller

Panic Room kent nogal wat minpunten (en bovendien nogal wat continuïteitsfoutjes), maar is als eenvoudige thriller uitstekend geacteerd, in principe knap gemaakt, bijzonder onderhoudend en daarmee nog altijd tien keer beter dan de doorsnee Hollywood-thriller.

Links

Davidfincher.net David Fincher.net
Officiële site

Film / Films

AFFF 2002

recensie: Zilveren Méliès voor The Devil's Backbone

Alle 8 festivals van de EFFFF (Europese Federatie van Festivals van Fantastische Films) kennen per jaar een zilveren Méliès toe aan een Europese film uit het programma, die daarmee genomineerd is voor de gouden Méliès die in maart 2003 wordt uitgedeeld in Luxemburg (in 2004 is Amsterdam aan de beurt). Deze prijs is bedoeld om de Europese fantastische cinema artistiek en economisch te ondersteunen.
De winnaar van de zilveren Méliès van het FFF van Amsterdam werd dit jaar geen horrorfilm, geen fantasy, zelfs geen science fiction, maar een menselijk drama met bovennatuurlijke elementen. Een even voorspelbare als volkomen terechte beslissing, hoewel de jury (in een slecht voorbereide toespraak) even aan zichzelf deed twijfelen door een “eervolle vermelding” aan te geven voor het Duitse gedrocht Das Experiment, één van de slechtste films van het festival.

~

De 37-jarige Mexicaanse regisseur Guillermo Del Toro lijkt zijn bescheiden en intelligente Spaanstalige films af te wisselen met aanzienlijk minder verheffende en betrekkelijk duurdere Amerikaanse genrefilms. Hij debuteerde in 1993 met het veelgeprezen ingetogen horrordrama Cronos. In 1997 mocht hij zijn Hollywooddebuut presenteren: de stupide maar redelijk vermakelijke pulphorror Mimic.

Gruwelijk geheim

~

Vorig jaar kwam hij weer met een tegenhanger: The Devil’s Backbone. De film speelt ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog in een afgelegen weeshuis voor kinderen van vermoorde Republikeinse militairen en politici. De nieuweling Carlos wint na verloop van tijd het vertrouwen van de andere kinderen, maar ontdekt ook een gruwelijk geheim dat te maken heeft met de brute conciërge Jacinto (Eduardo Noriega, sinds Tesis een superster in Spanje), een geest en een verdwenen jongetje. Het verhaal is op zich niet zo bijzonder of interessant, maar de manier waarop Del Toro het in beeld brengt wel. Deze film ziet er schitterend uit, de regie is bijzonder subtiel, en de acteerprestaties (vooral van de kinderen en van Federico Luppi, de hoofdrolspeler uit Cronos) zijn geweldig. Onder de continue dreiging van oorlogsgeweld speelt een drama dat aangrijpend en menselijk wordt gemaakt door de integere regie en acteurs, en waarin de verschijning van een geest geen moment onwerkelijk overkomt. Een bijzondere prestatie van een begaafd filmmaker.

Bizarre strip

~

Del Toro’s volgende film werd inderdaad weer een peperdure Hollywood-geweldfilm: het vervolg op het in 1998 zo succesvolle Blade, destijds geregisseerd door Stephen Norrington. Het is te hopen dat Del Toro inmiddels niet overstag is gegaan voor het grote publieksvermaak: zijn volgende project is namelijk een strip van de bizarre Tweede Wereldoorlog-strip Hellboy van Mike Mignola.

Niet in de bioscoop

The Devil’s Backbone draaide vorig jaar al in Engeland is daar ook verkrijgbaar op video en DVD. Een Nederlandse bioscooprelease gaat vreemd genoeg vooralsnog niet gebeuren, maar zeker is dat de film in oktober op video verschijnt bij Warner Home Video.

8WEEKLY

Laag Spel

Artikel: Een interview met Harry d'Emme

In 2000 kregen vele trouwe abonnees het droeve bericht dat hun favoriete games-magazine ophield te bestaan. Hoog Spel was een pionier op spellenbladengebied. Zonder twijfel konden we dus spreken over het einde van een tijdperk. We spraken met uitgever en redacteur Harry d’Emme over zijn ervaringen en over de evolutie van de gamesindustrie. Van hobbyniveau tot dog-eat-dog-wereld.

~

In het begin van de jaren negentig werd Hoog Spel opgericht. Jullie doel was grof gezegd het beste spellenblad van de Benelux te worden. Was destijds het klimaat in de gamesindustrie anders dan nu? Welke grote veranderingen hebben er tijdens meer dan 80 afleveringen Hoog Spel plaatsgevonden?
Om eerlijk te zijn was mijn doel een algemeen Nederlandstalig blad over games te maken. Indertijd was er niks, alleen de MSX gids, die later de Software Gids werd. Ik had al in 1986 het idee gekregen een blad over spellen (alle vormen, dus ook bordspellen) te maken, maar er nooit iets mee gedaan. In 1990 waren mijn vriend Max Barber en ik het zat dat we steeds Engelse bladen moesten lezen, en besloten we een dergelijk spellenblad in Nederland uit te gaan geven. We legden onze spaarcentjes bij elkaar en zijn aan Hoog Spel begonnen. Over het eerste nummer hebben we ruim 1 jaar gedaan .

Er was in die tijd niet echt een klimaat. Spellen werden wel verkocht maar niemand nam het serieus in Nederland. Een anekdote die ik wel vertel uit die tijd is dat ik op feestjes regelmatig te horen kreeg dat iedereen wel een pc had maar dat was voor de boekhouding van de vereniging. Of zoiets doms. En spellen? Nee, dat speelden ze niet, maar er stonden wel wat spellen voor de kinderen op de pc. Alleen als de alcohol vrijelijk genoeg gevloeid had kwam men bij me en zei, “Joh, jij hebt toch dat spellenblaadje? Weet jij hoe je door level 3 van Prince of Persia heen komt?” Alleen voor de kids he?

~

Wat er in de 80 afleveringen HS veranderd is – en wat ook de ondergang voor HS geweest is – is dat, waar in het begin games nog door gamers voor gamers gemaakt werden, het allengs big business werd en de financial controllers de overhand kregen.
Het is jammer om te zeggen, maar een blad kan niet leven van zijn abonnees. Je leeft van je adverteerders en HET grote verschil is dat aan het eind van de 90er jaren de adverteerders grotere druk begonnen uit te oefenen om resultaten in bladen te krijgen, zie ook mijn stuk op de site.

In de laatste Hoogzit van Hoog Spel 82 schrijft u: “Steeds vaker worden er zogenaamde exclusieve afspraken met bepaalde bladen gemaakt. Voor zo’n exclusiviteit moet je als blad wel wat terug doen. Wij hebben daar nooit aan mee willen werken, met als gevolg dat het regelmatig voorkwam dat we een titel niet konden bespreken.” Kunt u ons iets meer over uw ervaringen vertellen?
Er zijn legio ervaringen, maar in mijn schrijven op www.hoogspel.nl kun je een en ander lezen. Waar het op neerkomt is dat advertenties weigeren je geld kost, maar als publishers je geen recensiemateriaal meer willen geven moet je het gaan kopen in de winkel. Met als gevolg dat je twee maanden te laat bent met je review. Want je hebt een productietijd van 6-8 weken voor een blad.

Te laat recenseren kost je lezers, want die beseffen niet hoe de wereld in elkaar zit in dat opzicht. Je hebt dus in feite altijd een haat-liefde verhouding met de publishers, want je hebt ze absoluut nodig voor de spullen. Dus je kunt ze ook weer niet echt voor het hoofd stoten. En dan hangt het er maar van af hoe belangrijk een titel voor een publisher is. Is er veel geld mee gemoeid dan zal hij druk op je uitoefenen.

Heeft u ooit overwogen Hoog Spel in een andere vorm voort te zetten? Een on-line versie van het blad, of een nieuwe herstart?
Er is begin 2000 een begin gemaakt met een soort Hoog Spel Online, maar dan onder de naam Games.nl. Een zeer ambitieus plan waarbij een site (www.games.nl) ondersteund zou worden met een blad met cd-rom. Dat blad zou in een oplage van 500.000 stuks gratis deur aan deur verspreid worden.
We waren echter te laat met het idee, de internet crash was net begonnen en we hebben geen investeerders kunnen vinden die ons wilden steunen. In December 2000 heb ik, na bijna 200.000 gulden aan het online project uitgegeven te hebben, het kantoor gesloten. Het plan ligt er nog steeds, en wie weet gaan we het ooit nog eens doen.

Momenteel is er in de industrie een enorme heisa gaande vanwege de nieuwe generatie spelcomputers. Prijzen worden stevig opgekrikt, en zijn voor de gemiddelde speler amper nog betaalbaar. Is de industrie eigenlijk niet het contact met zijn consument kwijtgeraakt?
De industrie is al lang geleden het contact met de consument kwijtgeraakt. Toen de publishers namelijk beursgenoteerd werden, werd omzet belangrijker dan kwaliteit. Kijk maar wanneer de meeste spellen uitkomen, dat is in maart, juni, september en december. Dat zijn de einde van de boekkwartalen en dan moet er dus nog even omzet gegenereerd worden, anders zakken de aandelen. Dat zijn ook de momenten dat spellen gestopt worden en vaak onaf (of met minder levels, of met veel bugs) de markt ingaan. Infogames is ook een goed voorbeeld, die doen hun meeste releases in juni: het eind van hun financiële boekjaar.

Erg belangrijk voor de Publisher is de inkoper, want die bepaalt wat er op de markt komt. En als laatste is er dan de consument, die mag ook een spelletje kopen. Ik zeg het wat gechargeerd, begrijp me goed.

~

Ook op PC gebied is er in razend tempo veel veranderd. Steeds sneller is technologie verouderd, en heb je het nieuwste van het nieuwste nodig om een nieuw spel op je PC te kunnen draaien. Is dat eigenlijk wel nodig, en zou de industrie bijvoorbeeld door creatiever programmeren niet veel meer uit een minder systeem kunnen halen?
Vroeger kon men een complete applicatie in 8 kb geheugen schrijven. Maar het is des programmeurs om lui te zijn, waarom in 8 kb als hij 650 mb op de cd heeft. Ook de roep naar steeds betere graphics speelt daar een rol in uiteraard.

Tenslotte is er nog het feit dat wanneer een spel aan de nieuwste technologie voldoet dit voor de hardcore gamer, de pers en de inkopers extra reden is er aandacht aan te besteden. Waarbij vergeten wordt dat de gemiddelde speler zoiets niet heeft. En dus zo’n spel niet zal kopen. Aan de andere kant, als je nu een spel uitbrengt wat op de gemiddelde huiskamer pc goed draait je in de bladen de wind van voren krijgt. Oude zooi blablabla. En zo zit de industrie in een vicieuze cirkel.

Alleen sommige bedrijven zoals Davilex proberen daar doorheen te breken. En zie, ze verkopen ook nog goed. Dat het bij Davilex nu fout gaat heeft heel andere redenen, met name dan dat ze besloten die filosofie los te laten en een “echte” games developer te willen worden. En dat kunnen ze – nog? – niet.

Aan het eind van uw laatste redactioneel stelt u dat: “principes hebben als je in deze industrie een blad wilt maken iets is wat je je niet veroorloven kunt. Wij willen onze principes echter niet verloochenen. En dan rest er slechts één keus. Die hebben we dan ook gemaakt.” Kan de consument momenteel dan nog wel één van de bestaande bladen vertrouwen?
Er zijn mensen die het nog proberen, bijvoorbeeld PC Gameplay. Maar ook die wordt tegengewerkt.

Hoe ziet u de toekomst van de spellen en bladenindustrie?
Die zal altijd blijven bestaan, maar ik denk dat er wel wat gaat veranderen. Er wordt teveel geproduceerd (en niet allemaal goed), er wordt teveel gekeken naar de beursnotering en niet naar wat de consument wil (waarom zijn er geen adventures meer? Omdat een of andere CFO in 1997 gezien heeft dat adventures minder verkopen dan 3d shooters; dus maakt iedereen 3d shooters). De tekenen zijn er al, kijk maar naar de lange reeks faillissementen in de industrie, de financiële problemen waar iedereen in zit.

Voor Hoog Spel heeft u zelf ook diverse spellen getest. Wat zijn uw eigen persoonlijke favorieten, en wat was het grootste misbaksel?
Je smaak in spellen verandert, maar bij mij zal altijd speelbaarheid boven grafisch vertoon gaan. Ik heb geen persoonlijke favorieten momenteel, maar dat heeft meer te maken met het feit dat ik weinig meer speel. Dat is wel het gevolg van teveel games zien/spelen, op gegeven moment slaat de vermoeidheid toe, zo van, nee hé, niet weer een kloon van (vul maar in). Het ergste misbaksel? Wow, het waren er zoveel, niets dat erboven uitsteekt.

Wat zijn uw plannen voor de toekomst?
De toekomst? Ik zou nog steeds Games.nl willen doen. Maar of dat ooit lukken zal? Tot die tijd houd ik me bezig met het op de markt proberen te brengen van spellen van kleine developers. Mijn meest recente project in deze is het opzetten van de wereldwijde distributie van Hooligans – Storm over Europe.

Boeken / Fictie

Flirten met de negentiende eeuw

recensie: De ongeneeslijke lezer. Een werkboek

.

Arjan Peters geeft de lezer niet de kans daar zelf achter te komen. In plaats daarvan presenteert hij zijn boek als ‘een werkboek’. De ongeneeslijke lezer zou nuttig zijn, je zou eruit kunnen leren hoe te recenseren. ‘Leest dus deze lessen’ gebiedt Peters als een ware leermeester in het voorwoord. Hij en zijn kritieken zijn nodig in de ‘platgeslagen tijden’ die er heersen, waarin de literaire kritiek maar al te vaak verkeerd wordt bedreven en er bovendien geen waardering meer is voor het vak, aldus Peters. Naast de al eerder gepubliceerde recensies en langere kritieken heeft Peters een aantal stukken geschreven die als het cement van de bundel dienen. In deze stukken (die ‘Stap 1’ tot en met ‘Stap 5’ zijn genoemd) verdedigt hij zijn beroep vol vuur, steeds opnieuw.

Nietzsche

Door een citaat van Nietzsche (1844-1900) aan te halen vergelijkt hij onze tijd met het fin de siècle van de negentiende eeuw, een tijd waarin men een ondergangsgevoel had, waarin men het idee had dat alles ‘uitgedoofd’ was: ‘[…] de zon is al ondergegaan, maar de hemel van ons leven gloeit nog van haar licht, hoewel we haar niet meer zien’. Peters lijkt terug te verlangen naar de negentiende eeuw van vóór het fin de siècle, toen er nog geloof in vooruitgang bestond en aandacht voor traditie. In plaats daarvan heerst er nu, volgens de pessimistische Peters, een ‘postmodernistische vrijblijvendheid’ waarbij niets op waarde wordt geschat.

Pennenlikker

Peters werpt zich op als een soort redder, een van de weinigen die nog gelooft in de schoonheid van boeken, het belang van stijl en traditie, die zich niet laat meeslepen door onverschilligheid (de voorbode van barbarij!). Maar niet zonder zelfspot. Het boek biedt een merkwaardige vermenging van een serieuze, zware, bijna Messiasachtige boodschap en luchtige zelfspot die als de nodige beschermende laag is aangebracht. Peters brengt de ‘humor’ erin door te schrijven in een stijl die aanschurkt tegen die van negentiende-eeuwse leermeesters, in het voorwoord en in ‘Stap 1’ te herkennen aan het ‘Leest dus deze lessen’ en de buitenissige woorden als: ‘droefsnoet’ (over zichzelf), ‘pennenlikker’, ‘riposteer’, ‘bezoldigd’, enzovoorts.
Ook de vele citaten van negentiende-eeuwse literatoren als Conrad Busken Huet, Willem Bilderdijk, E.J. Potgieter en Albert Rehm geven aan hoeveel zelfspot Arjan Peters heeft. Zo citeert hij de dichter Willem Bilderdijk (1756-1831), die blijkbaar niet zo’n hoog aanzien had van recensenten: ‘Gy, kwakend kikkrengrom uit Neêrlands moddersloot’, noemt hij ze. De ondertitel en de verdeling in stappen moeten ook ironisch worden opgevat. Iedereen kan zien dat dit boek geen werkboek is; het bevat geen praktische tips en geen werkoefeningen.

Scheldende puber

Deze ironische stijl stoort me, omdat Peters zich er ongrijpbaar mee maakt. Nog vervelender vind ik echter zijn bijtende, bijna gemene houding tegenover collega’s, schrijvers en academici, kortom; iedereen in het literaire wereldje – dat Peters dan ook strijdlustig ziet als een ‘arena’. Onder schrijvers bevinden zich ‘desperate kliederaars’, veel recensenten zijn ’trompetters en schijtlaarzen’ en academici zijn ‘nitwits aan het een of andere Instituut voor Neerlandistiek’.
Hij roept het beeld op van een scheldende puber die stiekem dolgraag wil meedoen met de anderen.

Snibbig

Ook in de recensies komt deze vechtlustige houding naar voren. In snibbige tussendoortjes laat hij weten hoe belangrijk hij is: (over I.M. van Connie Palmen): ‘Nu, dat heeft de Libris-jury van 1999 (die het aanbod van 1998 beoordeelde) gepoogd, en ik kan het weten want ik zat er zelf in, met als gevolg dat I.M. niet eens op de longlist prijkte.’ Hij blaast zich van puber op tot schoolmeester en spreekt schrijvers toe. Tegen Ronald Giphart zegt hij pesterig: ‘Zo gaat dat, jongeman. Als je de ontluiking voorbij bent, kun je een haal over de neus verwachten.’ Connie Palmen noemt hij zelfs bij de voornaam: ‘De ideale roman is een fictie, Connie.’

Een ander schoolmeestertrekje is het aanwijzen van ‘foute’ zinnen (altijd in boeken die hij slecht vindt). Uit Phileine zegt sorry van Ronald Giphart citeert Peters de volgende zin: ‘De waarheid is dat je altijd verliefd wordt, en blijft, op een verkeerd iemand die dat niet verdient.’, waarna hij tussen haakjes commentaar geeft: ‘(zijn er ook verkeerde iemands die het wel verdienen?)’
Over De hemel van Hollywood van Leon de Winter: ‘Iemand heeft bijvoorbeeld “de gestalte van een wandelende peer”. Is dat een andere gestalte dan die peer van een peer die in een fruitmand rust?’ En uit Echt contact is niet de bedoeling van Connie Palmen haalt hij de volgende zin: ‘ “Zwaartekracht zie je ook niet, maar daarom heeft ze nog wel invloed.”‘ Vervolgens maakt hij de kanttekening: ‘Hoe nu? Dingen die je niet ziet, hebben helemaal niet om die reden invloed.’
Peters vindt zo vaak van dit soort zinnen dat het gaat overkomen als een truc. Deze zinnen laten niets meer zien over de vermeende slechte stijl van de boeken. In plaats daarvan zeggen ze iets over de recensent. Het zijn geen betekenisvolle citaten, maar een handelskenmerk van Peters.

Onvermoede verbanden

Af en toe lukt het hem wel. Dan brengt hij enthousiasme over, liefde voor literatuur, een gevoel voor kwaliteit. Vooral in de wat langere essays tegen het einde van de bundel sleept hij de lezer mee. Bijvoorbeeld wanneer hij een kinderboek van Remco Campert bespreekt (Basta het toverkonijn). Peters laat door tekenende citaten zien dat dit boek over een dierenbos niet zomaar een kinderboek is, maar eigenlijk een typisch ‘campertiaans’ werk is. In plaats van een rustig voortkabbelend kinderboek is het juist een verontrustend boekje, waarin telkens onheilsspellende zinnen staan, zoals de eindzin: ‘ “Tsja, zei de beer en hij werd heel verdrietig” […]’ Peters weet dit kinderboek te koppelen aan het bekendere werk van Campert: ‘[…] zo ontroerend onhandig als veel personages zich in Camperts werk voor grote mensen gedragen, zo gaat het ook in de dierenwereld toe, blijkt uit de verhaaltjes waarop hij het nietsvermoedende kind onthaalt.’ Hier is Peters op zijn best. Hij trakteert de lezer op onvermoede verbanden en maakt hem nieuwsgierig.
Zo ook in het essay over de relatief onbekende Utrechtse schrijver C.C.S. Crone. Peters probeert grip te krijgen op de stijl van deze auteur door de metafoor te gebruiken van ‘eerst gas geven en vervolgens terugschakelen.’ Hij kiest een zin uit en verwoordt vervolgens hoe hij die zin ziet:

“In de schemering, onder de schermen, stelde hij vast, dat zijn leven een schaduwleven was, maar hij zag, dat hij zijn etalagesloffen had aangehouden en ging beschaamd naar binnen.” Trouwens ook weer zo’n zin die aanvankelijk loodrecht afstevent op radeloosheid, om na de eerste helft te worden omgedoopt tot het type alledaagse treurigheid dat het leven weliswaar niet feestelijk, maar op zijn minst weer even draaglijk maakt.

Waardevolle handgrepen

Dit korte stukje laat de waarde van literaire kritiek zien. Met één juist gekozen, veelzeggende zin geeft Peters een beeld van het totale werk van deze auteur. Bovendien volgt hierna een uitleg waarin Peters in feite aan de haal gaat met de woorden van Crone. Hij eigent het zich op een bepaalde manier toe en geeft er weer zijn eigen woorden voor terug (gas geven en terugschakelen, alledaagse treurigheid). Door één zin zo te beschrijven krijgt het gehele proza van Crone meer diepte voor de lezer. Ook de vergelijkingen van Crone met Nescio, Simon Carmiggelt, Martin Bril en F.B. Hotz geven het proza van de eerste een meerwaarde. Het zijn waardevolle handgrepen voor de lezer.

Peters biedt meerdere van deze aangrijpingspunten aan. Hij schept werelden om de boeken. In de recensie van Landschapsseks (1997) van Nachoem Wijnberg verbindt hij het boek onder andere met literatuur van Louis Couperus, met films van Bert Haanstra en met de schilderijen van Picasso.

Het nut van een bundeling blijkt uit de kritieken zelf. Het is jammer dat er tussen de kritieken stukken staan met een krampachtige verdediging van zijn vak. Deze doen meer kwaad dan goed. De kritieken kunnen heel goed voor zichzelf spreken. Op het einde van het essay over Tyl Ulenspiegel van Charles de Coster geeft Peters een bevlogen en enigszins mysterieuze verdediging van de literatuur, die veel meer zegt dan al de tussenstukken uit de bundel:

Ulenspiegel noemde zich heer van Geenland en de bezitter van vijfentwintig bunder maneschijn. De tijd heeft die clownerie een recht weemoedig aanschijn gegeven. Geenland is op geen landkaart of globe aan te treffen. Het is een gebied dat door geen snode veroveraar valt in te nemen. Zotte verwachtingen en loze beloften mogen er onbedreigd ontbotten. Geenland is het rijk van de literatuur geworden.

Theater / Voorstelling

Oeboe

recensie: Oeboe

Het Noord Nederlands Toneel (NNT) timmert zowel binnen als buiten Groningen flink aan de weg. Ze laten middelbare scholieren samen met “echte” acteurs een stuk spelen, Raoel Heertje en Hans Sibbel touren momenteel als Lenny Bruce langs de Nederlandse theaters, onlangs voerden ze nog een Shakespeare-interpretatie in een disco op en nu hangen overal in Groningen posters met kreten als “Smoking in je hol” en @. Deze zijn bedoeld om reclame te maken voor het stuk Oeboe, dat een ode aan frituur schijnt te zijn.

Patatdans

Bij het binnentreden van het zaaltje waar het stuk wordt opgevoerd komt de frituurlucht je dan ook al tegemoed. Een jonge vrouw deelt bakjes met patat uit, terwijl een ander er mayonaise bij spuit. Aan de zijkant van de zaal is weer een ander de patat aan het bakken. Oeboe lijkt anders dan andere toneelstukken te zijn. Als de acteurs er zeker van zijn dat iedereen voldoende patat en mayonaise heeft (voor de liefhebbers is er ook nog een pot ketchup), begint het stuk. Daar sommige acteurs meerdere rollen spelen doen ze eerst een soort van voorstelrondje. Als het patatmeisje een pan op haar hoofd heeft gebonden is ze de koning. Heeft ze de pan niet op, dan is ze de koning niet. Aan haar linkerhand staat haar rechterhand, aan haar rechterhand haar zoon en daarnaast baas Oeboe en vrouw Oeboe. Het echte begin van het stuk lijkt echter moeilijk. De koning roept tegen het publiek: “We beginnen met de patatdans”, waarop inderdaad een soort van patatdans wordt opgevoerd. Het loopt echter niet soepel en komt wat geforceerd over.

Oeboe for president!

Na dit moeizame begin is er geen vuiltje meer aan de lucht. Er wordt met ontzettend veel plezier gespeeld en het lijkt er sterk op dat de helft van de tekst ter plekke wordt bedacht. De acteurs zelf hebben vreselijke lol op het podium en het publiek niet minder. Er staan echter wel serieuze zaken te gebeuren: baas Oeboe wil de koning vermoorden om vervolgens zelf op de troon plaats te nemen. Daarbij krijgt hij hulp van zijn vrouw en Speerlap, de rechterhand van de koning, die hij een eigen graafschap belooft. De opzet slaagt; de koning sterft en baas Oeboe wordt koning.

Gierige koning

Daar vaart het land (lees: het publiek) echter niet wel bij. Baas Oeboe blijkt een uiterst gierig persoon en hij weigert in eerste instantie dan ook patat uit te delen. Vrouw Oeboe dringt aan en zegt: “Geef het volk patat en friet”. Baas Oeboe weet echter te pareren met de geniale woordgrap: “Patat alla, friet Boeddha”. Uiteindelijk wordt hij toch gedwongen het volk friet te geven, maar het kost te veel tijd om het netjes op bakjes te leggen. Daarom wordt alles lukraak het publiek ingegooid. Er wordt nog net geen mayonaise achteraan gespoten.

Dood in publiek

Baas Oeboe verwacht voor die vrijgevigheid echter wel wat van zijn onderdanen terug. Hij gaat bij het publiek langs en pakt een meisje waarvan hij vindt dat ze er wel lekker uitziet. Hij praat er wat tegenaan, tot hij de man die naast haar zit in de gaten krijgt. Hij roept de rest van de acteurs erbij en en masse beginnen ze de man af te zeiken omdat hij zo stinkt. De koning wil de man afgevoerd, die vervolgens wordt meegenomen naar achter de coulissen, van waar een schot klinkt. Zo worden nog enige bezoekers afgevoerd. Alle bezittingen van de overledenen vervallen aan baas Oeboe.

Vet

Oeboe is een geweldig leuk stuk, waarbij woordgrappen, chaos, op de actualiteit toegespitste grappen en lol de belangrijkste plaatsen innnemen. Ook erg leuk is dat het publiek, er passen een kleine honderd mensen in de zaal van de Machinefabriek, maximaal bij de voorstelling betrokken wordt. De acteurs, die gedeeltelijk improviserend te werk gaan, kunnen bij vlagen zelf hun lachen ook niet meer inhouden, wat het allemaal alleen maar leuker maakt. Jammer is alleen dat ze na het moeizame begin ook moeite hadden een passend einde aan het stuk te maken. Een kniesoor echter die daar op let. Oeboe is in een woord gewoon vet.

Film / Films

Niet duur, maar ook niet echt spannend

recensie: Teenage Mutant Ninja Turtles: Het nano monster

De Teenage Mutant Ninja Turtles zijn voor mij eigenlijk puur jeugdsentiment. Ik weet dat ik vroeger de heldjes wel eens gezien heb, maar kon me eerlijk gezegd de serie cartoons niet herinneren. Er zijn ook een aantal ‘gewone’ films van de schildpadden uitgekomen, rond 1990. Het waren vooral de films die ik me kon herinneren. Nu vraag ik me af of deze cartoon voor kinderen zich kan meten met de speelfilms van de vechtende schildpadden.

~

Leonardo, Michelangelo, Donatello en Raphael zijn vier schildpadden die door hun eigen sensei (leermeester) Splinter worden getraind. Deze wijze oude man leert de onbesuisde schildpadden omgaan met geweld. Op die manier probeert het vijftal te strijden tegen het kwaad in de wereld. Moralistisch gezien is dat natuurlijk een perfect uitgangspunt voor een serie voor kinderen, maar is deze serie wel zo didactisch verantwoord?

Underground

~

De serie werd het eerst getekend in 1984 door Kevin Eastman en Peter Laird, toen nog voor het bedrag van $1200. Al grappend kwam het tweetal tot de creatie van een schilpad die kan vechten, en de Turtles waren geboren. Na veel zwoegen werd de comic een underground hit in de Verenigde Staten, iets later brak de strip ook groot door. Inmiddels zijn er naast het onvermijdelijke speelgoed ook computerspelletjes van de Turtles uitgekomen. Hier in Nederland is de serie te zien op Fox Kids, maar lijkt de schildpaddengekte nog niet echt om zich heen te gaan slaan.

Manga

~

De comic-serie van de Turtles is erg eenvoudig opgezet, zelfs voor een kinderserie, zeker als je bedenkt dat de serie door de filmkeuring niet voor alle leeftijden geschikt bevonden is. De verschillende schildpadden hebben natuurlijk hun eigen karakter maar deze worden niet echt uitgewerkt. Ik vond het zelfs moeilijk om de mannetjes uit elkaar te houden, ondanks dat ze alle vier een andere doek om de ogen hebben. Tevens zijn de animaties niet echt goed uitgewerkt. De serie is het typische voorbeeld van de tekenstijl die je vaak in manga-animaties terugziet: grof en met weinig detail. Opvallend is dat, waarschijnlijk om de kinderogen te sparen, het daadwerkelijke geweld is weggelaten. Zo zie je een Turtle de trap geven en zie je het slachtoffer vallen.

Fysieke inspanning

Ik vind het ook wel jammer dat de serie zo overdreven gewelddadig is. Er wordt wel geprobeerd om kinderen uit te leggen dat zinloos geweld een slechte zaak is, maar er worden toch wel degelijk vaak rake klappen uitgedeeld. Ik ben daar zelf een beetje allergisch voor, omdat ik denk dat dit niet dingen zijn die kinderen willen zien. Je kan een veel mooier en spannender verhaal vertellen als er niet constant gehakt en geslagen wordt. Door al deze fysieke inspanningen blijft het verhaal bovendien erg eenvoudig hetgeen de spanning niet ten goede komt.

Niet duur

De beeldkwaliteit van de serie is niet aanzienlijk beter dan de kwaliteit die je op televisie te zien zal krijgen. Daar komt nog bij dat de extra’s niet echt boeiend zijn en dat de lengte van de serie zelf slechts iets meer dan uur is. Voor een DVD zie ik dan wel erg veel niet gebruikte kansen, ondanks dat de schijfjes voor weinig geld in de winkel liggen.

Pauzeren

De Teenage Mutant Ninja Turtles hebben een missie. Deze missie is om de wereld beter te maken door op gepaste wijze geweld toe te passen. De schildpadden doen hun best, maar meer dan veel actie en geweld blijft er bij mij niet hangen. Ik vind het vaak niet spannend en denk dat veel kinderen dit met mij eens zullen zijn. De toegevoegde waarde van de DVD beperkt zich tot de mogelijkheid dat je de serie kunt pauzeren als je er genoeg van hebt. Het is jammer dat het op zich originele concept van de vechtende schildpadden op een te eenvoudige verhaallijn blijft hangen. Ondanks dat de DVD voor een mooi prijsje in de winkel ligt, vind ik hem een stuk minder boeiend dan de films uit de jaren negentig.

Film / Films

The Scorpion King

recensie: The Scorpion King

Dwayne Johnson, beter bekend als WWF-held The Rock, kwamen we al tegen in The Mummy Returns. In zijn personage “The Scorpion King” zag men kennelijk zoveel mogelijkheden dat we nu opgescheept zitten met een gelijknamige film met The Rock in de hoofdrol. Veel aanpassingsvermogen moet dat niet gekost hebben; The Rock rost er als vanouds op los.

~

Inhoudelijk heeft de film niet veel om het lijf: Memnon, een foute machtswellusteling, wil zijn macht en rijk verder uitbreiden. Op een harde en nietsontziende wijze gaat hij tekeer tegen iedereen die niet meewerkt. Wanneer Memnon de broer van Mathayus (Dwayne Johnson) vermoordt, zweert Mathayus wraak te zullen nemen. Dood zal Memnon, hartstikke dood. Uiteraard is er een schone dame die de zaak gecompliceerder maakt. Voldoende inhoud om de rest van de negentig minuten te vullen met simpel rag- en ramwerk.

Wrestlemania

~

In Amerika is The Rock een fenomeen. De film lijkt in het verlengde te liggen van een wrestlemania toernooi. Hij smijt en gooit met zijn vijanden dat het een aard heeft. The Scorpion King lijkt dan ook in de eerste plaats gemaakt te zijn voor WWF-fans. Het is alleen de vraag of deze film ook in Europa aanslaat, waar de belangstelling voor worstelhelden te verwaarlozen is.

Klaverjasclub

De middelmatigheid waarmee alles gedaan wordt, is een lust voor het oog. Bij de gevechten zien we geen druppel bloed, de mooie vrouwen geven heel netjes niets bloot en de humor lijkt bij de plaatselijke klaverjasclub gestolen te zijn. Storend is dit allerminst. The Scorpion King is gewoon een vermakelijke en pretentieloze actiefilm.

Film / Films

Lovely Rita

recensie: Lovely Rita

Als Rita’s lot slechts bepaald zou zijn door haar puberteitskwalen, dan zou niemand medelijden met haar hoeven hebben. Maar de gelatenheid in haar blik en gestel verraden Rita’s innerlijke gesteldheid: afgemat en uitgedroogd door het verleden, en bovenal een dwaas geloof voor wat nog komen gaat. Waar de gemiddelde puber zich ontlaadt in irrationele uitbarstingen, daar lijkt Rita te imploderen. Lovely Rita is niet de zoveelste film over een puber in opstand, maar een film over een meisje die zich staande probeert te houden in een omgeving waar ze nooit serieus genomen is, en nooit zichzelf kon zijn.

~

Rita (Barbara Osika) wordt thuis permanent door haar ouders gekleineerd. De blik van vader straalt niets dan minachting en behoudendheid uit. Zoals in alle kleinburgerlijke leefgemeenschappen staat moeder fier achter haar man. Op school is Rita evenmin geliefd. Haar zwijgzaamheid wordt slechts doorbroken door lichamelijke klaagzangen. Te pas en te onpas verlaat ze haar lessen en zwerft rond. Op zoek naar betere tijden. Hoewel het voor de buitenwereld lijkt dat Rita zich overal van distantieert zendt ze onnoemelijk veel signalen uit. Ze wil er graag bijhoren, maar het lijkt haar door niemand gegund.

Extravert

Ondanks alle ellende gaat Rita door haar geluk te beproeven. Ze legt het aan met het veel te jonge schoolknaapje Fexi. Wanneer ze samen dansen op Why Does My Heart Feel So Bad van Moby geeft Rita haar emoties extravert bloot. Ze geniet oprecht van de empathische werking van de muziek. Samen lachen ze, heel even lijkt Rita echt te leven. Maar geluk duurt niet lang. Vader walgt van het idee en Fexi moet van het toneel verdwijnen. Rita zoekt haar heil dan maar bij een oudere man. De wegen in de liefde leiden Rita ook niet naar verlossing. Ze raakt steeds meer in zichzelf gekeerd en er lijkt maar een oplossing te zijn voor haar problemen. Wraak nemen op haar verleden.

Afkeurende blikken

~

Lovely Rita is de eerste lange speelfilm van Jessica Hausner (Wenen, 1972). Op een onconventionele manier is Hausner er in geslaagd de frustraties en problemen van Rita beeld te geven. Ze kiest er niet voor een standaardgeschiedenis van een adolescent te filmen. De nadruk ligt op kleine, zich herhalende incidenten; Rita die vernederd wordt bij de wc-pot omdat ze weer vergeten de deksel erop te doen, Rita die bij de schoolproductie van Priestley’s An Inspector Calls niets goed lijkt te doen behalve figureren als dienstmeisje en de permanent afkeurende blikken in de ogen van haar ouders, leraren en medeleerlingen. Voor iedereen lijkt Rita een last te zijn.

Abstracties van eenzaamheid

Hausner heeft gekozen voor deze abstracties van eenzaamheid en het daar bijhorende isolement. Ze laat zelfs de camera afstand nemen van Rita. Ze maakte gebruik van niet-professionele acteurs en schoot de film met een digitale camera. Op deze manier krijgt de film een versterkt realiteitsgehalte. Het korrelige beeld met onbekende acteurs richt de kijker dwingender op Rita’s problemen.

Beklemmend

De debuterende Barbara Osika heeft de hoofdpersoon op een indringende manier weten neer te zetten. De gelatenheid en de pijn in haar ogen werken extra beklemmend in combinatie met het fragmentarische karakter van de film.

Collage van afstandelijkheid

Lovely Rita is een collage van afstandelijkheid geworden. Door de adolescentieproblematiek op eigenzinnige manier in een behoudende omgeving te plaatsen, heeft Hausner met haar stijl een prachtige en kille geschiedenis gemaakt van de immer ronddolende eenzaamheid.

Film / Films

K-Pax

recensie: K-Pax

Sience-fictionfilms heb je in alle soorten en maten. Van horror (Alien, Predator) tot actie (Star Wars, Star Trek) tot semi-realisme (Contact). De buitenaardsen in deze films zijn qua soorten en maten al net zo gevarieerd. K-Pax is echter net een tikkie anders. Deze keer gaan de aliens namelijk op de bank van psychiater Jeff Bridges liggen.

~

Op een dag houdt de politie een zonderlinge man aan die net iets te vaak naar Star Trek gekeken lijkt te hebben. De man (Kevin Spacey) heet Prot en zegt van een andere planeet afkomstig te zijn: K-Pax. Zijn psychiater (Jeff Bridges) raakt geïntrigreerd door de eigenaardige waanbeelden van zijn patiënt, zeker als de gedachte zich opdringt dat de man misschien wel de waarheid spreekt. Is hij werkelijk een alien, of is zijn rustige, licht sarcastische houding maar uiterlijke schijn? K-Pax ontpopt zich al snel als een soort One Flew Over The Cuckoo’s Nest voor Trekkies.

Wat zijn we toch speciaal…

~

K-Pax is gebaseerd op het gelijknamige boek van Gene Brewer, die ook voor het script van deze film tekende. Samen met regisseur Iain Softley (Hackers, Wings of the Dove) heeft hij de ingrediënten voor een interessant plot gecreëerd. Op K-Pax zijn geen vriendschaps- en familiebanden, en op aarde raakt Prot juist in deze banden en bijgaande emoties geïnteresseerd. Helaas komt K-Pax niet verder dan het gebruikelijke “wat-zijn-mensen-toch-een-speciaal-ras-verhaaltje”. Daarvoor had ik net zo goed een gemiddelde aflevering van Star Trek kunnen kijken. Veel leuker zijn de momenten dat de ongelovige wetenschappers tot hun grote verbijstering achter de niet geringe kennis en vaardigheden van Prot komen.

Inventief kijken

De plottwist komt op ongeveer tweederde van de film. Prot blijkt wel degelijk banden met de aarde en het menselijk ras te hebben. Samen met psychiater Bridges ontrafelt de kijker het raadsel rondom Prot. Dat de uiteindelijke ontknoping meer raadsels oproept, maakt de film juist zo interessant. Of deze vragen voor de kijker worden beantwoord is nog maar de vraag en hangt ook een beetje van je inventiviteit als kijker af.

Een fraai einde

Kevin Spacey krijgt ruim baan om zijn talenten te tonen, en maakt daar gebruik van. Als de eigenaardige Prot (what’s in a name) slaagt hij de erin de kijker te grijpen. Wie is hij? Spreekt hij de waarheid? Spacey zorgt ervoor dat de film zeer genietbaar wordt, waarbij de Amerikaanse moraal over familieleven de boel bijna verpest. Zonder dit moralistische gezeur was het slimme einde veel beter tot zijn recht gekomen. Geen slechte film, en ik voorspel nu al dat Trekkies na afloop lekker kunnen “discuzeuren” over hoe je dat einde nu moet opvatten.