Boeken / Strip

Succesvolle spin-off

recensie: Joann Sfar & Lewis Trondheim - Donjon Parade: Een Donjon van Karton & Donjon Monsters: Jan-Jan de Boeman

Als dit gewone Donjon-albums waren geweest dan had een recensie weinig zin gehad, de reeks staat immers bekend om zijn hoge kwaliteit en de geweldig grappige humor die er in voorkomt, een recensie zou dat hoogstens kunnen bevestigen. Deze twee albums zijn echter beiden door andere tekenaars dan gebruikelijk getekend. Maar dat is niet eens het voornaamste verschil: ze spelen ook in een andere tijd en bevatten (deels) nieuwe personages.

In Donjon Parade: Een Donjon van Karton ontmoet Herbert, de held uit de hoofdserie, een zekere Snottebel die graag wil solliciteren naar een baan in de donjon. Nadat deze persoon is aangenomen begint hij echter voor zichzelf met een nieuwe donjon.

Lekker absurd

~

Het tekenwerk in Een donjon van karton wordt verzorgd door Manu Larcenet, bekend van de strip De dagelijkse worsteling. Zijn tekenstijl blijkt prima in het donjon-universum te passen. Larcenet tekent de figuren en plaatsen die we nog kennen uit vorige delen op herkenbare wijze, maar weet wel zijn eigen draai mee te geven aan deze donjon, zodat het geheel een fris aanblik krijgt. De tekeningen zijn het best te omschrijven als cartoonesk. Ook in de scènes waarin hij veel figuren laat opdraven redt hij zich prima: hij weet elk personage wel een komisch tintje of een toepasselijke blik mee te geven.

Het verhaal is als vanouds: lekker absurd en met de donjon van karton hebben Sfar en Trondheim weer een briljante vondst gedaan. De voor de donjon-serie zo karakteristieke “sneaky” acties zijn weer volop in het verhaal verwerkt. Zo is Snottebels actie om zelf een Dojon te beginnen weer heerlijk vuil. In combinatie met wederom een aantal hele goede grappen en briljante conversaties (‘Wachter, ik kan niet lezen wat er op m’n sticker staat…’ ‘Dat is geen sticker, dat is een “Donjon-richtlijn”…’) weet dit album zich tot één van de besten uit de serie te verheffen. Een absolute aanrader, zelfs als je niet van strips houdt.

Mooie details maar niet hilarisch

In Donjon monsters: Jan-Jan de Boeman komt Willem van Dattum in een herberg terecht waar men de klanten opeet. Hij wordt echter gered door de soldaten die jacht op hem maakten. Nadat hij de mensen van de herberg bedriegt volgt een lange tocht naar de donjon, waar Willem zoveel mogelijk voordeel voor zichzelf uit probeert te halen..

Mazan, een nog onbekende tekenaar, verzorgt de tekeningen van dit deel en zet daarmee meteen een heel degelijk album neer. De tekeningen zijn van prima kwaliteit, maar minder komisch dan de tekeningen van Larcenet. Het is jammer dat hij geen Donjon-albums meer zal tekenen in deze serie. De komende delen zullen door andere (ook zeker getalenteerde) tekenaars verzorgd worden. De interactie tussen de personages is, zoals in alle Donjon-albums, ook in dit deel weer bijzonder sterk: vooral de relatie tussen Jan-Jan en zijn niet altijd even trouwe vrouw weet te boeien.

Het album is niet echt hilarisch te noemen en moet het daarom vooral hebben van een aantal leuk uitgewerkte vechtscènes en de interactie tussen de personages. Natuurlijk zitten er ook weer geweldige dialogen in, dit wordt zo onderhand het handelsmerk van Sfar en Trondheim. Dit album toont aan dat het tekenen van komische situaties, ondanks de schijnbare eenvoud, toch erg lastig kan zijn. Als de tekenaars op deze manier doorgaan staat ons echter nog heel wat goeds te wachten.

Donjon Parade: Een Donjon van Karton • Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Manu Larcenet • Uitgever: Uitgeverij L • Prijs: € 9.90 (hardcover) • 32 bladzijden • ISBN: 90 245 5773 9

Donjon Monsters: Jan-Jan de Boeman • Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Mazan • Uitgever: Uitgeverij L • Prijs: € 9.90 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 245 5763 1

Boeken / Strip

Onbekende tekenaars, bekende series

recensie: Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot: Versteende Reuzen // Quintett 3: Het verhaal van Elias Cohen

Wat is, behalve het feit dat ze beide door Dupuis zijn uitgegeven, de overeenkomst tussen de nieuwe Quintett en de nieuwe Robbedoes? Nou, beide moeten hoge verwachtingen zien waar te maken en bovendien zijn ze allebei door nieuwe tekenaars verzorgd. Jazeker, hoge verwachtingen én nieuwe tekenaars, dat is een rare combinatie. Normaalgesproken krijgt een nieuwe tekenaar namelijk rustig de kans om zich aan het publiek voor te stellen, maar nu moeten alletwee de tekenaars meteen goed presteren, want ze vertegenwoordigen goede series…

Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot: Versteende Reuzen

~

In dit eerste avontuur van Robbedoes en Kwabbernoot dat niet in de reguliere serie thuishoort, beleven ze een avontuur dat weer eens lekker ouderwets over méér dan 44 pagina’s is uitgesmeerd. In tegenstelling tot de vele verhalen die niet de ruimte hebben gekregen om alles te vertellen wat ze moeten vertellen, is er in dit album tijd en plaats zat. Nu zou dat ook nadelig (want langdradig) kunnen uitpakken, maar gelukkig houdt Vehlmann, die ook bekend is van Green Manor, het verhaal interessant en bovendien spannend genoeg om het te blijven volgen. Het verhaal is ook best komisch, en dat terwijl er toch een ‘ernstig’, mysterieus thema aan ten grondslag ligt, namelijk een verloren cultuur waarvan onze helden op de zeebodem heel wat overblijfselen vinden. Vehlmann heeft met zijn eerste Robbedoesscenario meteen de juiste balans tussen humor en avontuur weten te vinden, en gezorgd voor een album dat de naam Robbedoes ook daadwerkelijk waard is.

Lekker verfrissend

Het tekenwerk van de in Nederland onbekende Yoann is prima verzorgd, en doet vagelijk aan het werk van Manu Larcenet denken. Met zijn verfrissende stijl maakt hij een mooie entree bij het Nederlandse strippubliek, en wellicht wordt er bij succes van dit album wat van zijn Franse werk vertaald. Hij zet de personages herkenbaar neer, maar drukt ook zijn eigen stempel op dit album, iets wat we aan hun covers te zien vermoedelijk ook van de andere one-shot tekenaars kunnen gaan verwachten. Die persoonlijke stijl lijkt echter niet helemaal spontaan te zijn ontstaan, op het internet zijn namelijk pagina’s van Yoann te zien die veel meer in de oorspronkelijke Robbedoesstijl zijn getekend. Wat precies de reden van de aanpassing is geweest, is niet helemaal duidelijk maar een ding moge wel helder zijn: een tekenaar vervangt niet zomaar zijn al helemaal geïnkte en ingekleurde pagina’s.

Zeker een aanrader

Deze Robbedoes nieuwe stijl is wellicht niet geschikt voor lezers die vooral van heel serieuze of ingewikkelde verhalen houden, maar voor liefhebbers van de originele Robbedoesalbums of van gewoon lekker vermakelijke strips is dit album absoluut niet te versmaden. Yoann en Vehlmann leveren een flitsend en verfrissend pareltje af, en zorgen dat de naam Robbedoes weer wat charme krijgt. Met een beetje geluk geldt dat ook voor de andere, nog te verschijnen one-shots.

Quintett 3: Het verhaal van Elias Cohen

~

In dit inmiddels alweer derde deel van het vijfluik Quintett volgen we, niet geheel onlogisch (de titel zegt het al), Elias Cohen. Hij is ondertussen al het derde lid van het orkestje wiens belevenissen worden weergegeven zoals hij ze zich zelf herinnert, en wederom levert dat een aantal nieuwe inzichten op omtrent de andere personages. Er zijn echter wel meer dingen ‘wederom’: zo draait het hele verhaal wéér om een niet lekker lopende liefde tussen twee mensen. Sterker nog, in essentie zijn alledrie de delen tot nu toe hetzelfde. Het zijn wel aardige verhalen, daar niet van, maar ze lijken wel héél erg op elkaar. Dat is jammer, want Giroud had makkelijk wat meer kunnen variëren, en hij heeft dat in het verleden ook gedaan.

Franz?

De tekeningen van dit deel zijn verzorgd door Cuzor, die evenals de tekenaar van het nieuwe Robbedoesalbum in Nederland vrij onbekend is. Zijn tekenwerk doet, afgezien van de uitwerking van de gezichten, sterk aan dat van Franz denken, de onlangs overleden tekenaar van Jugurtha. Vooral het kleurgebruik en de diverse landschappen lijken zo uit een van diens albums te zijn weggelopen, en doordat Cuzor qua personages wél een eigen stijl heeft, is die vergelijking alleen maar positief te noemen, Franz was namelijk niet de minste. Gek genoeg ziet zijn kleine plaatje op de kaft er slechter uit dan het werk in het album, iets wat eerder andersom te verwachten is.

Meer van hetzelfde

Deze Quintett is eigenlijk meer van hetzelfde, maar als je de andere delen wist te waarderen is daar natuurlijk niks mis mee. Giroud doet op de laatste pagina weer een aantal mysterieuze uitspraken omtrent de diverse personages, dus hij mag zijn best gaan doen voor deel vijf, want het wordt moeilijk om de verwachtingen die hij zelf wekt waar te maken.

Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot: Versteende Reuzen • Scenario: Vehlmann • Tekeningen: Yoann • Uitgever: Dupuis • Prijs: € 7.50 (Kleur, softcover) • 62 bladzijden • ISBN: 90 314 2773 X

Quintett deel drie: Het verhaal van Elias Cohen • Scenario: Frank Giroud • Tekeningen: Steve Cuzor • Uitgever: Dupuis • Prijs: € 7.50 (Kleur, softcover ) • 64 bladzijden • ISBN: 90 314 2748 9

Boeken / Fictie

Mystiek tuinieren met C.O. Jellema

recensie: C.O. Jellema - Verzameld Werk

Als dichter en essayist bereikte de germanist en theoloog C.O. Jellema (1936-2003) een plaats in de subtop van de Nederlandse letteren. In zijn Verzameld Werk is alles opgenomen wat hij zelf voor de eeuwigheid bestemde, wat wil zeggen dat een aantal gedichten afviel. Een stuk of zeshonderd gedichten bleven over, waaronder een groot aantal sonnetten. Daarin veel heimwee, natuur, verlangen en weemoed, in navolging van grote Duitse voorbeelden als Hölderlin, die ook in het al even onvolledige deeltje essays uitgebreid aan bod komt.

Moeizaam – daarmee zou je werk en naar verluidt ook leven van Jellema in één woord kunnen samenvatten. Hij debuteerde in het poëtisch godvergeten jaar 1961, te laat voor de storm die de Vijftigers ontketenden, en dan ook nog zwaar onder invloed van Achterberg. Het zijn fijnzinnige verzen waarmee hij de boekwinkels bestookte. Ze moeten toen al ouderwetsig hebben geklonken, met hun tederheid die uit ‘de avondvensters van een keuken’ naar buiten straalt, hun vormvastheid en natuurlyriek.

~

Daarna duurde het tien jaar voordat de tweede bundel verscheen, waarin Jellema voor het eerst, en meteen maar ook voor het laatst, iets lijkt te hebben meegekregen van de moderniteit, wat zich vooral uit in een toegenomen woordeconomie. Ook de derde bundel liet weer lang op zich wachten, pas in de jaren tachtig komt het tempo er wat meer in. Jellema heeft dan ook zijn vorm gevonden. Zijn poëzie sluit definitief aan bij de klassieken, vooral het sonnet keert regelmatig terug, metrum en rijm zijn de keurslijven waarin hij zijn thematiek perst. Op zijn best levert dat gedichten op die door het meeklinken van grote en bewonderde voorgangers een zekere laat-romantische charme hebben.

Kenmerkend voor de poëzie van Jellema is de voortdurende reflectie op leven, persoon en het gedicht zelf. De dichter die zijn kunst gebruikt in de relatie tot de hem omringende wereld.

Zonlicht glanst in dakschild, glazuur van zerken,
       beukenhaag – in al die doorschijning veilig
              zijn ook wij. Ons ondanks. De kunst is: dit als
                     beeld te bewonen.

Even verderop de wat mismoedige constatering, dat het bij een schamel pogen blijven moet:

(…) benoemen
wou ik ’t sindsdien, ’t ontaardde in gemis
daar soms een klank, geen woord er ooit op leek.

Pas in de laatste twee bundels, gedeeltelijk postuum, laat Jellema de strakke vorm weer een beetje los, en gaat zijn bevrijde poëzie weer wat leven – hoewel ook dat weer met alle mitsen en maren omkleed. Zijn late poëzie wordt het aansprekendst gevangen in het beeld van de dichter die als tuinier de natuur slechts benadert.

Kwellende bedachtzaamheid

Eenzelfde omzichtigheid spreekt uit het proza, dat in een wat dunner deeltje is bijgevoegd. Het valt grofweg uiteen in beschouwingen over literatuur, en persoonlijke ontboezemingen van meest weemoedige aard, waar de liefhebbers van subtiele overpeinzingen op een fundament van smalle eruditie van zullen smullen.

De stukken over poëzie werpen niet echt een nieuw licht op het eigen werk, bevestigen eerder wat we zelf al uit de verzen konden opmaken. Jellema was vóór alles een bewonderaar, die als hij over zijn helden moet schrijven een enorme belezenheid tentoonspreidt en allerlei dwarsverbanden legt, waar de lezer die wat minder thuis is in vooral de Duitstalige laat-romantiek nooit of slechts met moeite op zou zijn gekomen. Veel Hölderlin natuurlijk, maar ook iemand als Trakl.

Ook in zijn proza heeft Jellema grote moeite om zich helder en eenduidig uit te drukken, en hult hij zich in nevels van woorden zonder tot de aard van de zaak te geraken:

Ik weet wel dat het een te simpele definitie zou zijn als ik zou stellen: lyriek dat is het zich uitspreken van een subject, een ik, en in dat zich uitspreken, ook al spreekt dat ik niet over zichzelf, is dat ik heel dwingend present, verwijst het, al is het indirect, naar zichzelf.

Hier zou eventueel misschien mogelijkerwijze kunnen staan dat iemand die een gedicht schrijft daar bewust of onbewust iets van zichzelf in stopt, maar zèg dat dan. Die enorme en op den duur dodelijk vermoeiende omslachtigheid maakt het lezen van de beschouwingen langzaam maar zeer zeker tot een kwelling. Nam hij tenminste één keer stelling, kon je hem ergens op een mening over wat dan ook betrappen, positief of negatief of voor mijn part neutraal, dan scheelde dat alweer, maar je kunt wel aan het quoten blijven zonder dat je ook maar één stap verder komt en uiteindelijk onherroepelijk verzinkt in een verstikkende, naar zichzelf verwijzende redundantie:

Poëzie is binnen het taalspel dat we allemaal, onze taal sprekend, bedrijven, een taalspel apart. En wel in die zin, dat dichterlijk spreken de scepsis ten aanzien van de woord-werkelijkheid doorbreekt en, in zekere zin anachronistisch, een vorm van woord-gelovig spreken is.

Helemaal bont wordt het, als de auteur zich al taalspelend mee laat slepen op de modderige golven van de spiritualiteit. Als een incarnatie van de inmiddels godzijdank vergeten Gary Zukav en zijn dansende wollige meesters, verhaspelt hij middeleeuwse mystiek met moderne wetenschap, waar hij overduidelijk geen moer van begreep. Uiteindelijk strandt hij dan bij God, en dan niet die lekker duidelijke God van Bijbel en Calvijn, maar een soort Kuitertiaanse concoctie waaruit iedere notie van logisch denken met grote zorgvuldigheid is verwijderd:

God kunnen geen menselijke eigenschappen van verantwoordelijkheid, wreedheid of liefde worden toegedicht of gedacht. Toch is hij wat wij zijn. Maar hij is dat wanneer wij hem zoeken. Het zoeken leidt niet tot inbezitneming, doch is een wederzijdse toenadering in ‘innigheid van gemeenschap’. Al is God onbenoembaar en noch hier noch daar (sic!), hij is geen deus absconditus, zich onttrekkend aan het bestaande, doch neemt daaraan deel en is ervaarbaar zolang wij hem intenderen.

God is een menselijke inventie. Maar dat vermoedden we al.

Muziek / Concert

Bowie was tuinieren

recensie: Kashmir in Paradiso: nagenoeg perfect

Thuis trekt de band steevast een publiek van duizenden, in Nederland worden ze weggemoffeld in het bovenzaaltje van Paradiso. Het siert de Denen van Kashmir dat ze ook voor een fractie van hun thuispubliek met evenveel overgave spelen.

~

Dat zaaltje was trouwens wel in een mum van tijd uitverkocht en aan de paar honderd dolenthousiaste toeschouwers was het niet te merken dat een doorbraak nog altijd op zich laat wachten. Een paar bescheiden radiohitjes ten spijt: Nederland ligt niet direct wakker van het viertal. Gelukkig blijven ze het keer op keer proberen, steeds met een gezonde dosis speelplezier. Met een eigen entourage en een fors instrumentarium kan het financieel niet lucratief zijn om Nederland aan te doen, dus we mogen blij zijn dat de Denen de moeite nog nemen en er zoveel plezier in blijven houden.

Een uur en drie kwartier lang speelde de band een intense set met een fraaie selectie uit hun laatste drie albums, zonder louter voor de hand liggende titels te kiezen. De band had het lef om naast hitsongs intiemere en ontoegankelijkere nummers te spelen. Het materiaal van Zitilites uit 2003 is nog steeds het meest rijk en veelzeggend, songs als Rocket Brothers en Ruby over Diamond (sfeervolle opener) maken live nog steeds het meeste indruk. De meer mechanische en zelfbewuste songs van het gloednieuwe album No Balance Palace komen minder sterk over, hoe sterk de band de dynamiek van de plaat ook over weet te brengen.

~

Smeekbeden uit het publiek om de smartlap Miss You werden genegeerd. Niet dat Kasper Eistrup wars was van publieksinteractie: de goedgemutste zanger grapte er op los. “Bowie wilde nog meekomen maar Amsterdam, maar hij had het te druk met tuinieren.” En dus moest The Cynic het zonder zijn vocale bijdrage op de single doen. Eistrup en co brachten wel een magistrale vertolking van Bowies Memory of a Free Festival ten gehore. Niet bepaald een bekende klassieker en dus opnieuw een onverwachte keuze. Zo’n zet getuigt niet alleen van durf, maar illustreert ook fraai hoe gedecideerd en daadkrachtig Kashmir eigenlijk te werk gaat: hun uitvoering klinkt misschien wel overtuigender dan die van de meester zelf.

Minder serieuze maar niet minder meeslepende momenten waren een rake uitvoering van het huidige radiohitje The Curse of Being a Girl (Kashmir in een notendop), uitzinnige vreugdedansjes van Eistrup en bassist Mads Tunebjerg en een opgewekte afsluiter in de vorm van hun eerste radiohit Mom in Love, Daddy in Space. Het songmateriaal van Kashmir, met de intense vocale melodieën en subtiele dynamiek, is afhankelijk van topprestaties van de band, een degelijk geluid en een ontvankelijk publiek. Die laatste twee factoren laten nog wel eens te wensen over in het kleine bovenzaaltje van Paradiso, maar ditmaal ontbrak niets. Een nagenoeg perfect concert.

Dit concert wordt beschikbaar gesteld op Fabchannel.

Boeken / Fictie

Een bundel om naar te verlangen

recensie: Wim Brands - Ruimtevaart

“O en voorgoed voorbij,” verzuchtte een van de personages uit Van oude menschen de dingen die voorbij gaan van Louis Couperus. Herinneringen waren er wel, maar het zal nooit meer zo worden zoals het eens was. De nostalgie en melancholie die het werk van Couperus kenmerken, spelen ook een grote rol in Ruimtevaart, de nieuwste dichtbundel van Wim Brands (1959).

Illustratie: Marcel van Eeden
Illustratie: Marcel van Eeden

Op de voorkant van de bundel prijkt een tekening van Marcel van Eeden. Deze kunstenaar plaatst elke dag een tekening op zijn weblog. De tekeningen maakt hij naar aanleiding van foto’s die gemaakt zijn voor 1965, zijn geboortejaar. Uit de tekeningen spreekt een gevoel van nostalgie. Van Eeden was niet bij de gebeurtenis op de foto, maar door de tekening kan hij het achteraf toch ervaren.

Deze realistische tekeningen vertellen een verhaal. Daarin vertonen ze veel overeenkomsten met de poëzie van Brands. Zijn gedichten zijn ook kleine verhalen. Soms is de toon ironisch, maar de vertellingen kenmerken zich vooral door melancholie. Verlangen speelt hierbij een grote rol. Verlangen naar zaken die er niet meer zijn en niet meer terug zullen komen.

Spreektaal

Het realistische in Brands poëzie is vooral te vinden in een heldere en duidelijke taal. Hierbij maakt hij veel gebruik van klinker- en medeklinkerrijm. Hoe bijzonder krachtig die spreektaal is en welk groots effect afgewogen woorden kunnen hebben, blijkt uit het gedicht O, Annie.

Ze legt de telefoon neer en zegt O, Annie
de buurvrouw die hem vond;
om haar stem te sussen

O, Annie.

’s Avonds pakt ze een vuilniszak
voor zijn kussen.

Hierin laat Brands een dame aan het woord. Ze zucht. De klank van haar stem is eerst nog niet te horen in het gedicht, maar bij de laatste twee regels hoort de lezer haar zuchten. Alleen de verzuchting “O Annie” is al genoeg om de treurigheid weer te geven. Brands heeft weinig woorden nodig om de situatie te schetsen.

Rozen van krantenpapier

Illustratie: Marcel van Eeden, 30 oktober 2005  [1570]
Illustratie: Marcel van Eeden, 30 oktober 2005 [1570]

Andere gedichten van Brands zijn minder treurig, maar wel melancholisch. Het gedicht Rozen roept zo’n gevoel op. We zien een jong kind dat zijn geluk denkt te vinden door achter een tractor aan te rennen. Het is een kinderlijk geluk, maar het onbezonnen rennen door de uitgestrekte en eindeloze akkerlanden klinkt aantrekkelijk. Behalve rennen is er niets anders dat geluk kan brengen, er is niets om over na te denken of over te twijfelen.

Ooit rende ik achter een tractor aan.
Ik dacht dat dat geluk bracht.
Maïs en rogge om me heen.

Totdat de rozen van krantenpapier
in de bussen vielen en ook wij
vertrokken.

En niemand die ooit ontdekte hoe
mooi ik kon zingen als ik
alleen was

(…)

Maar dat was ‘ooit’. Dit geluk was eindig of misschien was het alleen begrijpelijk voor een kind. Even kinderlijk is ook de melding dat ‘ze’ vertrokken, nadat “de rozen van krantenpapier in de bussen vielen”. De uitgeknipte rozen, die een voorbode van een liefdesbrief hadden kunnen zijn, leiden nu tot het vertrek of vallen samen met het einde van een periode. Een vertrek van een plaats, een wensdroom of een heimelijk verlangen.

Lezen en dichten

Het is inmiddels zeven jaar geleden dat Brands’ vorige bundel De schoenen van de buurman (1999) verscheen. In de tussentijd publiceerde hij gedichten op zijn Avondlog. Op dit log doet hij ook verslag van zijn leeservaringen. Die leeservaringen zijn terug te vinden in zijn poëzie, want zijn gedichten bevatten veel verwijzingen naar buitenlandse dichters. Enkele gedichten hebben dan ook de toevoeging ‘vrij naar’. Soms zijn het bijna letterlijke vertalingen van de oorspronkelijke gedichten, zoals De linkerhoek, een vertaling van Midnight van Spencer Reece. Poëzie houdt niet op bij het schrijven van één gedicht of het doorlezen van een bundel. Zoals veel dichtbundels geeft ook Ruimtevaart aanleiding tot opnieuw lezen, verder lezen, nieuwe dichters ontdekken en overrompelende gedichten vinden.

Muziek / Album

Recht voor je raap rap

recensie: Opgezwolle - Eigen wereld

“Zonder vermoeiende foefjes // Bellen, toeters // Recht voor je raap rap.” Rappers Sticks, Rico en producer Delic stampen na uitverkochte zalen een album uit de Zwolse grond dat een nieuwe standaard zet. Eigen wereld vertelt een verhaal dat blijft hangen, uitdaagt en naar meer doet verlangen.

Langzaam maar zeker is Zwolle het brandpunt geworden van de Nederlandstalige hip hop. Het debuutalbum Spuugdingen op de mic hield de gemoederen in 2001 al bezig en deed uitkijken naar de tijd dat Opgezwolle verder zou opbloeien. In de tussentijd werden er banden gelegd met gelijkgestemden: lokale ’tjappies’ als de opvliegende rapper Jawat, producer Kubus en DuvelDuvel met zijn Rotterdamse rare rauwheid. Met het album Vloeistof (2003) nestelden de heren zich definitief diep in de Nederlandse hip hop scene. De formule? Eerlijke, nuchtere raps met de voeten stevig in een dikke modderlaag van hamerende beats. Dat deze calvinistische inslag nu zoveel zalen vult en platen doet verkopen is waarschijnlijk mede te danken aan de overdadigheid aan de alom aanwezige bling bling en bijkomende ergernissen. Er was wel weer eens behoefte aan wat tegenwicht. Opgezwolle kan het ondertussen weinig schelen; de ‘hype’ speelt zich vooral af in het westen. Buiten het westen is het gewoon muziek maken. En dat is maar goed ook. Eigen wereld is simpelweg het volgende hoofdstuk, maar overtreft ondertussen wel alle verwachtingen.

Het Tom-Waits-in-de-regengevoel

~

Niet alleen zijn de rhymes van Sticks en Rico naadloos op elkaar afgestemd, ze vallen ook als eenheid samen met de unieke hip hop beats. Voormalig drummer Delic zet een onvergelijkbaar nieuw geluid neer: geen stoffige platensamples, maar een hybride van Autechre-iaanse elektronica en een zigeunerziel. Zingende zagen, accordeons en veel duistere echo’s, het Tom-Waits-in-de-regengevoel, maar dan anders. Nagemaakt brengt de melancholieke duisterheid bijvoorbeeld met slome Ed Rush & Optical-achtige zoemers. Op een van de beste tracks Balans spreekt Shy Rock (oude hip hop bekende, o.a. van Postmen) een woordje Nederlands mee en rapt over Delics meest avontuurlijke breaks en drumloze vlagen.

Zwollinezen

Naast verhalen over hun stad, skills en eigen wereld, wordt er ook scherp gekeken naar de buitenwereld en dat zonder prekerig te worden. Zoals een cyborgachtige Rico in Elektro stress die zich verwondert over de onmisbaarheid van mobieltjes met camera. Made in NL is een andere parel waarin feilloos de Nederlandse hypecultuur op z’n plek wordt gewezen: “Zodra er start speelt de rest mee in het spel // Een schaap over de dam, dan volgen er meer // Veel geschreeuw voor de wol die je scheert”. De ‘Zwollinezen’ roken ondertussen gewoon shag van Van Nelle, af en toe een ‘snaak’ en staan “niet in de VIP, maar midden in het publiek”.

De grote kracht van deze plaat is dat het zonder enig spoor van voorbedachte hits of opsmuk een geheel vormt en je dwingt de eigen wereld van de boys opnieuw te verkennen. De feilloze overgangen tussen de nummers en het gebrek aan onzin tussendoor helpen daarbij. Let op, er komt meer uit deze stal dit jaar, zoals een soloalbum van Sticks getiteld Fakkelteit. Het blijft jammer dat de Nederlandse taalgrens zo beperkend is. Deze muziek verdient expansie.

Film / Films

Oudere vrouw

recensie: Prime

Aantrekkingskracht alleen is niet genoeg voor een goede relatie. Verwachtingen, achtergrond en een gemeenschappelijke basis zijn zeker net zo belangrijk. Ook het leeftijdsverschil tussen partners kan er toe doen. Meestal zijn mannen (stukken) ouder dan de vrouw, maar soms ook niet. In de filmwereld is het onderwerp ‘oudere’ vrouw versus een jonge(re) man niet onbekend.

~

Zo wordt in de romantische White Palace (1990) van Luis Mandoki yuppie Max (James Spader) verliefd op de veel oudere Nora (Susan Sarandon). De Amerikaanse regisseur Ben Younger – let op zijn achternaam – probeert in zijn film Prime hetzelfde te doen, als de 37-jarige Rafi (Uma Thurman) en de veertien jaar jongere David (Brian Greenberg) verliefd worden op elkaar. Helaas heeft hij te weinig naar de ingrediënten van White Palace gekeken, want romantiek is ver weg. Younger, die in 2000 de matige triller Boiler Room (2000) regisseerde, had er voor kunnen kiezen te groeien in dit genre. In plaats daarvan kiest hij voor een romantische komedie, waarin we de klokken horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt.

Soapacteur

Carrièrevrouw Rafi is net gescheiden van haar man als ze David ontmoet via een gezamenlijke vriend. David heeft het direct te pakken, Rafi is gecharmeerd. Niet lang na deze ontmoeting besluit hij haar te bellen. Als een zenuwachtig puppy oefent hij op zijn kamer het gesprek voordat hij haar belt. Zijn onhandigheid is niet aandoenlijk, maar doet denken aan een slechte soap-acteur, waarbij het wel heel duidelijk is dat hij voor de camera staat. Als Rafi hoort dat David nog maar 23 is, twijfelt ze. Die twijfel is interessant, kan spanning creëren, maar dat gebeurt niet. Diezelfde avond nog, op een bankje in het park, wordt de liefde verklaard en klinken de bierflesjes.

~

Thurman laat zich, anders dan in Kill Bill, van een zachte kant zien. Dit komt vooral naar voren in de scènes met haar therapeut dr. Lisa Metzger (Meryl Streep). Als ze dr. Lisa vertelt over haar jonge lover, moedigt deze de relatie aan, tot ze er geleidelijk aan achterkomt dat Rafi’s nieuwe vriend haar eigen zoon is. We mogen hopen dat de meeste therapeuten het anders aanpakken dan dr. Lisa, want ze zet de therapie gewoon voort, zonder Rafi te vertellen wat ze weet. Ongeloofwaardig misschien, vooral als je ziet dat dr. Lisa niet meer objectief in de therapie staat, maar deze situatie was hard nodig, want we kunnen weer lachen. Vooral als Rafi haar meest intieme seksuele gedachten over David aan dr. Lisa vertelt, komt Streep naar voren zoals we haar kennen: serieus, truttig en trots, wat eigenlijk heel vermakelijk is.

Levensfase

Er beginnen zich stevige barsten te vertonen in de liefde. David hangt de hele dag bij Rafi op de bank, speelt computerspelletjes en doet niets in het huishouden. Younger wil duidelijk maken dat hun onbegrip naar elkaar toe te maken heeft met de levensfase waarin ze zich bevinden. Helaas maakt de regisseur dit onbegrip niet interessant, omdat de personages gedurende de hele film vlak blijven, om niet te spreken van saaie David. Ondanks het goede acteerwerk van Thurman en Streep gaat Prime ten onder aan oppervlakkigheid.

Boeken / Strip

Een aanzet tot wetenschap

recensie: Joost Pollmann - Een indruk van echtheid

In het Nederlandse taalgebied zijn zo’n 50.000 strips uitgegeven. Het aantal boeken dat wordt geschreven óver strips is beduidend kleiner. Daarbij zijn deze boeken vaak algemeen en gericht op een relatief jong lezerspubliek dat er over droomt zelf stripmaker te worden. Een van de weinige essaybundels die nederlandstalige strips diepgaander behandelt, is Schijnhelden en nepschurken uit 1973. Meer dan dertig jaar later verschijnt er nu een opvolger: Een indruk van echtheid van Joost Pollmann. Pollmann is bekend als striprecensent van de Volkskrant en directeur van zowel de Haarlemse Stripdagen als Stichting Beeldverhaal Nederland.

Een indruk van echtheid is net als Schijnhelden en nepschurken (geschreven door Rudi Fuchs en Rudolf Geel) een verzameling van essays die eerder in diverse bladen werden gepubliceerd, zoals in De Gids, Tirade en de Volkskrant. Daarnaast zijn er artikelen opgenomen die ter gelegenheid van de Stripdagen in Haarlem in kleine oplage werden uitgegeven. In totaal bevat Een indruk van echtheid negen essays, en achterin het Abecedarium van de grafische roman.

Emancipatie

Uit: Alex van Jacques Martin
Uit: Alex van Jacques Martin

Het belangrijkste thema dat de auteur aansnijdt is de emancipatie van het medium. Iets waar geen enkele auteur die over strips schrijft aan ontkomt. Strips worden vaak als kindervermaak gezien en Pollmann maakt duidelijk dat strips veel meer zijn dan dat. Bijvoorbeeld met het artikel Geen muilperen, maar klessebesjes. Drie gedaanten van het moderne beeldverhaal, waarin hij uitgaat van wat wel het literaire genre binnen de strip wordt genoemd. De drie vormen binnen dit genre zijn volgens Pollmann: verstripte literatuur, stillevens versus actie en neorealisme. Het is een nieuwe indeling die aanzet geeft tot discussie over de stripcanon. Het artikel Grootheidswaan van een kleinkunst. Of: hoe je strips aan de man brengt is een speciaal voor deze bundel geschreven artikel dat handelt over de status van de strip als kunstvorm. In het artikel worden voorbeelden genoemd van hoe een auteur een strip verkeerd kan neerzetten door verhoudingsgewijs te geniale voorbeelden aan te halen. Bijvoorbeeld door Jacques Martins strip Alex, over een Romeins jongetje, te vergelijken met renaissancegrootheden als Veronese en Bellini. Hoe het wel zou moeten, toont Pollmann in een artikel over cartoonist Saul Steinberg. Door naast klassieke kunstenaars de komiek Tommy Cooper als vergelijking met deze tekenaar aan te halen, weet hij een betere toon te vinden dan de eerder genoemde stripfilosofen.

Hokjesgeest

Wat opvalt, is dat Pollmann houdt van het categoriseren van strips. Er zijn artikelen over zwervers, negers en het theater in strips, en het eerder genoemde abecedarium. De eerste twee artikelen lijken opsommingen van de categorieën strips over de verschillende manieren om zwervers of negers in de strip af te beelden. Binnen die categorieën (bijvoorbeeld politiek incorrecte strips over negers) valt ook weer veel onder te verdelen, zoals grappig bedoelde strips en onbedoeld (want lang geleden gemaakte) incorrecte strips. Gelukkig schrijft Pollmann smeuïg, waardoor de artikelen goed leesbaar zijn. Ook geeft hij goede leestips. In de andere artikelen is de opbouw deels afhankelijk van de opsomming van bijvoorbeeld meningen (in slotartikel Grootheidswaan van een kleinkunst), wat soms wel wat uithoudingsvermogen van de lezer vergt.

Doelgroep

De diepgang en specialisatie, en daarmee ook de kwaliteit van de artikelen in deze bundel is afhankelijk van het medium waarvoor het is geschreven. Klanken tonen werd als lezing voor een Amerikaanse stripconventie geschreven en is diepgaand. Heel anders dan bijvoorbeeld Het Swiebertje-effect, dat voor de Haarlemse straatkrant werd geschreven. Dat verschil ligt voor de hand, maar dit maakt het ene artikel een stuk interessanter dan het andere. Voor stripkenners biedt het boek misschien te weinig nieuwigheden. Voor welke doelgroep dit boek is geschreven wordt daarom ook niet helemaal duidelijk. Heel aardig aan het boek is dat Pollmann de lezer in deze publicatie een reeks termen voorlegt die bij de canon van de stripkunst hoort. Hij heeft deze vaak vertaald (onder andere veel semiotische termen) en heeft een aantal zelf bedacht, zoals ‘cartoonisme’. Hoewel Een indruk van echtheid door de opsomdrang van Pollmann soms wat stroperig is, is het wel een leuke inleiding in strips die een aanzet geeft tot een wetenschappelijke aanpak, iets wat in buurland België wel gebeurt. Daar neemt men strips dan ook al veel langer serieus.

Theater / Voorstelling

‘Heeft-ie je gezoend? Jáááhhh!!!!’

recensie: Joop ter Heul (Kik Productions)

Na Een Zomerzotheid, de succesvolle theaterbewerking van het bekendste meisjesboek van Cissy van Marxveldt, heeft regisseur Bruun Kuijt zich wederom aan het werk van deze schrijfster gewaagd. Voor de muzikale komedie Joop ter Heul reeg hij verhalen uit verschillende boeken over deze spontane puber aaneen tot een vrolijke, bijna slapstick-achtige voorstelling.

~

Het publiek bestaat voornamelijk uit vrouwen; moeders en oma’s die blijkbaar veel plezier hebben beleefd aan de boeken van Cissy van Marxveld en die hun dochter of kleindochter in hun enthousiasme willen laten delen. “Joop was een echt rebels meisje”, verklapt mijn buurvrouw, een dame op leeftijd. “Dat sprak me aan, ook al speelde het zich in een net milieu af, want niet iedereen kon in die tijd naar de hbs. Maar uiteindelijk werd Joop verliefd en kwam het toch allemaal goed.”

Paardenstaarten

En da’s een hele opluchting. Dat we niet denken dat Joop een sloerie was. Veel tijd om er over na te denken, krijg ik niet, want spoedig dooft het zaallicht en laat ik me door krakende grammofoonmuziek meevoeren naar de jaren twintig, terwijl ik naar een metershoog boekomslag van De HBS-tijd van Joop ter Heul kijk. Het boek, dat in 1919 verscheen, geeft al aan dat we aanstonds een wereld gaan betreden van meisjes met paardenstaarten, bloesjes, lange rokken en dito sokken, terwijl de heren gekleed gaan in driekwartsbroeken (drollenvangers) en sjaaltjes. Het is net alsof je de film The Great Gatsby binnenstapt.

Bink

~

En dan beginnen de avonturen van de zeventienjarige bakvis Joop, die zich rechtstreeks tot het publiek richt om ons van haar gevoelens op de hoogte te brengen. Gevoelens die meiden van die leeftijd hebben: onzekerheid, baldadigheid, verdriet en vlinders in de buik. Het is dan ook vooral de wereld van een puber uit de gegoede kringen die in deze komedie wordt getoond, want ècht schokkend is het verhaal niet. Een autoritje en een boottochtje, daarmee hebben we de dramatische hoogtepunten uit het leven van onze Joop wel zo’n beetje gehad. Oh ja, en natuurlijk ontmoet ze een sportieve bink, waar ze aanvankelijk niets van moet hebben. Maar daar laten wij ons niet door van de wijs brengen: Leo gaat het worden, dat zie je zo.

De Meisjesclub

Joop ter Heul, die op een aanstekelijke manier wordt gespeeld door Lieke Antonissen, is een echte puber, die nog niet zo goed weet wat ze met die lange armen aan moet. Het is een leuke, spontane meid, die haar hartsgeheimen deelt met nog zes andere giechels van de Jopopinaoloukico-club, een club van tienermeisjes die er een eigen taaltje op nahouden. Ze gebruiken woorden als ‘moppig’, ‘mal’ of ‘dol’, en soms verzinnen ze hun eigen uitdrukkingen: “Ik danste naar huis van louter pizelier.” Er wordt in deze voorstelling sowieso veel gedanst en plezier gemaakt, waardoor je de indruk krijgt dat de jaren twintig een vrij zorgeloze tijd waren. Althans, als je tot het milieu behoorde dat naar de hbs kon.

Bordkarton

~

Joop ter Heul is dus een vrij vrolijke bedoening en dat komt mede door de leuke vondsten van regisseur Bruun Kuijt: in één handomdraai worden de schoolbanken omgebouwd tot auto of zeilboot, met slechts één enkele roeispaan wordt van de divan een roeibootje gemaakt. En met een simpele handgreep (een van de 18 hanglampen komt omlaag) wordt een andere ruimte gesuggereerd. Kuijt mag ook graag strip-achtige grappen uithalen. Als Joop ons vertelt over de nieuwe vrijer van haar zus, wordt hij meteen – onbeweeglijk, als een pop – het toneel opgesleept, in het licht gezet en even zo vrolijk weer afgevoerd. De komedie bevat dan ook veel slapstick. En zoals het een komedie betaamt, valt er veel te lachen: om de tuttige zus van Joop – “Heeft-ie je gezoend? Jáááhhh!!!!” – om het mopperige dienstertje Hillegonda (Eva Poppink) dat ook nog even op klompen mag tapdansen en om Joops uitbundige vriendin Kit (eveneens Eva Poppink) die de lachers op haar hand heeft.

Melancholiek

Niet dat het de hele avond lachen, gieren en brullen is. Als de lieve en begrijpende juffrouw Wijers doodgaat, zingen de meisjes een mooi en melancholiek lied, waarmee het verlies op een ontroerende manier wordt verwerkt. Maar vrolijkheid, daar draait het toch vooral om in deze voorstelling, die veel lekkere volksmuziek en populaire deuntjes uit de jaren twintig bevat. De liedjes worden uitgevoerd door Bas Odijk op piano en Margriet Helder op accordeon en klarinet; de ene keer klinkt het Iers in de oren, de andere keer komt er een stukje Klezmer langs. Het zijn vrolijke liedjes, die goed passen bij de aanstekelijke komedie die Joop ter Heul is.

Joop ter Heul wordt tot en met 31 mei in het land opgevoerd. Klik hier voor de uitgebreide speellijst.

Theater / Voorstelling

Porgy Franssen schittert in ontroerende Cyrano

recensie: Cyrano (Theater EA)

De Neus is oogverblindend. Hij straalt ons tegemoet, hij schittert en glimt in het theaterlicht. Letterlijk, want de neus van Cyrano is bij theater EA een metalen opzetstuk. Niet groter dan een normale neus, maar des te opvallender. En met een grote impact voor zijn eigenaar Cyrano, de fenomenale dichter en woordkunstenaar die lijdt aan zijn neus. Volgens regisseur Tarkan Köroğlu is Cyrano de Bergerac de ultieme macho, een echte man die zijn zwakheden probeert te overschreeuwen. Köroğlu vond in Porgy Franssen een briljante vertolker.

~

Edmond Rostand schreef zijn Cyrano de Bergerac ruim honderd jaar geleden voor meer dan veertig acteurs: soldaten, edelen, bloemenmeisjes, nonnen en een heleboel andere bijfiguren. Köroğlu van Theater EA heeft het stuk (in een vertaling van Laurens Spoor) voor Cyrano flink bewerkt en teruggebracht tot een minimum van drie personages, gespeeld door evenveel acteurs. Een aardige vondst is dat de voorstelling nu begint en eindigt met een rouwende Roxane. De handelingen die daartussen plaatsvinden zijn als het ware haar flashback, een reconstructie van de tragische liefdesgeschiedenis.

Dubbelspel

Alleen het hoognodige wordt verteld. Twee mannen, een mooie en een lelijke, zijn verliefd op het beeldschone meisje Roxane. Ze sluiten een deal: de welbespraakte maar lelijke Cyrano leent zijn stem aan de mooie stotteraar Christian, zodat deze het meisje kan veroveren. Zij valt in eerste instantie op het uiterlijk van Christian maar het is het innerlijk van de poëtische Cyrano dat haar hart pas echt in vuur en vlam zet. Als Christian sterft neemt hij het geheim van het dubbelspel mee zijn graf in. Roxane is ontroostbaar en gaat het klooster in. Cyrano bezoekt haar daar veertien jaar lang trouw. Bij zijn laatste bezoek – hij is zwaargewond – komt zij erachter dat ze al die jaren om de verkeerde heeft gerouwd. Maar het is te laat, Cyrano sterft in haar armen.

Stijlbreuken

~

Köroğlu heeft niet alleen het aantal personages gedecimeerd en de tekst sterk bewerkt, hij heeft het hele stuk gestript van onnodige tierelantijnen. De speelvloer is bijna kaal, op een aantal lange jaloezieën na, die het voortoneel van het achtertoneel scheiden. De jaloezieën kunnen open, dicht, omhoog en naar beneden. Met een wit achterdoek en een paar goedgeplaatste lampen worden in een eenvoudig maar doeltreffend schaduwspel alle nodige locaties weergegeven. De kostumering is al even sober: de mannen zijn in zwart-wit gekleed, Roxane draagt een zwart met witte jurk en een rood rouwkleed.

De jonge regisseur Köroğlu heeft een onalledaags gevoel voor theatraliteit. Hij houdt van minimalisme maar schuwt tegelijk het grote gebaar en de vette knipoog niet. Door middel van stijlbreuken – een slowmotionscène, filmische muziek op een romantisch moment – probeert hij het publiek steeds op het verkeerde been te zetten. Hoewel dit niet altijd even goed werkt, geeft het wel een eigenaardige en interessante dynamiek aan de voorstelling. Het is een mooie aanzet tot een geheel eigen regisseurshandschrift.

Dienstbaar

Porgy Franssen is een heerlijke acteur. Hij stelt zich compleet dienstbaar op aan zijn personage, de vormgeving en zijn medespelers. Zijn Cyrano heeft in eerste instantie lekker veel bravoure maar al snel blijkt dat er een schuchtere, kwetsbare man onder al dat stoere gedrag schuilgaat. Franssen speelt Cyrano met een nederigheid zoals je zelden ziet. Hij is bijna doorschijnend van oprechtheid, kan zijn onzekerheid en wanhoop met zijn flair amper bedekken. Roos Drenth en Bob Wind doen hun uiterste best om hem tegenspel te bieden; Drenth is een lekker stevige Roxane, ziedend van woede als de liefde haar voor de tweede maal ontglipt. Maar Porgy Franssen moet zich bij deze jonge, onervaren spelers soms wat te veel inhouden om ze niet omver te blazen met zijn krachtige spel. Laten we hopen op Cyrano de monoloog.

Cyrano is nog te zien tot november 2006. Klik hier voor een speellijst.

Eerder recenseerden we Cyrano van het Nationale Toneel uit het seizoen 2003/2004.