Theater / Voorstelling

Humor, angst en Mohammed

recensie: Zoeken naar Mohammed (Theatergroep Maqam Lamaqul & Productiehuis Frascati)

In de foyer van Frascati is, naar aanleiding van de actuele cartoonrellen, een discussie gaande over humor en het islamitische geloof. Hierna gaat in zaal 2 Zoeken naar Mohammed van start. Het stuk is het eerste deel van een vijfluik dat acteur Sabri Saad El Hamus de komende drie jaar wil realiseren, waarin de vijf zuilen van de islam aan bod komen. De eerste zuil van de islam, de Shahada, gebiedt dat iedere moslim Allah eerbiedigt als zijn enige god en Mohammed als zijn enige profeet. Bij zo’n aankondiging verwacht je een heel serieus stuk, maar niets is minder waar.

~

De voorstelling begint in een verrassende setting. Een man, in bad op een zolderkamer, luistert naar muziek en drinkt een glaasje rode wijn. Hij schrikt op als de bel gaat en er een journaliste van de Volkskrant voor de deur staat, die hem wil interviewen “over de voorstelling in Frascati”. Gehaast springt hij uit bad, verbergt de rode wijn, pakt een boek en een leesbril en gaat weer terug in bad. Tegenover de Volkskrant heeft Sabri Saad El Hamus immers een imago hoog te houden. Ook de journaliste, die al snel slechts een serveerster blijkt te zijn die in contact wilde komen met de acteur, neemt plaats in het bad. Om haar regenpak te testen….

Koud

Zoeken naar Mohammed zit vol met dit soort absurdistische wendingen. Sabri vertelt aan de serveerster dat toen hij nog in Egypte woonde zijn beeld van het Westen gebaseerd was op de film Saturday Night Fever; toen hij hier kwam had hij het erg koud in zijn witte John Travolta-pak. Even later danst hij, gekleed in zijn Travolta-outfit, met de serveerster op de muziek van de film.

Angst

~

Het gaat echter vooral over de moeilijkheden die de theatergroep had om een voorstelling te maken over de profeet Mohammed. Daarom wordt in de tweede scène de schrijver van het stuk – Jeroen van den Berg, gespeeld door Jaap ten Holt – ten tonele gevoerd. De acteur en de schrijver gaan in discussie over de kant die de voorstelling op moet gaan. Onbegrip en angst voor het onbekende voeren de boventoon in hun gesprekken, die een weergave vormen van wat er in de wereld aan de hand is. Obligate, actuele thema’s zoals Mohammed B., Pim Fortuyn en de AIVD komen voorbij, maar als Sabri over zijn persoonlijke ervaringen vertelt wordt je meer geraakt. Een slimme vondst is de rol van de serveerster; met haar hoeft de acteur niet in discussie. Ze vertellen elkaar ervaringen uit hun eigen levens, waarbij er meer nuance en openheid mogelijk blijkt te zijn.

Kaarslicht

Zoeken naar Mohammed is een verrassende en humoristische voorstelling, waarbij het spel van alledrie de acteurs erg sterk en naturel is. De titel schept de verwachting dat je als leek meer te weten komt over Mohammed. Bij sprookjesachtig kaarslicht vertelt Sabri over Mohammed en zijn vrouwen, maar veel meer dan dat de profeet van vrouwen hield kom je niet te weten, en dat is jammer. Het is interessant om te zien hoe de thematiek zich in de volgende vier voorstellingen van het vijfluik zal ontwikkelen. Hopelijk zal het dan minder gaan over de actualiteit en (nog) meer over Sabri Saad El Hamus’ persoonlijke verhaal.

Zoeken naar Mohammed is te zien tot en met 8 mei 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Oh zomerse klanken, red mij alstublieft!

recensie: Donna Regina - Slow Killer

.

~

Meevarend op de populariteitsgolf van hippe Duitse bands zoals 2Raumwohnung en Wir sind Helden, dringt Donna Regina steeds meer door tot het Europese clubcircuit en platenkasten. Daarbij hebben ze in Japan ook een aardige voet aan de grond gekregen. In Duitsland zelf timmeren ze al sinds begin jaren negentig aan de weg en wisten ze de laatste tien jaar een trouwe fanbasis op te bouwen.

Donna’s vrinden

Op Slow Killer kregen ze hulp van onder andere de Franse producent en muzikant Bertrand Burgalat en The Orbs Thomas Fehlmann. Burgalat werkte eerder al samen met Depeche Mode, Air en zelfs Michel Houellebecq. Het album is dan ook gevuld met Air-achtige songs, die het wat mij betreft meer moeten hebben van de instrumentale omlijsting dan van de zanglijnen en teksten. Nu wordt bij een rustig golvende band als deze tekst en zang al gauw ondergeschikt gemaakt aan de laidback loungemuziek die we krijgen voorgeschoteld. Er is er hier alles aan gedaan om de luisteraar in een ontspannen blijmoedige stemming te krijgen. De leden van Donna Regina weten wat ze willen en dat is ook te horen. Met vakmanschap is een geloofwaardig album in elkaar getimmerd.

Zing-zeg-gefluister

~

Toch kon deze band me niet over de gehele linie bekoren. Op een bepaald moment begon de hese fluisterende stem van Regina Janssen me namelijk te ergeren. In hun gehele oeuvre wordt voornamelijk Engels gezongen, steevast met een sterk Duits accent. Net zoals op Slow Killer, waarbij zelfs het Spaanstalige Mirame, miraba wordt aangedikt met de Duitse knauw. Ook met de wetenschap dat Donna Regina al een decennium lang op deze manier verkiest de zangpartijen in te vullen en dat die manier blijkbaar zijn kwaliteit heeft bewezen, komt het op mij over als een gimmick.

Baadt het niet…

Samengevat klinken de nummers op Slow Killer afgerond en compleet. In elk nummer een mooie opbouw, aangevuld met prachtige samples. Oh, was het niet voor haar stem, dan zou dit album mij zo uit de donkere winter naar de zomer kunnen sleuren.

Boeken / Fictie

Een merkwaardig figuur, die Boon

recensie: Louis Paul Boon - De onkruidromans: De liefde van Annie Mols / Het nieuwe onkruid / Als het onkruid bloeit

.

In één band vinden we de halve pulproman De liefde van Annie Mols (1959), de – volgens Boon mislukte – zedennovelle Het nieuwe onkruid (1964) en de uitgebreid herschreven versie Als het onkruid bloeit (1972). Het is overigens pas de tweede uitgave in de vierentwintig-delige serie. Het speciale aan De liefde van Annie Mols – dat uitkwam onder het pseudoniem Lew Waitmas – is dat de roman het resultaat is van broodschrijverij. In het weekblad De Vlam verscheen het verhaal als een achttien-delige feuilleton. “In tien dagen getrommeld op de schrijfmachine en dan naar de krant die het als feuilleton publiceert”, zei Boon hier over.

Nou ja, ik weet het. Het is keukenmeidenliteratuur, doch het ging niet om de literaire waarde, maar om wat de krant ervoor kon betalen. Nauwelijks het zout voor de aardappelen.

Boon zal de zaken zoals altijd wat chargeren, maar de roman is inderdaad een proeve van sentimentele literatuur met een haast niet te verkroppen happy end. Het verhaal handelt over de nylonkousenfabrikant Philip van Dongen die een verboden liefde in zich voelt branden voor de betoverende scholiere Annie Mols. Hiermee is hij uiterst chantabel, waarvan Annies vriendinnetje Liesje Winters en diens halfcriminele vrienden gebruik pogen te maken.

~

Binnen het bestek van de pulproman weet Boon met bewonderenswaardig gemak zijn persoonlijkheid en talent te doen gelden. De liefde van Annie Mols biedt één en al leesplezier. De dialogen zijn zonder uitzondering uitstekend, de vrouwelijke personages fascinerend met hun cynisch-scherpe karakters, de humor is temidden van alle dramatiek verrukkelijk. Bovendien houdt Boon heel handig, door vlotte wisselingen van perspectief, de spanningsboog gespannen. “Het is wellicht een minor work, maar ontegenzeggelijk meer dan zomaar curiositeit”, wordt in het nawoord terecht opgemerkt. Het boek is anders dan werkelijke pulplectuur, zo wordt daarin gesteld, juist niet normbevestigend en laat tevens een doorwrochte levensvisie zien.

Thematiek

De thematiek van de decadente, illusieloze jeugd die liever hele nachten in een rokerig hol al whisky drinkend voor de jukebox schuifelt dan hard te werken of studeren, komt op een persoonlijkere wijze terug in Het nieuwe onkruid. De naamloze ikpersoon – in veel gelijkend op Boon zelf – komt via zijn treinvriendinnetje Tania (voortbordurend op het personage Annie Mols) en via de vriendenclub van zijn zoon in aanraking met die jeugd. Hij vat sympathie op voor hun verzet tegen de burgerlijke moraal, tegen de verstikkende greep van de maatschappij. Toch maakt hij zich zorgen over hun nihilisme en ongebreidelde hedonisme. Als oudere jongere beweegt de hoofdpersoon zich al observerend tussen de jongelui. Steeds meer onder de indruk van die prachtige meisjeslichamen die zo zonder scrupules hem het hof maken. Met wroeging denkt hij aan zijn lieve vrouw, die onwetend thuis zit.

Achteraf oordeelde Boon het boek als niet geslaagd. Het was té autobiografisch, waardoor de te schetsen jeugdproblematiek niet goed uit de verf komt. In de tweede versie, de roman Als het onkruid bloeit, reflecteert de verteller hierop in cursieve terzijdes. Hij benadrukt dat veel van het beschrevene ditmaal aan fantasie is ontsproten.

Het gaat erom dit onkruid te beschrijven, dit steeds weelderiger bloeiend onkruid, tussen de steeds grotere bergen afval, de autobegraafplaatsen, de verwaarloosde en vol rommel en schroot geworpen tuintjes, de kilometerslange vuilnisbelten. Daar gaat het om, en niet of die jongen nu Vladim dan wel Erik heette.

Expliciet

Als het onkruid bloeit is veel verbitterder van toon dan zijn voorganger en de gebeurtenissen en personages zijn veel grotesker. Ten eerste is het taalgebruik in deze roman opvallend expliciet. Vervolgens heeft elk meisje een dermate kort kleedje aan, dat – wanneer het toevallig wat opkruipt – al snel het rafelige broekje daaronder te zien is, waarlangs zonder uitzondering enkele haartjes priemen. De meisjes stellen zich beschikbaar aan elke jongen of oudere man die toevallig lust heeft. Zo bezien is het niet verbazingwekkend dat Boon in dezelfde periode de pornografische satire Mieke Maaike’s obscene jeugd voltooide. Naast deze losbandigheid duwt menigeen elkaar spuitjes in de aderen en worden dertien-jarigen tamelijk nonchalant aangerand door bij voorbeeld de sadistische tekenleraar meneer Derek. Ook heeft hoofdpersonage meneerke Boin uiterst curieuze relaties met de vriendinnetjes van zijn zoon Jan. Op een gegeven moment lijkt deze alsmaar merkwaardiger wordende roman te ontsporen. Culminerend in een slot dat in een paar alinea’s alle rampspoed over de lezer uitstort. In Als het onkruid bloeit speelt Boon een gewaagd autobiografisch spel. In het voorwoord merkt hij op dat zijn vrouw Jeanneke in de roman Els genoemd wordt.

Zij komt immers ook in het boek voor, en daar moet zij dan tóch een naam hebben, en liefst een andere. Je weet immers hoe de mensen zijn, en hoe vlug ze allerlei slechts over je gaan vertellen. Trouwens, mijn zoon zal ik Jan noemen en me zelf meneerke Boin, je moet er maar aan denken.

Het is een vaker terugkerend gegrap met fictie en werkelijkheid. Normaal uiterst vermakelijk, maar in een heftig boek als dit lijkt het allemaal wat ongepast. Na het lezen van deze ‘onkruidromans’ besef je eens te meer wat voor een merkwaardig figuur de in 1979 – zeven jaar na verschijning van Als het onkruid bloeit – overleden auteur was. Uiterst getalenteerd en even eigenzinnig, steeds maar blijk gevend van zijn discutabele obsessie voor jonge meisjes, op onnavolgbare wijze zijn eigen biografie in zijn werk vermengend en eeuwig provocerend zonder onsympathiek te worden. Hoofdschuddend sla je deel 14 dicht om vervolgens de volgende uitgave van Boons Verzameld Werk gretig op te pakken: binnenkort deel 4 (De atoombom en het mannetje met den bolhoed / Mijn kleine oorlog).

Boeken / Fictie

Vlamingen met Amerikaanse dromen

recensie: Jan van Loy - Alfa Amerika

Laat ik het meteen maar vertellen: Jan van Loy heeft mij bekeerd. Ik las nooit fictie – of half. Als ik al begon, verloor ik na een paar honderd pagina’s interesse. Alleen non-fictie kon mij bekoren: doorgaans saaie historische beschouwingen en politieke, maatschappelijke en culturele polemieken sierden mijn nachtkastje. Maar nu, na het lezen van Alfa Amerika, is dat allemaal anders. Alleen dat al beschouw ik als een prestatie van formaat.

Vanaf pagina één had de Belgische auteur Jan van Loy me te pakken. Dat hij me boeide kwam vooral door de vorm; ik verwachtte een bedacht geheel, maar Van Loy trakteerde me op het eerste gezicht toch op non-fictie. Sterker nog: de beste non-fictie die ik sinds tijden had gelezen. Van Loy schrijft in een vorm en een stijl waar veel historici, sociologen, filosofen en andere chroniqueurs van de werkelijkheid een puntje aan kunnen zuigen. Hij heeft weliswaar als voordeel dat hij zich niet aan de werkelijkheid hoeft te houden – deze reportages en historische opstellen komen uit Van Loys duim – maar feit blijft dat hij met de middelen van echte reportageschrijvers een levend en spannend verleden weet op te roepen. Alfa Amerika sprankelt, kriebelt, overtuigt en doet verlangen naar meer.

Wolkenkrabber

~


De auteur, die voor zijn boek Bankvlees de Debuutprijs Vlaanderen 2005 ontving, opent meteen overdonderend met het intrigerende verhaal Manhatten on the left bank. Deze eerste en beste van vier verhalen over Vlamingen met Amerikaanse dromen speelt in de eerste helft van de twintigste eeuw, en verhaalt over een jongen die naar Amerika trekt om op Wallstreet zijn talent te ontdekken. Pierre Verbeeck wordt daar de rijkste beursspeculant ter wereld, en veroorzaakt – volgens de beschuldigende kranten althans – eigenhandig de beurskrach van 1929.

Gedwongen keert hij terug naar het door hem zo verfoeide kleine, bekrompen en achterlijke België. Daar wordt hij bevestigd in de afkeer van zijn geboorteland. Op de linker Scheldeoever, de onbebouwde kant van Antwerpen, bouwt hij een ‘Manhatten’, een stadsuitbreiding met ondermeer de hoogste wolkenkrabber ter wereld. Tot zijn onbegrip wilde geen enkele Belg wonen in die ‘Neustadt’. Alleen uit Duitsland gevluchte joden trekken er naar toe, wat tijdens de Duitse bezetting tot een bijna natuurlijke getto leidde.

Dit fantastische leven wordt door Van Loy op overtuigende wijze beschreven. Met gefingeerde brieven, krantenartikelen en interviews met oude familieleden weet hij een treffend historisch beeld te schetsen – ook al is het allemaal bedacht.

Verschillende vormen

Na het eerste, goed geannoteerde en overtuigend vormgegeven verhaal volgen nog drie andere zogenaamde non-fictie verhalen. Allen in een andere vorm; rockster Eddie Eijkelboom vertelt zijn hilarische verhaal over The Jet-Cats rechtstreeks in een interview, en het leven van politieman en scriptschrijver Johnny Vanhees komt via zijn dagboek tot de lezer. Alleen Pornologie, het vierde en laatste verhaal, is minder vormvast. Dit lijkt door Van Loys aanhalen van gedachten in eerste instantie meer dan het voorgaande op ’tradtionele’ literatuur. In de tweede helft van dit verhaal, als de schijnwerper wordt verplaatst van tv magnaat Christian Michiels naar gefrustreerde vader André Thijs, wordt echter weer de vertrouwde non-fictie-vorm van het eerste verhaal uit de kast gehaald. Politieverhoren, krantenberichten en interviews vormen dan weer de bronnen van Van Loy.

Ieder verhaal uit Alfa Amerika vervulde me tijdens het lezen met respect en bewondering; Van Loys schrijven is knap en verzorgd, maar het is vooral de vorm die verrast. Meteen na Alfa Amerika stortte ik me op een Nederlander met Amerikaanse dromen: Arnon Grunberg, wiens Blauwe maandagen evenzo snel van het nachtkastje verdween als Alfa Amerika – en niet omdat ik de interesse verloor. Ik lees weer fictie, met dank aan Jan van Loy.

Alfa Amerika is genomineerd voor De Gouden Uil 2006

Film / Achtergrond
special: Errol Flynn Collection

The likeable rogue

“If I have any genius,” aldus Errol Flynn, “it’s a genius for living.” En inderdaad, het leven van deze bekende Australische acteur verschilde niet zo heel veel van dat van de personages die hij speelde, al was het bij tijden aanmerkelijk minder glamoureus. Flynn was een avontuurlijk en ietwat tragisch figuur die het tot een filmster van allure schopte. Een echt groots acteur kan hij echter niet genoemd worden, daarvoor zijn de rollen die hij speelde te eenduidig en te weinig diepgaand. Onlangs bracht Warner zeven van zijn films uit in de Errol Flynn Collection.

~

Aan het begin van de jaren dertig maakte Errol Flynn, die toen reeds onder contract stond bij Warner Brothers, in korte tijd carrière. Door een samenloop van omstandigheden kreeg hij als vrijwel onbekend acteur de hoofdrol in Captain Blood, tevens zijn eerste film met tegenspeler Olivia de Havilland. De film werd een hit en Errol Flynn groeide uit tot een megaster. Vanaf dat moment was Errol Flynn niet meer weg te slaan van het witte doek en speelde hij de ene succesvolle rol na de andere. Zijn charme sloeg aan en hij werd het prototype van ’the likebale rogue’ die alles vergeven wordt. Tussen 1936 en 1942 rees de ster van Flynn tot ongekende hoogten. In deze jaren maakte hij zijn beste films waaronder The Adventures of Robin Hood (1938), The Sea Hawk (1940), Dive Bomber (1941) en They Died With Their Boots On (1941).

Het Amerikaanse studiosysteem

De jaren dertig vormden het begin van de hoogtijdagen van het Amerikaanse studiosysteem dat pas rond 1970 ontmanteld werd. Hoewel vele acteurs zich in een grote populariteit mochten verheugen en daardoor veel roem en aanzien verkregen, waren ze in feite de speelbal van de studio waarbij ze een contract hadden. De studio kon naar eigen believen besluiten in welke films de acteurs werden ingezet en elke zes maanden had de studio (en niet de acteur) de mogelijkheid om het zevenjarige contract van een acteur ofwel te verlengen ofwel te beëindigen. Flynn hield zich lang staande in dit systeem, hoewel hij vaak conflicten had met Jack Warner, zijn werkgever. Zo schijnt het volgende gesprekje geregeld te hebben plaatsgevonden:

Flynn: “I wanna have a raise”
Warner: “You can’t have it.”
Flynn: “Well, then I’m not coming to work tomorrow.”

Flynn met Bette Davis
Flynn met Bette Davis

Uiteraard bleef Flynn gewoon op zijn werk komen, alhoewel hij het filmproces af en toe behoorlijk kon vertragen. Verder waren acteurs als Flynn wel zo belangrijk dat ze niet zomaar gepasseerd kon worden. Zo werd de titel van de film over koningin Elizabeth na veel gedoe uiteindelijk veranderd in The Private Lives of Elizabeth and Essex (1939), zodat beide hoofdrolspelers (Bette Davis als Elizabeth en Errol Flynn als Essex) in de filmtitel terug zouden komen. Hoewel er rekening werd gehouden met acteurs moest Bette Davis toch maar opdraven, ondanks het feit de ze de rol eigenlijk helemaal niet wilde. Bovendien vond ze Flynn een oppervlakkige acteur en mocht ze hem totaal niet. Desondanks is er overduidelijk sprake van chemie tussen de twee acteurs en werkt de combinatie tussen hun beiden verassend goed.

De rechtszaak

Errol Flynn had eigenlijk schrijver willen worden, maar zijn romans – zoals Beam Ends (1937) en Showdown (1946) – hadden nooit veel succes. Door zijn geheime ambitie bezag hij zijn succes als acteur met gemengde gevoelens. “Always the same song: give him a horse, give him a sword and Errol does it”, zoals hij het zelf ooit stelde. Dit werd nog versterkt door een tragisch voorval dat diepe sporen heeft nagelaten in het leven van Flynn. In 1942 werd Flynn beschuldigd van het verkrachten van twee minderjarige meisjes, Betty Hansen en Peggy LaRue Satterlee. In de rechtszaak werd hij echter vrijgesproken. Hoewel het zijn carrière nauwelijks schaadde, voelde Flynn zich voor de hele wereld te kijk gezet. Hij vertelt hierover:

Two and a half years after the humiliation of the trial, my principal emotion was that I was hoaxed by life, that I had become something other than what I had set out to be. Now my name was simply associated with sex. I was a male Mae West; as it were. Me, Errol Leslie Thomson Flynn, son of the respectable biologist, student of Darwin, lover of culture (…) and nothing that I wanted had happened. Instead I was in a swamp of Errol Flynn jokes, dirty stories and snide innuendoes.

~

Ondanks zijn vrijspraak schijnt Flynn wel degelijk seksuele contacten gehad te hebben met de genoemde meisjes. Het verhaal gaat echter dat de meisjes allerminst onschuldige slachtoffertjes waren, maar zouden zijn ingehuurd door enkele vijanden van Jack Warner, die hem een hak wilden zetten door zijn beste acteur publiekelijk te schande te zetten. Wat hiervan waar is, is nooit helemaal duidelijk geworden.

Technicolor

In deze collectie zijn vrijwel alle belangrijke films uit Flynns carrière opgenomen, alleen Gentleman Jim (1942) en Adventures of Don Juan (1948) ontbreken eigenlijk. De collectie is uitgebreid met een interessante documentaire over het veelbewogen leven van de acteur. Verder staan er een groot aantal extra’s op de dvd’s, waaronder het steeds terugkerende Warner: A Night at the Movies, waarin een poging gedaan wordt de ervaring op te roepen van een bioscoopbezoek in de jaren dertig. Er is ook nog een aantal andere documentaires toegevoegd, zoals Glorious Technicolor, over de revolutie die technicolor teweegbracht en die voor een groot deel te danken was aan de Flynnfilm The Adventures of Robin Hood. Verder krijgen epigonen als Leonard Maltin de kans om vrijwel elke film van Flynn uitgebreid de hemel in te prijzen. Als je daar op af moet gaan zijn al deze films onmisbare meesterwerken die de geschiedenis van de film voor eeuwig veranderd hebben. Helaas is de praktijk weerbarstiger en zijn de films toch vooral typische vertegenwoordigers van

~

het genre van de swashbuckler, niets meer en niets minder.

Errol Flynn Collection (Warner, 8 dvd’s)
Captain Blood (1935)
The Adventures of Robin Hood (1938)
Dodge City (1939)
The Private Lives of Elizabeth and Essex (1939)
The Sea Hawk (1940)
Dive Bomber (1941)
They Died With Their Boots On (1941)
The Adventures of Errol Flynn (2005, documentaire)

Film / Films

Onmogelijke en onontkoombare liefde

recensie: Brokeback Mountain

Met een Gouden Leeuw in Venetië, vier Golden Globes en acht Oscarnominaties op zak is het bijna onmogelijk om nog nooit van Brokeback Mountain gehoord te hebben. En dan ken je ook het label dat er zo vaak opgeplakt wordt: gay western. Onterecht: de homoseksualiteit lijkt een bijzaak en revolvers of shoot-outs schitteren in afwezigheid. Nee, de nieuwe film van regisseur Ang Lee (Hulk, Crouching Tiger, Hidden Dragon, Sense and Sensibility) is eerder een klassiek liefdesdrama. Een universeel verhaal over verlangen, frustratie en verdrongen hartstocht.

~

Wat begint als een zwijgzaam zomerbaantje als schaapherder loopt uit op een seksuele relatie tussen de opgewekte en naïeve Jack Twist (Jake Gyllenhaal) en de stugge, in zichzelf gekeerde Ennis del Mar (Heath Ledger) in het Wyoming van 1963. Tegen alle gevestigde normen én zichzelf in houden ze de relatie in stand. In het paradijselijke gebied rond Brokeback Mountain zijn ze de typische, door Amerikanen geïdealiseerde, selfmade men: mannen die in de ongerepte natuur in complete vrijheid leven, zonder zich iets aan te trekken van de heersende regels. Alleen als een derde hun territorium binnendringt, wordt de idylle verbroken. Thuis in de stad moeten ze helemaal de schijn ophouden en zich aanpassen aan de werkelijkheid die zich – vaak door huilende baby’s en materiële zaken – aan hen opdringt.

Etiketje

Juist het etiketje van gay western heeft al voor de film in de bioscoop kwam een paar problemen opgeleverd. Zo lag het scenario, gebaseerd op het korte verhaal waar Annie Proulx de O. Henry Prize voor kreeg, al acht jaar te verstoffen op de plank: voor Hollywood was de film over twee homoseksuele cowboys iets te gewaagd. Na de release werd Brokeback Mountain uit angst voor de seksscènes verbannen uit een aantal Amerikaanse bioscopen.

~

Maar regisseur Lee weet het vooroordeel naar zijn eigen hand te zetten: hij speelt met de verwachtingen van de bioscoopganger. Het duurt lang, bijna tergend lang, voordat Jack en Ennis ‘elkaar krijgen’. Tegelijkertijd krijgt elke blik, elk contact een elektrische lading. De seksscène die uiteindelijk volgt, heeft niets te maken met de Hollywoodromantiek: je ziet slechts bewegingen in het donker en de seks is ruw, eerder een robbertje vechten dan liefkozen. De frustratie die later een rol gaat spelen, ligt al in het eerste fysieke contact.

Wanhoop

Het is te makkelijk om dat alleen af te schuiven op de verwachtingen. Jake Gyllenhaal en vooral Heath Ledger maken de spanning en de wanhoop in elke scène voelbaar. Juist hun verlangen om de twee werelden waarin ze leven te combineren, levert strijd op. Het gaat dus niet om de seksscènes, het gaat om het spel van aantrekken en afstoten. Het gaat om een onmogelijke, maar onontkoombare liefde. Het zijn die thema’s, gecombineerd met sterk acteerwerk en de beelden van de overweldigende natuur, die Brokeback Mountain universeel en hartverscheurend mooi maken.

Theater / Achtergrond
special: Vlaams cabaret in Nederland

Daar zijn de Vlamingen!

De tijden waarin wij het slechts met zotteke Urbanus moesten doen, zijn definitief voorbij. Het Vlamingen-virus is sinds enkele jaren losgebarsten in cabaretland. 8WEEKLY biedt een overzicht van Belgische grappenmakers in de Nederlandse theaters.

~

In onze moppen mogen we onze zuiderburen dan vooral voor paal zetten, de Vlaamse grappenmakers zelf zijn en masse in de Nederlandse harten gesloten. Wie tien jaar geleden een balletje opgooide over Vlaams cabaret, zal ongetwijfeld niet veel verder dan Urbanus van Anus zijn gekomen. Hij geldt nog steeds als de belangrijkste grondlegger van Vlaams cabaret in Nederland. Urbanus was in 1975 voor het grote publiek immers de eerste kennismaking met de grappige zuiderbuur. De Nederlanders vonden Urbanus een grappige Belg, de Belgen vonden hem vernederlandst. Hij verenigde kortom het beste uit beide werelden. Vandaag de dag zijn we het bebaarde icoon al bijna vergeten als we het over Vlaams cabaret hebben. Wim Helsen, Wouter Deprez en Kommil Foo, dat zijn onze nieuwe Vlaamse vedetten.

Wat het verschil is tussen het Vlaamse en het Nederlandse cabaret is op het eerste gezicht moeilijk te zeggen. Immers; zoveel cabaretiers, zoveel stijlen, ook in België. Natuurlijk is daar in de eerste plaats het accent en hier een daar het typische Vlaamse woord. Daarnaast is het Vlaams cabaret vaak wat absurder en fantasievoller. Hoe het ook zij: het Vlaams vermaak is een hit en nu de Vlamingen ook nog om de haverklap een prijs winnen op ‘onze’ festivals, wordt het tijd om de leukste Belgen in de spotlights te zetten. Daarom de beste, leukste, nieuwste en opvallendste Vlaamse comedians op een rijtje.

Wim Helsen

Foto: Koen Broos
Foto: Koen Broos

De absolute teddybeer van dit moment. Helsen wordt bejubeld en geroemd en is graag gezien in de Nederlandse theaters. In 2002 werd hij tweede op het Leids Cabaret Festival, vervolgens vierde hij successen met Heden Soup! en vorig jaar ging zijn tweede avondvullende show Bij mij zijt ge veilig in première. De charismatische Helsen lijkt heel aaibaar, maar kan als contrast ook aardig grof uit de hoek komen. Zijn voorstelling is vooral absurdistisch met mooie vertellingen en bizarre uitschieters.
www.helsen-williams.be

Kamagurka

Over absurdistisch gesproken. Als er een man is waarop dit begrip van toepassing is, is het Luc Zeebroek, beter bekend als Kamagurka, wel. Hoewel de meeste mensen hem kennen als striptekenaar, betreedt deze wereldvreemdeling ook regelmatig het podium. In 2004 toerde Kamagurka zelfs samen met Jules Deelder door Nederland en België. Hij mag dan geen cabaretier zijn, hij weet in ieder geval zijn publiek aan het lachen te maken, hoe flauw hij soms ook is. Momenteel toert hij met zijn show Ontoerekening langs de Nederlandse theaters.
www.kamagurka.com

Wouter Deprez

Foto: Anja Hellebaut
Foto: Anja Hellebaut

Vanavond, 16 februari, gaat zijn programma WAR in première. De Belgische belofte van dit moment behaalde in 2004 een gedeelde eerste plaats (samen met Dames voor na vieren) bij het Amsterdams Kleinkunst Festival. Belgische critici spreken over hem als een begenadigd verteller met een grote fantasie.
www.wouterdeprez.be

Kommil Foo

De broers Raf en Mich Walschaerts staan al sinds eind jaren tachtig als Kommil Foo op de planken. Met tv-optredens in het programma Morgen Maandag verkreeg het duo Vlaamse bekendheid. Een jarenlange succesperiode volgde, en die lijkt nog lang niet voorbij. Met het programma Spaak wonnen de broers vorig jaar de Poelifinario, de Nederlandse prijs voor het indrukwekkendste cabaretprogramma. Volgens de jury is Spaak het beste programma van Kommil Foo, waarin muziek, toneel en cabaret succesvol worden gemengd tot totaaltheater.
www.kommilfoo.be

Gino Sancti

Ook deze twee Belgen namen de nodige Nederlandse prijzen mee naar Vlaanderen. Met het succesprogramma Niet op de openbare weg strooien wonnen Han Coucke en Frank van Erum in 2002 het Cabareteske Festival en het Amsterdams Kleinkunst Festival. Op beide festivals kregen ze de juryprijs én de publieksprijs. In hun nieuwste voorstelling Après-ski is het befaamde Vlaamse absurdisme weer volop aanwezig. In liedjes en sketches schotelen de twee het publiek een Romeo en Julia in de sneeuw voor, met snowboarders en skiërs als de strijdende families.
www.ginosancti.be

Neveneffecten

En alweer een Vlaamse winnaar van een Nederlands festival. Jaar: 2003, plaats: Groningen, winnaars: de neven Jonas Geirnaert en Lieven Scheire, aangevuld met Koen De Poorter en Jelle De Beule. De stijl van Neveneffecten wordt vaak vergeleken met die van Monty Python. Zo won het viertal het Groninger Cabaret Studenten Festival met een programma samengesteld rond de meest waanzinnige wereldkampioenschappen: WK Doen alsof er niks aan de hand is, WK op twee benen staan, enzovoorts. Momenteel toert de club met de voorstelling Zinloos geweldig langs de Belgische en Nederlandse theaters. De Belgische cabaretsite Wittenond: “De vier neven brengen gewoonweg pretentieloze huis-, tuin- en keukenabsurdititeiten. Vanuit dagdaaglijkse herkenbare situaties slepen ze je voorzichtig hun wonderlijke wereld in. Geen ontoegankelijke, hoogdravende humor (waarvoor u zeer lang dient gestudeerd te hebben) maar verantwoord, lollig vermaak voor jong en oud.”

www.neveneffecten.be

Meer Belgen op 8WEEKLY

Op 8WEEKLY hebben we in het verleden al meer aandacht besteed aan Belgisch talent. Zo zagen we vorig jaar Begijn Le Bleu Cameretten op overtuigende wijze winnen. Volgens de jury is hij “geen typetje, maar een karakter, subtiel en gedoseerd. Hij is een vertegenwoordiger van het Vlaamse cabaret-absurdisme, die onderstreept dat die bron nog lang niet is opgedroogd.” Ook vorig jaar zagen we op Hard Gelach de Britse Belg Agnew, die in 2003 het Leids Cabaret Festival won. Hij valt vooral op door zijn hoge tempo van spreken, en zijn hilarische imitaties van ondermeer Stevie Wonder. Tot slot interviewden we in 2004 de grappenmakers van MANMANMAN, die dat jaar bijkans alle Nederlandse festivals afstroopten. Ze waren van het begin af aan meer op de Nederlandse festivalpodia te zien, dan in België: “Eigenlijk waren dat voor ons try-outs van onze liedjes en sketches. In Vlaanderen hebben we bijna geen podia om ruw materiaal uit te testen, dus hop! naar Nederland.”

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: King Kong Production Diaries // She Hate Me // Eros

.

King Kong Production Diaries
(Michael Pellerin, 2005 • Universal)

~

Veel gekker moet het niet worden: deze 54 mini-documentaires over het maken van Peter Jacksons King Kong worden door studio Universal met evenveel poeha op dvd uitgebracht als betrof het een bona fide blockbuster, inclusief introductie van Jackson én een bonus-featurette van een klein kwartier. De echte Kong-fans hebben de filmpjes natuurlijk allemaal al op hun harde schijf staan en weten dus wat ze kunnen verwachten, maar voor niet-ingewijden nog even een korte toelichting. Tijdens het productieproces van King Kong besloten Jackson en zijn vaste dvd-producer Michael Pellerin een paar keer per week een zogenaamde production diary te uploaden naar fansite kongisking. Het bleek een gouden greep: de fans smulden van de soms verrassend diepgravende filmpjes, en het concept werd al gauw overgenomen door andere studio’s (zie onder meer Superman Returns en onze eigen Zwartboek). Het op dvd uitbrengen van de diaries, afzonderlijk van de film waarvoor ze promotie maken, ruikt aan de ene kant naar geldklopperij, maar aan de andere kant heb je ze op deze manier wel allemaal bij elkaar, in een superieure beeld- en geluidskwaliteit vergeleken met de originele QuickTimes van internet. En bovendien krijgen de dvd-makers van King Kong nu de mogelijkheid nóg dieper in te gaan op de materie dan voor de première mogelijk was. Het is, om kort te gaan, niets anders dan een win-winsituatie. (Melson Zwerver)

She Hate Me
(Spike Lee, 2005 • A-Film)

~

De films van Spike Lee zijn, zelfs als ze soms op het randje van de propaganda staan, vrijwel altijd fris, inspirerend en prikkelend. She Hate Me, de meest recente ‘Spike Lee Joint’, is echter een faliekante mislukking die niet in de buurt komt van zijn eerdere werk. Er komen louter clichés voorbij, de film zwengelt alle kanten op en het verhaal is een vreemde mix tussen een flauwe relatiekomedie en een typisch rechtbankdrama á la Grisham. John Henry Armstrong (Anthony Mackie) is onderdirecteur bij een succesvol concern dat medicijnen ontwikkelt. Als hij ontdekt dat er met een medicijn tegen aids geknoeid is, geeft hij zijn werkgevers via een anoniem telefoontje bij de toezichthouders aan. Hij komt op straat te staan en wordt met de nek aangekeken. Werkloos als hij is stemt hij in met het absurde en dubieuze voorstel van zijn lesbische ex-vriendin om voor 10.000 dollar een kind bij haar en haar vriendin te verwekken. Dezelfde procedure herhaalt zich bij nog een dozijn lesbiennes, die er elk verbazend veel plezier in hebben (in enkele achter elkaar gemonteerde scènes zien we ze dan ook stuk voor stuk klaarkomen). Ondertussen komt de maffia nog voorbij in de figuur van John Turturro (die de vader van een van de lesbiennes speelt en voortdurend The Godfather imiteert, ook al niet erg origineel) en mogen we genieten van de animaties van vrolijke ofwel uitgeputte spermacellen. Het geheel is een aftands en humorloos aftreksel dat van lesbiennes een karikatuur maakt en Spike Lee volstrekt onwaardig is. (Martijn Boven)

Eros
(Michaelangelo Antonioni, Steven Soderbergh, Kar-wai Wong, 2004 • Total Film)

Scène uit <i>The Hand</i>
Scène uit The Hand

Als een soort eerbetoon aan Antonioni organiseerden een paar producenten een project waarin twee jongere filmmakers ieder een korte film mochten maken, die samen met een korte film van de voormalige maestro als een drieluik vertoond werd. Het overkoepelende thema was erotiek. Zulke initiatieven worden zelden tot een goed einde gebracht, en zo verging het het drieluik Eros ook. Het is niet voor niets dat voor de dvd-uitgave Antonioni’s film vooraan in plaats van achteraan (zoals in de originele bioscoopversie) is geplaatst: de anticlimax zou anders te groot zijn. Nu is de beste van de drie films voor het laatst bewaard – een logische keuze. Antonioni bewijst met The Dangerous Thread of Things namelijk alleen maar hoe ver hij van zijn publiek verwijderd is: het is een volstrekt ontoegankelijk, hopeloos pretentieus werkje met lachwekkend slechte acteerprestaties. Soderbergh brengt het er met zijn dodelijk saaie Equilibrium niet beter vanaf: zijn aflevering is een formalistisch experiment met twee acteurs die de aandacht niet van een zwak scenario af kunnen lijden. Wong levert de beste film af: zijn The Hand is een schitterend vormgegeven, sensueel portret van de ingehouden romance van een luxe hoer (Li Gong) en haar kleermaker (Chen Chang). De diep melancholieke sfeer die de magistrale beelden van Christopher Doyle, Wongs fraaie vertelling en de overtuigende prestaties van de twee topacteurs in de hoofdrollen opwekken, maakt van The Hand de enige episode die de moeite waard is. De dvd bevat geen noemenswaardige extra’s. (Paul Caspers)

Boeken / Strip

Onbekende tekenaars, bekende series

recensie: Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot: Versteende Reuzen // Quintett 3: Het verhaal van Elias Cohen

Wat is, behalve het feit dat ze beide door Dupuis zijn uitgegeven, de overeenkomst tussen de nieuwe Quintett en de nieuwe Robbedoes? Nou, beide moeten hoge verwachtingen zien waar te maken en bovendien zijn ze allebei door nieuwe tekenaars verzorgd. Jazeker, hoge verwachtingen én nieuwe tekenaars, dat is een rare combinatie. Normaalgesproken krijgt een nieuwe tekenaar namelijk rustig de kans om zich aan het publiek voor te stellen, maar nu moeten alletwee de tekenaars meteen goed presteren, want ze vertegenwoordigen goede series…

Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot: Versteende Reuzen

~

In dit eerste avontuur van Robbedoes en Kwabbernoot dat niet in de reguliere serie thuishoort, beleven ze een avontuur dat weer eens lekker ouderwets over méér dan 44 pagina’s is uitgesmeerd. In tegenstelling tot de vele verhalen die niet de ruimte hebben gekregen om alles te vertellen wat ze moeten vertellen, is er in dit album tijd en plaats zat. Nu zou dat ook nadelig (want langdradig) kunnen uitpakken, maar gelukkig houdt Vehlmann, die ook bekend is van Green Manor, het verhaal interessant en bovendien spannend genoeg om het te blijven volgen. Het verhaal is ook best komisch, en dat terwijl er toch een ‘ernstig’, mysterieus thema aan ten grondslag ligt, namelijk een verloren cultuur waarvan onze helden op de zeebodem heel wat overblijfselen vinden. Vehlmann heeft met zijn eerste Robbedoesscenario meteen de juiste balans tussen humor en avontuur weten te vinden, en gezorgd voor een album dat de naam Robbedoes ook daadwerkelijk waard is.

Lekker verfrissend

Het tekenwerk van de in Nederland onbekende Yoann is prima verzorgd, en doet vagelijk aan het werk van Manu Larcenet denken. Met zijn verfrissende stijl maakt hij een mooie entree bij het Nederlandse strippubliek, en wellicht wordt er bij succes van dit album wat van zijn Franse werk vertaald. Hij zet de personages herkenbaar neer, maar drukt ook zijn eigen stempel op dit album, iets wat we aan hun covers te zien vermoedelijk ook van de andere one-shot tekenaars kunnen gaan verwachten. Die persoonlijke stijl lijkt echter niet helemaal spontaan te zijn ontstaan, op het internet zijn namelijk pagina’s van Yoann te zien die veel meer in de oorspronkelijke Robbedoesstijl zijn getekend. Wat precies de reden van de aanpassing is geweest, is niet helemaal duidelijk maar een ding moge wel helder zijn: een tekenaar vervangt niet zomaar zijn al helemaal geïnkte en ingekleurde pagina’s.

Zeker een aanrader

Deze Robbedoes nieuwe stijl is wellicht niet geschikt voor lezers die vooral van heel serieuze of ingewikkelde verhalen houden, maar voor liefhebbers van de originele Robbedoesalbums of van gewoon lekker vermakelijke strips is dit album absoluut niet te versmaden. Yoann en Vehlmann leveren een flitsend en verfrissend pareltje af, en zorgen dat de naam Robbedoes weer wat charme krijgt. Met een beetje geluk geldt dat ook voor de andere, nog te verschijnen one-shots.

Quintett 3: Het verhaal van Elias Cohen

~

In dit inmiddels alweer derde deel van het vijfluik Quintett volgen we, niet geheel onlogisch (de titel zegt het al), Elias Cohen. Hij is ondertussen al het derde lid van het orkestje wiens belevenissen worden weergegeven zoals hij ze zich zelf herinnert, en wederom levert dat een aantal nieuwe inzichten op omtrent de andere personages. Er zijn echter wel meer dingen ‘wederom’: zo draait het hele verhaal wéér om een niet lekker lopende liefde tussen twee mensen. Sterker nog, in essentie zijn alledrie de delen tot nu toe hetzelfde. Het zijn wel aardige verhalen, daar niet van, maar ze lijken wel héél erg op elkaar. Dat is jammer, want Giroud had makkelijk wat meer kunnen variëren, en hij heeft dat in het verleden ook gedaan.

Franz?

De tekeningen van dit deel zijn verzorgd door Cuzor, die evenals de tekenaar van het nieuwe Robbedoesalbum in Nederland vrij onbekend is. Zijn tekenwerk doet, afgezien van de uitwerking van de gezichten, sterk aan dat van Franz denken, de onlangs overleden tekenaar van Jugurtha. Vooral het kleurgebruik en de diverse landschappen lijken zo uit een van diens albums te zijn weggelopen, en doordat Cuzor qua personages wél een eigen stijl heeft, is die vergelijking alleen maar positief te noemen, Franz was namelijk niet de minste. Gek genoeg ziet zijn kleine plaatje op de kaft er slechter uit dan het werk in het album, iets wat eerder andersom te verwachten is.

Meer van hetzelfde

Deze Quintett is eigenlijk meer van hetzelfde, maar als je de andere delen wist te waarderen is daar natuurlijk niks mis mee. Giroud doet op de laatste pagina weer een aantal mysterieuze uitspraken omtrent de diverse personages, dus hij mag zijn best gaan doen voor deel vijf, want het wordt moeilijk om de verwachtingen die hij zelf wekt waar te maken.

Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot: Versteende Reuzen • Scenario: Vehlmann • Tekeningen: Yoann • Uitgever: Dupuis • Prijs: € 7.50 (Kleur, softcover) • 62 bladzijden • ISBN: 90 314 2773 X

Quintett deel drie: Het verhaal van Elias Cohen • Scenario: Frank Giroud • Tekeningen: Steve Cuzor • Uitgever: Dupuis • Prijs: € 7.50 (Kleur, softcover ) • 64 bladzijden • ISBN: 90 314 2748 9

Boeken / Fictie

Mystiek tuinieren met C.O. Jellema

recensie: C.O. Jellema - Verzameld Werk

Als dichter en essayist bereikte de germanist en theoloog C.O. Jellema (1936-2003) een plaats in de subtop van de Nederlandse letteren. In zijn Verzameld Werk is alles opgenomen wat hij zelf voor de eeuwigheid bestemde, wat wil zeggen dat een aantal gedichten afviel. Een stuk of zeshonderd gedichten bleven over, waaronder een groot aantal sonnetten. Daarin veel heimwee, natuur, verlangen en weemoed, in navolging van grote Duitse voorbeelden als Hölderlin, die ook in het al even onvolledige deeltje essays uitgebreid aan bod komt.

Moeizaam – daarmee zou je werk en naar verluidt ook leven van Jellema in één woord kunnen samenvatten. Hij debuteerde in het poëtisch godvergeten jaar 1961, te laat voor de storm die de Vijftigers ontketenden, en dan ook nog zwaar onder invloed van Achterberg. Het zijn fijnzinnige verzen waarmee hij de boekwinkels bestookte. Ze moeten toen al ouderwetsig hebben geklonken, met hun tederheid die uit ‘de avondvensters van een keuken’ naar buiten straalt, hun vormvastheid en natuurlyriek.

~

Daarna duurde het tien jaar voordat de tweede bundel verscheen, waarin Jellema voor het eerst, en meteen maar ook voor het laatst, iets lijkt te hebben meegekregen van de moderniteit, wat zich vooral uit in een toegenomen woordeconomie. Ook de derde bundel liet weer lang op zich wachten, pas in de jaren tachtig komt het tempo er wat meer in. Jellema heeft dan ook zijn vorm gevonden. Zijn poëzie sluit definitief aan bij de klassieken, vooral het sonnet keert regelmatig terug, metrum en rijm zijn de keurslijven waarin hij zijn thematiek perst. Op zijn best levert dat gedichten op die door het meeklinken van grote en bewonderde voorgangers een zekere laat-romantische charme hebben.

Kenmerkend voor de poëzie van Jellema is de voortdurende reflectie op leven, persoon en het gedicht zelf. De dichter die zijn kunst gebruikt in de relatie tot de hem omringende wereld.

Zonlicht glanst in dakschild, glazuur van zerken,
       beukenhaag – in al die doorschijning veilig
              zijn ook wij. Ons ondanks. De kunst is: dit als
                     beeld te bewonen.

Even verderop de wat mismoedige constatering, dat het bij een schamel pogen blijven moet:

(…) benoemen
wou ik ’t sindsdien, ’t ontaardde in gemis
daar soms een klank, geen woord er ooit op leek.

Pas in de laatste twee bundels, gedeeltelijk postuum, laat Jellema de strakke vorm weer een beetje los, en gaat zijn bevrijde poëzie weer wat leven – hoewel ook dat weer met alle mitsen en maren omkleed. Zijn late poëzie wordt het aansprekendst gevangen in het beeld van de dichter die als tuinier de natuur slechts benadert.

Kwellende bedachtzaamheid

Eenzelfde omzichtigheid spreekt uit het proza, dat in een wat dunner deeltje is bijgevoegd. Het valt grofweg uiteen in beschouwingen over literatuur, en persoonlijke ontboezemingen van meest weemoedige aard, waar de liefhebbers van subtiele overpeinzingen op een fundament van smalle eruditie van zullen smullen.

De stukken over poëzie werpen niet echt een nieuw licht op het eigen werk, bevestigen eerder wat we zelf al uit de verzen konden opmaken. Jellema was vóór alles een bewonderaar, die als hij over zijn helden moet schrijven een enorme belezenheid tentoonspreidt en allerlei dwarsverbanden legt, waar de lezer die wat minder thuis is in vooral de Duitstalige laat-romantiek nooit of slechts met moeite op zou zijn gekomen. Veel Hölderlin natuurlijk, maar ook iemand als Trakl.

Ook in zijn proza heeft Jellema grote moeite om zich helder en eenduidig uit te drukken, en hult hij zich in nevels van woorden zonder tot de aard van de zaak te geraken:

Ik weet wel dat het een te simpele definitie zou zijn als ik zou stellen: lyriek dat is het zich uitspreken van een subject, een ik, en in dat zich uitspreken, ook al spreekt dat ik niet over zichzelf, is dat ik heel dwingend present, verwijst het, al is het indirect, naar zichzelf.

Hier zou eventueel misschien mogelijkerwijze kunnen staan dat iemand die een gedicht schrijft daar bewust of onbewust iets van zichzelf in stopt, maar zèg dat dan. Die enorme en op den duur dodelijk vermoeiende omslachtigheid maakt het lezen van de beschouwingen langzaam maar zeer zeker tot een kwelling. Nam hij tenminste één keer stelling, kon je hem ergens op een mening over wat dan ook betrappen, positief of negatief of voor mijn part neutraal, dan scheelde dat alweer, maar je kunt wel aan het quoten blijven zonder dat je ook maar één stap verder komt en uiteindelijk onherroepelijk verzinkt in een verstikkende, naar zichzelf verwijzende redundantie:

Poëzie is binnen het taalspel dat we allemaal, onze taal sprekend, bedrijven, een taalspel apart. En wel in die zin, dat dichterlijk spreken de scepsis ten aanzien van de woord-werkelijkheid doorbreekt en, in zekere zin anachronistisch, een vorm van woord-gelovig spreken is.

Helemaal bont wordt het, als de auteur zich al taalspelend mee laat slepen op de modderige golven van de spiritualiteit. Als een incarnatie van de inmiddels godzijdank vergeten Gary Zukav en zijn dansende wollige meesters, verhaspelt hij middeleeuwse mystiek met moderne wetenschap, waar hij overduidelijk geen moer van begreep. Uiteindelijk strandt hij dan bij God, en dan niet die lekker duidelijke God van Bijbel en Calvijn, maar een soort Kuitertiaanse concoctie waaruit iedere notie van logisch denken met grote zorgvuldigheid is verwijderd:

God kunnen geen menselijke eigenschappen van verantwoordelijkheid, wreedheid of liefde worden toegedicht of gedacht. Toch is hij wat wij zijn. Maar hij is dat wanneer wij hem zoeken. Het zoeken leidt niet tot inbezitneming, doch is een wederzijdse toenadering in ‘innigheid van gemeenschap’. Al is God onbenoembaar en noch hier noch daar (sic!), hij is geen deus absconditus, zich onttrekkend aan het bestaande, doch neemt daaraan deel en is ervaarbaar zolang wij hem intenderen.

God is een menselijke inventie. Maar dat vermoedden we al.