Tag Archief van: museum

Kunst / Expo binnenland

Jan Schoonhoven in een ander licht

recensie: Lothar Wolleh ziet Jan Schoonhoven - Museum Prinsenhof Delft

‘Het is wel mooi ofzo’, zegt een bezoeker tegen haar vriendin terwijl ze door de tentoonstelling Lothar Wolleh ziet Jan Schoonhoven slenteren. In dat ‘ofzo’ schuilt een licht ongenoegen. De kunst van Schoonhoven poogt emotieloos te zijn, maar is in het juiste licht zeker niet ‘expressieloos’. Het biedt uitkomst om door een andere lens te kijken naar zijn kunst. De fotograaf Lothar Wolleh krijgt dit voor elkaar.

Ontmoeting

De expositie begint met een aantal portretten gemaakt door Lothar Wolleh. Gelijk sta je oog in oog met een zelfverzekerde Jan Schoonhoven. Een horloge gemaakt door de twee heren springt als een van de weinige gebruiksvoorwerpen in de tentoonstelling in het oog. Achter glas, bevroren in de tijd, lijkt het de kiem te symboliseren van waaruit een artistiek avontuur aan het ontspruiten is. De strakke uitvoering vol rechthoekjes verwijst naar hun gezamenlijke fascinatie voor een specifieke kunststroming: de Zero-beweging. Sinds hun ontmoeting wandelen de twee mannen geregeld door Delft. Het ritme van de stad is dan ook terug te zien in de reliëfs van Schoonhoven die je in de tweede zaal tegemoet treden. De vroege reliëfs lijken onmiskenbaar op de dakjes van Delftse huisjes. De foto’s van Wolleh laten een andere kant zien van de stad. We zien de band die Schoonhoven heeft met Delft. In verstilde houdingen zien we hem lopen door steegjes en over pleinen. Er straalt een solitaire en vertrouwde sfeer uit de beelden.

De tijd nemen

Het valt op dat de foto’s van Wolleh een specifieke lichtinval hebben. Hij speelt met zwarte vlakken terwijl er een stille, haast poëtische sfeer heerst bij de gefotografeerde. De grote reliëfs van Schoonhoven lijken iets waar je in eerste instantie de tijd voor moet nemen. Pas na een aantal minuten kijken, raak je ontvankelijk voor de genuanceerde vormendans. De portretten van Schoonhoven die tussen de witte werken hangen maken je bewust van het feit dat deze reliëfs wel degelijk door een kunstenaar zijn gemaakt en niet uit een fabriek afkomstig zijn.

Nul-groep

Schoonhoven haalt vanaf eind jaren 50 steeds meer inspiratie uit de Zero-beweging. In Nederland richt hij daarom de Nul-groep op. Het huis waar hij met zijn vrouw Anita woont wordt het artistieke hart hiervan. Wolleh fotografeert de bijeenkomsten van de kunstenaars in het huis van het echtpaar. Het werk van Schoonhoven en de Nul-groep  streeft naar objectieve kunst. Dat betekent dat ze een tegenhanger willen zijn voor meer emotionele kunststromingen. Schoonhovens reliëfs en installaties worden groter en lijken ook steeds leger. Wollehs foto’s laten echter een rijk, emotioneel en intiem leven zien waaruit dit werk voortkomt. Er is een veelheid te zien aan mensen in het huis en de doorleefde uitdrukkingen van de Schoonhovens verklappen een artistiek nest rijk aan emotie. Al dit lijkt onderdeel te zijn geweest van het proces van de Nul-groep.

Steeds een ander licht

De band tussen de twee mannen lijkt in deze expositie meer op de voorgrond te treden dan de boodschap van het werk van Schoonhoven. Door de lens van Wolleh wordt de emotionele menselijke kant zichtbaar van Schoonhoven. De kant van initiator, kunstenaar, getrouwde man en vriend. Wolleh zet Schoonhoven letterlijk in een ander licht.

 

 

 

 

Kunst / Expo binnenland

Jan Schoonhoven in een ander licht

recensie: Lothar Wolleh ziet Jan Schoonhoven - Museum Prinsenhof Delft

‘Het is wel mooi ofzo’, zegt een bezoeker tegen haar vriendin terwijl ze door de tentoonstelling Lothar Wolleh ziet Jan Schoonhoven slenteren. In dat ‘ofzo’ schuilt een licht ongenoegen. De kunst van Schoonhoven poogt emotieloos te zijn, maar is in het juiste licht zeker niet ‘expressieloos’. Het biedt uitkomst om door een andere lens te kijken naar zijn kunst. De fotograaf Lothar Wolleh krijgt dit voor elkaar.

Ontmoeting

De expositie begint met een aantal portretten gemaakt door Lothar Wolleh. Gelijk sta je oog in oog met een zelfverzekerde Jan Schoonhoven. Een horloge gemaakt door de twee heren springt als een van de weinige gebruiksvoorwerpen in de tentoonstelling in het oog. Achter glas, bevroren in de tijd, lijkt het de kiem te symboliseren van waaruit een artistiek avontuur aan het ontspruiten is. De strakke uitvoering vol rechthoekjes verwijst naar hun gezamenlijke fascinatie voor een specifieke kunststroming: de Zero-beweging. Sinds hun ontmoeting wandelen de twee mannen geregeld door Delft. Het ritme van de stad is dan ook terug te zien in de reliëfs van Schoonhoven die je in de tweede zaal tegemoet treden. De vroege reliëfs lijken onmiskenbaar op de dakjes van Delftse huisjes. De foto’s van Wolleh laten een andere kant zien van de stad. We zien de band die Schoonhoven heeft met Delft. In verstilde houdingen zien we hem lopen door steegjes en over pleinen. Er straalt een solitaire en vertrouwde sfeer uit de beelden.

De tijd nemen

Het valt op dat de foto’s van Wolleh een specifieke lichtinval hebben. Hij speelt met zwarte vlakken terwijl er een stille, haast poëtische sfeer heerst bij de gefotografeerde. De grote reliëfs van Schoonhoven lijken iets waar je in eerste instantie de tijd voor moet nemen. Pas na een aantal minuten kijken, raak je ontvankelijk voor de genuanceerde vormendans. De portretten van Schoonhoven die tussen de witte werken hangen maken je bewust van het feit dat deze reliëfs wel degelijk door een kunstenaar zijn gemaakt en niet uit een fabriek afkomstig zijn.

Nul-groep

Schoonhoven haalt vanaf eind jaren 50 steeds meer inspiratie uit de Zero-beweging. In Nederland richt hij daarom de Nul-groep op. Het huis waar hij met zijn vrouw Anita woont wordt het artistieke hart hiervan. Wolleh fotografeert de bijeenkomsten van de kunstenaars in het huis van het echtpaar. Het werk van Schoonhoven en de Nul-groep  streeft naar objectieve kunst. Dat betekent dat ze een tegenhanger willen zijn voor meer emotionele kunststromingen. Schoonhovens reliëfs en installaties worden groter en lijken ook steeds leger. Wollehs foto’s laten echter een rijk, emotioneel en intiem leven zien waaruit dit werk voortkomt. Er is een veelheid te zien aan mensen in het huis en de doorleefde uitdrukkingen van de Schoonhovens verklappen een artistiek nest rijk aan emotie. Al dit lijkt onderdeel te zijn geweest van het proces van de Nul-groep.

Steeds een ander licht

De band tussen de twee mannen lijkt in deze expositie meer op de voorgrond te treden dan de boodschap van het werk van Schoonhoven. Door de lens van Wolleh wordt de emotionele menselijke kant zichtbaar van Schoonhoven. De kant van initiator, kunstenaar, getrouwde man en vriend. Wolleh zet Schoonhoven letterlijk in een ander licht.

 

 

 

 

Kunst / Expo binnenland

Liefde voor wetenschap

recensie: Heropening van het Universiteitsmuseum Utrecht (UMU)

Na een periode van grondig verbouwen, restaureren en testen viert het Universiteitsmuseum Utrecht (UMU) deze week haar lang verwachte heropening. Het museumgebouw is vergroot en nog beter ingericht om inspirerende verhalen te kunnen vertellen over de wetenschap. Het resultaat: een ‘museum voor nieuwsgierige mensen’ dat families met jonge kinderen en scholen graag ziet komen. Deze academische speeltuin is echter ook interessant voor andere museumbezoekers.

Wegens succes verbouwd

Het UMU onderging de afgelopen drie jaar een flinke verbouwing omdat het oorspronkelijke gebouw te klein werd voor het groeiend aantal bezoekers. Er kwamen een grotere entreehal met museumwinkel en vijf nieuwe tentoonstellingszalen die werden ingericht met collecties die nu nog completer zijn. Videoschermen met verhalen van hoogleraren, interactieve proeven en grote, kleurrijke speelkussens sporen bezoekers van alle leeftijden aan om zelf met onderzoek aan de slag te gaan. Zo kun je een hart-long machine in elkaar zetten, het gedrag van apen en mensen bestuderen en experimenteren met de stromen bezoekers in de altijd drukke Domstad.

Het verhaal van de wetenschap

Beroemde Utrechtse wetenschappers van vroeger en nu leverden een bijdrage aan de collectie die meer dan 200.000 objecten omvat. De alfawetenschappen zijn helaas wat minder present dan de bèta- en gammastudies. Voor de waardevolle Atlas maior van Blaeu en het wereldberoemde Utrechts Psalter moet je nog altijd de verderop in de stad gelegen Universiteitsbibliotheek bezoeken. Het universiteitsmuseum wil bezoekers vooral laten zien hoe je wetenschap bedrijft en doet dat gelukkig heel divers aan de hand van onder andere natuurwetenschappelijke instrumenten, naturalia, waxmodellen, testen met zintuigen en bodemproeven.

Academisch erfgoed

Een van de topstukken is de microscoop van Antoni van Leeuwenhoek, pionier van de microbiologie. De zelfgemaakte lens waarmee tijdgenoot Christiaan Huygens in 1655 de maan van Saturnus ontdekte, krijgt eveneens een eigen vitrine. In de rand van de lens een mooi citaat van Ovidius: ‘Admovere oculis distantia sidera nostris’ (‘Ze brachten de verre sterren naar onze ogen’). De liefde voor de wetenschap is voelbaar in het Bleulandkabinet van Jan Bleuland. Van 1780 tot 1838 verzamelde deze professor in de geneeskunde anatomische preparaten van mens en dier, een rijke bron van informatie in die tijd en nog altijd is zijn kabinet een plek voor verwondering. Naast tekeningen en reproducties zie je ook skeletten en opgezette dieren. Leuk is het draakje gemaakt van stekelrog, een van de fantasiedieren die door zeelieden werden verkocht.

De Blaschka’s

Een Blaschka hydroid poliep, foto Guido Mocafico

Heel bijzonder is de persoonlijke donatie van de Nederlandse professor dr. A.A.W. Hubrecht (1853 – 1915). Hij stond zijn lichaam af aan de wetenschap en zijn schedel is nu in het Bleulandkabinet opgenomen. Het toont prachtig aan hoe bevlogen wetenschappers soms kunnen zijn. Als hoogleraar zoölogie kreeg Hubrecht in 1882 van de universiteit de middelen om 86 glasmodellen te bestellen bij vader en zoon Leopold en Rudolf Blaschka. Hij wilde deze levensechte modellen van ongewervelde zeedieren, waaronder kwallen, zeeanemonen en slakken, inzetten als studieobject tijdens colleges en practica. Waarschijnlijk zijn ze vanwege hun kwetsbaarheid niet vaak gebruikt. De verzameling is uniek in Nederland en nu prachtig uitgelicht in het museum.

Reflectie

Ook de Oude Hortus met haar historische kassen kreeg een opknapbeurt en in het achttiende-eeuwse Zaadhuis is een nieuw museumcafé geopend. De ultieme plek om alle indrukken van je museumbezoek even op je in te laten werken. Je kunt in de tuinen vele plant- en boomsoorten ontdekken, zoals de 250 jaar oude Ginkgo Biloba boom, die je in het wild niet meer tegenkomt. Kijk bij het verlaten van het UMU nog even naar het kunstwerk met draaibare spiegels van Jonathan Straatman dat hoog in de hal hangt. Met deze installatie slaat het museum een brug tussen de wereld van de kunst en wetenschap. De Utrechtse kunstenaar biedt een moment van reflectie. Door te kijken naar jezelf, begrijp je jezelf beter. Net als dat wetenschap een manier is om de wereld te begrijpen.

Het UMU en de Oude Hortus zijn vanaf woensdag 6 september weer open voor publiek: https://umu.nl/

Kunst / Expo binnenland

Weg met het ideaalbeeld

recensie: PINK de Thierry – Leven in kunst / Frans Hals Museum

De wereld is een podium, zo zei Shakespeare, maar kan ons dagelijkse toneelstuk ook kunst zijn? PINK de Thierry (1943-2023) (pseudoniem van Helena Scheerder) vervaagt de grenzen tussen privé en kunst, tussen wat gespeeld is en wat niet. Haar werk uit de jaren tachtig heeft een voorziende blik op wat later realityshows zijn gaan heten. Voor het eerst heeft ze een overzichtstentoonstelling, in het Frans Hals Museum.

De performances van PINK de Thierry komen in navolging van de Fluxus beweging, van Gilbert & George en Bruce Nauman. Waar haar voorgangers alles tot kunst verheffen, zelfs het dagelijks bestaan en hun eigen lichaam, gaat PINK nog een stapje verder en vraagt zich af: waar liggen de grenzen van de privésfeer? In haar beeldtaal grijpt ze regelmatig terug naar de reclamefotografie, met vaak grote theatraliteit. Ze houdt van de overdrijving en speelt zelf een rol – wellicht door haar verleden als schouwspeler – en ook in haar kunstenaarschap, gezien haar artiestennaam. Haar werk is veelal kritiek op het ‘ideale gezin’ – met de maatschappelijke bron waar dit ideaalbeeld uit put – en de consumptiemaatschappij.

Kritiek op consumentisme

In 1981 verstuurt ze verhuisbriefjes dat zij met haar gezin als ‘familie De Koning’ gaat verkassen naar Theater de Meervaart in Amsterdam. Daar verblijft ze dertig dagen in een nagemaakt appartement. Deze is gemeubileerd met woonartikelen van de Bijenkorf, met de prijskaartjes er nog aan. Bezoekers mogen PINK en haar gezin tussen 16:00 en 17:00 uur aanschouwen bij de dagelijkse beslommeringen. Als een levende etalage dus en daarmee kritiek op het consumentisme. Het alledaagse bestaan verheft ze hiermee tot kunst, als een readymade bijna. Dit concept heeft ze in vervolgwerken verder uitgediept en haar gezin speelt regelmatig een rol in haar eigen gecreëerde werelden.

Het ideale gezin

In meerdere performances veroordeelt ze het idee van het ideale gezin, gedocumenteerd in video of foto’s, en mooi gepresenteerd bij de tentoonstelling in de Hallen van het Frans Hals. In At Home woont ze dertig dagen in een tweedimensionaal droomhuis, gemaakt van beschilderde hardboard platen, op de Grote Markt in Haarlem. Een over de top schouwspel dat lijkt op jaren zestig reclames. Voorbijgangers mogen het gezin bekijken, waardoor hun ogen veranderen in die van gluurders. Voor een ander werk overnacht het gezin in het Frans Hals Museum met hun bedden afgebakend tussen paaltjes. PINK maakt hiermee het lichaam en het slapen tot een kunstvorm.

Haar werk gaat over het grensgebied waar kunst eindigt en ‘het echte leven’ begint en hoe de joods-christelijke maatschappij het ideale gezin ziet – het welbekende huisje-boompje-beestje. Ook gaat het over kijken. Naar iets wat je eigenlijk niet mag zien, naar privésferen die normaal verborgen zijn. PINK heeft kritiek op televisie, dat het leven te sensationeel en spannend voorspiegelt in haar ogen. Er zit daarom een overdreven burgerlijkheid in haar performances: zoals bij haar televisie-uitzending Tea Time waar niet meer dan thee wordt gedronken en gekeuveld wordt over sigaren en suikerklontjes.

Vercommercialisering kunst

In de jaren tachtig valt het haar op dat kunstenaars steeds meer moeten onderhandelen om hun werk te tonen en zichzelf telkens moeten promoten. Ze besluit er een performance van te maken. Samen met man Donald (die optreedt als zaakwaarnemer, adviseur en assistent) vertrekt ze naar de Verenigde Staten en klopt aan bij de grote musea voor een expositie. Met een witte golftas, waar een drieëntwintig meter lange afdruk van haar werk in zit, gaat ze op pad. Pas als een museum instemt met een performance toont ze haar ‘visitekaartje’. Alleen het Museum of Contemporary Art Los Angeles hapt toe. De performance wordt vastgelegd in video, naast geënsceneerde foto’s waarin ze wederom teruggrijpt naar het over de top gehalte van reclamefotografie: zij in een bikini naast een zwembad of heroïsch voor een Amerikaanse bolide.

Bij later werk zegt ze de performance vaarwel en richt zich meer op collages en schilderkunst. Tekst komt daarin vaak terug, in onleesbare krabbels of een eigen taal. Dit schrift komt uit de Arcadia-wereld van vroegere performances. Art is mightier than the pen staat op een van de werken, met gezichten verborgen achter stukken tekst. Kunst staat boven het woord, volgens haar. Met de Bijbel als inspiratiebron bij een ander werk lijkt het of ze wilt zeggen dat onze wereld uit tekst bestaat, uit theorieën. Het woord dat theoretici ons opleggen verblindt ons. Het ideale gezin komt hier eveneens uit voort, net als het kapitalisme. Wees kritisch, lijkt ze te zeggen. We leven in verzonnen verhalen en de ideale maatschappij is niets anders. PINK de Thierry is van mening dat de ideale wereld niet bestaat. Het enige dat er bestaat is het alledaagse.

PINK de Thierry – Leven in kunst is nog tot 29 oktober te zien in het Frans Hals Museum, Haarlem.

Kunst / Expo binnenland

‘Enter at own risk’: kunst met woorden van Rogier Roeters

recensie: Recensie: Rogier Roeters in Voorlinden

Deze zomer is het werk van de legendarische Alex Katz in Museum Voorlinden te zien. Zoals vooraf verwacht krijgt deze tentoonstelling volop aandacht van het publiek. Wat in het Wassenaarse museum echter het meest verrast is de speelse en soms controversiële tekenkunst van Rogier Roeters.

‘Enter at own risk. Luv you (ook als je doorloopt)’. Roeters verwelkomt zijn publiek met deze prikkelende tekst. Wat kun je na de entree verwachten? Een bezoekster loopt de zaal in en werpt met grote ogen een blik op haar vriendin. Gegiechel volgt. Weer een andere kijker zakt door zijn knieën om iets aandachtig te lezen en een fotootje te nemen. In een witte ruimte zijn tussen neonwerken vele honderden tekeningen in stift op de muur gepind. Ze worden bevolkt door abstracte figuren en alledaagse objecten. De bonte creaties krijgen een extra dimensie door teksten en woorden zoals ‘C’est la vie maar nu even niet’.

Rogier Roeters, Eend
Foto: Tomas van Oorschot

Verbinding
We betreden het universum van de Bossche kunstenaar en Instagram-sensatie Rogier Roeters (1980). De kunstenaar biedt een kijkje in het menselijke brein in een zoektocht naar wat ons allemaal verbindt. Tijdens een rondgang door de zaal krijg je in korte tijd allerlei emoties te zien, verwerkt in cartooneske tekeningen. In zijn grote ‘vitrine’ – er staat er ook een op zaal – etaleert hij onze onzekerheden, verlangens en irritaties. Roeters vertedert maar neemt tegelijkertijd zijn medemens schaamteloos en vol humor op de hak om te laten zien ‘dat we allemaal maar wat aankloten’. Veel bekijks krijgt een tekening met de tekst: ‘I went to the museum Voorlinden and all I got waren 623 fotos van mijzelf in een zwembad’. Hier verbeeldt Roeters het iconische kunstwerk van Leandro Erlich uit de vaste collectie, de natte droom voor de Instagrammers onder ons.

Aandachtstrekker
Roeters gaat geen onderwerp uit de weg: ijdelheid, hebzucht, vrouwelijke ongemakken, verveling, seks en zelfs reclamemerken komen voor in bizarre en soms rauwe associaties. Je wordt steeds gretiger om zijn hersenspinsels op papier te bekijken, want het ene werk is nog grappiger dan het andere. Kleine verrekijkers bieden uitkomst om ook de allerhoogste tekeningen in de ruimte te bekijken, want dit ‘gesammtskunstwerk’ schreeuwt om aandacht en slaagt daar vol overtuiging in. Na je bezoek wacht nog meer hedendaagse kunst in het museum zoals de bijzondere solo ‘It’s about time’ van Maarten Baas en de eerdergenoemde tentoonstelling met grote landschappen en iconische portretten van de 95-jarige Alex Katz.

Kunst / Expo binnenland

Overheerst door stereotypen

recensie: The Kabuler - Kunsthal Rotterdam

In de Kunsthal in Rotterdam is momenteel een kleine expositie te zien met werk van Magnum-fotografen Cristina de Middel (1975) en Lorenzo Meloni (1983). Zij reisden met hun camera’s rond in Afghanistan, kort nadat de Amerikanen er op 1 september 2021 vertrokken waren. De deur naar een ‘normaal’ leven stond nog op een kiertje, maar al gauw zouden de Taliban weer hun ware gezichten laten zien.

De foto’s en impressies van De Middel en Meloni dateren van januari 2022. In die maand konden ze nog betrekkelijk vrij rondreizen en indrukken verzamelen in Afghanistan. De Taliban –  flink vertegenwoordigd in hun expositie – oefenden toen nog geen ijzeren censuur en repressie uit, al waren de tekenen bepaald niet gunstig meer. Er waren nog vrouwen in hooggeplaatste functies, die ook geïnterviewd konden worden; er waren nog beauty salons en andere ‘vrijplaatsen’; er was nog een sprankje hoop op vrijheid. Wat De Middel en Meloni nog vast konden leggen, bundelden ze in een soort glossy: The Kabuler. Dit magazine vormt de basis voor de expositie in de Kunsthal, de geëxposeerde foto’s en spreads komen allemaal uit The Kabuler.

Meer dan clichés …

De thema’s die de fotografen kozen, zijn behoorlijk divers. Er staan bijvoorbeeld interessante portretten van mensen in, mooie landschapsfoto’s en een groot aantal beelden van het dagelijkse leven en bijzonderheden als Afghaanse recepten en mode. Als je wilt, kun je bij een tafeltje ook op je gemak een compleet exemplaar van The Kabuler doorbladeren.

Een toch wel cruciale bijdrage in het magazine betreft een overzicht ván en waarschuwing vóór clichés die vaak op Afghanistan worden geprojecteerd. Voortdurende oorlog, armoede, ongeletterdheid, terrorisme, vrouwenonderdrukking, papaverteelt … Hoewel zulke gemeenplaatsen zeker niet allemaal uit de lucht zijn gegrepen, doen ze volgens de fotografen te weinig recht aan de culturele rijkdommen en diversiteit die het land historisch ook te bieden heeft. Met The Kabuler willen zij het beeld van het land graag nuanceren.

… maar de stereotypen overheersen

De voor de hand liggende vraag is natuurlijk: in hoeverre slagen ze hierin? Het probleem is dat de uitgebreide aandacht voor de Taliban – voor strijders, machthebbers en hun wereldbeeld – veel andere thema’s toch in de schaduw zet. Wat zijn hun plannen? Hoe verhoudt je je daartoe? Ook als de Taliban niet het directe onderwerp zijn, vormen ze erg vaak het referentiepunt. En zelfs pogingen om hen eens van een heel andere kant te laten zien, ontkomen niet altijd aan stereotiepe uitkomsten. Neem de foto van twee strijders in een speeltuin die ze net hebben ontdekt. Ogenschijnlijk durven ze wel even te poseren als speelse mannen die een schommel uitproberen, maar echt ontspannen kijken ze allerminst. In hoeverre is deze foto geënsceneerd? Zien we hier twee volwassen kerels die eigenlijk nooit kind hebben kunnen zijn? Bevestigt dit niet juist het beeld dat we al van ze hadden?

Zoals bekend hebben de Taliban sindsdien hun verstikkende greep op het land al weer flink verstevigd. Fundamentalistische dogmatiek en machtsvertoon – een paar van de allerergste stereotypen – hebben Afghanistan voor veel mensen, en helemaal voor meisjes en vrouwen, weer haast onleefbaar gemaakt. Dan is The Kabuler inderdaad een kleine verademing, maar ook niet meer dan dat.

Kunst / Expo binnenland

Vermeer als showcase voor de technologie

recensie: Who’s that Girl? – Mauritshuis Den Haag
Vermeer MauritshuisFotograaf Frank Kremer

Het Mauritshuis trok zijn topstuk Meisje met de parel al vroegtijdig terug uit de grootse Vermeer-expositie in het Rijksmuseum. En nu komt het met een imposante primeur. In de foyer beneden kun je er tot januari 2024 een gigantische 3D-print van het schilderij – aangevuld met interessante nieuwe info – bezichtigen én aanraken!

In 8WEEKLY’s recensie van de Vermeer-tentoonstelling werd al even gewezen op het raakvlak tussen de schilder en zijn stad- en leeftijdgenoot Antoni van Leeuwenhoek. De 3D-print van vier meter hoog in het Mauritshuis – vervaardigd op basis van zeer geavanceerde microscopie en printtechniek – zou Van Leeuwenhoek ongetwijfeld met gepaste trots vervullen. Waar vakkundig lenzen slijpen al niet goed voor is.

Tijdens de perspresentatie op 8 juni jongstleden werd duidelijk dat de print vooral een pronkstuk voor de technologie is. Diverse betrokkenen gaven tekst en uitleg over het onderzoek en het proces dat uiteindelijk in een honderdvoudig vergrote 3D-versie van Meisje met de parel resulteerde.

Vruchtbare samenwerking

De basis voor de print werd gelegd door samenwerking met twee internationale bedrijven. Om te beginnen met het in Frankrijk gevestigde Hirox Europe. Dit bedrijf is gespecialiseerd in digitale microscopie, waarmee de afgelopen jaren al tal van meesterwerken zijn onderzocht. Met zijn techniek construeerde Hirox Europe een minutieus 3D-ontwerp van de oppervlakte van Meisje met de parel. Het reliëf van het schilderij werd met andere woorden uiterst gedetailleerd in kaart gebracht.

Om daar ook een reusachtige afdruk van te maken werd Canon ingeschakeld. Een van de paradepaardjes van dat bedrijf is de zogeheten ‘elevated printing technology’. Dit komt erop neer dat Canon met behulp van speciale printers afdrukken in drie dimensies kan maken, dus helemaal in overeenstemming met het oppervlak van bijvoorbeeld een schilderij. Dit gaat laagje voor laagje, steeds met een dikte die dunner is dan een mensenhaar. Uiteindelijk duurde het printen van deze ongekende vergroting zo’n 230 uur en was er rond de 20 tot 30 liter inkt voor nodig.

Een wand vol verdieping

De enorme print siert nu een wand in de foyer van het Mauritshuis. Bij binnenkomst kun en wil je daar wel even stil bij staan, en je hand natuurlijk ook over het oppervlak laten gaan. Als je héél oneerbiedig bent, zou je kunnen zeggen dat het meisje met haar egale huid opeens vol met jeugdpuistjes blijkt te zitten. Want wat je voelt zijn heel veel korrelige oneffenheden. Maar het indrukwekkende paneel (eigenlijk een set panelen) dwingt natuurlijk grote bewondering af. Dichter bij Vermeer kun je niet komen, daar is geen woord teveel van gezegd. Je aanraking brengt je ook in contact met finale verfstreken, een klodder oogwit, de stipjes die Vermeer aanbracht voor subtiele effecten.

Vermeer 1665

Johannes Vermeer, Meisje met de parel, zoals ze er waarschijnlijk in 1665 uitzag. Foto: Mauritshuis.

Zeker niet te veronachtzamen zijn ook andere onderdelen van de wand. Zo zijn in een fraaie vitrine tien flesjes met pigmenten uitgestald die Vermeer voor het schilderij heeft gebruikt. Variërend van het giftige loodwit tot het exotische ultramarijn – onttrokken aan lapis lazuli uit Afghanistan – geven deze pigmenten meer inzicht in zijn schilderkunst. Speciale vermelding verdient de bijdrage van TU Delft, waar met behulp van digitale technieken de oorspronkelijke versie van het schilderij zo goed mogelijk is teruggetoverd. Hoe zag Meisje met de parel er in 1665 uit, toen Vermeer er net de laatste hand aan had gelegd? Door de gevolgen van de tand des tijds, en dan met name de opgetreden verkleuring en ontstane barstjes, terug te draaien, kan nu ook een afbeelding worden gepresenteerd die waarschijnlijk heel dicht bij het origineel komt.

In een leerzame video kun je het resultaat zien. Zoals eerder al naar buiten is gebracht, bestaat de achtergrond van het schilderij bijvoorbeeld uit een donkergroen gordijn, dat helaas veel van zijn oorspronkelijke kleur verloren heeft. Verder valt op dat de gelaatstinten van het meisje echt levendiger en warmer waren dan op het schilderij dat we nu kennen. Maar met deze en andere veranderingen zullen we natuurlijk moeten leven. Het schilderij uit de 17e eeuw zijn we een beetje kwijt, dat kan niet anders, maar dankzij onze moderne technologie kunnen we het toch bijna perfect terughalen.

Kunst / Expo buitenland

Fotografische manipulaties van de werkelijkheid

recensie: Man Ray and Fashion

“Mode op zich leek hem niet bijzonder te boeien,” stelt de openingstekst bij de tentoonstelling over Man Ray in het Antwerpse Modemuseum. Toch is het precies de modefotografie van de kunstenaar waarop deze expo zich focust. Een overzichtelijke introductie tot Man Rays beeldend werk moet je in het Modemuseum niet verwachten, wel een verrijkende blik op de modefotografie van een invloedrijk surrealistisch kunstenaar.

Het was om den brode dat Emmanuel Radnitzky portretten en modefotografie in de jaren ’20 tot zijn artistieke activiteiten begon te rekenen. In snel tempo verzamelde hij vanaf dat moment een schare vrienden, muzen en mecenassen met ronkende namen om zich heen. Man Ray bracht de jaren ’20 en ’30 in Parijs door met onder meer Marcel Duchamp, Meret Oppenheim, Elsa Schiaparelli, Jean Cocteau, Luisa Casati en Kiki de Montparnasse; men kan zich de jaloersmakend inspirerende sfeer voorstellen. In de begeleidende teksten bij de tentoonstelling wordt veel aandacht besteedt aan de kringen waarin Man Ray zich begaf. In die mate zelfs dat hij als kunstenaar pas verderop in de tentoonstelling zelf duidelijker een plek inneemt.

Van muze tot fetisj

De eerste beelden van de kunstenaar zelf zien we wanneer we een afgelegen ruimte betreden waarnaar verwezen wordt als zijn atelier. De foto’s van Man Ray werden niet toevallig genomen door Lee Miller, die een tijdlang gold als romantische én artistieke partner van de fotograaf. En als muze:  het zijn haar lippen die hij in zijn beroemde werk isoleerde om als een soort sensueel ruimteschip boven een berglandschap te laten zweven.

Het isoleren van lichaamsdelen was één van de belangrijkste ingrepen die Man Ray deed in zijn fotografisch werk. Dat de ingreep tot in der treure bewust en onbewust herhaald werd in broches met mondjes bij Wouters en Hendrickx, panty’s met oogjes bij Dirk van Saene en verdeel-en-heersende influencerfoto’s toont de enorme erfenis van deze kunstenaar. De licht ongemakkelijke vraag dringt zich op wat Man Rays impact is op het reduceren van het vrouwenlichaam tot een bouwpakket aan meer of minder geslaagde lichaamsdelen. De tentoonstelling scheert rakelings langs het thematiseren van die vraag, maar plaatst uiteindelijk geen kritische noot in de vorm van bijvoorbeeld fotografie vanuit de female gaze. Een gemiste kans.

Jurken om een plek in de hemel voor af te staan

Het ontbreken van een kritische blik neemt niet weg dat de tentoonstelling heel wat ronduit prachtige vrouwenfiguren toont, niet in de laatste plaats door de veelheid aan schitterend gemaakte jurken van Dries van Noten, Maison Martin Margiela en het veel te onbekende Norine. Stuk voor stuk vonden zij hun inspiratie  bij Man Ray. MoMu kan hiervoor putten uit hun eigen omvangrijke collectie.

In de collectie zitten ook enkele fantastische jurken van (al dan niet echt) haar. De verschillende ontwerpers van deze jurken baseerden zich op het beeld dat als poster bij deze tentoonstelling fungeert: een omgekeerd vrouwenhoofd waarvan de blonde haren naar beneden stromen. Andermaal betoont de mode-industrie zich het coolste kind van de klas door de ietwat bizarre surrealist te omarmen en (her)interpreteren in begrijpelijke taal.

Rayographie

In de vijf jaar dat hij als fotograaf voor het roemruchte Harper’s Bazaar werkte, kreeg Man Ray carte blanche. Wat een geluk was dat! De kleding die hij fotografeerde, werd niet altijd even scherp in beeld gebracht, maar het is duidelijk dat hij zich te pletter amuseerde met experiment. Zo maakte hij onder andere schitterende beelden met meervoudige belichting en de naar hem vernoemde rayografietechniek. Toen hij zich in de jaren ’40 uiteindelijk weer met andere vormen van beeldende kunst bezig begon te houden, had hij zichzelf onuitwisbaar diep ingenesteld in het collectieve geheugen van zowel de mode- als de fotografiewereld. De tentoonstelling sluit dan ook af met hedendaagse fotografen en beeldend kunstenaars die expliciet of impliciet knipogen naar Man Ray en tonen dat het surrealisme nog steeds springlevend is.

Hoewel de tentoonstelling hier en daar wat diepgang mist, is ze absoluut de moeite om te bezoeken. De boeiende mix van mode, fotografie en surrealisme maakt het bovendien tot een goede activiteit voor compromisgerichte vriendengroepen met uiteenlopende interesses. Ieder lid van de fictieve vriendengroep in kwestie zal er bijleren en zich verwonderen.

Kunst / Expo binnenland

De Bentvueghels: niet beroemd maar berucht

recensie: De Bentvueghels - Centraal Museum Utrecht

Na het succes van Utrecht, Caravaggio en Europa heeft het Centraal Museum opnieuw een tentoonstelling gewijd aan Nederlandse schilders in Italië. Deze keer gaat de tentoonstelling niet over Utrechtse navolgers van de beroemde schilder Caravaggio, maar over het beruchte kunstgenootschap de Bentvueghels.

In de zeventiende eeuw reisden veel Nederlandse schilders naar Rome om kunstschatten uit de renaissance en de Romeinse oudheid met eigen ogen te aanschouwen. Ze waren ver van huis, in een land waarvan ze de taal niet spraken en niemand kenden. Hoe houd je je dan staande? Dat doe je door steun, houvast en herkenning te zoeken bij mensen die in hetzelfde schuitje zitten als jij. Zodoende zag het kunstenaarsgenootschap de ‘Bentvueghels’ in de vroege zeventiende eeuw het levenslicht in Rome.

De Bentvueghels

Willem Doudijns (toegeschreven aan), Inwijding van een nieuw lid van de Bentvueghels te Rome, ca. 1660, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, Aankoop met steun van de Stichting tot Bevordering van de Belangen van het Rijksmuseum

De eerste zaal geeft een mooie introductie op wie de Bentvueghels waren. Eenmaal lid kon je rekenen op steun, eventueel hulp bij het binnenhalen van opdrachten en was er alle ruimte voor grappen en grollen. Zo onderging elke schilder die toetrad een ontgroeningsritueel waarna hij een bijnaam kreeg, variërend van Nestelgath (vetergat) voor de Delftse schilder Leonard Bramer (1596-1674) tot Copia (afdruk) voor de Utrechtse schilder Jacob de Heusch (1656-1701). Laatstgenoemde werd door zijn Bentbroeders plagend Copia genoemd, omdat velen vonden dat hij het werk van zijn oom te nauwgezet navolgde.

In de zalen die volgen worden leden van de Bentvueghels met hun ‘Bentnaam’ uitgelicht. Lopend door de zalen wordt duidelijk waarom de Bentvueghels zo berucht waren. Schilderijen van kroeggevechten, openbare dronkenschap en ontgroeningsrituelen: het is duidelijk dat de Bentvueghels zorgden voor opschudding en dat ze zichzelf zagen als een bende ‘wilde vogels’ die zich nergens wat van aantrok. Grote namen uit de kunstgeschiedenis passeren de revue, zoals Jan Asselijn (1610-1652) en Samuel van Hoogstraten (1627-1678), naast minder bekende namen.

De zalen zijn prachtig vormgegeven met silhouetten van Romeinse ruïnes, waar de goudgele Italiaanse landschappen van de Bentvueghels doorheen schemeren. Zo waan je je heel even in een van hun Italiaanse landschappen, maar écht dichterbij de Bentvueghels kom je niet.

Aan de oppervlakte

Bartholomeus Breenbergh, Capriccio met Romeinse Ruïnes, Sculpturen en een haven, 1650, © Carmen Thyssen Collection, Madrid and © Museo Nacional Thyssen-Bornemisza Madrid

De tentoonstelling slaagt erin om een goede indruk te geven van hoe de Bentvueghels als broederschap functioneerde, maar trekt bezoekers niet ver de diepte in. Veel schilderijen in de tentoonstelling dateren uit de periode na een Italiëverblijf van Bentleden, waardoor er aan veel schilderijen niet echt een diepgaand verhaal is gekoppeld over hun periode in Italië. Dat terwijl er juist zo veel te vertellen is over de Bentvueghels, zoals over hun vriendschappen, wederzijdse invloeden, rivaliteiten en ambities. Ook ontbrak de bekende schilder Otto Marseus van Schrieck (1620-1678), met als Bentnaam ‘de Snuffelaer’, in de tentoonstelling. Marseus van Schrieck oogstte onder tijdgenoten veel lof met zijn schilderijen van bosgrondjes, ook wel bekend als sottobosco. Hij was daarmee een pionier in zijn vak en de invloed van zijn werk is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in het (latere) werk van zijn collega Bentlid Willem van Aelst (1627-1683).
Ook blijft in de tentoonstelling onderbelicht voor wie de Bentvueghels werkten. Welke Bentleden waren het meest succesvol op Italiaanse bodem? Hoe liep het eigenlijk af met de Bentvueghels die besloten om in Italië te blijven? En beloofde een Italiëreis daadwerkelijk meer roem zodra schilders na enkele jaren weer terug waren in de Nederlanden? Vragen, antwoorden en verhalen die voor bezoekers interessant kunnen zijn, maar die niet worden verteld. Ook de objectomschrijvingen in zaalteksten zijn vrij formeel en blijven daardoor erg aan de oppervlakte steken. Daardoor komen de Bentvueghels in deze tentoonstelling niet echt tot leven.

Naar Italië

Hoewel de schilderijen uit de Italiaanse periodes van Bentleden een groot gemis zijn op deze overzichtstentoonstelling, maakt de gevarieerde mix aan objecten wel iets goed. Naast schilderijen vind je in de tentoonstelling ook beeldhouwwerken, zoals gipsen afgietsels van Romeinse beelden en een kopie van de beroemde Laocoöngroep uit de Romeinse oudheid. Allemaal sculpturen waar de Bentvueghels van zouden watertanden. Door de vormgeving van de zalen en variëteit aan objecten geeft deze tentoonstelling vooral een goede globale impressie van de Bentvueghels als schildersgroep en hun interesses (binnen en buiten het schildersatelier). Maar geïndividualiseerde diepgang en verhalen ontbreken.

Kunst / Expo binnenland

Geen vlieg op de muur

recensie: Susan Meiselas in FOMU Antwerpen

De tentoonstelling Mediations in het Antwerpse Fotomuseum focust op een aantal reeksen uit de vijftigjarige carrière van Susan Meiselas. Deze expo toont hoe Meiselas er meesterlijk in slaagt empathie en grotere politieke actie aan elkaar te koppelen in haar werk.

Mediations vangt op lichte toon aan, met de portretten die Meiselas over een periode van vijftien jaar (1975-1990) maakte van een groepje vriendinnen in Little Italy, New York. Vanaf het begin valt op dat ze de mensen die ze fotografeert ook een stem wil geven; ze maakt audio-opnames van interviews met hen en laat hen reageren op hun eigen portret, zoals in de reeks 44 Irving Street. Zelf geeft de fotografe te kennen dat ze steeds op zoek is naar manieren waarop fotografie een dialoog kan worden: “Er is altijd dat ongelijke machtsevenwicht. Hoe doorbreek je dat?[1]

[1] Susan Meiselas, https://fomu.be/expos/susan-meiselas-mediations.

We are people with feelings

Lena on the Bally Box, Essex Junction, Vermont, 1973 © Susan Meiselas / Magnum Photos

In de volgende ruimte wordt de expo al wat ruwer, met de beelden uit de reeks Carnival Strippers die tevens in boekvorm verscheen. Ook in deze reeks bleef Meiselas meerdere jaren in de buurt van de vrouwen die ze fotografeerde. Frappant zijn de portretten van Lena op haar eerste dag als stripper en, twee jaar later, tijdens haar derde seizoen als stripper. Deze opeenvolging van beelden zonder verdere duiding geeft de bezoeker het onbehaaglijke gevoel iets van de veronderstelde miserie van het stripper-zijn te projecteren op Lena, alsof ze in die twee jaar tien jaar ouder zou zijn geworden.

Lena zelf schreef in een brief aan de fotografe dat ze het maken van het boek over ‘the girls’ belangrijk werk vond, omdat men zo de vaak slecht begrepen en fout gerepresenteerde mensen achter de strippers kan ontmoeten. “We are people with feelings. We have a heart, and a brain. We breathe, we fuck, we sleep, we need to eat,” schrijft ze in een groot, onregelmatig handschrift met veel agressieve doorhalingen. Mensen als mensen tonen, het lijkt de kern van Meiselas’ fotografische project. Ook in haar latere, meer politiek geëngageerde werk zal het belang van persoonsnamen in haar werk overeind blijven.

Het leven van een beeld

Zo ging ze tien jaar nadat ze de bekende foto van de tot dan toe anonieme ‘Molotov Man’ nam opnieuw naar hem op zoek en liet ze hem op video getuigen over zijn tot icoon verworden actie tegen het dictatorschap in Nicaragua; een beeld dat zo in het collectieve geheugen staat geprent dat velen de oorsprong ervan wellicht niet meer kennen. Meiselas ging op zoek naar alle mogelijke recuperaties van de foto die zij in 1979 maakte en die er mee voor zorgden dat het beeld in het publieke geheugen gegrift werd. Ze vindt haar Molotov Man in eindeloze variaties terug in de vorm van street art, monumenten en op t-shirts.

Sandinistas at the walls of the National Guard headquarters, ‘Molotov Man’, Estelí, Nacaragua, 1979 © Susan Meiselas / Magnum Photos

Ook haar andere foto’s van de revolutie in Nicaragua worden in grote getale overgenomen en getoond door de massamedia. Haar fascinatie voor die eindeloze reproducties lijkt vele malen groter dan haar frustratie over het kapen van haar beeld, al uit ze wel een bezorgdheid over de keuzes die media nemen wanneer ze een bepaald beeld, vaak ontdaan van context, tonen in plaats van een ander. Het zien van die foto’s in verschillende contexten roept belangrijke vragen op over de impact van beelden.

Een foto van een vrouw die met haar zoontje aan de arm wegrent van een bom heeft, ingekaderd in een wit passe-partout, iets bijna contemplatiefs, alsof we een in de tijd bevroren deel van iemands leven zien. Dezelfde foto, paginagroot afgedrukt en omgeven door tekst en andere beelden van de revolutie, heeft niets meer van die afstand die de foto als kunstwerk heeft. De foto doet een appèl op de toeschouwer. Het stemt tot denken over de macht van beelden en over het machtsmisbruik dat kan ontstaan wanneer een beeld niet in de juiste context wordt geplaatst.

De fotograaf als getuige

Het laatste en meest heftige deel van de tentoonstelling vangt aan met Saddam Husseins genocide op Iraakse Koerden en mondt uit in het tot op heden verder lopende project akaKURDISTAN waarin Koerden over de hele wereld een collectieve identiteit opbouwen aan de hand van hun herinneringen – of het gebrek daaraan, want veel Koerdische families vernietigden uit veiligheidsoverwegingen hun fotoalbums.

Waar fotografen vaak observator blijven, is Meiselas een kunstenaar die actief ingrijpt in wat haar bezighoudt. Zo is ze als fotograaf aanwezig bij de opgraving van massagraven in Noord-Irak en legt ze de hartverscheurende stillevens vast waarin opgegraven kleding een graf herkenbaar moet maken voor eventuele nabestaanden. Door het visueel zichtbaar maken van de graven en massagraven valt het geweld tegen de Koerden niet meer te ontkennen en worden families in staat gesteld te rouwen over hun vermoorde dierbaren.

Susan Meiselas stelt zichzelf en haar camera zowel op macro- als op microniveau ter beschikking van degenen die ze voor haar lens haalt. Haar eigen vraag of ze erin slaagt in dialoog te gaan met haar subjecten is moeilijk te beantwoorden, maar vast staat dat in Meiselas’ werk het leven en de kunst in uitzonderlijk nauw contact staan met elkaar. De tentoonstelling is nog tot 04/06/2023 te bezoeken in FOMU Antwerpen.

Kunst / Expo binnenland

Stervenskoud

recensie: Siberian Exiles – Claudia Heinermann
© Museum of Occupation and Freedom Fights

De Baltische staten Estland, Letland en Litouwen leden tussen 1940 en 1991 zwaar onder de terreur van de Sovjet-Unie. De bezetter onderwierp de bevolking aan massale deportaties, executies en dwangarbeid. Fotograaf Claudia Heinermann documenteerde vooral via interviews met overlevenden de weinig bekende verschrikkingen. Een ware eyeopener in het Nederlands Fotomuseum.

Het begon toen de Sovjet-Unie zich na het niet-aanvalsverdrag met nazi-Duitsland in 1940 meester maakte van de Baltische staten. Onder Stalin nam de repressie onmiddellijk een aanvang. ‘In de nacht van 14 juni 1941, ik was toen dertien jaar, werd ons hele gezin opgepakt en naar Siberië gedeporteerd. Mijn vader (beroepssoldaat in het Litouwse leger, red.) werd ter dood veroordeeld en op 11 mei 1942 in de gevangenis van Kansk geëxecuteerd. Maar dat hoorden wij pas veel later.’ Aldus Irena Valaityté in één van de vele wandteksten (interviews) op de expositie.

Zelf belandde Irena al gauw in een werkbrigade van kinderen, op een eiland in Noord-Siberië. In een steenkoud niemandsland, waar nog helemaal niets was, werkte ze twaalf uur per dag, de eerste tijd aan het bouwen van een nederzetting. Haar broertje zat in de visbrigade en moest wakken maken in het ijs om eten te verzamelen. Uiteindelijk kregen honger, kou en ziekte Irena niet klein. In 1948 wist ze te ontsnappen en thuisland Litouwen weer te bereiken, waar ze zich nog jarenlang moest schuilhouden. In 1963 kwam ook haar broer terug. Haar moeder overleed in 1946 op het eiland.

Boven de poolcirkel

De verhalen van Irena Valaityté en tientallen lotgenoten zijn indrukwekkend gedocumenteerd door de Duitse fotograaf Claudia Heinermann (1967). Zij wil de geschiedenis van de Sovjet-gruwelen in de Baltische staten voor eens en altijd vastleggen, zeker nu het huidige regime in het Kremlin laat zien niets van het verleden te hebben geleerd. Door middel van spaarzame foto’s uit de jaren 30 en 40, teksten met foto’s en portretten van nu, maar ook tekeningen en enkele video’s, geeft ze overlevenden een stem.

Heinermanns project bestaat uit drie delen. Het eerste deel focust op zes Litouwers die als kind tijdens de eerste grote massadeportatie in 1941 naar de zuidelijke bergstreek Altaj gedeporteerd werden, om na een jaar landbewerking naar de Laptevzee boven de poolcirkel vervoerd te worden voor het op poten zetten van een complete visindustrie. Hun verhalen en portretten staan hier centraal. Ook zijn er rake tekeningen en enkele video’s te zien. Aangrijpend is bijvoorbeeld een filmpje van een Litouwse expeditie uit 1989 naar de Laptevzee. Doel van de expeditie, waaraan ook Irena Valaityté deelnam, was om graven van familieleden te vinden en een monument voor hen op te richten. We zien hoe het lichaam van Irena’s moeder wordt gevonden in de permafrost. Naar schatting zijn er in totaal zo’n 130.000 mensen uit de Baltische staten op transport gesteld.

Partizanenstrijd en testlocatie

Deel twee zoomt in op de partizanenstrijd tegen de Sovjetbezetters, die na de verdrijving van de Duitsers in 1944 de Baltische staten opnieuw annexeerden. Tot in de jaren 50 werden vanuit ondergrondse bunkers in de bossen acties tegen de Russen ondernomen. De hoop op westerse hulp bleek vergeefs. In deel drie verschuift de blik naar het zuiden van Siberië. Circa 20.000 Esten werden in 1949 aan de grens met Kazachstan tewerkgesteld als landarbeiders. Wat ze lange tijd niet wisten was dat een paar honderd kilometer verderop de testlocatie Semipalatinsk werd gebruikt voor atoomproeven. 

Ook hier veel teksten en een aantal foto’s van betrokkenen. Maar bijvoorbeeld ook een enorme overzichtskaart van alle goelags en een model van het terrein voor atoomproeven. Je komt ogen tekort om alles in je op te nemen. Interessant is dat Heinermann zelf ook naar Semipalatinsk reisde om jaren later interviews af te nemen met ooggetuigen van de onbekende trillingen en wolken.

Portretten vol menselijkheid

Historisch beeldmateriaal is om voor de hand liggende redenen wat karig. De oude foto’s die Heinermann exposeert vallen in ruwweg twee categorieën: onbezorgde jeugdfoto’s uit de jaren voor de Sovjetbezetting en kiekjes van barre deportatielocaties uit de jaren 40 en 50. ‘Zoek de verschillen’, zou je er uiterst cynisch bij kunnen denken. Maar voor cynisme moet je zeker niet bij Heinermann zijn. Met de wetenschap van de gruwelen die hebben plaatsgevonden in het hoofd, is het prachtig om te zien hoe ze overlevenden op latere leeftijd weet te portretteren. Getekend, zeker. Maar vaak ook kleurrijk en met een warme blik vol bewaarde menselijkheid. Daar heeft ook ijskoude barbaarsheid geen eind aan kunnen maken.

Irena Valaityté (1928), Kaunas, Litouwen, 2017 © Claudia Heinermann