Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Vincent Overeem

‘Als je wilt deelnemen aan het leven moet je vuile handen maken’

In een serie interviews voelt 8WEEKLY nieuw of nog onbekend talent uit Nederland en Vlaanderen aan de tand. Voor deze eerste aflevering spraken we met Vincent Overeem.

Vincent Overeem (1974) debuteerde aan het einde van 2005 met zijn verhalenbundel Novembermeisjes. De protagonisten in de verhalen variëren van ontplooiende kinderen tot schuchtere volwassenen, maar in alle verhalen vormt een beslissende ervaring in het leven van de hoofdpersoon de centrale problematiek.

~

Alhoewel hij de laatste tijd vaak in verband werd gebracht met de nieuwe lichting korte verhalen schrijvers voelt Overeem zich hier geen typische exponent van: “Dat hele gedoe over die korte verhalen. Iedereen roept nu ineens dat het een ondergewaardeerd genre is, naar aanleiding van die bloemlezing van Zwagerman. Maar intussen is er wel zo’n dikke pil met korte verhalen, dus zo ondergewaardeerd kan het genre niet zijn”. Overeems verhalen lijken, nu terugkijkend, meer een aanzet te zijn geweest tot een roman.

Hoewel met name zijn eerste verhaal Knapkruid voor Overeem nog een zware bevalling was. Hier heeft hij een jaar lang aan gewerkt, tot hij uiteindelijk tevreden was. Later tijdens het schrijven aan zijn verhalenbundel kwam hij er achter dat hij steeds meer naar een roman toe werkte: “Ik merkte dat de verhalen langere adem kregen en dat ik meer ideeën had. Ik had dan ook echt behoefte aan een roman.” Over de roman waar hij mee bezig is wil Overeem nu niet meer kwijt dan dat die enigszins in het verlengde zal liggen van het verhaal Huismeester.

Voorlopig moeten we het dus nog doen met de verhalen in Novembermeisjes, die gelukkig ook meer dan de moeite waard zijn. Vier verhalen in de bundel zijn op te vatten als ontwikkelingsfasen binnen een kinder- of jongvolwassen leven en hebben een soort allegorische waarde: de ontluiking van de seksualiteit door de verlangens die de moeder van een vriendje oproept (Knapkruid); de ontwikkeling van het verantwoordelijkheidsbesef door de dood van een buurjongetje (Nieuwkomers); of drie jongens die roekeloos stoer doen, waardoor er ééntje bijna verdrinkt (Badgasten). En tenslotte Wasserette, het sobere verhaal van een jonge student die zich uiteindelijk door zijn tante laat ontmaagden en zichzelf aanpraat: “Het was maar een conventie, een regel, een hobbel, meer niet.”

Schuchterheid en misantropie

Naast deze vier verhalen zijn er twee waarin Overeem nadrukkelijker zijn stijl gevonden heeft. Hierin lijkt de wereld zijn onschuld definitief verloren te hebben. Het waren ook de laatste twee verhalen die Overeem voor de bundel schreef: “Die twee verhalen heb ik bewust geschreven. Dat had die bundel nodig.”

De twee hoofdpersonages in deze verhalen zijn misantropisch. De bibliothecaris in het verhaal Novembermeisjes belandt op een dag per toeval in een gesticht waar hij zich uitgeeft voor de broer van een gedrogeerde patiënte. Hij is getuige van het seksuele misbruik dat van de patiëntes wordt gemaakt. Uiteindelijk probeert hij zich tegen alle bewijzen in bij de politie als leider van de groep verdachten te presenteren. Het is voor hem klaarblijkelijk een statement tegen de maatschappij. In het verhaal Huismeester wordt een kantoorklerk geterroriseerd door zijn huisgenoot in wiens bestaan hij door zijn conflictvermijdende houding langzaam wordt gezogen. “Je moest eigenlijk geruisloos kunnen leven”, denkt hij. Beide hoofdpersonen blijken problemen te hebben met hun plek binnen de wereld.

Overeem typeert zichzelf als een moralist en al zijn verhalen lijken ook een uitdrukkelijke moraal te bevatten: “Hoewel het natuurlijk wel vermoeiend is om elke keer je eigen geweten te activeren. Het lijkt me heerlijk om elke zondag met een preek naar huis te worden gestuurd. Ik ben nu op mezelf aangewezen.” Zijn personages lijken in ieder geval zeer solistisch te opereren, ze staan alleen in de ethische vraagstukken waarmee ze worstelen. Zijn verhalen moeten we op die manier opvatten als ‘rites de passages’ of ‘points of no return’, de gebeurtenissen zijn beslissende ervaringen in het leven van de hoofdpersoon. Gevraagd naar de moraal van zijn verhalen zegt Overeem: “Als je wilt deelnemen aan het leven moet je vuile handen maken.”

De kracht van gedachten

Overeem kiest graag voor het perspectief van de eerste persoon om zo de lezer mee te nemen in het denken van de hoofdpersoon. Met alle kronkels die daarbij horen. Daarin bewondert hij ook Willem Frederik Hermans: “Het is geweldig om personages veel te laten nadenken. Zoals Osewoudt in De donkere kamer van Damokles die zich door middel van hyperventilerende gedachten een verzetsheld waant.”

“Mijn personages hebben een onbereikbaar streven. Hun denken is een goed middel om de lezer duidelijk te maken welk streven dat is. En hoe het naar een bepaalde handeling leidt. Veel ellende in deze wereld wordt veroorzaakt door gedachten.” Bij zijn hoofdpersoon in het verhaal Novembermeisjes dacht Overeem vaak aan een zelfmoordterrorist, vanwege de autonomie die die terrorist voor zichzelf creëert door middel van zijn gedachten: “Als je verachting hebt voor niet-gelovigen en verachting voor je eigen leven, ben je onaantastbaar. Aan de hand van zo’n gedachte-experiment kun je je hele doen en laten veranderen, hoewel dat uiteindelijk uiteraard een beetje hopeloos is. De hoofdpersoon in ‘Novembermeisjes’ doet iets soortgelijks.” Zo zegt hij: “Ik droeg mijn verachting met me mee , zoals een misdadiger een pistool op zak heeft.”

De bezorgde lezer

In deze laatste zin resoneert de misantropie en de vervreemding die ook kenmerkend zijn voor het Franse existentialisme. Overeem blijkt inderdaad geïnspireerd door Jean-Paul Sartre en Albert Camus: “De muur van Sartre was het eerste boek wat ik voor mezelf heb gekocht. Met name het verhaal Herestratos in die bundel vond ik overweldigend.” Het pessimistische wereldbeeld van Sartre, maar ook de vervreemding die de personages in de boeken van Albert Camus ervaren, zijn elementen die Overeem ook in zijn eigen verhalen herkent: “Ik heb ook een misantropische kant. Soms kan ik mensen in de rij van de kassa echt verachten. Dan denk ik alleen maar luiheid en domheid te zien. Slechts eten, slapen, neuken. Maar dat zijn vast mijn eigen tekortkomingen die ik op anderen projecteer.”

Verder noemt Overeem Jan Wolkers – “De korte verhalen vind ik Wolkers’ beste werk” , en Roland Topors De huurder, waar het verhaal Huismeester op is geïnspireerd. Ook de al eerder genoemde Willem Frederik Hermans is een inspiratiebron: “De manier waarop hij over seksualiteit schrijft, als uitingen van onbeholpenheid, lelijkheid, totaal gebrek aan idylle. Erg aanstekelijk. Hermans gaat echter van koud naar koud. Ik ga van warm naar koud. Ik geloof wel in de idylle, hij wordt alleen vaak kapot gemaakt. Zoals in het verhaal Huismeester. De hoofdpersoon wil het meisje redden, maar juist dat verlangen zorgt ervoor dat alles kapot gaat.”

Overeem werd al eerder met de literatuur van de jaren vijftig in verband gebracht en erkent dat: “Dat is wel de Nederlandse literatuur die mij wat doet: Reve en Hermans. Dat experimenteren van de jaren zestig met fonetiek en dat soort dingen, dat blijft naar mijn idee een tijdsdocument; want uiteindelijk gaat het om verhalen. Kijk maar naar de wereldliteratuur: alle grote schrijvers zijn verhalenvertellers. Het begon rond het vuur, en daar moet het blijven.”

Overeem gelooft dat literatuur de visie van de lezer op de wereld verandert. Dit spreekt ook uit een verhaal van Thomas Rosenboom dat hij vertelt: “In Aanvallend spel, een bundel van vier lezingen, stelt Rosenboom zich twee mensen op vakantie voor, in de auto. De een denkt: ‘ah, zo direct lekker wat eten, met een glaasje wijn erbij’, de ander denkt bezorgd: ‘zullen we nog wel een hotel vinden?’ Die laatste, zo stelt Rosenboom, dat is de lezer van de twee. Het gaat natuurlijk over de behoefte van de mens om vooruit te kijken, om zich dingen voor te stellen. Dat voorstellingsvermogen is zowel onze vloek als onze zegen.”

Lees hier ook een fragment uit Novembermeisjes.

Vincent Overeem • Novembermeisjes • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 15,00 • ISBN 9023417739

Lees ook in de reeks Opkomend talent: 2. Peggy Verzett

Theater / Voorstelling

Sympathieke interactie met Wouter Deprez

recensie: WAR (Wouter Deprez)

Een cabaretier die zijn voorstelling voor driekwart van zijn publiek laat afhangen, moet wel van goede huize komen, wil dat slagen. Of uit België. Wouter Deprez (spreek uit Depree) geeft zich in zijn voorstelling WAR helemaal over aan de interactie met het publiek – met succes.

~

De Vlaming Wouter Deprez begint zijn voorstelling gewoon tussen het publiek. Hij heet iedereen welkom, deelt hier een schouderklopje en daar een complimentje uit en gaat vervolgens het podium op. Voor een groot schoolbord gooit hij zijn publiek meteen in het diepe: er moet gezongen worden, en daar kunnen we punten mee verdienen. Het blijkt het begin van een wedstrijd waarbij het publiek het opneemt tegen Deprez. Hij stelt vragen, verzoekt om hulp, beloont eerlijk gedrag, maar straft ons ook genadeloos af als we iets verkeerd doen. Alles om maar de hoogste score te behalen, die hij netjes bijhoudt op het bord.

Spitsvondige improvisaties

Het is bewonderenswaardig hoe eenvoudig Deprez contact legt met de zaal. Hij blijkt een buitengewoon improvisatietalent, wat hij voor het grootste deel dankt aan zijn relaxte, toegankelijke voorkomen. Met zijn omhoogstaande haar, zijn zwarte bril en zijn slungelige lijf, is hij net een vleesgeworden stripfiguur. Hij babbelt er lekker op los en krijgt ons niet alleen aan het zingen, maar zelfs aan het knutselen. En niemand wordt voor lul gezet, ook wel eens prettig voor de verandering. Omdat het publiek zich al snel op zijn gemak voelt bij Deprez, worden zijn vragen met de meest creatieve vondsten beantwoord. Ook dat is geen enkel probleem voor de cabaretier: hij blijft grappig en spitsvondig zonder ook maar een keer stil te vallen.

Dunne draad

~

De voorstelling duurt zo’n anderhalf uur en dat is lang. Niet alleen raken Deprez’ vaste aangevers uit het publiek op een gegeven moment lichtelijk verveeld als ze weer eens een vraag moeten beantwoorden, de voorstelling verliest gaandeweg ook aan scherpte. Deprez zou er goed aan doen WAR wat in te korten, en hij kan beginnen met het schrappen van zijn liedjes. Op tweederde van voorstelling pakt hij zijn gitaar en zingt kort na elkaar twee nummers; ze komen uit de lucht vallen en dragen niets bij aan het geheel. Daarbij zal zijn rode draad (een verhaal over een meisje dat hij oppikt langs de vluchtstrook en waarvan hij twijfelt of ze wel echt is) in een korte voorstelling veel steviger worden. Nu is het niet meer dan dun rood garen.

Nieuwe vriend

Hoewel Deprez hier en daar wat langdradig is, zorgt hij zeker voor een leuke, ja haast gezellige avond. Zelfs zijn hele rits aan flauwe moppen (van het kaliber: “Wat zijn spaghettislierten in een hossende rij? Spaghettipolonaise”) kan hij verkopen. Hij is namelijk zelf een moppie: hij vertedert, is creatief, laat zich niet uit het veld slaan en wordt nergens grof. Na afloop verlaat je de zaal met het gevoel een vriend erbij te hebben. Iets waar een aantal improviserende cabaretiers uit ons eigen land nog een voorbeeld aan kan nemen.

WAR is in Nederland nog te zien tot en met 4 maart en in België tot en met 30 april. Klik hier voor een volledige speellijst.

Theater / Voorstelling

De gedroomde Viola

recensie: Driekoningenavond (Theatercompagnie)

Viola heeft een schipbreuk overleefd, in tegenstelling tot haar tweelingbroer Sebastiaan die verdronk. Althans, dat denkt ze. Aangespoeld aan een onbekende kust biedt ze, veiligheidshalve verkleed als jongen, haar diensten aan bij business tycoon Orsino. Deze door de wol geverfde yup ziet wel wat in de zachtaardige jongeman die zich Cesario noemt. Hij laat hem, oftewel haar, namens hemzelf succesvol zakenvrouw en superbitch Olivia het hof maken. Maar Olivia valt voor Cesario, die als Viola verliefd is op Orsino die verlangt naar Olivia… kom daar maar eens uit.

“Ik denk dat u denkt dat u niet bent wie u bent”, prevelt de naar het beeld van haar broer verklede Viola tegen de verwarde Olivia. In Driekoningenavond is niemand wie hij lijkt te zijn of wat hij hoopt dat de ander is. Maar niets zo wispelturig als de liefde en weinig zo sterk als het verlangen naar die grote liefde die alles heel maakt, en helder. Tot dat moment is aangebroken kijken we naar jonge vertwijfelde mensen, worstelend met hun identiteit – geflankeerd door een groep doortrapte geesten die alles al hebben meegemaakt en hun verlangen naar de liefde hebben omgezet in berekenend eigenbelang.

~

Ingeloste verwachting

Een actrice om van te dromen. Dat zou Carice van Houten zijn voor regisseur Theu Boermans in de rol van Viola. Met haar hartveroverende onschuld leidt ze iedereen om de tuin. Zou ze de extra gespannen verwachtingen van de voor haar zelfs uitgestelde première van Driekoningenavond inlossen? (de première was uitgesteld vanwege het uitlopen van opnamen van Paul Verhoevens nieuwe film Zwartboek waarin Van Houten een hoofdrol speelt). Ere wie ere toekomt: het antwoord is ja.
De naïeve drenkeling Viola, aan haar plattelandsaccent te horen is ze ‘niet van hier’, is met haar korte haar en verlegen loopje, de handen weggestoken in haar jogging-jasje, een lieve oprechte jongen. En als meisje is ze, haast ondanks zichzelf, wars van elke vorm van koketterie. Als haar broer Sebastiaan op dezelfde kust aanspoelt, blijkt hij, in dito jogging-jasje, nét zo innemend te zijn. Geen wonder dat de verveelde dertigers Orsino (Frank Lammers) en Olivia (Saskia Temmink) uiteindelijk maar één ding willen; zich laven aan deze bron van jeugdige onschuld.

~

Zonderlingen en druktemakers

Maar voor het zover is wordt er een blik opengetrokken van kleine en grote verhaallijnen die afleiden en terugvoeren, die vermaken en een enkele keer irriteren. Een onconventioneel trio, drie berekenende plaaggeesten die met smaak gespeeld worden door Paul de Leeuw, Mike Reus en Anneke Blok, maakt korte metten met de aan zelfoverschatting lijdende eerste bediende Malvolio, een rol van Jappe Claes. Myranda Jongeling speelt een in zichzelf gekeerde bag lady die, net als menig nar in de werken van Shakespeare, alles behalve gek is. En dan zijn er nog de werknemers van de verwende Olivia en de patserige Orsino die het allemaal druk hebben met hun eigen, niet altijd even boeiende, moderne opvattingen over de liefde.

~

Temidden van dit circus aan zonderlingen en soms overbodige druktemakers vormt de tweeling Viola en Sebastiaan een oase van puurheid. Tijn Docter als Sebastiaan spiegelt zich op een prachtige manier aan zijn gelijke waarmee hij al een heel leven achter de rug heeft: hun liefde voor elkaar als hervonden broer en zusje sprankelt, verrast en vertedert. Zelfs zozeer, dat ze bij hun vreugdevol weerzien óók wegkomen met het uitbarsten in dé smartlap van de regio-jeugd: Twarres’ Wer bisto als een ode aan de gespeelde en gemeende onschuld.

Driekoningenavond is nog te zien t/m 15 april 2006. Zie hier voor de volledige speellijst.

Muziek / Album

Consistent doch weinig interessant

recensie: The Elected - Sun, Sun, Sun

Onlangs verscheen de tweede plaat van het illustere popkwartet The Elected. Het kreeg de nietsverhullende titel Sun, Sun, Sun. Het album klinkt dan ook bijzonder zonnig, te zonnig als je het op de man af zou vragen. Het had beter winter kunnen zijn, dan had voorman Blake Sennett er misschien wat meer tijd aan besteed. Nu blijven de veertien nummers, elk in een uitgekauwd traditioneel jasje gestoken, tergend langzaam voorbijkomen.

~

Blake Sennett is vooral bekend van het Californische indiecombo Rilo Kiley, waar ook Jenny Lewis deel van uitmaakt. Middels een aantal platen, heeft Rilo Kiley een welverdiende zetel op eerste rij verworven binnen het Amerikaanse indielandschap. The Elected is een hobbyproject tussen de bedrijven door en Sun, Sun, Sun is daar een wel heel letterlijk voorbeeld van. Tijdens de tour met Rilo Kiley om de plaat More Adventurous te promoten, schreef Sennett de liedjes voor Sun, Sun, Sun en nam ze in allerlei studio’s die hij onderweg tegenkwam op. Het resultaat is beduidend minder dan dat van de eerste langspeler van The Elected: het fraaie Me First uit 2004 weet op alle fronten diens opvolger te overtroeven.

Crooner

The Elected lijkt op Sun, Sun, Sun als Belle & Sebastian te willen klinken. In de opener Clouds Parting (8:14 a.m.) of in het nummer Would You Come with Me doet de band goed zijn best, maar het blijft bij een poging. Het is ook zo dat Sun, Sun, Sun vooral neigt naar een minder urgente variant van het werk van bands als Death Cab For Cutie, Pernice Brothers of Rogue Wave. Zo hier en daar doet de muziek zelfs denken aan Queen. In Did Me Good ontpopt Bennett zich zelfs als een crooner, maar ook dat biedt geen soelaas

Het is niet alleen maar kommer en kwel. Desiree is een heel mooi nummer en ook Biggest Star weet, vooral door een prachtige gitaareruptie, indruk te maken. Maar twee uitschieters op een album is wel ietwat karig. Het klinkt allemaal veel te volwassen, veel te schoon en de plaat wordt nergens echt spannend. Dit maakt van Sun, Sun, Sun een van de meest consistente platen uit het oeuvre van Sennett, al is dit wel een verkeerde vorm van consistentie. Het had zo mooi kunnen zijn.

Muziek / Album

Full Metal Mountie

recensie: The Devin Townsend Band - Synchestra

Er ligt, zoals bekend, een fijne lijn tussen genialiteit en complete waanzin. Devin Townsend is iemand die zijn benen stevig aan elk een kant van deze lijn heeft neergezet. Wie een beetje op de hoogte is van de verschillende resultaten die deze enorm productieve Canadees geboekt heeft in de metalwereld kan dat beamen. Niet alleen met zijn Devin Townsend Band, maar meer zelfs nog met zijn andere geesteskind Strapping Young Lad. Hiermee leverde hij in het voorjaar van 2005 het alles overweldigende Alien af. Tijd voor een wat rustiger en vrolijker album, tijd dus voor een plaat van The Devin Townsend Band.

En die plaat ligt nu voor me in de vorm van Synchestra, een album dat inderdaad een heel stuk minder extreem klinkt dan Alien. Iets dat Townsend zelf ook aangeeft: met Alien probeerde hij emotioneel tot het uiterste te gaan. Synchestra moet juist een album zijn waar hij vrolijk van wordt.

Vrolijk van metal

~

Nu hoeven de metalfans bij het woord vrolijk helemaal nog niet bang te worden. Wie naar deze nieuwe plaat luistert zal merken dat Devin nog steeds ontzettend vrolijk wordt van metal. Duidelijk is echter wel dat The Devin Townsend Band een heel andere kant van Townsend’s karakter ten toon spreidt. Geen duistere en industrieel klinkende riffs die je doen afvragen in welke helse krocht je nu weer beland bent. Nee, dit muzikale werkstuk laat zich als één lang, welhaast progressief, nummer beluisteren. Wel een bizar progressief nummer, maar niettemin bijzonder interessant. Bizar omdat het werkstuk toch weer een hoop vervreemdende elementen bevat en interessant omdat je nooit precies weet wat je kunt verwachten.

Over polka, country en baby’s

Wat je in ieder geval niet prominent hoort is gebrul en geschreeuw, Townsend doet het wel, maar met mate. Meer ligt de nadruk op zuivere vocalen. Tenslotte is dit ook iets waar de beste man bekend mee werd toen meestergitarist Steve Vai een album met de toen nog onbekende Townsend opnam. Niet heel vreemd dus dat Vai ook op dit album (in het nummer Triumph) een stukje meespeelt. Ook horen we geen blastbeats of anderszins woest uit de speakers dreunende drums, het geheel klinkt vrij ingetogen voor metal.

Wat we dan vervolgens wel horen zijn vreemde country-intermezzo’s (midden in Triumph), bijna carnavaleske polkaritmes (Vampolka) en zelfs bemoedigende ofwel aansporende teksten als: “Why don’t you have a baby” (Babysong). Niet de elementen die je doorgaans op een metalalbum zult aantreffen. En laat dat nu juist de kracht zijn van Townsend, die ooit al eens uitlegde dat hij zelfs wanneer hij een countryalbum zou maken nog steeds iets zou schrijven dat naar metal klinkt. De durf om ook op deze manier het toch al experimentele vlak van progressieve muziek vorm te geven kenmerkt hem en dit gehele album. Voor een ieder die een portie vrolijkheid mist in zijn platencollectie, of gewoon op zoek is naar een interessant album: Synchestra.

Muziek / Concert

Oh, you made me so silent, Jens

recensie: Jens Lekman & Jan van Eerd - Avond van het Kippenvel

Het was al vroeg druk op deze regenachtige vrijdagavond in het Utrechtse Ekko. Het feit was namelijk dat de Zweed Jens Lekman op het punt stond om op dj St. Pauls immer ontroerende ‘Avond van het Kippenvel’ acte de présence te geven. Na het uitbrengen van Oh, You’re so Silent, Jens afgelopen november, werd het wel weer eens tijd voor een optreden op Nederlandse bodem. Ook Spinvis’ vibrafonist Jan van Eerd zou zijn opwachting komen maken.

~

Na met Bill Wells in zijn eigen voorprogramma te hebben meegespeeld, beklom Lekman in zijn eentje het podium. Alleen met een acoustische gitaar zette hij onversterkt Happy Birthday, dear Friend Lisa in, om binnen een paar tellen het publiek stil te krijgen. Geen geboer, geen gepraat; bekers werden voorzichtig op de grond gelegd. Een ingetogen toon leek gezet, totdat de band toetrad. Drummer, pianist en een driekoppige blazersectie vielen tijdens The Opposite of Hallelujah in, om de rest van de set een ware jaren vijftig-croonersfeer te creëren. Afgewisseld met verstilde stukken en hier en daar een eenzame trombone.

Kippenvel

Het geluid was niet optimaal, helaas, maar een kniesoor die daar om maalde. Rillingen over de rug van begin tot eind met als hoogtepunt The Cold Swedish Winter, waarbij het eind langzaam uitmondde in een a-capella gefluister. Mijn buurvrouw veegde stiekem een traan weg. En vanuit de stilte die overbleef klonk een overweldigend applaus. De sfeer bleef, er werd gevingerknipt, meegezongen en gegniffeld om de bitterzoete teksten. Het uur vloog voorbij, “Meer!” riepen we. Maar meer kregen we niet. De vibrafoon van Spinvis’ Jan van Eerd werd al op het podium klaar gezet.

En het reservegetal…

~

Het zou ons benieuwen. Na de eerste tonen op de vibrafoon vertelde ik een kompaan dat ik bij dit soort muziek altijd de behoefte krijg om een cake te gaan bakken. Hij antwoordde dat hij ineens de neiging had om reservegetallen op te gaan noemen. Maar we kwamen al gauw terug op onze uitspraken, want Van Eerd bleek zeker niet het reservegetal van de avond. In zijn set draaide hij met vibrafoon en drumcomputer moeiteloos Sufjan Stevens aan Arcade Fire vast. Geloofwaardig en zonder pretenties overtuigde Van Eerd met een onalledaags optreden. Een ware verrassing. De krappe twintig minuten hadden best verdubbeld mogen worden.

De tijd ging veel te snel en zelfs de twee cynische Lekman-leken uit mijn gezelschap waren overtuigd. Ontdaan na zoveel moois waagden we, met het kippenvel nog vers op onze armen, een eerste dansje.

Muziek / Voorstelling

Verbijsterende Turandot van Nationale Reisopera

recensie: De Nationale Reisopera, Het Orkest van het Oosten o.l.v. Ed Spanjaard.

Opera is geen dode kunstvorm. Noch zijn ‘klassiekers’ museumstukken waaraan niets veranderd mag worden. De afgelopen jaren waren in ons land een Aïda te zien waarin Amerikaanse soldaten Egyptische kunstschatten vernielen, een Fidelio die onderbroken wordt door binnenstormende blauwhelmen en een Mefistofele met een koor van Duitse voetbalhooligans. De gemiddelde operabezoeker is er niet altijd even blij mee, maar zelfs wanneer Osama bin Laden en Saddam Hoessein in Sjostakovitsj’ De neus opeens de hoofdrollen opeisen, zoals in Berlijn gebeurde, is niemand echt geshockeerd.

Dat regisseur Charles Edwards Puccinis laatste opera Turandot niet in een mythisch en exotisch China laat afspelen, zoals de componist en diens librettisten voor ogen stond, mag dan ook niet verwonderlijk of origineel genoemd worden. Edwards’ invulling is dat echter wél.

Waar ging het ook alweer over?

~

De mooie Chinese prinses Turandot wil alleen trouwen met een prins die drie raadsels kan oplossen. Wie faalt, wordt zonder pardon onthoofd. Het laatste slachtoffer is de prins van Perzië. In de massa die op zijn executie wacht, bevinden zich de onttroonde koning Timur, zijn zoon Calaf en de slavin Liù, die heimelijk verliefd is op Calaf. Zodra Calaf Turandot ziet, heeft hij nog maar één doel: haar veroveren. Ondanks smeekbeden van zijn vader en Liù gaat hij de uitdaging aan, en geeft tot afschuw van Turandot de goede antwoorden op haar vragen. Op zijn beurt geeft Calaf Turandot een raadsel op: als zij voor het aanbreken van de morgen zijn naam weet, is zij vrij en is hij bereid te sterven.

Turandot beveelt daarop het hele volk op zoek te gaan naar van de naam van de onbekende prins, niemand mag gaan slapen. De ministers Ping, Pong en Pang proberen Calaf tevergeefs te verleiden met andere vrouwen en rijkdommen. Op bevel van Turandot martelen zij daarop Liù, maar zij pleegt zelfmoord voordat zij zijn naam bekend heeft kunnen maken. Pas nadat Calaf Turandot gekust heeft, geeft de ijsprinses zich gewonnen. Hij vertelt haar zijn naam waarop Turandot hem tot haar echtgenoot uitroept. Het volk zingt het paar toe. Een gelukkig einde…

En waar gaat het nu over?

Nou, niet over China. Edwards verplaatst de handeling naar 1926, het jaar waarin Turandot voor het eerst opgevoerd werd, twee jaar na de dood van Puccini. Het fascisme, waar Puccini niet bepaald negatief tegenover stond, is in opkomst. Het decor is een vervallen theater waar de eerste opvoering van Turandot gepland is. Onder een portret van Mussolini verrichten de ministers Ping, Pong en Pang hun martelwerkzaamheden. Zij handelen uiteraard niet alleen uit vrije wil, de opdracht komt van de dochter van de keizer, terwijl ook het volk een dubieuze rol speelt; zij willen de prins wel sparen, maar willen ook wel heel graag bloed zien. En de keizer zelf? Ach, die is weggelopen uit de audities voor The Godfather en heeft vooral behoefte aan een flinke borrel.

Gezopen wordt er sowieso in deze voorstelling. Zo slaat de onbekende prins, vlak voordat hij de über-aria Nessun dorma (‘Laat niemand slapen’) inzet, de nodige flessen achterover. In de daaropvolgende scène, waarin de ministers hem met een groep vrouwen proberen te verleiden, zien we waartoe dat leidt. Madama Butterfly, Tosca, Mimi, Suor Angelica, ja, alle vrouwelijke hoofdpersonages uit eerdere opera’s van Puccini betreden het toneel. Het blijkt de sleutelscène van deze opera.

Wil de ware onbekende prins nu opstaan?

Opeens valt het kwartje: in deze productie is prinses Turandot geen persoon, maar de onvoltooide opera Turandot. In het eerste bedrijf zien we de onbekende prins dan ook niet verliefd kijken naar een afbeelding van de prinses, maar naar een affiche voor de opera. En wanneer Ping, Pang en Pong hem vertellen dat Turandot niet bestaat, moeten we dat hier letterlijk nemen. Het is niet Turandot die hem achtervolgt, maar de geest van overleden componist.

~

Puccini (1858-1924) werkte lang aan Turandot. Maar voordat hij de opera kon voltooien, werd zijn jetsetlevensstijl met snelle auto’s, sterke drank en vooral veel sigaretten hem fataal: in 1924 overleed hij aan een agressieve vorm van keelkanker. De eerste helft van het derde bedrijf kon hij nog afmaken, van het slot restten slechts schetsen. Op aanbeveling van de beroemde dirigent Toscanini werd Franco Alfano gevraagd de opera te voltooien. Toscanini was echter niet tevreden met diens werk, en schrapte meer dan honderd maten uit diens partituur. Over een dolk in de rug gesproken… Vergeet daarom de slavin Liù – hier overigens hartverscheurend mooi neergezet door Machteld Baumans – vergeet de kille prinses, vergeet Calaf. De tragische held van deze productie is Alfano.

Want niet alleen Toscanini, maar ook de critici oordeelden hard over de slotscène van Alfano. Zou Puccini echt zoveel thema’s uit het tweede bedrijf hebben willen laten terugkeren aan het slot? Wilde Puccini het liefdesduet echt laten klinken als Wagners Liebestod? Moest dat slotkoor zo bombastisch?

Eindelijk gerechtigheid voor Alfano?

Vragen waarop geen antwoord meer te krijgen is, maar het getuigt van een originele visie dat Edwards deze vragen als uitgangspunt voor zijn interpretatie neemt. Bij hem geen happy end; bij hem plegen de onbekende prins en Turandot aan het eind van de opera zelfmoord, terwijl het koor hen Puccinis bekendste melodie toezingt, nee, toebijt. Alsof het volk duidelijk wil maken dat hoe goed Alfano zijn werk ook gedaan heeft, hij toch nooit aan Puccini kan tippen.

Niet alleen Edwards plaatst Alfano in het centrum van het drama, de Nationale Reisopera herstelt ook de geschrapte honderd maten in ere: voor het eerst zijn deze weer in volle glorie te horen. Dirigent Ed Spanjaard weet daarbij het Orkest van het Oosten tot ongekende hoogten op te stuwen. Alles klopt en alles heeft een voor een zo doodgespeeld stuk een zeldzame frisheid. Ook het koor van de reisopera klinkt uiterst gedisciplineerd, ja, bijna angstaanjagend strak.

IJzeren repertoire

Natuurlijk is niet alles even goed. Zo is de geest van de vermoordde prins van Perzië wat al te nadrukkelijk aanwezig, hebben de verwijzingen naar het opkomend fascisme eigenlijk geen echte functie en heeft Lisa Livingston (Turandot) wel erg veel vibrato in haar stem. Wat deze voorstelling echter zo bijzonder maakt, is de wijze waarop een stuk uit het zogenaamde ijzeren repertoire in een nieuw jasje gestoken wordt. Staatssecretaris Medy van der Laan, aanwezig bij de première, zal het wel weer niet gezien hebben, maar op basis van kwaliteitsproducties als deze verdient de Nationale Reisopera niet de gewenste extra procenten, maar verdubbeling van het budget.

Boeken / Strip

Lichtverteerbaar leerzaam

recensie: Joann Sfar - De kat van de rabbijn 1, 2 en 3

Joann Sfar is een veelzijdig man: naast alom gewaardeerde humoristische strips laat hij met series als Zwarte Olijven en De Kat van de Rabbijn, die wat zwaardere thema’s aansnijden, zien dat hij ook op andere vlakken serieus te nemen is. In die laatste serie volgen wij ‘De kat van de rabbijn’, die door zijn baas kennismaakt met het jodendom. Sfar brengt ons in de tot nu toe verschenen albums in contact met deze godsdienst en hij wekt al snel de interesse van de lezer.

Dr. Watson en een levensvraag

~

De drie tot op heden verschenen delen vormen een hechte eenheid waarin de gebeurtenissen uit alle verhalen grotendeels samenhangen. Centraal staat een kat die de handelingen van zijn baas, een rabbijn, probeert te begrijpen. De kat heeft in het eerste deel een papegaai opgegeten en daardoor de mogelijkheid tot spreken gekregen, waardoor hij zijn baas de oren van zijn kop vraagt. Op die manier creëert Sfar een soort Dr. Watson, die net zo onwetend is als de lezer en dus op de hoogte moet worden gebracht van alles wat er gebeurt. Door de kat een humoristische rol mee te geven valt dat leerzame aspect niet zo op en Sfar maakt dus niet de fout die andere serieuze strips soms wel maken: hij wordt niet te betuttelend en probeert ons niet te veel informatie door de strot te duwen.

De avonturen van de sprekende kat hebben in feite twee lagen: een simpele laag die de beginselen van het jodendom uitlegt, en een diepere laag die draait om de dilemma’s van de rabbijn, die ontstaan doordat hij geconfronteerd wordt met zaken waar hij nog nooit over heeft nagedacht. Zo heeft de hij moeite met de plannen van zijn dochter om te trouwen met een andere rabbijn. Uit zijn toestemming voor het huwelijk spreekt echter de geleidelijke ontwikkeling die de rabbijn doormaakt.

Deel drie is eigenlijk het interessantste deel uit de serie. Hierin laat de, anders zó streng gelovige, rabbijn zijn principes op een avond varen en handelt tegen de regels van het Jodendom in. Sfar brengt de gebeurtenissen die hem tot die daden drijven goed in beeld. In feite draait alles om de vraag die de rabbijn zichzelf ook stelt aan het einde: als je ook gelukkig kunt zijn zonder je aan de Thora te houden, waarom zou je dan al die regels navolgen? Het derde deel eindigt zonder dat de rabbijn een antwoord weet te formuleren maar is ondanks dit gemis bevredigend.

Persoonlijk

~

Sfar weet de verhalen ondanks de serieuze thema’s licht verteerbaar te houden en dat is best knap, want de balans tussen serieus en té serieus is vaak moeilijk te vinden. De kat is een gouden greep geweest die hem een handvat geeft voor talrijke komische situaties en tegelijkertijd de onwetende lezer vertegenwoordigt, waardoor er ook nog wat te leren valt. Met interessante bijfiguren als de rabbijn en diens dochter zorgt Sfar ook nog eens voor een interessante verhaallijn die de delen met elkaar verbindt. Veel series verzanden in het eindeloos opsommen van feitjes, Sfar weet dat te voorkomen en dit komt het verhaal ten goede.p>

In zijn tekeningen heeft Sfar een stijl gevonden die de mogelijkheid biedt een serieus verhaal te vertellen waar hij toch komische elementen in kan verwerken. Zijn niet altijd even strakke lijnvoering zal voor sommige lezers niet direct de favoriete tekenstijl zijn, maar na een tijdje went het. Anderen zullen het vermoedelijk juist weten te waarderen, want Sfar zet een hele aparte, persoonlijke stijl neer en dat is weer eens wat anders dan allerlei stripseries die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Samen met de serieuze maar interessante verhaallijn is het een mooie afwisseling voor de ‘mainstream strip’.

De kat van de rabbijn 1: Het bar mitswa • Scenario & Tekeningen: Joann Sfar • Uitgever: Atlas • Prijs: € 14.50 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 450 1158 1

De kat van de rabbijn 2: De malka van de leeuwen • Scenario & Tekeningen: Joann Sfar • Uitgever: Atlas • Prijs: € 16.50 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 450 0737 1

De kat van de rabbijn 3: De exodus • Scenario & Tekeningen: Joann Sfar • Uitgever: Atlas • Prijs: € 16.50 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 450 0778 9

Boeken / Fictie

Geuren en kleuren van een mythisch India

recensie: Rudyard Kipling (vertaling Boukje Verheij) - Kim

Rudyard Kipling werd wel een geniaal schrijver met bijzonder foute ideeën genoemd. Want hoewel zijn talent onbetwist was, oogstten zijn politieke denkbeelden vooral aan het eind van zijn leven minder bijval. Toch uitte zijn fascinatie voor de Oriënt zich in levendige bewoordingen en beelden die eenieder voor zich zag. Bij uitgeverij Athenaeum verscheen voor het eerst sinds de jaren vijftig een vertaling van Kim, het meest geprezen werk van deze omstreden schrijver.

De last van de blanke

Het gedicht Take up the White Man’s Burden is wel de meest beruchte uiting van het imperialistische gedachtengoed waar Kipling zo berucht om was:

Send forth the best ye breed
Go bind your sons in exile
To serve your captives’ need;
To wait in heavy harness
On fluttered folk and wild
Your new-caught, sullen peoples,
Half devil and half child.

Uit deze strofe spreekt zowel zelfopoffering als arrogantie: kolonisatie als gift van de blanke aan de gekoloniseerde volkeren. De aanleiding voor het gedicht was de, door Kipling toegejuichte, Amerikaanse inval in de Filipijnen in 1899. Het Britse imperium was toen op het toppunt van macht en omvang, maar begon al tekenen van verval te vertonen. Kipling bezong een grootheid die tanende was, maar waar hij zichzelf naar richtte en die hij heel zijn leven verkrampt vast zou proberen te houden. Dit maakte Kipling lange tijd tot het zwarte schaap van de Britse literatuur.

Een Ierse wees als exponent van het Brits imperialisme?

Rudyard Kipling
Rudyard Kipling

Hoeveel van dit imperialisme en conservatisme is er terug te vinden in deze roman uit 1901? Veel. Maar tegelijkertijd bijna niets. Kim laat zich lezen als een spannend jongensboek. Het gaat over Kim, een Ierse straatjongen in Lahore die op pelgrimage gaat met een Tibetaanse Lama. Onderweg wordt hij echter – zeer tegen zijn zin – door het regiment waarin zijn vader diende naar school gedirigeerd. Zijn op straat opgedane oosterse vaardigheden worden aangevuld met westerse scholing en Kim wordt klaargestoomd voor de geheime dienst. Eenmaal ‘in dienst’ raakt hij met de Lama in de Himalaya verwikkeld in een strijd met Russische en Franse spionnen. Aan het einde van het boek is Kim een volwaardige spion en heeft hij ‘zijn’ Lama geholpen bij het vinden van zijn heilige rivier.

Niet een plot dat heel veel om het lijf heeft. Daar gaat het dan ook niet om, het gaat om zijn beschrijvingen van India. Je ruikt de geuren, je ziet de kleuren, je proeft het eten. Maar het meest van alles snap je waarom Kim er het liefst vandoor gaat, zijn school ontvlucht en onderduikt in de massa. Zoals hier op de Grote Hoofdweg, die dwars door India loopt:

Het was schitterend om te zien hoe de veeljukkige graan- en katoenkarren over de landweggetjes kropen: je kon hun kermende assen al van mijlenver horen aankomen, totdat ze begeleid door veel geschreeuw, getier en gevloek de steile helling beklommen en zich op de harde hoofdweg stortten terwijl de karrenvoerders elkaar de huid vol scholden.

Juist in dit soort beschrijvingen is duidelijk dat de nieuwe vertaling zeker recht doet aan de levendigheid van Kipling en zijn taalgebruik. En juist dit soort beschrijvingen zijn de reden dat zovelen van Kim houden. Het is ook de reden dat Oscar Wilde Kipling de meest vulgaire schrijver van dat moment noemde. Kim houdt meer nog van de ‘onbeschaafde’ dan van de ‘beschaafde’ kanten van India en Kipling zwelgt daarin. De beschrijving van de graan- en katoenkarren geeft dat weer, maar ook een opmerking over de Brits-Indische schooljongens:

Alleen al de verhalen van hun avonturen, die voor hen geen avonturen waren, zouden de haren van een westerse jongen te berge hebben doen rijzen.

De levendigheid van Kim kon alleen op straat, in de steegjes van Lahore zijn ontstaan, zijn geslepenheid en wereldwijsheid al evenzeer. Waar is toch die White Man’s Burden gebleven? Die is er natuurlijk wel, maar heeft niet de overhand. Kim wordt een gedreven spion die moet zorgen dat Kiplings geliefde India in handen van de Britten blijft. Kipling beschrijft een India waar hij van houdt, maar dat nooit bestaan heeft. Een land zonder interne conflicten, waar geen roep om een eigen parlement is. Waar India de rijpe mango is die de Britten in de schoot viel.

Maar vulgair, imperialistisch of conservatief of niet, Kipling hád een groot talent. En of het India dat hij beschrijft nou bestaan heeft of niet, Kim is een prachtig beeldend boek.

Muziek / Album

Herkenbaar geblaf van Britse jonge honden

recensie: The Kooks - Inside In/Inside Out

Wordt het niet eens tijd op te houden elk nieuw hip gitaarbandje met een zekere Britse inslag te bombarderen als ‘de nieuwste hype’ uit Groot-Brittannië? We kunnen beter stellen dat er op dit moment een frisse wind waait van jonge Britse bandjes met een dansbaar geluid en een hang naar het muzikale verleden. Een nieuwe telg aan deze stamboom zijn de achttienjarige jongens van The Kooks uit Brighton, die debuteren met het album Inside In/Inside Out.

Bowie

De bandnaam is geïnspireerd op Kooks, een nummer van de popgrootheid David Bowie. Het gaat echter te kort door de bocht om te stellen dat de muziek van The Kooks ook op Bowie lijkt. De stijl van The Kooks is beter te vergelijken met de Amerikaanse retro-rockband The Strokes of de jaren tachtig-sound van The Bravery. Engelse invloeden in de muziek van The Kooks zijn bijvoorbeeld The Kinks (luister bijvoorbeeld naar: Ooh La) en Supergrass (Eddie’s Gun). Kortom: we hebben hier te maken met een typische Britse band van deze tijd.

Reggea

~

Het album Inside In/Inside Out begint gedurfd met het akoestische Seaside. Hoewel The Kooks daarna steviger gaan rocken, blijft de akoestische gitaar nog verschillende keren terugkomen. Niet akoestisch als in zeikerige ballades, maar als een uniek gitaargeluid in stevige nummers. Een liedje als Seaside staat dan ook als een huis. Helaas bevat niet het hele album dezelfde kwaliteit. Een beduidend minder geslaagde invloed is bijvoorbeeld reggae, die op de tweede helft van de plaat plotseling zijn intrede doet. De Bob Marley-sound bij een Brits popbandje klinkt als een dubieuze combinatie.

Teenage anxiety

The Kooks zijn trouw aan hun jonge leeftijd. De teksten gaan vrijwel allemaal over gedoe met meisjes, een duidelijk staaltje teenage anxiety. Zo nu en dan zijn ze ook nog eens onbegrijpelijk cryptisch: probeer maar eens iets te maken van het charmant getitelde nummer Jackie Big Tits. Hoewel zanger Luke Pritchard een Engels accent heeft dat zo dik is als een olifantenhuid, is er verder weinig dik te noemen aan dit album. De productie van Tony Hoffer, die onlangs het wonderschone album van Belle & Sebastian produceerde, is heel open en licht. Er wordt wel redelijk gerammeld op die gitaren, maar dit gebeurt te pretentieloos om warm van te worden. Op een aantal leuke uitschieters na, kennen we dit soort Strokes-achtige muziek inmiddels nét iets te goed.