Tag Archief van: museum

Aelbert Cuyp, Riviergezicht met koeien, ca 1650, Museum of Fine Arts, Budapest
Kunst / Expo binnenland

Helemaal terug van weggeweest: Aelbert Cuyp

recensie: In het licht van Cuyp. Aelbert Cuyp & Gainsborough – Constable – Turner
Aelbert Cuyp, Riviergezicht met koeien, ca 1650, Museum of Fine Arts, Budapest

Lange tijd kon je de fraaie landschappen van Aelbert Cuyp, geboren in Dordrecht, alleen bewonderen aan de overkant van de Noordzee. De afgelopen decennia zijn enkele belangrijke doeken teruggekocht door Nederlandse musea. Ter ere van zijn 400e geboortedag eert het Dordrechts Museum haar plaatsgenoot met een prachtige overzichtstentoonstelling: In het licht van Cuyp. Aelbert Cuyp & Gainsborough – Constable – Turner.

Aelbert Cuyp (1621-1690) wordt tegenwoordig tot de grote landschapsschilders van de 17e eeuw gerekend. Maar in zijn eigen tijd was hij nauwelijks meer dan een lokale grootheid. Kenmerkend zijn de stralende landschappen, badend in het heldere licht van een net buiten beeld gepositioneerde zon. Op de voorgrond vaak een aantal minutieus geschilderde koeien, of schepen, op de achtergrond het herkenbare silhouet van zijn geliefd Dordrecht. Buiten die regio begaf hij zich zelden. Op bestelling werkte hij voornamelijk voor plaatselijke notabelen. Pas jaren na zijn dood begon zijn ster echt te rijzen, vooral in Engeland.

Ontdekt door de Engelsen

In Engeland werd Cuyp vanaf het midden van de 18e eeuw een gevierde naam, met bewonderaars als Thomas Gainsborough, William Turner en de rijke landadel die zijn ode aan het buitenleven enorm waardeerde. Die hang naar het buitenleven is opvallend in een periode waarin de grauwe industrialisering een aanvang nam. Als je de overzichtstentoonstelling in Dordrecht bezoekt, valt het op dat  zijn werken nog steeds erg fris, levendig en harmonieus ogen. Ze ademen in alles een groot vakmanschap. Het is meteen begrijpelijk dat Cuyp de Engelsen wist te raken met zijn panorama’s vol warme gloed en ongerepte landelijkheid.

Invloedrijk

Engelse landschapsschilders als John Constable, Gainsborough, en Turner waren allemaal op de één of andere manier schatplichtig aan Cuyp. Zijn lichteffecten, wolkenpartijen, thema’s en composities werden door hen grondig bestudeerd en vervolgens naar eigen hand gezet. Veelzeggend is dat grootmeester Turner in de periode 1817-1835 vier keer naar Dordrecht afreisde om persoonlijk de wereld van Cuyp te bestuderen. De impact van Cuyp op de toonaangevende Engelse kunstenaars is een mooi uitgewerkt thema in de expositie.

Even helemaal terug in Dordrecht

Het gevolg van Cuyps grote overzeese populariteit was dat bijna al zijn werken rond 1800 waren opgekocht door Engelse aristocraten. In Nederland was toen amper nog een schilderij van hem te vinden. Hij raakte hier zelfs een beetje in vergetelheid. Gelukkig is er de afgelopen decennia gewerkt aan een inhaalslag. Eén van de topstukken van de expositie in Dordrecht is Cuyps Rivierlandschap met ruiters (ca. 1653-1657). Dit schilderij werd in 1965 als eerste belangrijke werk van Cuyp aangekocht door het Rijksmuseum in Amsterdam.

Met de expositie In het licht van Cuyp is de schilder weer even helemaal terug, thuis in het Dordrecht waar hij van geboorte tot dood leefde. Vanuit Engeland en de Verenigde Staten zijn meesterwerken als Het Valkhof te Nijmegen (ca. 1660) en De Maas bij Dordrecht (ca. 1650) beschikbaar gesteld. In totaal zijn er bijna 30 van zijn schilderijen te zien, geflankeerd door tientallen werken van Engelse bewonderaars. Een uitgelezen kans om je onder te dompelen in hun weidse landschappen.

Verlengd t/m 8 mei

In verband met onderbreking door de pandemie is de tentoonstelling verlengd en nog te bezoeken t/m 8 mei. Nieuwsgierig? Op de website van het museum kun je vooraf een leuke online rondleiding volgen!

 

Afbeelding boven: Aelbert Cuyp, Riviergezicht met koeien, ca. 1650 (Museum of Fine Arts, Budapest)

Aelbert Cuyp, Riviergezicht met koeien, ca 1650, Museum of Fine Arts, Budapest
Kunst / Expo binnenland

Helemaal terug van weggeweest: Aelbert Cuyp

recensie: In het licht van Cuyp. Aelbert Cuyp & Gainsborough – Constable – Turner
Aelbert Cuyp, Riviergezicht met koeien, ca 1650, Museum of Fine Arts, Budapest

Lange tijd kon je de fraaie landschappen van Aelbert Cuyp, geboren in Dordrecht, alleen bewonderen aan de overkant van de Noordzee. De afgelopen decennia zijn enkele belangrijke doeken teruggekocht door Nederlandse musea. Ter ere van zijn 400e geboortedag eert het Dordrechts Museum haar plaatsgenoot met een prachtige overzichtstentoonstelling: In het licht van Cuyp. Aelbert Cuyp & Gainsborough – Constable – Turner.

Aelbert Cuyp (1621-1690) wordt tegenwoordig tot de grote landschapsschilders van de 17e eeuw gerekend. Maar in zijn eigen tijd was hij nauwelijks meer dan een lokale grootheid. Kenmerkend zijn de stralende landschappen, badend in het heldere licht van een net buiten beeld gepositioneerde zon. Op de voorgrond vaak een aantal minutieus geschilderde koeien, of schepen, op de achtergrond het herkenbare silhouet van zijn geliefd Dordrecht. Buiten die regio begaf hij zich zelden. Op bestelling werkte hij voornamelijk voor plaatselijke notabelen. Pas jaren na zijn dood begon zijn ster echt te rijzen, vooral in Engeland.

Ontdekt door de Engelsen

In Engeland werd Cuyp vanaf het midden van de 18e eeuw een gevierde naam, met bewonderaars als Thomas Gainsborough, William Turner en de rijke landadel die zijn ode aan het buitenleven enorm waardeerde. Die hang naar het buitenleven is opvallend in een periode waarin de grauwe industrialisering een aanvang nam. Als je de overzichtstentoonstelling in Dordrecht bezoekt, valt het op dat  zijn werken nog steeds erg fris, levendig en harmonieus ogen. Ze ademen in alles een groot vakmanschap. Het is meteen begrijpelijk dat Cuyp de Engelsen wist te raken met zijn panorama’s vol warme gloed en ongerepte landelijkheid.

Invloedrijk

Engelse landschapsschilders als John Constable, Gainsborough, en Turner waren allemaal op de één of andere manier schatplichtig aan Cuyp. Zijn lichteffecten, wolkenpartijen, thema’s en composities werden door hen grondig bestudeerd en vervolgens naar eigen hand gezet. Veelzeggend is dat grootmeester Turner in de periode 1817-1835 vier keer naar Dordrecht afreisde om persoonlijk de wereld van Cuyp te bestuderen. De impact van Cuyp op de toonaangevende Engelse kunstenaars is een mooi uitgewerkt thema in de expositie.

Even helemaal terug in Dordrecht

Het gevolg van Cuyps grote overzeese populariteit was dat bijna al zijn werken rond 1800 waren opgekocht door Engelse aristocraten. In Nederland was toen amper nog een schilderij van hem te vinden. Hij raakte hier zelfs een beetje in vergetelheid. Gelukkig is er de afgelopen decennia gewerkt aan een inhaalslag. Eén van de topstukken van de expositie in Dordrecht is Cuyps Rivierlandschap met ruiters (ca. 1653-1657). Dit schilderij werd in 1965 als eerste belangrijke werk van Cuyp aangekocht door het Rijksmuseum in Amsterdam.

Met de expositie In het licht van Cuyp is de schilder weer even helemaal terug, thuis in het Dordrecht waar hij van geboorte tot dood leefde. Vanuit Engeland en de Verenigde Staten zijn meesterwerken als Het Valkhof te Nijmegen (ca. 1660) en De Maas bij Dordrecht (ca. 1650) beschikbaar gesteld. In totaal zijn er bijna 30 van zijn schilderijen te zien, geflankeerd door tientallen werken van Engelse bewonderaars. Een uitgelezen kans om je onder te dompelen in hun weidse landschappen.

Verlengd t/m 8 mei

In verband met onderbreking door de pandemie is de tentoonstelling verlengd en nog te bezoeken t/m 8 mei. Nieuwsgierig? Op de website van het museum kun je vooraf een leuke online rondleiding volgen!

 

Afbeelding boven: Aelbert Cuyp, Riviergezicht met koeien, ca. 1650 (Museum of Fine Arts, Budapest)

Kunst / Expo binnenland / Expo buitenland

Een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap

recensie: Portrait of a Lady - Art Deco museum Villa Empain

De tentoonstelling Portrait of a Lady, nog tot 4 september 2022 te zien in het Art Deco museum Villa Empain te Brussel, biedt in vijfentachtig zeer goed geselecteerde kunstwerken een niet te missen bijdrage aan de vervrouwelijking van de kunst.

‘It isn’t easy to inhabit the body, is what I’m trying to say; it isn’t easy to stop being a picture, pretty as or trying to be,’ schrijft Olivia Laing in haar essay Skin Bags[1]. In Portrait of a Lady wordt niet expliciet verwezen naar Laing, maar de expositie roept wel echo’s van Laings werk op door op dezelfde doorwrochte manier te wroeten in het beeldkarakter van de vrouw. In een tiental kamers passeert de toeschouwer een geschiedenis van de vrouw in de kunst.

Geen geschiedenisles

De hoofdstukken waarin de expo is onderverdeeld (zoals: Vrouwen in een interieur en De transformatie van het discours) vormen zeker niet het boeiendste onderdeel van de expo. Al was het maar omdat zich toch steeds de vraag blijft opdringen wat deze hoofdstukken voor hebben op andere thema’s. In vijfentachtig goed gekozen kunstwerken (overigens van consequent hoge kwaliteit), verdeeld over een tiental kamers, loopt het publiek langs een van de schier oneindige versies waarop het verhaal van de vrouw in de kunst verteld kan worden.

Wie deze expo bezoekt met als doel een eenduidige geschiedenisles te krijgen, komt bedrogen uit. Wie die ambitie echter los kan laten, krijgt iets zeer waardevols in de plaats. De expo roept bedrieglijk eenvoudige gevoelens op, waaronder een complex netwerk van interessante, intellectuele opvatting verborgen zit.

Meer dan de male gaze

Neem het voorbeeld van de twee werken in de volledige met azuurblauwe steentjes betegelde badkamer: Girl with Outstretched Arms van Alphonse Mucha en Voluptuous van Felix De Vigne. Frontaal in de nis van de badkamer hangt de potloodtekening van Mucha waarop een jonge vrouw haar armen uitstrekt, de palmen in een afwerend gebaar. Dieper in de nis hangt het schilderij van De Vigne. Het werk straalt sensualiteit uit en toont twee naakte, roomwitte vrouwen die zich baden in een rivier.

De vastberaden vrouw in broze potloodlijnen lijkt haar seksegenoten te willen beschermen tegen begerige blikken. Zodat deze, niet verstoord door schaamte of zelfbewustzijn, naakt kunnen zijn. Hoewel dit contact over kaders en lijsten heen een werkelijk uitzonderlijk moment in de expo is, blijft de dialoog tussen kunstwerken en publiek zich door de hele tentoonstelling manifesteren.

Deze expo overstijgt met verve de eendimensionele antwoorden op het vraagstuk van de male gaze en legt de verantwoordelijkheid voor het denken en voelen bij de kijker. Dat je daarbij en passant ronduit schitterende werken van Seydou Keïta, James Ensor en Irina Rasquinet te zien krijgt, is balsem voor de soms pijnlijke vragen die overblijven. Met betrekking tot het werk van Rasquinet, te zien onder de bomen op het balkon van de villa, valt het overigens tegen alle goede gewoonten in aan te raden het museum op een stralend zonnige dag te bezoeken. Het spel van licht en schaduw op de glasvezel sculpturen is van een hypnotiserende schoonheid.

Museum van empathie

Portrait of a Lady sluit af met een reizende installatie van het Empathy Museum: A Mile in My Shoes. De bezoeker kiest een paar schoenen uit, stuk voor stuk vrouwenschoenen. Ze krijgt vervolgens in een koptelefoon het korte, bijbehorende (levens)verhaal te horen, ingesproken door de eigenaar van de schoenen zelf. Dat kan een heftig en geladen verhaal zijn, maar net zo goed het relaas van een ouder wordende vrouw die haar roeping vond als bloemist.

Door het laatste woord te geven aan vrouwen en aan een verbindend gegeven als empathie lijkt deze expo te willen zeggen dat in de feministische slag om musea, protest en zorg hand in hand moeten gaan.

Het is niet met zekerheid te zeggen, maar het vermoeden rijst dat dit een tentoonstelling is die gemaakt is voor vrouwen. Als het dan al niet de vrouwelijke kunstenaar of de vrouwelijke muze is die als kwantificeerbare winnaar uit deze vergelijking komt, dan toch zeker wel de vrouwelijke toeschouwer, die dankzij haar bezoek een wezenlijke en nog lang nazinderende dialoog over vrouwelijkheid kan aangaan. Portrait of a Lady is op die manier als een goed gesprek met een hartsvriendin, of als een essay van Olivia Laing. En bovenal is de expo een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap.

 

[1] Laing, Olivia. 2020. Funny Weather: Art in an Emergency. Londen: Picador.

Kunst / Reportage
special: Romanovs in de ban van de ridders
Evert Elzinga

Hoofse liefde in Hermitage Amsterdam

Vorig jaar werkte ik bij Hermitage Amsterdam aan Romanovs in de ban van de ridders, een tentoonstelling waarin onder andere op een thematische manier wordt gekeken naar hoe mensen leefden in de middeleeuwen.

 

In de grote zaal van de tentoonstelling leer je meer over het dagelijkse leven van welgestelde mensen uit de middeleeuwen. Wat deden ze in hun vrije tijd? Hoe uitten zij gevoelens naar een geliefde? En hoe vierden ze feest? Naar zulke vragen deed ik onderzoek tijdens mijn masterstage. In een serie van een paar specials vertel ik jullie meer over mijn onderzoek door enkele objecten uit te lichten die mooi illustreren hoe middeleeuwers leefden. Hiervoor trap ik af met een blogpost over hoofse liefde.

Kistje met scenes of ridderromans, tweede helft veertiende eeuw © Staatshermitage Museum, foto door Alexander Koksharov

Liefde in de middeleeuwen

Liefde is van alle tijden, net zoals het geven van geschenken aan geliefden. Alleen, wat voor geschenken gaven mensen aan elkaar in de middeleeuwen? In die tijd was het voor adellijke mannen gebruikelijk om hun geliefde een ivoren kistje te geven, gevuld met, je zou het niet raden, toiletartikelen! Op zulke kistjes werden liefdesscenes afgebeeld, maar daar hield het niet bij op. Ieder object in het kistje werd voorzien van liefdessymboliek om de serieuze intenties van de edelman kracht bij te zetten. In de tentoonstelling zie je dat mooi terug in een ogenschijnlijk onopvallende kam.

Een kam als liefdesgeschenk?

Kam, tweede helft vijftiende eeuw © Staatshermitage Museum, foto door Alexander Koksharov

 

Het is nu niet voor te stellen dat je van je geliefde een kam als geschenk krijgt, maar dat was in de middeleeuwen onder de adel heel normaal. In die tijd waren kammen noodzakelijk, omdat mensen zich minder grondig wasten en nauwelijks toegang hadden tot schoon water. De bovenste rij met dunne en dicht op elkaar staande tanden van deze kam was dan ook bedoelt om luizen en viezigheid uit het haar te verwijderen. In de onderste rij staan de tanden net wat verder uit elkaar. Aangezien ook mensen in de middeleeuwen een bad hair day vervelend vonden, is deze rij bedoelt om haar in model te brengen. Voor adellijke mannen en vrouwen die zich toen nog niet goed konden wassen was dit dus best wel een nuttig cadeau. Maar daar houdt het niet bij op.

Als je goed kijkt naar het midden van de kam, dan zie je dat er een hartje is uitgesneden op de plek waar de gebruiker het vastpakte. Het hart, een iconisch symbool voor de liefde, wijst erop dat de ontvanger het object waarschijnlijk heeft gekregen van een geliefde. Naast het hart is een inscriptie te zien in het Hebreeuws waar staat: ‘God zegent u’ . Op kammen in andere museumcollecties vind je veelal een liefdesspreuk of zelfs de naam van een geliefde als inscriptie. Of de geliefde blij was met deze kam zullen we nooit weten. Er zijn geen gebruikssporen te bekennen, dus goede kans dat de kam niet vaak is gebruikt.

Afdekplaatje voor een spiegel, tweede helft veertiende eeuw © Staatshermitage Museum, foto door Alexander Koksharov

Een spiegel met liefdessymbolen

Nog zoiets wat wij nooit cadeau zouden doen, maar wat in de middeleeuwen een luxeproduct was: spiegels. Het bekijken van je reflectie is nu heel vanzelfsprekend, maar in de middeleeuwen waren spiegels zoals wij die nu kennen nog niet uitgevonden. Gepolijst metaal was het beste alternatief, maar het kostte veel tijd, moeite en geld om dat om te toveren tot een spiegel die een duidelijke reflectie kon tonen. Om de kostbaarheid van het object te benadrukken en tegelijkertijd het oppervlak te beschermen werden spiegels afgedekt met ivoren afdekplaatjes. Een van de afdekplaatjes in de tentoonstelling toont een verliefd stel. Dit afdekplaatje stelt geen bestaand koppel voor, want evenals spiegels werden zulke plaatjes in grote getalen gemaakt.

Net als bij de kam zien we wel symbolen die verwijzen naar de liefde. Op de schoot van de jonge vrouw zie je een hondje, een beeltenis die verwijst naar het bekende spreekwoord ‘zo trouw als een hond’. Met haar andere arm zet ze een krans op het hoofd van een man, terwijl hij zijn hand liefelijk heeft uitgestrekt naar haar kin. Op de rechterhand van de man zit een tamme valk, wat net zoals het hondje ook symbool staat voor trouw. De valk is tam en dient dus maar één eigenaar en symboliseert het hart van de jongeman, die ook maar aan één vrouw toebehoort.
Een spiegel met afdekplaatje was in de middeleeuwen dus het ultieme cadeau om aan je geliefde te geven aan wie je eeuwige trouw wilde beloven en van wie je onvoorwaardelijk hield. Zo zie je dat toiletartikelen uit de middeleeuwen onverwachts via symbolen vol met romantische betekenis kunnen zitten.

Kunst / Expo binnenland

Geur gecombineerd met kleur in het Mauritshuis

recensie: Ruiken aan kunst: Vervlogen – geuren in kleuren

Het Mauritshuis laat je ruiken aan het verleden in de tentoonstelling Vervlogen – geuren in kleuren. Geuren uit de zeventiende eeuw zijn gecombineerd met schilderijen en objecten, waardoor het verleden op een toegankelijke en verfrissende manier tot leven wordt gewekt.

Jan van der Heyden, Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam, ca. 1670, Mauritshuis, Den Haag

Zintuigen in de zeventiende eeuw

Horen, ruiken, zien, proeven en voelen zijn de vijf zintuiglijke waarnemingen, maar hoe druk je die uit in een schilderij of prent? Vanaf de late zestiende eeuw bedachten kunstenaars hiervoor uiteenlopende metaforen. Snuffelende hondjes of een stinkende poepbroek voor reuk, luidruchtige zuiplappen voor het gehoor en een flink pak rammel drukte het zintuig voelen uit. De eerste zaal van de tentoonstelling geeft hier een goede introductie van. In de zalen die volgen mag je je eigen neus gebruiken en wordt de zeventiende eeuw via diverse thema’s getoond. Via geuren krijg je een goede indruk van het dagelijkse leven van zeventiende-eeuwers.

Geuren die tot de verbeelding spreken

Heel sterk aan de tentoonstelling is dat de acht geuren waaraan je kan ruiken zorgen voor een leerzame en tegelijkertijd toegankelijke beleving. Je ruikt namelijk vaak wat je niet ziet. Door de toevoeging van geur kun je je beter verplaatsen in het schilderij, wat zorgt voor nieuwe en verrassende inzichten. Dit is goed te zien (en te ruiken) op het schilderij Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam (ca. 1670) door Jan van der Heyden (1637-1712). Je ziet een vrouw op een houten vlot die lakens wast. Vreemd genoeg doet ze dit naast een openbaar toilet waarvan de uitwerpselen geloosd worden in de gracht. Het is dus maar de vraag of de lakens ‘schoon’ zijn na de wasbeurt. Ze zullen in ieder geval niet fris geroken hebben, want in de zeventiende eeuw werd het afval gewoon in de grachten gedumpt. De vreselijke stank die er hing krijg je kort mee dankzij een geurzuil.

Jacob van Ruisdael, Gezicht op Haarlem met bleekvelden, ca. 1670-1675. Doek, 55,5 x 62 cm. Mauritshuis, Den Haag

Ook op het schilderij Gezicht op Haarlem met bleekvelden (ca. 1670-1675) door Jacob van Ruisdael (1628-1682) voegt een enigszins zure geur een nieuwe dimensie toe. De geur van een bleekveld om linnen te bleken, is iets waar wij ons niet iets bij voor kunnen stellen. Door echter naar het schilderij te kijken en te ruiken aan de geurzuil besef je snel dat bleekvelden in de zeventiende eeuw niet de fijnste plekken waren om rond te lopen. Het linnen werd gereinigd door het te koken in een bijtend mengsel van water en as, gecombineerd met wasbeurten in de grachten. Het is daarom niet verassend dat zeventiende-eeuwers kruidenmengsels in linnenkasten hingen om lakens lekkerder te laten ruiken. Aan deze geur kun je in de tentoonstelling ook ruiken.

“Vervlogen” geuren

Met zo veel onaangename geuren in en rond de steden had je wel een stevig parfum nodig. Al helemaal omdat mensen toen geloofden dat ziektes zich via stank verspreidden. Daarom droegen welgestelde burgers pomanders bij zich. Dat zijn geurbollen in een kostbare behuizing die parfumluchtjes afgaven.

Pomander, Noord-Nederlands, ca. 1620, Rijksmuseum Twenthe, Enschede (bruiklenen van de Martens-Mulder Stichting)

Al deze verhalen in de tentoonstelling zorgen ervoor dat je met een nieuwe blik kijkt naar de objecten, ook waar geen geurzuil bij staat. Dit is het geval bij een schilderij van een keukeninterieur waar eten wordt bereid en een tekening van een groepje mensen in een galgenveld. Zulke objecten spreken op die manier sterk tot de verbeelding, wat de tentoonstelling interactief, toegankelijk en inhoudelijk maakt. Die interactie ontbreekt helaas in het laatste deel van de tentoonstelling, gericht op religie- en historiestukken, deels omdat het Protestantisme geuren in de ban deed. Desondanks mag je deze tentoonstelling niet missen als je meer wilt leren (en beleven) over hoe geur het leven van mensen uit de zeventiende eeuw tekende. Veel van deze geuren kom je nergens meer tegen, dus het biedt een unieke inkijk in een vervlogen wereld.

 

Kunst / Expo binnenland

Smaakmaker voor straks

recensie: Collectie highlights
Arend Velsink

Het Frans Hals Museum kondigt hun online Collectie highlights als volgt aan: ‘Het allermooiste uit de collectie waar oude, moderne én hedendaagse kunstwerken elkaar ontmoeten’. En dát maakt deze tentoonstelling bijzonder. Niet verdeeld over twee locaties (Hof en Hal) in Haarlem, maar vanuit de luie stoel op één site. Als smaakmaker voor straks.

Niet alles is altijd op zaal, maar dat staat erbij. Net zoals het jaar waarin het kunstwerk werd gemaakt, de gebruikte materialen, de afmetingen en de credits. Je kunt zoeken op ingangen als kleur, periode, medium, kunstenaar en random. Onder die laatste mogelijkheid vallen gezichten, poezen, naakten en landschappen. Random is ook de standaardingang als je de expositie ‘binnenkomt’.

Het doet alles bij elkaar denken aan de manier waarop kunsthistoricus Rudi Fuchs tentoonstellingen samenstelde en vanaf 2009 wekelijks zijn rubriek ‘Kijken’ in De Groene Amsterdammer schrijft. Wat hij wil, is dat een beschouwer van kunst verbanden ontdekt tussen oude en nieuwe kunst en tussen bijvoorbeeld genres. Dit jaar brengt hij tot nu toe Dante’s Divinia Commedia samen met fresco’s van Giotto en moderne werken van bijvoorbeeld zijn lievelingen Karel Appel en Jannis Kounellis. ‘Beeldvertellen’ noemt hij dit niet alleen formeel en objectief met elkaar vergelijken van kunstwerken, maar ook het associatief en subjectief met elkaar in verband brengen daarvan.
Iets soortgelijks lukt met de digitale collectie van het Frans Hals Museum ook heel goed. Laten we de proef op de som nemen.

Kleur

61949-smaakmaker-voor-straks

Caesar van Everdingen, “Wijnoogst”, c. 1655. Foto: René Gerritsen.

Wie op de ingang ‘kleur’ gaat zoeken, stuit op een gegeven moment op het classicistische olieverfschilderij ‘Wijnoogst’ van Caesar van Everdingen (1655), uit de tijd dat hij in Haarlem woonde. Het oog valt op de rode kleiding van de oogsters. Rechtsonder is de kleding van één van hen omgord door een rode shawl, linksboven is een rood vlak aan kleding te zien.
In het verlengde van dit oude schilderij zien we een ander olieverfschilderij: ‘Veldweg aan de rand van het bos’ van Jacoba van Heemskerck (1917, zie afb. hierboven, foto: Arend Velsink). Dit dateert uit de tijd dat ze in een expressionistische stijl werkte en lijnbuigingen toepaste die wel met de antroposofie in verband werden gebracht, terwijl de kleurvlakken eveneens aan haar glasschilderkunst doen denken. Ook hier valt de kleur rood direct in het oog. Vanaf de onderkant van het schilderij loopt een rode bliksemschicht naar boven. Deze verdwijnt in een rood vlak aan de bovenkant.

Waar je niets mee kunt, zijn in dit verband de formaten, want die wijken af van elkaar. En ook de omgeving waar Van Everdingen en Van Heemskerck hun schilderij situeerden, is een andere.
Wat je wél in de schoot wordt geworpen, zijn andere verwantschappen dan alleen maar kleur. En dan hoef je niet eens te switchen naar een andere ingang.

Uitdrukking

61949-smaakmaker-voor-straks

Salomon de Bray, “Jonge vrouw in fantasiekostuum, wellicht als de legendarische Assyrische koningin Semirami”, 1652. Foto: Tom Haartsen.

Een mooi voorbeeld vormen ‘Jonge vrouw in fantasiekostuum’ van de Haarlemse kunstenaar Salomon de Bray (1652), dat ook naar het classicisme neigt, en ‘Dame met grote hoed in prieel’ van Leo Gestel (1913, zie afb. hieronder, foto: Arend Velsink). Niet alleen is hier weer de kleur rood opvallend, maar ook de houding en de blik van de vrouwen verraden over de eeuwen heen een zekere overeenkomst. En hier komen we Fuchs tegemoet: niet alleen het materiaal is, net als bij Van Everdingen en Van Heemskerck hetzelfde, namelijk olieverf, maar ook het formaat van beide kunstwerken wijkt nauwelijks van elkaar af: 99,5 x 83,5 cm. bij De Bray en 98 x 88,5 cm. bij Gestel.

Het is een leuke bezigheid in deze coronatijd, ter leerling ende vermaeck, om in de Collectie highlights te zoeken naar verbanden en verschillen. Vooral naar verbanden, over de eeuwen en museummuren heen. Eén laag mag je als bezoeker van de site zelf toevoegen: die wat bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit en directeur Ann Demeester van het Frans Hals Museum ongetwijfeld een ‘transhistorische relatie’ zou noemen. Dat wil bijvoorbeeld zeggen: welke sociaal-maatschappelijke status had die ‘Jonge vrouw in fantasiekostuum’, en welke de ‘Dame met grote hoed in prieel’? En – helemaal van deze tijd – hoe verhoud ik me daartoe? Een beetje woke dus.

Kunst / Expo binnenland

De Januskop van Constable

recensie: Recensie: John Constable

Het begint allemaal met een rood accent. Schilder John Constable (1776-1837) is in de leer bij William Turner. Constable is bezig met een leerstuk en voegt op ’t laatst nog een figuurtje in rood toe. Turner ziet dit, draait zich om en doet iets soortgelijks op een schilderij van zichzelf. Een actie die Constable steekt en hoog opneemt.

Als je erop gaat letten, zie je heel véél van die rode figuurtjes op de schilderijen van de Engelsman. Tot op een doek dat hij op tweeënvijftigjarige leeftijd maakte aan toe. Toen werd hij eindelijk toegelaten tot de Royal Academy en maakte het grote werk Sluis met passerende boot. Het zou een leuke zoektocht voor kinderen zijn, dwars door de eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland, in het Teylers Museum in Haarlem.
Een tentoonstelling die toont, dat Constable méér is dan de landschapsschilder en – tekenaar met die mooie wolkenluchten waar hij bekend door werd.

 

Molen, Haarlem, Landschap

John Constable, Landschap met molens bij Haarlem, 1831.

Ontwikkelingsgang

Niet alleen die rode figuurtjes zijn goed te volgen, maar ook de hele ontwikkeling van de schilder, vanaf zijn leertijd bij Turner, of zelfs daarvoor met een beetje een platgeslagen Gezicht op de pastorie in East Bergholt. Dit is – zoals de meeste werken op deze expositie – afkomstig uit de privécollectie van David Thomson.
De opzet van de tentoonstelling is namelijk chronologisch: in de tentoonstellingszaal en het prentenkabinet, met op de helft aandacht voor de amateur-meteoroloog die Constable ook was. Aandacht die helemaal past binnen de aandachtsgebieden van het Teylers Museum: kunst, natuurhistorie en wetenschap.

Toch is er ook nog een ander verband tussen de kunst in die twee zalen. En dat is dan niet het rode figuurtje op bijvoorbeeld het Landschap met windmolens bij Haarlem naar Jacob Ruysdael, maar de techniek van Constable. Het is een techniek waarbij hij op één werk de verf zowel dik als dun aanbrengt. Soms zó dun, dat je de ondergrond er nog doorheen ziet. Of – bij de tekeningen in het prentenkabinet – een techniek waarbij de kunstenaar afwisselend hard en zacht op een staafje grafiet drukte, zodat hij diepte creëerde. Bij een studie van het hoofd en de schouders van zijn vrouw vervaagde hij het grafiet zelfs zachtjes met zijn vingers, zodat hij ook nog eens ruimte suggereerde.

Op de tentoonstelling vallen ook enkele voorbeelden van de inspiratiebronnen van Constable te zien, zodat vergelijken mogelijk wordt. Maar doordat er tevens aandacht is voor de soms moderne techniek van de romantisch-realistische schilder, zou je haast concluderen dat hij een typisch romantische Januskop heeft: terugkijkend naar voorbeelden uit vorige eeuwen en vooruit kijkend naar de tijd die komt, inclusief meteorologie. Zo toont het Teylers Museum de kunst van John Constable in al zijn facetten en schakeringen. De moeite waard om te bezoeken, en petje af voor de samenstellers, want het moet een tour-de-force zijn geweest om deze eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland uitgerekend in coronatijd te realiseren!

 

John Constable. Overzichtstentoonstelling van de Engelse grootmeester van de romantiek

 

58658-bitter-sweet
Kunst / Expo binnenland

‘Bitter sweet’

recensie: Vermoorde kunst
58658-bitter-sweet

‘Vermoorde kunst’ heet de dubbeltentoonstelling die over Museum Sjoel Elburg en het Noord-Veluws Museum Nunspeet is verdeeld. Dat wil zeggen, dat kunst wordt getoond van vijfentwintig joods-Nederlandse beeldend kunstenaars die in de Tweede Wereldoorlog werden vermoord. Het is dus maar de vraag, wat er van die kunstenaars en de ontwikkeling van hun werk zou zijn geworden, als ze in leven waren gebleven.

In Elburg is werk te zien van Else Berg en Mommie Schwarz, maar in Nunspeet – waartoe ik mij hier verder beperk – begint de expositie ook met enkele schilderijen van dit echtpaar. Ze worden in de flyer omschreven als ‘twee verdienstelijke schilders’. Het zet meteen de toon: hun werk wortelt enerzijds in de negentiende-eeuwse schilderkunst en wijst anderzijds vooruit naar modernere stromingen als die van Der Blaue Reiter, terwijl ze onderhand hun eigen stijl probeerden te vinden.

58604-bitter-sweet

Lion Schulman (Hilversum 1851-1943 Auschwitz), Besneeuwd bos gezicht, ongedateerd. Particuliere collectie

Leven en werk

Dat geldt eigenlijk voor alle kunstenaars van wie werk wordt getoond. Dat levert zowel een veelzijdig beeld als een wat documentair opgezette tentoonstelling op. De ene keer doet een schilderij je wegdromen naar de wereld van Jan H.B. Koekkoek, zoals het Besneeuwde bosgezicht van Lion Schulman. Deze laatste was in zijn tijd een bekende schilder uit de ‘Larense School’, die overigens bijna 92 jaar was toen hij in Auschwitz werd vermoord. Een andere keer stuit je op de invloed van Breitner, zoals op een Stadsgezicht van Amsterdam van Marinus van Raalte, een studiegenoot van Mondriaan.

Dan zie je weer een schilderij, zoals Drie kinderen van Marianne Franken dat juist vooruitwijst naar in dit geval het Modern Realisme, door de manier waarop zij licht- en donkerpartijen bijna hard tegenover elkaar zet. Marianne Franken is in de leer geweest bij Martin Monnickendam, van wie ook een handjevol doeken worden getoond – al is hij niet in een kamp vermoord – en exposeerde samen met Mondriaan, Sluijters en de al eerdergenoemde Else Berg.

58609-bitter-sweet

Marinus van Raalte (Rotterdam 1873-1944 Bergen Belsen), Stadsgezicht van Amsterdam, 1920-1929. Olieverf op doek, 60 x 90 cm.
Collectie Drents Museum, schenking Stichting Schone Kunsten rond 1900 (foto: Tom Haartsen)

De levens van alle kunstenaars van wie doeken, tekeningen, schetsen, affiches en wat dies meer zij te zien is, eindigen in de Tweede Wereldoorlog. De tekstbordjes maken er melding van. Soms werd hun kunst gered, zoals dat van Samuel Jessurun de Mesquita door Escher. Soms werd het pas later op een veiling ontdekt, zoals dat van Abraham Fresco, wat een ware ontdekking betekent.

Op de kop van de tentoonstellingszaal is ruimte gemaakt voor vier in Putten wonende communistische kunstenaars die betrokken waren bij het verzet: Jo Bezaan, Dorus Roovers, Henk Henriët en Eduard Hellendoorn. Dit regionale accent, waar de curatoren in Nunspeet altijd sterk in zijn, doet niets toe of af aan wat de hoofdtentoonstelling al (aan)toont: het werk van zowel de joodse als de communistische kunstenaars is volledig ingebed in (inter)nationale kunststromingen.
Zo doen de boeren van Jan Bezaan door hun hoekige koppen denken aan het expressionisme van Van Goghs Aardappeleters, net als een affiche die Ward Hellendoorn voor het Crisis Comité maakte.

Bitter zoet

58602-bitter-sweet

Abraham Fresco (Den Haag 1903-1942 Auschwitz), Koninginnedag in Scheveningen, ongedateerd. Collectie Joods Virtueel Museum

Misschien is de uitdrukking dat het hier in zijn totaliteit gaat om kunst die je ‘Bitter sweet’ zou kunnen noemen, nog de meest rake. Eén van de collectioneurs van joodse kunst, Michiel Levit, sprak deze woorden uit: ‘De herinnering, dat wat je nooit mag vergeten’ speelt aldoor mee. Hij werd op het spoor gezet van het joodse verleden door de foto’s die Roman Vishniac er in Oost-Europa van maakte. Op de website van het museum is een interview met hem te zien, en met een andere verzamelaar, Harry Mock.

Al met al is op deze manier, in het jaar waarin 75-jaar bevrijding wordt gevierd, een mooi monument opgericht voor vijfentwintig kunstenaars van wie werk wordt getoond, van verdienstelijk tot kwalitatief  hoog niveau. Daarom is de tentoonstelling niet alleen interessant voor kunstliefhebbers, maar ook voor mensen die meer geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van het Nederlandse jodendom. Dat bleek, want het was druk. Drukker dan ik ooit in dit museum heb meegemaakt. Een opsteker na de tijdelijke sluiting vanwege de maatregelen naar aanleiding van de Covid-19 pandemie.

Ook voor mensen die om wat voor reden niet in staat zijn één of beide exposities te bezoeken, valt er niet alleen op de website van het Noord-Veluws Museum veel interessants te zien en te lezen, maar ook op een website die hier terecht onder de aandacht wordt gebracht: www.joodsvirtueelmuseum.nl

Kunst / Expo buitenland

Dulle Griet, goed of kwaad?

recensie: 'Dulle Griet' in de doorlopende tentoonstelling in het Museum Mayer van den Bergh

Antwerpen is een stad die belang hecht aan kunst en geschiedenis. De oude en historische gebouwen die je ziet terwijl je door de  straten van de stad loopt, fascineren je. Maar er valt tussen alle moderniteit sowieso een klein en vriendelijk gebouw op, het Museum Mayer van den Bergh.

Musea onthullen de ervaringen uit het verleden van die stad. Oorlogen, vrede, pijn, vreugde, prestaties, overwinningen, enzovoort. Ze zijn allemaal met elkaar verweven. Je voelt en ervaart ze allemaal tegelijkertijd op één plek tijdens je museumreis. Na het verlaten van het museum ben je niet meer dezelfde persoon. Je begint de genetische codes van de stad in je lichaam te voelen. Je bent nu deelgenoot geworden van de pijn en vreugde van de stad.

Bewonderenswaardige schildertechnieken

Mayer van den Bergh en zijn familie worden in de eerste werken afgebeeld. Deze zijn bij de ingang te zien. De schilderijen aan de muren en de afgebeelde mensen zijn ongelooflijk levendig. Het is alsof de mensen op de portretten even uit de schilderijen willen springen om je te verwelkomen. Daarnaast fascineren de donkerbruine houten meubels en open haard van het museum, de sierlijke kroonluchters die aan het plafond hangen de bezoekers en maken ze deel uit van het bezit van de familie Van den Bergh.

Dulle Griet (detail) , Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK

Dulle Griet

Op de bovenste verdieping hangt het prachtige werk van ‘Dulle Griet’ een van de belangrijkste werken van het museum. Het is een meesterwerk, gemaakt in 1563 door Pieter Breughel de Oude. Er zijn veel ongeloofwaardige details in het schilderij verwerkt, maar de meest opvallende figuur is ‘Dulle Griet’, die het schilderij zijn naam geeft.

‘Dulle Griet’ is groter afgebeeld dan de andere mensen op het schilderij. Terwijl die krachtige vrouw in harnas naar links rent naar de mond van de hel, zijn de vrouwen achter haar druk aan het plunderen. Op dat moment betreden mannelijke soldaten het podium aan de rechterkant. Er staan allerlei vreemde monsters, rare wezens en bizarre structuren op het schilderij. Het is net een horrorfilm. De horizon brandt rood. Op dit moment vervlochten dromen en werkelijkheid zich met elkaar.

Het schilderij toont een behoorlijk chaotische omgeving… Oorlog, vuur, vreemde wezens, een vrouw die naar de mond van de hel rent, plunderaars, soldaten… Waar is deze plaats? Waarom wordt ‘Dulle Griet’ in gigantische dimensies afgebeeld? Waarom is de horizon karmozijn? Waarom bestaan er rare wezens en wat willen ze doen? Wie vertegenwoordigt wie en wat? Zal het goede of het kwade overwinnen? Gedachten… Gedachten… Gedachten…

Opstandig

‘Dulle Griet’ wordt afgeschilderd als een mannelijk monster met een schubbig gezicht en scherpe tanden, botsend met wezens zonder haar koelbloedige houding te verliezen. De kostbaarste voorwerpen van ‘Dulle Griet’ zijn haar helm, harnas en het zwaard dat ze nam van de patriarchale hegemonie. Terwijl haar haar onder haar helm naar achteren wuift en haar gespannen gezicht richting de mond van de hel is gericht, lijkt ‘Dulle Griet’ vastbesloten om de hel te vernietigen.

Dulle Griet (detail), Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK

Zij en haar leger van vrouwen zijn in de hel; misschien hebben zij gezondigd en iemand gedood of verbrand. Misschien is de wereld waarin ze leven in een hel veranderd. Misschien rebelleerden ze voor veel dingen die ze nooit hebben meegemaakt. Misschien hebben zij allemaal het vrouwenleger bij elkaar gebracht.

Daarom belichaamt dit schilderij hoe de wereld werd veranderd in een hel voor vrouwen door licht te werpen op de patriarchale en hegemoniale staat van die periode, haar mannelijke wetten en haar seksistische opvatting van die samenleving.

Afscheid

Als het 17.00 uur is gaat het museum dicht. Je wilt nooit afscheid nemen van ‘Dulle Griet’, maar je moet wel. Een deel van je geest en hart blijft bij haar.

Als je ooit voorbij Antwerpen komt, vergeet dan niet om langs het Mayer van den Bergh Museum te gaan. Het is ook heel gemakkelijk te bereiken omdat het in het stadscentrum ligt. Het historische gebouw van het museum, de innerlijke ambiance, prachtige artefacten zijn zeer uitnodigend en ze zijn zeker het bekijken waard.

 

 

Kunst / Expo binnenland

Hedendaagse Indonesische perspectieven

recensie: Recensie: On the Nature of Botanical Gardens
Eva Broekema

 

De kunstwerken op de expositie On the Nature of Botanical Gardens in Framer Framed – het Amsterdamse platform voor kunst en cultuur – bewegen zich tussen uitersten, met als rode draad commentaar op het kolonialisme. De keuze werd gemaakt door curator-historicus Sadiah Boonstra. Zij onderzoekt de botanische tuin als onderdeel van het koloniale verleden. Immers, zoals ze in het begeleidende boekje schrijft: ‘In de 18e en 19e eeuw was botanische kennis een belangrijk aspect van de beheersing van de natuur om rationele controle uit te oefenen op, en het verzamelen van, de belangrijkste bron van inkomsten, de landbouw.’

Rituelen

Die blikvanger is een groot doek (600×200 cm), Ruwatan Tanah Air Beta (Reciting Rites in its Sites) van Zico Albaiquni (1987, Bandung). Links is een traditioneel Sudanees ritueel, Ruwatan, afgebeeld. Hierin wordt verbinding gezocht met de natuur, met voorouders en God. De plaats van handeling is Kebun Raya Bogor, de nationale botanische tuin. Rechts is een Nederlandse begraafplaats in diezelfde tuin afgebeeld. Er zit echter nog een opvallende verwijzing in dit haast fluorescerende doek: een aantal platte rijstmanden. Ze vormen kritisch commentaar op de manier waarop herman de vries in 2015 (onder andere op de Biënnale van Venetië) verschillende rijsttypen had laten zien, op een romantiserende manier, zonder de context hiervan erbij te betrekken.

Nootmuskaat

Een tweede werk dat de aandacht trekt, is Perken van Ipeh Nur (1993, Yogyakarta). Het is een acrylwerk op rijstzakken, een actueel kunstwerk, omdat het is verbonden met de naam van Jan Pietersz. Coen. Immers: in 1621 brak een handelsgevecht uit om het monopolie van nootmuskaat, dat leidde tot de dood van vele Bandanezen.

Nootmuskaat speelt ook een rol in de installatie Tuban van Ade Darmawan (1974, Jakarta). Darmawan toont een laboratoriumsetting, waarin uit buizen getransformeerde specerijen spuiten op boeken uit de Soekarnotijd. De ideeën worden zo bezoedeld. De kunstenaar is overigens artistiek directeur van het collectief ruangrupa, dat in 2022 de documenta 15 in Kassel zal samenstellen.

Twee installaties

Het derde item dat indruk maakt (niets ten nadele van de andere kunstwerken), zijn de assemblages van Sinta Tantra (1978, New York): Kebun Raya / Kebun Saya. Zij werd geïnspireerd door de botanische tuinen van Bali en Bogor. Het boekje bij de tentoonstelling omschrijft het als: ‘Hier wordt de natuur kunst, kunst wordt kunstgreep, en kunstgreep wordt narratief – gecategoriseerd en ingeperkt, echt en geconstrueerd. ’Verleden en heden, de ene en de andere identiteit gaan een gesprek met elkaar aan, zoals Framer Framed dat ook doet.

Het laatste werk dat hier wordt genoemd, is ook een groot kunstwerk. In feite bestaat het werk van Samuel Indratma (1970, Gombong) dan ook uit drie onderdelen: een canvas van Chinese inkt, een serie schaduwpoppen (Wajang) uit synthetisch leer en een video-animatie. De basis wordt gevormd door Javaanse tradities die in verbinding staan met hindoe-boeddhistische denkbeelden. Mens, natuur en dier vloeien hierin in elkaar over. Allemaal moeten ze worden gered.

Zoals altijd weet Framer Framed  weer met een fraaie tentoonstelling te komen die tot nadenken stemt. In verband met de sluiting gedurende de maatregelen aangaande de coronacrisis, is de looptijd van deze expositie gelukkig verlengd, zodat meer mensen hem nog kunnen gaan zien. Een kans om te grijpen!

Kunst / Expo binnenland

Een wereld vol nostalgische plaatjes

recensie: Eddy Posthuma de Boer. De eerste foto van God

De tentoonstelling van Eddy Posthuma de Boer (1931) in het Fotomuseum te Den Haag concentreert zich op zijn oeuvre uit de jaren vijftig, zestig en zeventig. De foto’s die worden gepresenteerd zijn voornamelijk in zwart-wit. Ze geven een kijkje in de wereld van toen.

In de Volkskrant van 28 januari 2020 zegt hij zelf over deze tentoonstelling: “Het is een soort overzicht van mijn vroege werk. Toen ik het kort voor de opening zag, kreeg ik een beetje een idee dat ik al dood was, …”

De inmiddels achtentachtigjarige Posthuma de Boer werkte als fotograaf voor Nederlandse dagbladen en tijdschriften, o.a. voor Het Parool, de Volkskrant en Avenue. Voor Het Rode Kruis en Terre des Hommes reisde hij naar conflictgebieden, waar hij vooral de erbarmelijke omstandigheden van kinderen fotografeerde. Bovendien publiceerde hij veel fotoboeken.

De straat

Een belangrijk onderwerp in het werk van Posthuma de Boer is het straatbeeld uit de bovengenoemde jaren, vooral in Amsterdam. Zelf is hij een geboren en getogen Amsterdammer. In de jaren vijftig fotografeert hij daar het leven van alledag. Massa’s mensen op de fiets naar hun werk, een jongetje plassend op straat voor de etalage van de Bijenkorf, vrouwen met enorme kinderwagens en niet te vergeten André Hazes als klein jongetje op de Albert Cuyp Markt. In de jaren zestig legt hij de opkomst van de vetkuiven, de brommers en de jazz- en rock & roll muziek vast. Het gevestigde plaatje is aan het veranderen. In de jaren zeventig volgt Posthuma de Boer de werkloosheidscrisis. Hij maakt foto´s van protestdemonstraties en werkeloze mensen. Voor de mensen die zelf in die tijd opgroeiden, roepen deze foto’s veel herkenbare herinneringen op.


Hoge nood, 1955. © Eddy Posthuma de Boer

Band met literatuur

Posthuma de Boer heeft ook veel interesse in de literatuur. Hij maakt voor uitgeverij De Bezige Bij portretten van Jan Cremer, Jan Wolkers, Hugo Claus, Harry Mulisch en vele anderen. Met Cees Nooteboom (1933) reist hij de wereld rond. Aan de in Spanje gemaakte foto van een eenvoudige boer, gaf Cees Nooteboom de titel De eerste foto van God (1982), die ook verwijst naar zijn gedicht dat hij bij dit portret maakte. Hij stelt hierin de vraag of deze boer, die zo dicht bij de natuur staat en het land bewerkt, gezien kan worden als de schepper, of dat het de fotograaf is die deze betekenis creëert.


Jan Cremer, 1961. © Eddy Posthuma de Boer

Reizen

Posthuma de Boer bezocht vijfentachtig landen, zowel voor zijn opdrachten als fotojournalist als voor zijn eigen werk. De tentoonstelling laat hiervan maar een klein gedeelte zien, maar dit oeuvre is enorm. Ook hier weer veelal portretten van alledaagse mensen. We zien kinderen op straat in Noord-Ierland voor een muur waarop staat ‘No Pope Here’, een indringend portret van een Peruaanse boerenvrouw (1972) en een protesterende vrouw (voor De Gaulle) ten tijde van de mei-revolutie in Parijs (1968).

Het vroege werk van Ed van der Elsken wordt wel vergeleken met het werk van Postuma de Boer. Er zijn zeker overeenkomsten in de thematiek, maar toch heeft Posthuma de Boer niet dezelfde bekendheid gekregen. De reden daarvoor is niet bekend. Je zou kunnen zeggen dat Ed van der Elsken een zeer extroverte persoonlijkheid was en Posthuma de Boer niet. Hij zei over zichzelf in de in de bovengenoemde Volkskrant: “Ik loop nooit met mijzelf te koop. Bescheiden in de achterzaal, zeg ik altijd.”

Zoals gezegd heeft de tentoonstelling een hoog nostalgisch gehalte, wat in feite afdoet aan zijn verdere indrukwekkende oeuvre. Jammer dat de keuze van het museum zich voornamelijk tot deze periode heeft beperkt. Inmiddels werkt Posthuma de Boer alweer aan zijn nieuwe boek Big City Blues.