Boeken / Fictie

Cluedo versus Sherlock

recensie: Joël Dicker - Het mysterie van kamer 622

In de nieuwste roman van de Zwitserse auteur Joël Dicker, Het mysterie van kamer 622, raken werkelijkheid en fictie met elkaar verweven. Het belooft een bloedstollende zoektocht te worden, waarin Dicker als ´detective´ in een Cluedo-achtige setting een moord oplost.

Boem, pats. Op de eerste bladzijde van het verhaal is het meteen raak: er ligt een lijk op het tapijt van kamer 622 in het hotel Palace de Verbier in de Zwitserse Alpen. Twintig jaar later, op zaterdag 23 juni 2018, gaat ´De schrijver´, zoals Joël Dicker na het verschijnen van zijn succesvolle werken De waarheid over de zaak Harry Quebert, Het boek van de Baltimores en De verdwijning van Stephanie Mailer steevast door zijn lezerspubliek wordt genoemd, naar dit hotel om van een welverdiende vakantie te genieten.

Lopend naar zijn hotelkamer met de piccolo in zijn kielzog, valt hem op dat de nummers oplopen van 620, 621, 621 bis tot 623. Hoogst opmerkelijk, denkt de schrijver, en hij klimt acuut in de pen. Dit geheim moet ontrafeld worden! Gelukkig staat er meteen een andere hotelgast, de charmante Scarlett Leonas, paraat om hem te helpen op zijn zoektocht naar de waarheid. In haar gezelschap geeft de auteur zich meteen bloot: Dicker ´herstelt´ niet alleen van zijn verbroken relatie met Sloane, maar ook van het verlies van zijn uitgever Bernard de Fallois (1926-2018).

Verschillende verhalen

De verhaallijn over het leven van de auteur zelf, lijkt een bewust gekozen manier om het verdriet van zich af te schrijven én om in lovende woorden te spreken over de man die van Dicker de schrijver heeft gemaakt die hij vandaag de dag is. De door Dicker zo gekoesterde herinneringen aan zijn leermeester, de gevierde, Parijse uitgever, laten de diepte van hun gesprekken zien en een welgemeend wederzijds respect voor de ander en diens ambacht.

Al die kleine anekdotes over de ontmoetingen tussen Dicker en De Fallois zijn een eerbetoon op zichzelf. Toch draait niet het gehele boek hierom. Dicker heeft niet voor niets een hotelgast laten ´sterven´ in de Zwitserse Alpen. Dicker neemt de lezer mee op een reis terug in de tijd en laat het verhaal beginnen op zondag 9 december, zeven dagen voor de moord. Vanaf die bladzijde leert de lezer het hoofdpersonage van de andere verhaallijn kennen: Macaire Ebezner.

Na het overlijden van zijn vader Abel, wacht hij op het grote moment om te worden uitgeroepen tot de voorzitter van Banque Ebezner. Een positie die altijd van vader op zoon is overgegaan. Die traditie is echter, na zijn vaders laatste ademtocht, met Abel mee het graf ingegaan. In Abels laatste wilsbeschikking staat het zwart op wit: de Bankraad kiest tijdens het Grote Weekend in hotel Palace de Verbier – telkens aan het einde van ieder jaar – een nieuwe voorzitter. Die woorden zijn nog maar net bij Macaire binnengedrongen of zijn leven stort in elkaar: niet alleen zijn langgekoesterde droom lijkt uiteen te spatten, maar ook zijn vrouw Anastasia ontglipt hem. En dan is er nog zijn grote concurrent, het ´wonderkind´ Lev Levovitch, die er met het voorzitterschap vandoor lijkt te gaan… Dit belooft maar één ding: herrie in de keuken, uh, hotel.

Vastgekluisterd

Het moge duidelijk zijn dat Dicker wederom een roman heeft neergepend, die alle elementen bevat om je als lezer aan het boek vast te kluisteren. Het is knap hoe Dicker keer op keer met onverwachte verrassingen blijft rondstrooien en hoe je dus telkens op het verkeerde been wordt gezet. Om het, naast de hoeveelheid personages en plotwendingen, nóg complexer te maken, hupt Dicker van het heden naar het verleden (met een tussenpoos van twintig jaar) én daaraan voorbij (naar vijfendertig jaar geleden).

Aan het begin van het verhaal wordt er heel wat gebabbeld tussen de personages en vraag je je af wanneer het nu écht spannend gaat worden. Naar het einde van het verhaal toe wint het boek steeds meer aan kracht. Vooral door de laatste paar hoofdstukken (van de in totaal 74), word je naar het puntje van je stoel gedreven. Het plot is zó onverwacht en tegelijk zo geniaal, dat je het meteen wilt herlezen als je het uit hebt. De drang is groot om in de voorgaande hoofdstukken te zoeken naar aanwijzingen voor deze spectaculaire uitkomst. Het doet denken aan de ontmaskeringen in het boek Harry Potter en de Relieken van de Dood: een ongekend einde dat de lezer verbijsterd achterlaat. De persoonlijke noot van de auteur in het allerlaatste hoofdstuk laat inzien welke magie kan voortvloeien uit de fantasie van de auteur.

Daarmee eindigt de lofzang nog niet. Dicker bezit namelijk over iets waar de meeste schrijvers in spé alleen maar van kunnen dromen: zijn grote, stilistische vernuft. Hij geeft precies de juiste dosis details om het verhaal tot de verbeelding te laten spreken. Iets in zijn verteltrant maakt dat je wilt blijven lezen, ook al is de tekst wars van dialogen. Voor ieder die houdt van intrige à la Sherlock Holmes – of simpelweg (nog) niet is uitgekeken op het ouderwetse spel Cluedo – likt bij Dickers roman zijn vingers af.