Kunst / Expo binnenland

De Bentvueghels: niet beroemd maar berucht

recensie: De Bentvueghels - Centraal Museum Utrecht

Na het succes van Utrecht, Caravaggio en Europa heeft het Centraal Museum opnieuw een tentoonstelling gewijd aan Nederlandse schilders in Italië. Deze keer gaat de tentoonstelling niet over Utrechtse navolgers van de beroemde schilder Caravaggio, maar over het beruchte kunstgenootschap de Bentvueghels.

In de zeventiende eeuw reisden veel Nederlandse schilders naar Rome om kunstschatten uit de renaissance en de Romeinse oudheid met eigen ogen te aanschouwen. Ze waren ver van huis, in een land waarvan ze de taal niet spraken en niemand kenden. Hoe houd je je dan staande? Dat doe je door steun, houvast en herkenning te zoeken bij mensen die in hetzelfde schuitje zitten als jij. Zodoende zag het kunstenaarsgenootschap de ‘Bentvueghels’ in de vroege zeventiende eeuw het levenslicht in Rome.

De Bentvueghels

Willem Doudijns (toegeschreven aan), Inwijding van een nieuw lid van de Bentvueghels te Rome, ca. 1660, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, Aankoop met steun van de Stichting tot Bevordering van de Belangen van het Rijksmuseum

De eerste zaal geeft een mooie introductie op wie de Bentvueghels waren. Eenmaal lid kon je rekenen op steun, eventueel hulp bij het binnenhalen van opdrachten en was er alle ruimte voor grappen en grollen. Zo onderging elke schilder die toetrad een ontgroeningsritueel waarna hij een bijnaam kreeg, variërend van Nestelgath (vetergat) voor de Delftse schilder Leonard Bramer (1596-1674) tot Copia (afdruk) voor de Utrechtse schilder Jacob de Heusch (1656-1701). Laatstgenoemde werd door zijn Bentbroeders plagend Copia genoemd, omdat velen vonden dat hij het werk van zijn oom te nauwgezet navolgde.

In de zalen die volgen worden leden van de Bentvueghels met hun ‘Bentnaam’ uitgelicht. Lopend door de zalen wordt duidelijk waarom de Bentvueghels zo berucht waren. Schilderijen van kroeggevechten, openbare dronkenschap en ontgroeningsrituelen: het is duidelijk dat de Bentvueghels zorgden voor opschudding en dat ze zichzelf zagen als een bende ‘wilde vogels’ die zich nergens wat van aantrok. Grote namen uit de kunstgeschiedenis passeren de revue, zoals Jan Asselijn (1610-1652) en Samuel van Hoogstraten (1627-1678), naast minder bekende namen.

De zalen zijn prachtig vormgegeven met silhouetten van Romeinse ruïnes, waar de goudgele Italiaanse landschappen van de Bentvueghels doorheen schemeren. Zo waan je je heel even in een van hun Italiaanse landschappen, maar écht dichterbij de Bentvueghels kom je niet.

Aan de oppervlakte

Bartholomeus Breenbergh, Capriccio met Romeinse Ruïnes, Sculpturen en een haven, 1650, © Carmen Thyssen Collection, Madrid and © Museo Nacional Thyssen-Bornemisza Madrid

De tentoonstelling slaagt erin om een goede indruk te geven van hoe de Bentvueghels als broederschap functioneerde, maar trekt bezoekers niet ver de diepte in. Veel schilderijen in de tentoonstelling dateren uit de periode na een Italiëverblijf van Bentleden, waardoor er aan veel schilderijen niet echt een diepgaand verhaal is gekoppeld over hun periode in Italië. Dat terwijl er juist zo veel te vertellen is over de Bentvueghels, zoals over hun vriendschappen, wederzijdse invloeden, rivaliteiten en ambities. Ook ontbrak de bekende schilder Otto Marseus van Schrieck (1620-1678), met als Bentnaam ‘de Snuffelaer’, in de tentoonstelling. Marseus van Schrieck oogstte onder tijdgenoten veel lof met zijn schilderijen van bosgrondjes, ook wel bekend als sottobosco. Hij was daarmee een pionier in zijn vak en de invloed van zijn werk is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in het (latere) werk van zijn collega Bentlid Willem van Aelst (1627-1683).
Ook blijft in de tentoonstelling onderbelicht voor wie de Bentvueghels werkten. Welke Bentleden waren het meest succesvol op Italiaanse bodem? Hoe liep het eigenlijk af met de Bentvueghels die besloten om in Italië te blijven? En beloofde een Italiëreis daadwerkelijk meer roem zodra schilders na enkele jaren weer terug waren in de Nederlanden? Vragen, antwoorden en verhalen die voor bezoekers interessant kunnen zijn, maar die niet worden verteld. Ook de objectomschrijvingen in zaalteksten zijn vrij formeel en blijven daardoor erg aan de oppervlakte steken. Daardoor komen de Bentvueghels in deze tentoonstelling niet echt tot leven.

Naar Italië

Hoewel de schilderijen uit de Italiaanse periodes van Bentleden een groot gemis zijn op deze overzichtstentoonstelling, maakt de gevarieerde mix aan objecten wel iets goed. Naast schilderijen vind je in de tentoonstelling ook beeldhouwwerken, zoals gipsen afgietsels van Romeinse beelden en een kopie van de beroemde Laocoöngroep uit de Romeinse oudheid. Allemaal sculpturen waar de Bentvueghels van zouden watertanden. Door de vormgeving van de zalen en variëteit aan objecten geeft deze tentoonstelling vooral een goede globale impressie van de Bentvueghels als schildersgroep en hun interesses (binnen en buiten het schildersatelier). Maar geïndividualiseerde diepgang en verhalen ontbreken.