Tag Archief van: museum

Kunst / Expo binnenland

Gustav Klimt: On the shoulders of giants

recensie: Golden Boy Gustav Klimt – Van Gogh Museum
Gustav Klimt, Waterslangen II, 1904, Bewerkt 1906-1907, Olieverf op doek, 80 x 145 cm, Privécollectie, courtesy of HomeArt, Privécollectie, courtesy of HomeArt

De tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse… in het Van Gogh Museum plaatst iconische werken van de Oostenrijkse avant-gardist tussen zijn internationale inspiratiebronnen. En dat zijn er heel wat; die drie puntjes aan het eind van de titel zeggen genoeg. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling met een veelvoud aan visuele connecties.

Niet alles wat schittert is goud. In het geval van Gustav Klimt – je weet wel, de man van De Kus (1907-1908) – kun je dat positief opvatten, want hij is veel meer dan zijn bladgoud en decoratieve patroontjes. De uitgebreide tentoonstelling, een samenwerking tussen het Van Gogh Museum en het Belvedere Museum in Wenen, toont de kunstenaar in al zijn facetten. Door Klimts oeuvre naast dat van zijn Westerse tijdgenoten te tonen, laat het museum goed zien hoe hij inspiratie haalde uit bijvoorbeeld Lawrence Alma-Tadema, Jan Toorop en Edvard Munch. Maar ook hoe hij deze inspiratie verwerkte tot zijn eigen originele stijl.

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery (in 1976 aangekocht).

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery

Een schat aan vergelijkingen

Gustav Klimt (1862-1918) was academisch opgeleid. Geleidelijk bewoog hij weg van zijn vroege traditionele werk. Klimt was een van de oprichters van de baanbrekende kunstenaarsvereniging Secession (1897). De vereniging haalde voor haar tentoonstellingen veel internationale, moderne kunst naar Wenen. Zo stond ook Klimt zonder veel te reizen oog in oog met de Europese artistieke pioniers. Daar stak hij heel wat van op. De tentoonstelling toont dit semi-chronologisch aan de hand van de verschillende thema’s in Klimts werk. Van het klassieke begin gaan we naar de subtiele kleurschakeringen en dromerige sfeer van zijn ‘stemmingskunst’. Het Portret van Hermine Gallia (1903-1904) hangt naast Harmonie in wit en blauw (c. 1872-1874) van James Abbott McNeill Whistler. In beide schilderijen smelten de modellen samen met hun achtergrond in de decoratieve eentonige kleurcomposities.

Het Van Gogh Museum besteedt altijd veel aandacht aan de opzet van hun tentoonstellingen en dit is geen uitzondering. In een zaal-in-een-zaal installatie hangt een reproductie van Klimts Beethovenfries (1901-1902). Dit monumentale werk markeerde een ommekeer naar scherpere, wervelende lijnen, decoratieve oppervlakken en bladgoud. Klimt creëerde een droomwereld vol fantasiefiguren en symboliek. Onder het fries zijn gestileerde, fragiele en verwrongen figuren te zien van onder meer illustrator Aubrey Beardsley en beeldhouwers George Minne en Auguste Rodin. De zichtlijnen tussen werken leggen duidelijke connecties. De zaalteksten vullen dit mooi aan. Bij Klimts impressionistische werk Meisje in het groen (c. 1898) staat beschreven hoe haar gezicht is geschilderd met pasteltinten geel, rood en blauw. Klimt zou dit over elkaar aanbrengen van kleurtoetsen voor de huidskleur in de volgende jaren perfectioneren. En inderdaad, tot Klimts laatste werk blijven de penseelstreken van zijn handen en hoofden een pracht op zich.

Niet de makkelijkste weg genomen

Op de volgende verdieping komen Klimts landschappen en kleurrijke, expressieve vrouwenportretten aan bod. De kleurenpracht en gestileerde lijnen in zijn latere landschappen tonen de invloed van Claude Monet, Vincent van Gogh en Théo van Rysselberghe. Ook haalde Klimt inspiratie uit Van Gogh en bijvoorbeeld Henri Matisse voor de decoratieve achtergronden en uitgesproken kleuren van zijn latere portretten. Vooral hier had het museum het zich een stuk makkelijker kunnen maken door voor een collectievergelijking te kiezen, maar het werk in de tentoonstelling komt uit een breed scala aan internationale publieke en privécollecties. De makers zijn op basis van het uitgebreid nieuw vooronderzoek achter de zo accuraat mogelijke werken aangegaan. De vermeldingen van waar Klimt een specifiek kunstwerk gezien kan hebben geven blijk van dit monnikenwerk. Met Klimt als uitgangspunt, valt ook op hoe verbonden de Europese kunstwereld eigenlijk was rond 1900. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling. En als de specifieke vraagstellingen van brongebruik je niet interesseren, is er genoeg moois om gewoon heerlijk naar te kijken.

Klimt vocabulaire

In de trappengang en in de laatste hoek van de tentoonstelling worden de wanden overgenomen door hedendaags design, wat zelf weer door Klimt is geïnspireerd. De Nederlandse ontwerper-kunstenaar Bas van Beek ontwierp voor de tentoonstelling een ‘Klimt vocabulaire’, een vormentaal op basis van de decoraties in Klimts schilderijen. Ook liet hij zich inspireren door Klimts tijdgenoten. De herhaalde patronen zorgen voor duizelingwekkend behang. Deze hedendaagse toevoeging vormt een enigszins abrupt einde van een verder sterke tentoonstelling. Gouden, driedimensionale onderdelen waren eerder al te zien in 2021, in het Van Abbemuseum, tijdens Oog in Oog met Gustav Klimt – met Bas van Beek. Je kan nog virtueel door deze totaalervaring lopen.

Kunst / Expo binnenland

Gustav Klimt: On the shoulders of giants

recensie: Golden Boy Gustav Klimt – Van Gogh Museum
Gustav Klimt, Waterslangen II, 1904, Bewerkt 1906-1907, Olieverf op doek, 80 x 145 cm, Privécollectie, courtesy of HomeArt, Privécollectie, courtesy of HomeArt

De tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse… in het Van Gogh Museum plaatst iconische werken van de Oostenrijkse avant-gardist tussen zijn internationale inspiratiebronnen. En dat zijn er heel wat; die drie puntjes aan het eind van de titel zeggen genoeg. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling met een veelvoud aan visuele connecties.

Niet alles wat schittert is goud. In het geval van Gustav Klimt – je weet wel, de man van De Kus (1907-1908) – kun je dat positief opvatten, want hij is veel meer dan zijn bladgoud en decoratieve patroontjes. De uitgebreide tentoonstelling, een samenwerking tussen het Van Gogh Museum en het Belvedere Museum in Wenen, toont de kunstenaar in al zijn facetten. Door Klimts oeuvre naast dat van zijn Westerse tijdgenoten te tonen, laat het museum goed zien hoe hij inspiratie haalde uit bijvoorbeeld Lawrence Alma-Tadema, Jan Toorop en Edvard Munch. Maar ook hoe hij deze inspiratie verwerkte tot zijn eigen originele stijl.

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery (in 1976 aangekocht).

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery

Een schat aan vergelijkingen

Gustav Klimt (1862-1918) was academisch opgeleid. Geleidelijk bewoog hij weg van zijn vroege traditionele werk. Klimt was een van de oprichters van de baanbrekende kunstenaarsvereniging Secession (1897). De vereniging haalde voor haar tentoonstellingen veel internationale, moderne kunst naar Wenen. Zo stond ook Klimt zonder veel te reizen oog in oog met de Europese artistieke pioniers. Daar stak hij heel wat van op. De tentoonstelling toont dit semi-chronologisch aan de hand van de verschillende thema’s in Klimts werk. Van het klassieke begin gaan we naar de subtiele kleurschakeringen en dromerige sfeer van zijn ‘stemmingskunst’. Het Portret van Hermine Gallia (1903-1904) hangt naast Harmonie in wit en blauw (c. 1872-1874) van James Abbott McNeill Whistler. In beide schilderijen smelten de modellen samen met hun achtergrond in de decoratieve eentonige kleurcomposities.

Het Van Gogh Museum besteedt altijd veel aandacht aan de opzet van hun tentoonstellingen en dit is geen uitzondering. In een zaal-in-een-zaal installatie hangt een reproductie van Klimts Beethovenfries (1901-1902). Dit monumentale werk markeerde een ommekeer naar scherpere, wervelende lijnen, decoratieve oppervlakken en bladgoud. Klimt creëerde een droomwereld vol fantasiefiguren en symboliek. Onder het fries zijn gestileerde, fragiele en verwrongen figuren te zien van onder meer illustrator Aubrey Beardsley en beeldhouwers George Minne en Auguste Rodin. De zichtlijnen tussen werken leggen duidelijke connecties. De zaalteksten vullen dit mooi aan. Bij Klimts impressionistische werk Meisje in het groen (c. 1898) staat beschreven hoe haar gezicht is geschilderd met pasteltinten geel, rood en blauw. Klimt zou dit over elkaar aanbrengen van kleurtoetsen voor de huidskleur in de volgende jaren perfectioneren. En inderdaad, tot Klimts laatste werk blijven de penseelstreken van zijn handen en hoofden een pracht op zich.

Niet de makkelijkste weg genomen

Op de volgende verdieping komen Klimts landschappen en kleurrijke, expressieve vrouwenportretten aan bod. De kleurenpracht en gestileerde lijnen in zijn latere landschappen tonen de invloed van Claude Monet, Vincent van Gogh en Théo van Rysselberghe. Ook haalde Klimt inspiratie uit Van Gogh en bijvoorbeeld Henri Matisse voor de decoratieve achtergronden en uitgesproken kleuren van zijn latere portretten. Vooral hier had het museum het zich een stuk makkelijker kunnen maken door voor een collectievergelijking te kiezen, maar het werk in de tentoonstelling komt uit een breed scala aan internationale publieke en privécollecties. De makers zijn op basis van het uitgebreid nieuw vooronderzoek achter de zo accuraat mogelijke werken aangegaan. De vermeldingen van waar Klimt een specifiek kunstwerk gezien kan hebben geven blijk van dit monnikenwerk. Met Klimt als uitgangspunt, valt ook op hoe verbonden de Europese kunstwereld eigenlijk was rond 1900. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling. En als de specifieke vraagstellingen van brongebruik je niet interesseren, is er genoeg moois om gewoon heerlijk naar te kijken.

Klimt vocabulaire

In de trappengang en in de laatste hoek van de tentoonstelling worden de wanden overgenomen door hedendaags design, wat zelf weer door Klimt is geïnspireerd. De Nederlandse ontwerper-kunstenaar Bas van Beek ontwierp voor de tentoonstelling een ‘Klimt vocabulaire’, een vormentaal op basis van de decoraties in Klimts schilderijen. Ook liet hij zich inspireren door Klimts tijdgenoten. De herhaalde patronen zorgen voor duizelingwekkend behang. Deze hedendaagse toevoeging vormt een enigszins abrupt einde van een verder sterke tentoonstelling. Gouden, driedimensionale onderdelen waren eerder al te zien in 2021, in het Van Abbemuseum, tijdens Oog in Oog met Gustav Klimt – met Bas van Beek. Je kan nog virtueel door deze totaalervaring lopen.

Kunst / Expo binnenland

David Hockney werpt het perspectief omver

recensie: Hockney's Eye - Teylers Museum

Teylers Museum heeft met David Hockney een grote vis binnengehengeld. De tentoonstelling Hockney’s Eye werpt een ander licht op de oude meesters uit de kunstgeschiedenis en welke optische hulpmiddelen zij gebruikten. Dit doet de Britse supersterkunstenaar op een wetenschappelijke en deconstruerende wijze. Soms voelt het of je de les wordt gelezen, maar dit stoort niet. Verre van zelfs: leraar Hockney is een docent met een zinnig en boeiend verhaal.

Of het kleinschalige kunst- en wetenschapskabinet van Teylers geschikt is voor een kunstenaar met de statuur van Hockney, is maar de vraag. De expositie lijkt soms op een volwassene in kinderkleding, het is schouder aan schouder schuifelen om een glimp van de werken te kunnen opvangen. De tentoonstelling is deels ingericht als een rariteitenkabinet waarbij historisch gereedschap naast werk van grootmeesters als Rembrandt, Dürer en Lorrain gepresenteerd is. Er wordt uitleg gegeven van de gebruikte technieken en hoe die in de werken zijn toegepast – illustraties bij een wetenschappelijk artikel doen hetzelfde. Het past perfect bij de insteek van het museum en je krijgt daarmee een boeiend kijkje door de ogen van Hockney.

Gebruik van optica in de kunstgeschiedenis

Rond de eeuwwisseling bracht David Hockney een boek en een documentaire uit over de rol van optische instrumenten in de kunstgeschiedenis. Beide zijn getiteld Secret Knowledge en fragmenten van de documentaire worden vertoond in de tentoonstelling. Hij suggereert hierin dat de oude meesters al sinds de Renaissance gebruik maakten van instrumenten die hen hielpen om beter te schilderen. Denk hierbij aan de camera obscura, de camera lucida en andere lens- of spiegeltechnieken. Hij komt met overtuigend bewijs hoe grootmeesters als Caravaggio, Vermeer, Brunelleschi en Van Eyk optische hulpmiddelen gebruikten om realistisch of perspectivisch correct te schilderen. In zijn ogen konden zij niet tot zulke details komen zonder deze hulpmiddelen. Critici zouden zeggen: maar waar is het bewijs dan, meneer Hockney? Dit is er volgens hem niet omdat het indertijd een klap voor de broodwinning kon betekenen: als een concurrerende schilder dezelfde kwaliteit kon bereiken via zo’n techniek dan kon je klanten verliezen. Geheimhouding was de enige oplossing. Een geloofwaardige visie en zijn theorie is zeker van belang om te overwegen in de kunsthistorische wetenschap.

Perspectief en gebruikte technieken

In zijn eigen werk experimenteert Hockney ook met optica en perspectief. Een goed voorbeeld zijn de polaroid collages die hij in de jaren 1980 heeft gemaakt. Met een polaroid camera maakte hij een groot aantal foto’s van een onderwerp om er vervolgens een collage van te maken. Hierdoor creëert hij een werkelijkheid met veel perspectiefpunten. Bij andere schilderijen verwijst hij naar grote werken zoals die van Meindert Hobbema of Fra Angelico. Van beiden kopieert hij schilderijen in zijn eigen stijl maar draait het perspectief ervan om, hierdoor wordt het even speels als deconstruerend. Ook de camera lucida zet hij in; bij een serie tekeningen van zaalsuppoosten uit de National Gallery in Londen laat hij het perspectief echter onaangepast waardoor de handen allemaal buitenproportioneel groot zijn. Hiermee bewijst hij dat zelfs als kunstenaars optica inzetten het toch een kunststukje is wat zij voor elkaar krijgen.

Docentenrol

Hockney neemt in deze tentoonstelling de rol van docent aan. In een gepresenteerde video staat hij letterlijk voor het schoolbord om zijn theorie over het gebruikte perspectief uit te leggen. Aan het einde van de expositie lijkt er zelfs een overhoring te zijn: of je bij werken van Huygens, Lorrain, Knip en Goltzius kunt spotten of er wel of geen optische hulpmiddelen zijn gebruikt. Een retorische vraag natuurlijk, want anders hingen ze er niet. Ondanks het soms schoolse karakter is dit niet storend. In geen geval zelfs: lees ons de les maar, leraar Hockney, wij luisteren met gretige oren!

Houd er wel rekening mee dat hij een docent is met een les die onveranderd is in al die jaren, aangezien zijn theorie al uit 2001 stamt. Is het wellicht omdat hij zich niet gehoord voelt, of is hij nog steeds content met zijn vondst? Kunsthistorici zetten vraagtekens bij zijn theorie, zij denken dat optische hulpmiddelen pas veel later werden ingezet dan de kunstenaar claimt. Voor wie het allemaal nieuw is maakt dat niet uit. Hockney toont aan dat hij ons kan enthousiasmeren om beter te kijken naar de kunstgeschiedenis en naar perspectief. En enthousiast zal je absoluut worden.

Hockney’s Eye is nog te zien tot eind januari 2023 in het Teylers Museum Haarlem. Reserveren vooraf is verplicht en tickets zijn alleen online verkrijgbaar.

Kunst / Expo binnenland

De waarheid onder ogen

recensie: Onze koloniale erfenis - Tropenmuseum

Het Amsterdamse Tropenmuseum heeft sinds kort een nieuwe vaste expositie over het Nederlandse koloniale verleden en hoe dit terugkomt in onze eigen tijd. De tentoonstelling Onze koloniale erfenis bestaat uit zo’n vijfhonderd voorwerpen uit de koloniale tijd, aangevuld met hedendaagse kunst. Hiermee speelt het museum in op het huidige maatschappelijke debat over racisme en discriminatie in Nederland en weet daarmee de vinger op de zere plek te leggen.

Met tien thema’s zoals expansie en handel, consumptie en productie, arbeid en uitbuiting, racisme en verzet, taal en religie gaat de expositie in op de werking en structuren van kolonialisme. De expositie laat zien hoe mensen in gekoloniseerde landen hier steeds tegen ageerden. Daarbij ligt de focus op hoop, verzet, veerkracht en creativiteit. Ook kregen enkele kunstenaars het verzoek speciaal voor de expositie een werk te maken. Wees voorbereid op een verrassende maar ook confronterende reis door de tijd.

‘Territory Dress’

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Eén van de artiesten die werd gevraagd om een kunstwerk te maken over het Nederlandse koloniale verleden en zijn hedendaagse betekenis was de Britse Susan Stockwell (1962). Haar zogenaamde Territory Dress (2020) is een ware blikvanger in de tentoonstelling. De jurk, gemaakt van oude en nieuwe landkaarten, verwijst niet alleen naar landen maar ook naar handel en grenzen. Als je goed kijkt zie je dat het gaat om voormalige Nederlandse koloniën: Suriname, Indonesië en het Nederlands Caraïbisch gebied. Het welvarende Nederland ligt bovenop Suriname, in het lijfje van de jurk. De wegen en snelwegen druipen als bloed langs de mouwen. Stockwell is erin geslaagd om een prachtige jurk te maken die een indruk geeft van de koloniale tijdsgeest. En ze weet tegelijkertijd ook heel mooi de verbinding te leggen met de huidige tijd. Zo vormen elektrische computersnoeren de onderkant van de jurk. Kortom: een sierlijk kledingstuk dat niet in een blik te vangen is.

Geesten uit het verleden

Ook opvallend is het werk van Julien Sinzogan (1957). De titel van zijn schilderij Gates of no return II (2009) verwijst naar een doorgang waardoor de tot slaaf gemaakte Afrikanen van fort naar schip werden gebracht. Eenmaal hierdoorheen zouden ze nooit meer terugkeren naar hun geboorteland. Maar in dit werk keren ze wel terug, in de vorm van egungun, oftewel vooroudergeesten. Het is bijzonder om te merken dat veel kunstenaars de geest of zombi inzetten als middel om koloniale verdrukking aan te tonen. Zo hangt even verderop een kunstwerk van de Caraïbische modernist Edouard Duval-Carrié (1954) waarin je dit heel duidelijk terugziet. Zijn enorme schilderij Cascade and Hummingbirds (2013) toont een moderne weergave van een sprookjesachtige wereld. Maar in plaats van bloemen en gladgestreken landschappen zie je een nachtelijk woud vol donkere schimmen die uitnodigend naar je lonken. Ze lijken volledig tussen de bomen te verdwijnen en zijn daardoor onzichtbaar voor hun koloniale onderdrukkers. De tekening is verder afgemaakt met glitterlijm wat dit schilderij een extra dimensie geeft.

Interactief en leerzaam

Naast alle werken van kunstenaars toont het museum ook een rijke collectie aan voorwerpen en historische objecten. Deze liggen netjes uitgestald in vitrinekasten. Het is bizar om je te bedenken dat al die spullen in feite gewoon gestolen zijn. Veel landen wachten nog steeds op de teruggave van hun rijkdommen. Denk aan: bronzen beelden, ivoren ceremoniële objecten en diamanten. Deze zijn allemaal speciaal voor deze expositie door het museum zelf uit het diepst van hun eigen kelder getrokken. Ook is er op digitaal vlak voldoende te beleven. In elke zaal hangen grote schermen waarop filmpjes te zien zijn van mensen die zich gediscrimineerd of anders voelen. Ook zijn er spelletjestafels in diverse hoeken van de ruimten geplaatst. Bezoekers kunnen op deze manier met elkaar uitvinden waar bepaalde kruiden en specerijen vandaan komen en als schipper de Indische oceaan oversteken.

Onze koloniale erfenis is geen expositie waar je heen gaat als je gewoon even gezellig een dagje uit wil. Als bezoeker heb je tijd nodig om alle informatie op je in te laten werken. Er is zoveel te zien en te beleven. Het onderwerp vraagt om serieuze aandacht en dat kost tijd. Echter valt er wel een heleboel te leren. Van culturele objecten tot maatschappijkritische kunst en van echte verhalen over échte mensen tot aan de kleine lettertjes van een nieuw wetsvoorstel. Het koloniaal verleden is overal om ons heen. Je moet het alleen wel willen zien. Deze expositie kan daaraan bijdragen.

samoerai klein scherp
Kunst / Expo binnenland

Fragiele geschiedenis van Japan

recensie: Rijksmuseum toont vroege fotohistorie
samoerai klein scherp

Het Rijksmuseum in Amsterdam toont met de tentoonstelling Antoon Baduin,  vroege foto’s van Japan een geschiedenis van het Aziatische land uit de negentiende eeuw. Antoon Baduin was militair arts die in de periode 1862-1870 in Nagasaki en Osaka geneeskunde doceerde en later in Tokyo een ziekenhuis leidde. Iets waar de Japanse overheid hem genereus voor betaalde. Het isolationisme, waar het land van de rijzende zon hun cultuur van voor 1862 mee wilde beschermen, had met de komst van keizer Meiji een rigoureuze ommekeer gemaakt. Deze pas ontdekte fotoserie – die een brand overleefde – toont indirect deze omwenteling.

Eerst een korte geschiedenis: Japan was voor 1862 een feodale staat, verdeeld in deelstaten, met Daimyo-heren aan de macht. Deze heersers hadden ieder hun eigen krijgsmacht, de welbekende samoerai. Vanwege de angst overgenomen te worden door buitenlandse – en technologisch sterkere – machten, besloot Japan afscheid te nemen van de feodale staat en een centrale machthebber te nemen. Daarbij opende het de grenzen voor handel en kennisoverdracht. Dit zorgde ervoor dat het land zich sindsdien in hoog tempo transformeerde. Zozeer dat het uiteindelijk naast de schoenen ging lopen en teruggefloten werd in de Tweede Wereldoorlog.

Nederland en Japan

Nederland had tijdens de Japanse feodale periode als enig westers land een handelsband. Het eiland Deshima, voor de kust van Nagasaki, was de uitverkozen plek voor buitenlanders. Alleen daar mocht er handel gedreven worden en nergens anders was het toegestaan om zich te vestigen. Verder het land intrekken was ongeoorloofd. Ook moesten wapens en christelijke attributen zoals bijbels en crucifixen worden afgestaan voordat er aangemeerd werd op Deshima. In de fotoserie van Baduin en bij een tweetal prenten komt de havenplaats meermaals terug, veelal in vergezichten met een veelheid van handelsschepen.

Fotografie in de kinderschoenen

Omdat fotografie nog maar een paar decennia daarvoor het levenslicht had gezien, was het beperkt in zijn mogelijkheden. Ondanks dat het realisme ervan bejubeld werd, was het proces nog langzaam en omslachtig. Het had niet dezelfde vluchtigheid als tegenwoordig. Een foto maken duurde een tijd, de modellen moesten langdurig stilzitten omdat er anders bewegingsonscherpte ontstond. Snel een plaatje schieten behoorde niet tot de opties. Dit zie je terug in de foto’s van Baduin: er zijn flink wat overbelichte foto’s en veel onscherpte. Kiekjes avant la lettre, zou je kunnen zeggen. Baduin was amateurfotograaf en hoefde niet van de verkoop te leven. Daarom waren zijn modellen gekende mensen uit zijn nabije omgeving. Dit zorgt voor een ontspannen sfeer. Wat hij fotografeerde kwam voort uit persoonlijke interesse in de omgeving en in de cultuur. Je ziet collega-artsen, vrienden en mensen waar hij direct mee te maken had. Maar ook samoerai, boeren en een Kabuki theatervoorstelling heeft hij vastgelegd. Ondanks het laagdrempelige niveau geeft het een kijk op een vergane wereld: veel van de gefotografeerde plekken zijn onherkenbaar veranderd en de cultuur van die tijd bestaat grotendeels niet meer; Japan heeft sindsdien een drastische omslag gemaakt richting westers denken en dit heeft de originele, excentrieke cultuur steeds verder naar de achtergrond gedreven.

Brand

De erfgenamen van Baduin waren de foto’s al die jaren vergeten. Pas in 1985 werden ze door een brand teruggevonden. Gelukkigerwijs zaten ze in een kist waardoor de afdrukken gered waren. De hitte had ze wel flink aangetast. In 2016 is de collectie geschonken aan het Rijksmuseum. Na een grondige restauratie is de verzameling nu te zien.
Het toont hiermee de vluchtigheid van fotografie, maar ook van ons bestaan. Een complete geschiedenis kan in een oogwenk worden weggevaagd zonder er iets tegen te kunnen doen. Daarnaast tonen de foto’s indirect de verandering die er plaatsvond in de Japanse samenleving. Het interculturele gelijkwaardige karakter dat er namelijk was: bij de koloniën werden de kolonisten hoger afgebeeld dan de gekoloniseerde bevolking, bij Baduin’s foto’s niet. Bovendien was er sprake van wederzijdse waardering en de verwijdering van de reisrestricties.
Ondanks het kiekjesgehalte van de foto’s zijn het belangrijke tijdsdocumenten. Ze tonen een wereld die niet meer bestaat. Het toont de geschiedenis in volle gang: het omslagpunt van een samenleving.

 

De expositie Antoon Baduin, vroege foto’s van Japan is nog te zien tot en met 4 september 2022 in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum.

Kunst / Expo binnenland

Veelbelovende expositie maakt verwachtingen niet waar

recensie: Move! Body Politics in Motion - MU Eindhoven
Lex van der Steen

Het dansende lichaam kan thematisch verbonden worden aan een rijk scala aan onderwerpen. Welke vorm zij ook aanneemt, dans kan niet los gezien worden van haar politieke en sociaal-maatschappelijke context. Deze menigvuldigheid komt ook aan het licht in Move! Body Politics in Motion, maar door een gebrek aan afkadering leidt het vooraleer tot verwarring.

Het dansende lichaam kan vanuit een grote diversiteit aan invalshoeken begrepen worden. Een behandeling van dit onderwerp is dus gebaat bij een afgebakend startpunt. Bij de tentoonstelling Move! Body Politics in Motion, te zien bij MU Hybrid Art House in Eindhoven, ontbreekt deze ingang. De beschouwer verdwaalt al snel. Dit verdwalen is geen noemenswaardige ervaring. Wat overblijft is een confrontatie met een krachtige en onuitputtelijke inspiratiebron – het dansende lichaam – en een tentoonstelling die er niet volledig in slaagt daar een nieuw of interessant perspectief op te bieden.

De inleidende tekst van de tentoonstelling suggereert dat het de bevrijdende kracht van dans in een politieke context, en de historische verbintenis tussen dans en het lichaam zal behandelen. De centrale boodschap lijkt te zijn dat dans een expressie van het lichaam is, om telkens weer opnieuw aan te tonen dat het lichaam (en de persoon die daarin schuilt) niet gereduceerd kan worden tot een politieke identiteit of machtsverhouding. Een boodschap die zeker aandacht verdient. De tentoonstelling begint met een installatie van discoballen. Het doet in eerste instantie aan als een tafereel dat hooguit ‘mooi’ gevonden kan worden. Bezit het mogelijk nog een toegevoegde sculpturale of conceptuele meerwaarde? In de beschrijving van het werk is hier geen aandacht voor.

Peepshows en ecstasy

De tentoonstelling zet door met de Striptopia Peep Show. Een werk dat zich focust op de problematiek die sekswerkers te verduren kregen door de coronamaatregelen. Het werk is een digitaal ontwerp om sekswerkers een (legaal) podium te geven wanneer deze door politieke invloeden is ontnomen. Hoewel dit werk absoluut de moeite waard is om ervaren te worden en een relevante thematiek behandelt, lijkt het meer de nadruk te leggen op de politiek die lichamen beperkt dan een vermogen van het lichaam om zelfstandig los te breken van deze invloeden. Het digitale alternatief benadrukt de afwezigheid van een eigenlijke aanwezigheid van het lichaam.

De letterlijke afwezigheid van lichamelijkheid vindt vervolgens plaats in de ruimte die volgt. Daar wordt het werk Ecstasy Inquiries getoond. Dit werk omvat hoofdzakelijk een op de muren geprinte tekst over de geschiedenis van ecstasy en de danscultuur. Los van het feit dat deze tekst beperkt omgaat met genuanceerde kwesties zoals biopolitiek, heeft de tentoonstelling tot nu toe teleurstellend weinig getoond van lichamelijkheid en beweeglijkheid.

Een aangetast herstel

Pas als je de centrale zaal binnentreedt begint de tentoonstelling vorm te krijgen. Met grote beeldschermen die video’s van dansende mensen laten zien, opent de ruimte nu pas de mogelijkheid verbaast te raken over het universele karakter van dans, en hoe deze ook vandaag de dag niet los gedacht kan worden van het menselijk bestaan. Wat er te zien valt is een constante stroom aan verscheidene beelden van dans, in alle mogelijke stijlen. Het werk slaagt erin om elke vorm van (politieke) categorisering op te lossen en een eenheid tentoon te stellen waarin het lichaam niet meer beperkt wordt, maar juist in mogelijkheden wordt weergegeven. Pas vanuit dit werk, genaamd Universal Tongue, beginnen de werken die vooraf kwamen iets van een interessante samenhang te vertonen. Hoewel dans het lichaam kan bevrijden, laat het ook zien hoe het lichaam zich altijd al bevindt in een politieke context, en daar niet los van beschouwd kan worden.

Als zodanig toont de tentoonstelling zich als een diepere reflectie op deze onlosmakelijke relatie tussen politiek en lichaam. Het intieme en het extreme van de dansvloer, de kracht van dans als protest en het vermogen om jezelf sociaal te vormen komen aan bod in de werken die volgen. De tentoonstelling pakt zichzelf op, maar het verwarrende begin resoneert door in de algemene ervaring. Het voelt alsof ergens potentie verloren is gegaan.

Théodore Rousseau
Kunst / Expo binnenland

Sneeuwbol met een gaatje

recensie: In de ban van de natuur. Tekeningen van Rousseau en Daubigny
Théodore Rousseau

De net geopende expositie met tien tekeningen van Rousseau en Daubigny is ook een lokkertje om de hele Mesdag Collectie (weer) eens te komen bewonderen. Dat werd op de voorbezichtiging voor de pers eerlijk toegegeven. Groot gelijk hebben ze. Onder de rook, of beter gezegd het carillongeklingel, van het Vredespaleis staat een museum dat gauw je hart verovert. 

Voor het kabinet met de tien grote tekeningen van Théodore Rousseau (1812-1867) en Charles-François Daubigny (1817-1878) moet je bovenin zijn. Maar snel alle trappen oprennen is zelden een goed idee en zeker niet in De Mesdag Collectie. Het museum huisvest een schat aan werken die door het echtpaar Mesdag zijn verzameld, en deels zelf gemaakt, in de latere decennia van de 19e eeuw. Het zijn allemaal werken uit die periode, van tijdgenoten voor wie Hendrik Willem en Sientje een zwak hadden. Ze verzamelden vooral schilderijen van moderne Franse en Nederlandse kunstenaars (de Haagse School). En ook eigentijds keramiek (Theo Colenbrander) en Japanse objecten. 

Schudden voor gebruik  

Verspreid over enkele verdiepingen hangen fraaie doeken van schilders als Gustave Courbet, Jean-Baptiste Corot, Théodore Rousseau, Anton Mauve, Jozef Israëls, Lourens Alma Tadema en natuurlijk ook de Mesdags zelf. Samen met de andere stukken vormen ze een juweeltje van een collectie, een klein, harmonieus universum op zich waar de tijd geen vat op heeft gekregen. Het heeft iets weg van een prachtige laat 19e-eeuwse sneeuwbol, met alle magie en flonkering die daarbij horen. 

Wanneer die bol weer eens stevig wordt geschud, komen er werken tevoorschijn die een tijdje geen daglicht hebben gezien. Zo bezit het museum een dozijn grote tekeningen van Rousseau en Daubigny. Die zijn kwetsbaar en niet geschikt om continu te exposeren, maar sinds eind juni sieren tien ervan een speciaal ingericht kabinet op de bovenste verdieping. Rousseau en Daubigny maakten beiden deel uit van de zogeheten School van Barbizon, een kunstenaarskolonie die bekend is geworden door haar realistische landschapschilderijen. Gemeenschappelijke noemer was een breuk met romantiek en classicisme, de ambitie om de natuur zonder opsmuk te ervaren en weer te geven. Het echtpaar Mesdag was zeer gecharmeerd van deze school.  

Nieuwe paden 

Charles-François Daubigny

Charles-François Daubigny, Landschap met kudde schapen bij maanlicht, 1859 (Van Gogh Museum, Amsterdam)

Tijdens de voorbezichtiging werden de tien tekeningen – vijf van elke kunstenaar – in detail toegelicht. Bij Rousseau valt bijvoorbeeld het sterke realisme op, de nauwkeurige observatie van elke individuele boom. Hij schilderde ze bijna als modellen. De tekeningen van Daubigny zijn weer losser en wijzen ook al meer vooruit naar het impressionisme. Sfeer was voor hem belangrijker dan exacte weergave. Zo lijkt zijn Landschap met kudde schapen bij maanlicht meer op een dromerige schets.

Allebei experimenteerden ze ook volop met materialen en technieken. In de genoemde tekening werkte Daubigny bijvoorbeeld  met houtskool, krijt, waterverf én pen in inkt. Met hun realisme en tekenkundige innovaties bewandelden ze interessante nieuwe paden. Alleen daarom al zijn de tekeningen zeer de moeite waard. Door hun formaat nodigen ze ook uit tot nader onderzoek. Je kunt er eventueel zelfs voorstudies voor schilderijen in zien, waarmee ze prima passen in het geheel van het museum. 

Samenwerking met cabaretiers 

In zekere zin is het museum zelf ook een nieuw pad ingeslagen. Samen met vijf andere musea in Den Haag is De Mesdag Collectie een samenwerking aangegaan met Theater Diligentia. Dit houdt in dat bekende cabaretiers is gevraagd om werken in de musea te voorzien van humoristisch commentaar, te beluisteren via een audiotour. In De Mesdag Collectie is dat commentaar verzorgd door Kiki Schippers. Zij gaf zelf ook een vermakelijk tuinoptreden tijdens de voorbezichtiging van de expositie, inclusief een minutenlange onderbreking door het carillon van het Vredespaleis. In de harde stolp van de sneeuwbol is een 21e-eeuws gaatje geboord. Gelukkig zal het museum niet gauw leeglopen.

 

Afbeelding boven: Théodore Rousseau, De grote eiken van het oude Bas-Bréau, 1857 (De Mesdag Collectie, Den Haag)

Muziek

Een geslaagd muziekproject van het Mauritshuis

recensie: Bekijk het Mauritshuis  met je oren
Mauritshuispixabay

Wist je dat het Mauritshuis een eigen platenlabel heeft? Bekende artiesten zoals Merol en Willie Wartaal laten zich voor een nieuw nummer inspireren door een schilderij naar keuze in het Mauritshuis. Het muzieklabel is onderdeel van het project Bekijk het Mauritshuis met je oren. Priya Wannet is razend benieuwd hoe deze verfstreken klinken en duikt meteen in de Mauritshuis-playlist op Spotify.

Spinvis – Parel

Spinvis, de eenmansband van Erik de Jong (1961), verschijnt als eerste bovenaan de lijst. Zijn versie van het Meisje met de Parel (c. 1665) van Johannes Vermeer grijpt direct aan door het bijzondere intro. We horen verkeersgeluiden. Een auto die voorbijrijdt en zachtjes afremt. Vlak voordat De Jong begint met zingen hoor je in de verte de kerkklokken luiden. Het is bijna alsof je zelf onderdeel van het verhaal bent geworden en het meisje elk moment tegen kunt komen. Luisterend naar dit nummer vraag je je af: wie was toch deze mysterieuze jongedame die de Hollandse grootmeester zo intrigeerde? Spinvis zelf omschrijft haar als een vogel: ongrijpbaar en vrij. Het Nederlands Kamerkoor is een mooie toevoeging aan het geheel en geeft het nummer een ietwat plechtige, museale sfeer. Voor fans van Spinvis wederom de bevestiging dat Erik de Jong de koning van unieke en originele liedjes is. We weten misschien niet wie ze is geweest, maar door te luisteren naar dit nummer lijkt het net alsof je haar kent. Kortom een pareltje en absoluut het luisteren waard!

Merol – Slippertje

Het kunstwerk Mars en Venus betrapt door Vulcanus (1601) van Joachim Wtewael valt meteen in de smaak bij Merel Baldé (1991), beter bekend onder haar artiestennaam Merol. Het is sexy en een tikkeltje ondeugend; precies hoe we Merol kennen. Op het schilderij is de Griekse godin Venus te zien die ongegeneerd ligt te vrijen met Mars. Ze lijkt precies te weten wat ze doet en maakt zich niet druk om haar man Vulcanus met wie ze ondertussen getrouwd is. Merol raakt meteen geïnspireerd na het zien van de slippers van Venus die achteloos zijn neergegooid naast het bed. Dit doet haar vermoeden dat Venus moedwillig met Mars het bed is ingedoken. Als een echte woordkunstenaar rijgt ze de woorden aan elkaar en is ze niet bang om direct en expliciet te zijn. Daarmee houdt ze de maatschappij een spiegel voor. Als luisteraar kun je jezelf afvragen of monogame relaties eigenlijk nog wel van deze tijd zijn. Zijn open relaties niet veel interessanter? We leven immers in een maatschappij waarin alles draait om zelfontplooiing. Merol laat met dit nummer horen dat zij buiten geijkte kaders kan en durft te denken. Dit hoor je ook terug in de sound van het nummer. Het refrein is catchy en blijft gegarandeerd de rest van de dag in je hoofd hangen.

Dio – Hoger ft. Gerson Main

Dio, artiestennaam van Diorno Dylyano Braaf (1988), schiet voor de sterren, want het kan hem niet hoog genoeg. De jonge en ambitieuze rapper koos voor twee enorme plafondschilderingen van Ger Lataster als inspiratiebron voor zijn nummer Hoger ft. Gerson Main (2021). De ene plafondschildering is gebaseerd op Icarus die met zijn zelfgemaakte vleugels de zon probeert te bereiken, maar uiteindelijk te hoog vliegt en in zee stort. Hier komt het spreekwoordelijke “Hoogmoed komt voor de val” vandaan. Op de andere plafondschildering komt het thema hoogmoed ook terug. Toen Lataster in 1987 dit plafond schilderde, benauwde het hem dat hij zich omringd wist door grootmeesters als Rembrandt, Vermeer en Rubens. Hoogmoed zou op de loer kunnen liggen. Lataster zag maar één manier om zijn eigen val te voorkomen: hard werken. Met veel felle kleuren en expressie schilderde hij een blauwe werkbroek, werkschoenen en een schep, refererend aan de werkende man. Dio maakt met zijn nummer duidelijk dat hoogmoed, oftewel overdreven zelfvertrouwen, niet altijd iets negatiefs hoeft te zijn. Hij rapt hierover: “Want ik wil niet als ik oud ben moeten denken had ik maar.” Het resultaat is een dromerig, zwevend maar krachtig liedje dat zowel qua sound als qua boodschap prachtig contrasteert met de felle en heldere kleurencompositie van het kunstwerk zelf. Hoogmoed is een bekend thema in de huidige maatschappij en dit nummer zou zeker de jongere generaties kunnen bereiken.

Goldband – Psycho

Met de Haagse groep Goldband reizen we af naar de 90’s, gabbertijd. Op hoge snelheid dendert hun nieuwste festivaltrack Psycho (2022) door je speakers heen. De track begint nog vrij rustig, maar je hoort al snel dat er een woeste storm gaat uitbreken. Richting het refrein barst de ravemelodie los en moet je wel meezingen met de tekst: “Ik ben een psycho, ik word helemaal gek.” Voor deze track lieten de mannen zich inspireren door het schilderij Christus in het voorgeborchte (1597) van Jan Brueghel de Oude en Hans Rottenhammer. Het is een schilderij waarmee ze alle kanten op kunnen. Chaos, licht en donker. Christus in het voorgeborchte heeft het allemaal en dat hoor je terug in de onstuimige beat. Het voorgeborchte of Limbo (Latijn: aan de rand) was in de Rooms-Katholieke Kerk een aanduiding van het verblijf van de zielen die na het sterven niet toegelaten worden tot de hemel en ook niet naar de hel of het vagevuur gezonden worden. Zij wonen aan de rand van de hemel of de hel. Op het schilderij is te zien hoe Jezus Christus afdaalt naar het voorgeborchte om daar Adam en Eva op te halen en naar de hemel te brengen. Het gevoel dat je krijgt bij het schilderij matcht met het gevoel dat het nummer oproept als je het hoort. Goldband is erin geslaagd om het perfecte nummer voor dit schilderij te maken.

Eefje de Visser – Cybele

Van keiharde gabberhouse schakelen we over naar de zoete, dromerige klanken van Cybele (2021). Ook dit lied is gebaseerd op een werk van Jan Brueghel de Oude. Samen met Hendrik van Balen schilderde hij Krans van vruchten rond een voorstelling met Cybele die geschenken ontvangt van personificaties van de vier jaargetijden tussen 1620 en 1622. Cybele was in de mythologie de godin van de vruchtbaarheid, aarde en natuur. Voor haar nummer kruipt Eefje de Visser (1986) in de huid van de 17e-eeuwse gelovige mens en zingt zij Cybele toe om haar te bedanken en om te vragen de aarde vruchtbaar te houden. De verering en weelderige details uit het schilderij komen terug in de welbekende elementen als zwevende vocalen, fonkelende synthesizer sounds en diepe bassen. De sfeer die het schilderij oproept is gelijk aan haar sound en valt hoogstwaarschijnlijk in de smaak bij mensen die op zoek zijn naar een zacht nummer die feminiene kracht uitstraalt.

 

Nog niet genoeg gezien en gehoord? Andere nummers van Bekijk het Mauritshuis met je oren (Harrie Jekkers met Gezicht op Delft, Willie Wartaal met Mootje, The Kik met De ware Jakob en Jett Rebel met Heaven’s Got A Place For You) zijn te beluisteren via de website van het Mauritshuis. Ook zijn alle nummers te vinden op Spotify en YouTube.

 

 

Kunst / Expo binnenland

Hoopvolle maatschappij kritiek

recensie: Mous Lamrabat - Blessings from Mousganistan

De expositie Blessings from Mousganistan, in het fotografiemuseum FOAM,  heeft ondanks de vrolijke kleuren en frivoliteit een kritische ondertoon. De perfect georkestreerde foto’s blinken uit in theatraliteit en vervreemding, er zit een flinke dosis humor in en ze hebben qua techniek soms de kracht en kwaliteit die je ook in modefotografie ziet. Maar er schuilt meer achter deze opgesmukte façade dan wat er aan de oppervlakte zichtbaar is.

Meteen bij binnenkomst krijg je de mededeling dat het tapijt van de entreezaal niet met schoenen betreden mag worden. De zaal is bedekt met vloerbedekking waar een van de werken van Mous Lamrabat (1983) in een patroon te zien is. De focus ligt hiermee meteen op religie: in de moskee mag je wegens respect voor de Almachtige ook alleen zonder schoeisel naar binnen. Op de manshoge foto’s zie je vrome kleding zoals hoofddoekjes, boerka’s en nikab’s. Ook zijn er veel verwijzingen naar de Arabische cultuur en zijn er flink wat modellen van Arabische afkomst. Maar dan word je aan het wankelen gebracht. Het immense houten McDonald’s logo, dat op de grond ligt, en de shirts en logo’s van grote Amerikaanse bedrijven en van Amerikaanse basketbalteams tonen aan dat er meer aan de hand is dan op het eerste gezicht lijkt.

 

Modefotografie

In de volgende zaal staan in het midden drie poppen die nikab’s dragen. De kleding is bedrukt met foto’s van Lamrabat. De bedoeling van de kunstenaar sijpelt in deze zaal langzaam naar binnen. Op de plek waar de uitsparing voor de ogen is, heeft hij LED-schermpjes geplaatst die doen denken aan een reclame-uiting in een etalage van een telefoonwinkel. ‘Free Palestine’ is erin te lezen. Blijkbaar moet je zijn beelden zien als maatschappijkritiek. In deze zaal komt het McDonald’s logo ook weer terug, evenals dat van Nike, en nogmaals zijn er Amerikaanse basketbalshirts te zien. Dit allemaal naast fotowerken met veelal religieuze kledij en vrolijk afgebeelde Afrikanen.

Aangezien Lamrabat een voorliefde heeft voor modefotografie, zijn er gelijkenissen te maken met de Franse modefotograaf Guy Bourdin die indertijd ook de randjes van zijn vakgebied opzocht. Er sluimert kritiek op het Westerse kapitalisme en de schoonheidsidealen die er in die maatschappij aanwezig zijn. In veel van zijn werken flirt Lamrabat met iconografie uit de Amerikaanse popcultuur: we zien smileys, Star Wars, Wu-Tang Clan, Ronald McDonald en comic-personages als de Hulk, Superman, Sponge Bob en Mickey Mouse.

 

Voorbij het platte vlak

Een interessant aspect in het werk van Lambarat is dat hij de grenzen van de fotografie oprekt: hij gaat verder dan het platte vlak en kiest ook voor driedimensionaliteit. Fotografen als Anouk Kruithof en Marleen Sleeuwits gingen hem hierin voor. Vacuümgetrokken portretten rond logo’s van bedrijven, nikab’s, tapijten, gebedsvlaggen en een lenticulaire techniek (zoals de ansichtkaart die verandert naar een 3D object als je de kaart beweegt) tonen aan dat je je als fotograaf niet hoeft te houden aan fotopapier alleen. Het is echter wel de vraag of het nodig is om een vacuümgetrokken foto met een McDonald’s logo te presenteren òp datzelfde McDonald’s logo. Zeker omdat het beeld ergens anders nog een keer terugkomt. Maar bij een foto van een vrouw in een nikab en een Chicago Bulls T-shirt dat vacuümgetrokken is rond basketbalsneakers, werkt het wel weer.

 

Eigen wereld

Lamrabat heeft zijn eigen wereld gecreëerd en heeft het Mousganistan genoemd. Het is een mix van de Arabische- en de Westerse cultuur. Niet zo gek: hij is in Marokko geboren en in België opgegroeid. In zijn stijlvorm lijkt hij vaak als eerste naar het masker of de gezichtsbedekking te grijpen. Ondanks dit uitgummen van identiteiten is er toch een drang naar erkenning voelbaar: ‘Wij doen er ook toe, wij zijn ook mensen.’

In zijn persbericht zegt Lamrabat dat hij hoopt een wereld geschapen te hebben waar iedereen vredig naast elkaar leeft, ongeacht hun afkomst of ambities. Toch valt het op dat er bijna geen andere volkeren dan Afrikanen geportretteerd zijn, los van een wit dikkig kind dat een soort duivelse hoorns op zijn hoofd heeft gebonden. Is het hoopvolle samenleven dan verzandt in het bekritiseren van de ene cultuur om de andere te verheerlijken? Nee, zo ver gaat het niet. Lamrabat is een geëngageerd kunstenaar, dat staat buiten kijf. De humor en de maatschappijkritiek zorgen ervoor dat het een expositie is waarbij je wegloopt met een bitterzoet gevoel. Iets positiefs, want net als alle goede maatschappijkritische kunst geeft het je stof tot nadenken.

 

De tentoonstelling Blessings from Mousganistan is nog te zien tot 16 oktober 2022 in het Foam fotografiemuseum Amsterdam

Kunst / Expo binnenland

Heropening: een nieuw museum om trots op te zijn

recensie: Museum Arnhem

Heel Arnhem viert feest, want na een intense verbouwing van bijna vijf jaar opent Museum Arnhem nu eindelijk haar vernieuwde deuren voor publiek. Arnhems meisje en kunstredacteur Priya Wannet greep haar Museumkaart en nam meteen een kijkje. Welke kunstwerken mag je volgens haar écht niet missen?

Dat is nog eens anders binnenkomen. Waar je voorheen bij de entree van Museum Arnhem in een krappe receptie een kaartje moest kopen, sta je nu vrijwel meteen in de open ronde zaal in het hart van de oudbouw. Hier werd vroeger kunst getoond, nu is er het café en de museumwinkel waar je als bezoeker lekker kunt rondneuzen. Het museum heropent met drie nieuwe tentoonstellingen: Tenminste Houdbaar Tot, Van Links Naar Rechts en de educatieve presentatie Met Open Ogen.

 

Tenminste Houdbaar Tot

Serge Attukwei Clottey: Gbor Tsui (2019)

We volgen de menigte kunstliefhebbers en komen terecht bij de tentoonstelling Tenminste Houdbaar Tot. Deze tentoonstelling gaat over klimaatverandering en de relatie van mensen met hun omgeving. Centraal staat de vraag of kunst mensen kan veranderen om anders met de aarde om te gaan. Vooral het werk van de Ghanese kunstenaar Serge Attukwei Clottey (1985) herbergt een belangrijke boodschap. Zijn uit 2019 afkomstige GBOR TSUI (Visitor’s Heart) is een kamervullend ‘reuzengordijn’ dat midden in de zaal hangt. Het drukt de bezoeker met de neus op de feiten rondom de rol van kolonialisme in hedendaagse milieuproblemen. Het goudgele gordijn, dat bij elkaar gehouden wordt door kleine stukjes plastic, verwijst naar het ernstige plasticprobleem in Ghana. Ook andere kunstenaars tonen hoe de klimaat- en milieuproblemen deels het gevolg zijn geweest van koloniale uitbuiting. De Beaded Slave Chain (2021) van Luisa Kuschel verwijst naar de handel in tot slaaf gemaakte mensen en Avantia Damberg laat zien wat de Shellfabriek op Curaçao heeft betekend voor het eiland.

 

Van Links Naar Rechts

Zodra je de zaal van Van Links Naar Rechts binnenkomt word je overweldigd door de hoeveelheid werken. Alle schilderijen zijn met zeer grote precisie geschilderd: het lijken net foto’s. Zo proef je de sfeer van het interbellum uit de vorige eeuw, en word je meegezogen in de recessie van de jaren dertig in Nederland. We zien hardwerkende mensen op het land en in de huizen, versleten textiel en een sobere lichtinval. Maar dat is niet alles wat het publiek te zien krijgt. Ook kunstenaars als Iris Kensmil (1970) krijgen een podium. Kensmil houdt zich vooral bezig met zwarte emancipatie. In haar kunstwerk Protester #1-24 portretteert ze vierentwintig antiracisme-demonstranten. Hun dichtgeplakte monden verwijzen naar de slogan I can’t breathe van de Black Lives Matter-beweging.

Museum Arnhem heeft met Van Links Naar Rechts een prachtige collectie samengesteld waar een aantal vooruitstrevende kunstenaars in de welverdiende spotlights staan.

 

Met Open Ogen

Margriet van Breevoort, The Tourist (2016)

Bij Met Open Ogen word je blik direct gevangen door de mensachtige sculptuur van Margriet van Breevoort: The Tourist (2016). Met grote uitpuilende ogen kijkt het je verwonderd aan. Hoe zou het zijn als we overal waar we komen om ons heen kijken als een toerist? Dat vraagt Van Breevoort (1990) zich met dit werk af. De jonge toerist ziet er op het eerste gezicht heel realistisch uit, als een backpacker die je zomaar op straat tegen zou kunnen komen. Maar als je beter kijkt dan zie je hoe fantasie en werkelijkheid met elkaar versmelten. Zo steken er twee kleine hoorntjes uit het hoofd en klopt de verhouding van de ogen niet. Met de tentoonstelling Met Open Ogen geeft Museum Arnhem een nieuwe impuls aan de educatieve traditie, die door oud-museumdirecteur Pierre Janssen (1926-2007) is gestart. Het gaat niet om de kunst maar eerder om het leren kijken naar bijzondere dingen. De op beleving gerichte presentatie biedt bezoekers een verdiepende kijkervaring en nodigt hen uit om werken op verschillende manieren te ervaren en ervaringen actief met elkaar te delen.

 

Benieuwd naar de rest van het museum? Museum Arnhem is het hele jaar door te bezoeken voor wisselende tentoonstellingen en een vaste moderne kunstcollectie. Stap binnen in de grote glazen koepel en laat je verleiden door al het moois dat het museum je te bieden heeft. Ook de beeldentuin is zeer de moeite waard om een kijkje te nemen en gratis toegankelijk voor iedereen. Met bijzondere sculpturen van Maria Roosen, Louie Cordero, Monika Dahlberg, Henry Moore en nog vele anderen. Museum Arnhem mag zich met recht het nieuwe visitekaartje van de stad noemen.

Kunst / Expo binnenland / Expo buitenland

Zelfportret van een genereuze fotograaf

recensie: Wish I Were Here van Bertien van Manen
Bertien van Manen, Odessa, Ljalja, uit de serie Lets sit down before we go, 1991-2Bertien van Manen

De overzichtstentoonstelling Wish I Were Here van Bertien van Manen in het Antwerpse FOMU belooft een ‘intieme vorm van documentaire’. De expo lost die verwachting ruimschoots in. De tentoonstelling is nog tot 28/08/2022 te bezichtigen.

De overzichtstentoonstelling komt wat stroef op gang met fotoboeken in een vitrinekast waarin Van Manens eerste ‘sociale foto’s’ verzameld staan: geëngageerde fotoreeksen waarin nonnen en vrouwelijke gastarbeiders uit Nicaragua de hoofdrol spelen. Met dank aan de kadrering en het belichaamde perspectief doen de foto’s al wel het grote talent van de fotografe vermoeden; ze fotografeert bijvoorbeeld vanuit een licht schuine hoek, zodat de kijker zich bewust wordt van haar aanwezigheid als fotograaf. Zowel ruimtelijk als thematisch staan deze foto’s echter nog te ver van de kijker af om echt aan te grijpen. Het is bijvoorbeeld niet voldoende duidelijk waarom Van Manen precies deze mensen wilde fotograferen en welke aspecten van hun leven ze precies wilde vatten.

Generositeit en perfecte beelden

In de volgende zaal is het eerste wat men ziet een potloodtekening van Willem van Manen. Hij beeldt zijn geliefde Bertien naakt en in zijaanzicht af, terwijl ze met gezwinde pas vooruit lijkt te lopen. Lang, mager en omgeven door een immense bos haar doet ze denken aan een veel levendiger versie van een Giacometti-beeld. Vanaf dat punt in de expo beklijft Van Manen onophoudelijk. Het is tekenend voor haar generositeit dat ze eerst zichzelf in haar blootje zet vooraleer ze ons haar onderwerpen toont.

De expo blijkt pas echt te beginnen met de reeks die Van Manen in de Appalachen maakte. Het is meteen een van de meest beklijvende series van de hele tentoonstelling. Deze fotoreeks, die het leven van mijnwerkers en hun families toont, bevat perfecte beelden waarnaar je wil blijven kijken. Zoals het beeld van een jongen die zich al schommelend bevindt in de contrastrijke clair-obscur wereld van bomen en lucht: zijn hoofd in de nek geworpen, de duisternis in, zijn blik in het licht. De foto’s van kinderen worden vaak gekenmerkt door die aanwezigheid van licht, zelfs overbelichting. Bij een mindere fotograaf zou dit gemakkelijk tot kitsch vervallen, maar niet bij Van Manen die een rauw thema combineert met visuele perfectie.

Uit ieder beeld rijst de liefde op die Van Manen voor haar onderwerpen voelt. In het bijzonder de liefde voor Mavis en Junior, een mijnwerkerskoppel bij wie ze tijdens haar reizen door de Appalachen inwoonde. Prachtig is dan ook het boek The other side of the moon dat ze in een oplage van drie liet maken als cadeau voor Mavis en waarvan een exemplaar in de expo te bezichtigen is.

Leven en dood

De generositeit van Van Manen zet zich voort in de manier waarop ze anderen toestaat met het werk om te gaan. Jeroen de Vries en muzikante Coco Zhao maakten een video-installatie van het fotoboek East Wind West Wind. Deze reeks, die foto’s toont uit het China van de late jaren negentig, wordt geprojecteerd op strakgespannen doeken. Telkens als iemand er tussendoor loopt deinen ze een tijdlang op en neer, waardoor de foto’s soms een beetje buiten hun kader vallen. Het is een mooie, simpele manier om de reeks tot leven te brengen.

Het laatste deel van de expo, een fotoreeks die van Manen in Ierland maakte na het verlies van haar man Willem, hakt erin. Als kijker word je geconfronteerd met de plotse stuurloosheid van haar werk. Het houden van mensen, waar ze zo goed in is, kan zich niet meer richten op een levenspartner. En opeens zijn het geen mensen meer, maar lege landschappen, die de fotograaf vastlegt.

Het gat in de buik

Een koptelefoon nodigt uit de beelden met muziek te beluisteren. Het is een van de weinige betreurenswaardige ingrepen in de tentoonstelling. De foto’s zijn in combinatie met de muziek bijna onverdraaglijk. Het fijne gevoel dat door de expo heen werd opgebouwd, krijgt hier iets wrangs en de toeschouwer verlaat de tentoonstelling met een gat in de buik. Desondanks is die wrange afsluiter ook een blijk van Van Manens kunnen en van haar veelzijdigheid.

Bertien van Manen is naast een fenomenale fotograaf ook een inspirerend mee-lever, die mensen in al hun schoonheid en lelijkheid mocht afbeelden. De liefde en interesse waarmee ze naar mensen kijkt zijn inspirerend, haar omgang met haar onderwerpen ontroerend. Wish I Were Here toont zoals beloofd een intiem portret van de fotograaf en haar onderwerpen. Van Manens werk is een zelfportret, samengesteld uit beelden van anderen.