Kunst / Achtergrond
special: Krištof Kintera, Parra, Hidde van Schie, Armando e.a. - Museumnacht010

Nieuwe kunstnacht in Rotterdam

Het haast revolutionaire cultuurklimaat in Rotterdam heeft ervoor gezorgd dat er op de valreep toch nog een Museumnacht plaatsvond. Weliswaar minder druk bezocht, maar daardoor juist des te aangenamer voor de ongeveer 5.000 bezoekers. Gewoon back to basic tijdens het museum-hoppen.

Toen de grote kunstinstellingen een bom legden onder de jaarlijks terugkerende organisatie van de Museumnacht – de verdeling van de inkomsten dekte de hoge kosten niet meer – trok de Stichting Rotterdamse Museumnacht demonstratief de stekker eruit. Een aantal weken later werd door dezelfde instellingen (Museum Boijmans van Beuningen, Kunsthal en Het Nieuwe Instituut) een Museumnacht-nieuwe-stijl aangekondigd. Niet zo netjes misschien, maar wel een effectieve manier om een boven het hoofd groeiend evenement af te stoppen en terug te keren naar de culturele kern.

Kunsthal, Krištof Kintera

Kunsthal, Krištof Kintera

Post-pop

En dat is te merken, want bij alle deelnemende musea en galeries gaat het puur om de lopende tentoonstellingen die voor dit evenement opgefleurd worden met muziek, dans en speciale performances. Zonder een overkoepelend thema, maar met een prima verbinding tussen de deelnemers is het aangenaam rondwandelen in het Rotterdamse cultuurlandschap. Het centrum ligt als vanouds in het Museumpark waar zes grote instellingen binnen een straal van tweehonderd meter bereikbaar zijn.

De Kunsthal heeft een aantrekkelijke programmering met de absurdistische installaties van de Tsjechische kunstenaar Krištof Kintera. De dynamiek van de bewegende objecten zorgt voor een geanimeerde stemming bij het rondlopende publiek. Daarnaast is in de galerijzaal een groots overzicht van de Nederlandse ‘post-pop’ kunstenaar Parra te zien. Parra heeft een herkenbare en speelse stijl die hij al jarenlang en op veel verschillende manieren aan de man brengt. Hij beweegt zich in vormgeving, mode, muziek en beeldende kunst. Speciaal voor de Museumnacht010 treedt Parra op met zijn eigen band LE LE, waarbij de kunstenaar als videojockey het grote scherm in zijn specifieke stijl voltekent.

Natuurhistorisch Museum

Natuurhistorisch Museum

Taxidermisten


Meteen naast de Kunsthal ligt de ingang van het Natuurhistorisch Museum, waar in een verduisterde zaal een aantal deskundigen bezig is dode dieren te prepareren. Het is een bizar schouwspel dat mooi samengaat en tegelijkertijd contrasteert met de kunstwerken die elders in deze Nacht worden gezien. In het naastgelegen kabinet speelt muzikant Niek Hilkmann met zijn band – voor de gelegenheid de Taxidermisten gedoopt – verrassend opbeurende liedjes over de andere levenloze onderwerpen die in het museum getoond worden.

In Museum Boijmans van Beuningen wordt de dood bezworen in de expositie La La La Human Steps. Het ‘menselijk tekort’ is hier in vele uitingen tot beeld gevormd en in een overweldigende samenhang in de ruimte geplaatst. In het midden van de zaal wordt de dansvloer bezet door studenten van de dansopleiding Codarts die in live performances de omliggende kunstwerken verbinden met hun geïmproviseerde bewegingsvormen. Het museum gebruikt de Museumnacht010 ook om flink te lobbyen voor het nieuw te bouwen Collectiegebouw: bezoekers kunnen op de foto met het iconische maar nog altijd virtuele bouwwerk.

Galerie Christian Ouwens

Galerie Christian Ouwens

Armando


Tentoonstellingsruimte TENT wordt ondertussen gevuld met een ‘wall of sound’ van kunstenaar/muzikant Hidde van Schie. Als onderdeel van de tentoonstelling New Romantic Spirit bespeelt Van Schie zijn zelfgebouwde gitaarobjecten en vestigt zo de aandacht op zijn overige werk en dat van popart-legende Woody van Amen. Vanuit de bruisende Witte de Withstraat is nog het charmante Chabot Museum te bezoeken om daarna in Het Nieuwe Instituut ondergedompeld te worden in de tunes van dj/vj-formatie Strange Boutique.

Na een zelfgebrouwen biertje bij de speciaal geïnstalleerde Buitenbrouwerij is er nog een adres waar niet aan voorbijgegaan mag worden. Aan de Eendrachtsweg opent binnenkort de nieuwe Galerie Christian Ouwens waar nu alvast een preview van de komende tentoonstelling gezien kan worden. Tegen de vers gestuukte muren staan de grote schilderijen van Armando achteloos te wachten, klaar om opgehangen te worden voor de nieuwe show. Een mooi vooruitzicht om deze heldere Nacht mee af te sluiten.

Museumnacht010 • 7 maart 2015, Rotterdam

 

Kunst / Expo binnenland

Mens, durf te leven!

recensie: o.a. Joost Conijn, Cindy Sherman, Bruce Nauman, Van Lamsweerde & Matadin - La La La Human Steps

Met een stevige greep uit de eigen collectie heeft Museum Boijmans van Beuningen weer een fabelachtige tentoonstelling samengesteld. André Malraux’ La condition humaine staat model voor een ontdekkingsreis langs ‘het menselijk tekort’ dat op veel manieren, in veel uitdrukkingen en door veel kunstenaars is verbeeld.

De verduisterde Bodonzalen van het museum zijn gevuld met menselijk leven en lijden, met liefhebben en verwerpen, met schoonheid en verderf. Het is de spiegel die ons wordt voorgehouden, een doorlopende confrontatie met de tweestrijd tussen ratio en passie: hoe om te gaan met de ander én met onszelf. Door de eeuwen heen hebben kunstenaars zich het hoofd gebroken om deze thematiek in een vorm te gieten: in schilderijen, objecten, installaties, foto’s en film.

Cindy Sherman, Untitled (no 96 - orange shirt, tile floor), 1982

Cindy Sherman, Untitled (no 96 – orange shirt, tile floor), 1982

Cindy Sherman


De alom oplichtende kunstwerken – film lijkt hier het meest getoonde medium – geven de tentoonstelling een zinderende atmosfeer. Het begint goed met Auto op dak (1996) van constructiekunstenaar Joost Conijn. De avonturier vormt met zijn gestrekte lichaam tussen twee sets wielen en een losse motor het chassis van een auto die, met zijn gehele fysiek bestuurd, rondjes over een plat dak rijdt. Een letterlijke ‘deus ex machina’ die de natuurwetten met zijn lijf en verbeeldingskracht weet te bedwingen.

Na de motoriek van het menselijk lichaam volgt de dramatische verstilling. Cindy Sherman heeft met haar fotowerk Untitled (no 96 – orange shirt, tile floor) uit 1982 een van haar vele personificaties uit imaginaire B-films verbeeld. Zoals in al haar rollen toont Sherman, naast vorm en kleur, vooral een scène die het midden houdt tussen intense schoonheid en het verschrikkelijke drama dat zich heeft afgespeeld of nog te gebeuren staat.

Bruce Nauman, Pulling Mouth, 1969

Bruce Nauman, Pulling Mouth, 1969

Bruce Nauman


Het is vooral de menselijke kommer en kwel die in vele vormen de tentoonstelling beheerst. Ultieme schoonheid en liefde – als onbereikbaar verlangen ook een tekort te noemen – is hier nauwelijks te vinden: alle werken zorgen voor een pijnlijke, afstandelijke of zelfs afstotelijke nasmaak. Dat ongemak is goed te voelen in de video’s van Bruce Nauman. Met zijn Pulling Mouth (1969) geeft hij de meest directe vorm van onbehaaglijkheid weer: handen die in close-up een mond wijd opensperren. De vervreemding van dit confronterende beeld maakt het vrijwel onmogelijk hier langer dan een paar seconden naar te kijken.

Dat langer kijken gaat vanzelf in de video-installatie van Yang Fudong. In een afgesloten ruimte vertoont zijn The Revival of the Snake (2005) op tien verschillende schermen het verhaal van een anonieme man in ellendige omstandigheden. De scènes lopen door elkaar heen en laten geen begin of einde zien, de man lijkt een vluchteling die probeert te overleven in een ongenaakbaar landschap. De verwarring is groot: de kijker leeft mee en voelt zich betrokken, maar blijft in het duister tasten over oorzaak en gevolg.

Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin, Kirsten Star, 1996

Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin, Kirsten Star, 1996

Van Lamsweerde & Matadin


Dat de schoonheid hier toch een plek heeft gekregen, blijkt uit de fotowerken van Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin. Echter is hun menselijke verschijning zodanig geperfectioneerd en gemanipuleerd dat de vermeende esthetiek doorslaat naar een bizarre lelijkheid. Het mensbeeld lijkt herkenbaar, zoals perfecte foto’s uit de ons omringende modewereld, maar is bij nadere bestudering verworden tot een eigentijds monster van Frankenstein.

La La La Human Steps wordt aangevuld met een aantal live opgevoerde dansvoorstellingen die, midden in de zaal, de dynamiek van de omringende kunstwerken versterken. Deze performances, naderhand geprojecteerd op vrijhangende schermen, vormen een eigentijdse verbinding met het thema van de expositie. Samen met eeuwenoude schilderijen, de oplichtende beelden en het doorlopende gemurmel van de vele projecties krijgt de toeschouwer een inkijkje in de ondoorgrondelijke menselijke ziel. De loutering na afloop is evident: het is geen leedvermaak waarmee we kijken naar andermans ellende, het is de simpele worsteling met onszelf.

Muziek / Album

Het zelfvertrouwen druipt ervan af

recensie: Siskiyou - Nervous

Dat Colin Huebert (ex-lid van Great Lake Swimmers) mooie liedjes kan schrijven, was al bekend. Dat wordt wederom duidelijk op Nervous, alweer het derde album van de Canadese folkrockband. Toch vormt het album een nieuwe stap voor de groep: nog nooit orkestreerde die zo rijk en ambitieus als op dit album.

Onder meer strijkers, (kinder)koren, stuwende bassen, elektrische gitaren, een saxofoon, een piano, en zelfs wat elektronica komen langs in de veelgelaagde nummers. Opvallend, omdat Siskiyou er in het verleden juist een veel kaler, intiemer geluid op nahield. Daar blijft het niet bij, want ook de productie is veel helderder en beter uitgebalanceerd dan ooit. In deze nieuwe werkwijze schuilt echter een groot gevaar: het vervallen in plat bombast en gladheid, waardoor de oorspronkelijk mooie liedjes en emotie totaal verloren gaan in het opgeklopte en gladgestreken geluid. Het is een valkuil die Siskiyou gelukkig ruimschoots omzeilt.

Laat deze groep de trukendoos maar opengooien. Elk instrumentale laagje en elke gitaaraanslag lijkt met zorg binnen de compositie geplaatst, en wordt door de smaakvolle productie dan weer perfect uitgelicht. Er zijn immers ook voldoende rustpunten, en naar de vollere gedeeltes wordt altijd zorgvuldig opgebouwd. Geslaagde toevoegingen, zoals een saxofoonsolo van Colin Stetson in opener ‘Deserter’, zorgen verder voor verrassende wendingen en maken de nummers nog interessanter. Sowieso is de band, dat hier een over het algemeen toegankelijk album aflevert, niet bang voor enig avontuur. Zo mondt het sinistere ‘Jesus in the 70’s’ uit in een ronduit griezelige kakofonie met indringende schreeuwen. In deze muzikale rijkdom valt dan ook veel meer te ontdekken dan bij je gemiddelde folkrockgroepje.

Verdomd compleet plaatje

Dat de liedjes niet verdrinken in de prominente begeleiding is mede te danken aan Colin Huebert, wiens krachtige zang (die stevig doet denken aan die van Arcade Fire-zanger Win Butler) er moeiteloos voor zorgt dat de sterk geschreven songs altijd centraal staan. Als iemand een dergelijke instrumentatie aankan, is hij het. Met zijn geregeld overslaande stem geeft hij het album bovendien de nodige emotionele diepte mee. Vrolijk is dit immers niet; er ligt constant een licht melancholisch, donker randje om de muziek heen, hoe uitgelaten, bijna euforisch die af en toe ook klinkt. Dus ja, ook ‘sfeervol’ mogen we optellen bij het rijtje goede punten.

Het zal je vast al duidelijk zijn geworden dat dit een verdomd compleet plaatje is. Memorabele melodieën, emotie, sfeer, sterk geschreven liedjes, afwisseling, zelfs avontuur… Het is allemaal te vinden op ‘Nervous’. Nervositeit over hun muziek zal niet de bron voor deze titel zijn, want het muzikale zelfvertrouwen druipt werkelijk van dit ambitieuze werkje af. En terecht.

Boeken / Fictie

Het genot van de kleine precisie

recensie: Marie Kessels - Brullen

Eens in de drie, vier jaar kunnen we ons verheugen op een nieuw boek van Marie Kessels. Nu is er Brullen, waarin een lawaaineurose aanleiding is voor een mooi, ingetogen verhaal.

Marie Kessels’ romans en essays over menselijk contact zijn hoogst sensitief. Veer, de verteller van De God met de gouden ballen (1995), is gefascineerd door hoe het daglicht de stationshal van Den Bosch binnenvalt. De essayistische stukken die samen Het nietigste (2002) vormen, gingen over de pijn die mensen kunnen voelen. In Ruw (2009) verkent de recent blind geworden Gemma de wereld op de tast, en ook in de prachtige scènes in Het lichtatelier (2012) waarin de rouwende Iris papier schept, staat dat zintuig centraal. In het pas verschenen Brullen heeft Kessels de aandacht verlegd naar het gehoor.

Marie Kessels (1954) is een teruggetrokken auteur, die geen interviews geeft en er op lijkt te vertrouwen dat haar romans en essaycollecties hun weg naar het publiek vanzelf vinden. In onze hedendaagse, diep gemedialiseerde samenleving levert dat misschien niet de hoogste verkoopaantallen op – al heeft Kessels over kritische belangstelling weinig te klagen. Ruw, dat een voorzichtige doorbraak genoemd kan worden, won in 2009 nog de F. Bordewijkprijs. Desalniettemin omringt haar relatieve obscuriteit elke uitgave met het aura van een onontdekte parel.

Tegen het papier geschreeuwd

Brullen – het is een lelijk, overdreven woord. Het is een titel die perfect past bij deze roman, waarin Dana vertelt over haar lawaaineurose. De geluiden rondom haar flat hebben haar bijna gek gemaakt, en zeker in het eerste deel van de roman, waar we de ‘patiënt’ leren kennen, is haar taal gezwollen, hyperbolisch, opgeblazen door de overdaad aan prikkelingen:

Wie zoals ik (Dana, fotograaf en soms ook drukker, letterontwerper, huisschilder) jarenlang getergd en langzaam maar zeker zowat tot waanzin gedreven is door geluidsoverlast in haar huis en daarom tijdelijk is uitgeweken naar een stiller huis in een andere stad, zal wel niet hetzelfde op brullende voetbalsupporters reageren als andere mensen die niets om voetbal geven.  

De taal lijkt tegen het papier geschreeuwd. Telkens gebruikt Dana het grotere woord, zet ze haar gevoelens aan, raakt ze aan de overdrijving. Dit is de kracht van Marie Kessels, de reden waarom haar sensitieve romans zo boeiend zijn: haar overgave aan het woord, het in de huid kruipen van personages die constant aangesproken worden op één zintuig. Hier is dat Dana, op wier leefwereld continu allerlei geluiden inbeuken, een proces dat in de romantekst is verwerkt; in Ruw was dat de tast, sloot Kessels je op in het perspectief van een blinde vrouw.

Niet alleen de taal is perfect verzorgd. Brullen, dat is onderverdeeld in vijf delen die elk een ander stadium in Dana’s gevecht met het lawaai beschrijven, is gevuld met korte essaytjes. Dat is een stijl die niet iedere lezer zal liggen, maar Kessels serveert hier via Dana wel een keur aan interessante en boeiende inzichten. Dana’s observaties ontleden wat ze ziet. Het is een paradoxaal proces van zowel haat als liefde: haat aan de geluiden die haar leven moeilijk maken, liefde voor de taal waarin ze het leven wil vangen.

Het genot van literatuur

In Brullen is Marie Kessels taal nog net zo precies geformuleerd als in eerdere romans, maar heeft zich naar buiten gekeerd – de hyperbool van het geluid. Niet het zorgvuldig aftasten van het innerlijk staat hier centraal, maar de manier waarop een harde buitenwereld op een sensitieve binnenwereld binnendringt. In haar werk laat Kessels telkens weer zien wat een genot literatuur kan zijn, wat een rijkdom er in de kleine precisie te vinden is. Natuurlijk wens je Marie Kessels lezers toe, maar nog meer wens je de lezers Marie Kessels toe.

Kunst / Achtergrond
special: TEFAF 2015

TEFAF 2015: Het mooiste van alle werelden bij elkaar

Ruim 51 miljard euro werd er in 2014 wereldwijd aan de verkoop van kunst verdiend. Een nieuw record dat niet voor niks bekend werd gemaakt op de grootste en belangrijkste kunstbeurs ter wereld. Want ook dit jaar tonen galeries en handelaren van over de hele wereld hun mooiste kunstschatten weer op de TEFAF in Maastricht. Antiek, juwelen, schilderijen, moderne en hedendaagse kunst, alles is terug te vinden op de TEFAF en met een groot aantal verkopen in het openingsweekend is de beurs nu al van succes verzekerd.

Kees van Dongen, <em>Lailla</em>, 1908, olie op doek. Bij Dickinson.

Kees van Dongen, Lailla, 1908, olie op doek. Bij Dickinson.

Ondanks het feit dat een kunstbeurs draait om de handel en verkoop van kunst, gebeurt er veel meer op de TEFAF. Het is een plek waar kwaliteit voorop staat, waar wereldwijde culturele netwerken zich verzamelen en waar altijd een kunstwerk te vinden is dat zal inspireren. Immers vormen alle verschillende disciplines bij elkaar een jaarlijks terugkerend hoogtepunt en is ook kijken zonder te kopen een hele goede tijdsbesteding.

Zoals altijd zijn het de vooraf aangekondigde ‘highlights’ die de aandacht trekken, zoals een editie van Le grand atlas uit 1663 door Johannes Blaeu bij Crouch Rare Books, het schilderij Laila uit 1908 van Kees van Dongen bij Dickinson en een Mae West Lip Sofavan Salvador Dali bij de? Patrick Derom Gallery. Daarnaast zijn er echter altijd verrassingen die de openingsdag compleet maken. Een goed voorbeeld daarvan is het kunstwerk van Jan Asselijn uit 1651, te zien bij Haboldt & Co., waarop de dijkdoorbraak van de Sint Anthonisdijk in Amsterdam te zien is. Het formaat en de intens blauwe lucht in combinatie met de dreigende stormachtige wolken maken het werk indrukwekkend. Dat vond ook het Rijksmuseum, wat zaterdag bekend maakte dit werk te hebben aangekocht.

Nieuw dit jaar is NIGHT FISHING, een toevoeging aan TEFAF Modern. Het idee is dat hedendaagse kunstwerken geïnspireerd zijn op objecten die terug te zien zijn op de beurs en een verbinding met elkaar aangaan. Curator Sydney Picasso koos voor deze editie de herontwikkeling van sculptuur als kunstvorm en selecteerde naoorlogse en hedendaagse kunstenaars. Het werk van de Nederlandse Mark Manders is hier onder andere te zien.

Johannes Blaeu,<em> Le Grand Atlas (12 volumes)</em>, 1663. Bij Crouch Rare Books.

Johannes Blaeu, Le Grand Atlas (12 volumes), 1663. Bij Crouch Rare Books.

TEFAF Paper wordt dit jaar verrijkt met een extra tentoonstelling. Onder de naam Teyler’s Legacy toont het Haarlemse museum achtentwintig bijzondere tekeningen uit de museumcollectie. Het betreft tekeningen van de zestiende eeuw tot nu. Met topstukken van Michelangelo, Rafael, Rembrandt, Goltzius, maar bijvoorbeeld ook Marlene Dumas, is het absoluut een hoogtepunt om langs te gaan. Kortom, er is genoeg moois te zien en voor iedereen wat wils. De TEFAF is dan ook zeker een bezoek waard.

Boeken / Non-fictie

‘Een goede vertaler is geen buikspreekpop, maar een schrijver.’

recensie: Maarten Steenmeijer - Schrijven als een ander

Zeker jongeren mogen dan ontlezen, maar de ambitie om eigen werk te scheppen of te ‘schrijven als een ander’ neemt niet af. Maarten Steenmeijer, goed thuis in en ook vertaler van Spaanstalige literatuur, schreef over het vertalen van literatuur Schrijven als een ander – een vertaler leest immers met dubbele aandacht en schrijft half en half een eigen verhaal.

Literaire vertalingen zijn niet gauw goed genoeg, ook al doordat ze zelden ontsnappen aan gedateerdheid: een vertaalde roman is volgens Steenmeijer na een jaar of dertig aan vervanging toe. Bovendien is een vertaling altijd een prestatie van het moment. Toen Hans Driessen zijn Toverberg van Thomas Mann herlas, haalde hij er honderden foutjes en fouten uit. Niet erg, vindt Steenmeijer: ‘Als de stijl sterk en consistent is, dan worden de fouten meegevoerd in de stroom van de tekst.’ Te veel fouten slaan gaten in de stijl.

Checken            
Steenmeijer zelf laat zich niet zo makkelijk meevoeren in de stroom van de tekst als een gemiddelde lezer. Die leest al gauw over de grootste blunders en onbegrijpelijke passages heen. Als de roman hem niet bevalt, wijt hij dat er waarschijnlijk aan dat de schrijver hem niet ligt. Hij maakt geen vergelijking met het origineel om te checken of de vertaler wel zijn best heeft gedaan.

Steenmeijer haalt in zijn vergelijkingen ook Engelse vertalingen erbij en ontdekt dan dat ‘babana leaves’ ‘plataanbladeren’ moet zijn. Bananenbladeren in de straten van Buenos Aires? Hij noemt dat ‘een kleine fout met grote gevolgen’. Ach, denk je dan, valt wel mee, was me niet opgevallen. Elders wordt een ‘caniche’ als konijn opgevoerd en abusievelijk niet als poedel. Dat kan nu wél door Steenmeijers beugel, want in de context vindt hij konijn geestiger dan poedel. De beoordeling van de ernst van fouten lijkt een nogal subjectieve kwestie.

Instinkers         
Naast veel vertaalfouten komen andere aspecten van het vertaalwerk aan bod, zoals het belang van goede vertalingen van romantitels en eerste zinnen. Ook zijn er de instinkers van vreemde woorden die alles weg lijken te hebben van hun Nederlandse equivalent: ‘su vida sentimental’ betekent niet ‘zijn sentimentele leven’, maar ‘zijn liefdesleven’.

Dat Steenmeijer verrassende verbanden weet te leggen, zal eraan te danken zijn dat hij niet alleen theoretiseert maar ook zelf vertaalt. Citaat:

Originelen intimideren, doordat ze de indruk wekken definitief te zijn, terwijl literaire teksten per definitie voorlopig zijn. Hun betekenis ligt nooit vast, en dat is een wezenskenmerk van literaire teksten dat beter tot zijn recht komt in vertalingen dan in de oorspronkelijke versies.

En: ‘Vertalingen maken iets duidelijk wat het origineel niet graag prijsgeeft: dat een tekst op vele manieren kan worden gelezen en geïnterpreteerd.’ Zoiets geeft de vertaler moed.

Stilistische eenheid    
Toch moet de vertaler ervoor oppassen niet overmoedig te raken: hij zal niet alleen de stem van de brontekst moeten vinden, maar ook zijn eigen stem, om in zijn vertaling een stilistische eenheid te bereiken. Hier ligt volgens Steenmeijer de kern van het vertalen: het hangt er per passage van af of je min of meer letterlijk dient te vertalen of dat je je juist een formulering moet veroorloven die sterk afwijkt van het origineel. Als de inhoud maar geen geweld wordt aangedaan. De vertaler slalomt op het gladde gebied van beperkingen en bewegingsvrijheid.

Steenmeijer schrijft in een opgeruimde en open stijl, inclusief hier en daar persoonlijke terzijdes, zoals zijn ongenoegen over teksten van popliedjes, al dan niet vertaald. Zijn kennis van zaken doseert hij schijnbaar uit een prettig losse pols. Op den duur vervalt hij wat in herhaling als er al heel wat definities, voorbeelden en aanwijzingen in wisselende bewoordingen gepasseerd zijn.

Betovering       
De bundeling van Steenmeijers vierentwintig ‘mini-essays’ is zeker ook een aanrader voor wie aan het vertalen wil slaan. Net als al het genieten van kunst is het betovering. Het is het tot klinken brengen van een partituur. Niet alleen herken je de stijl van de componist, als het goed is ook die van de uitvoerend kunstenaar.

Boeken / Fictie

Als de wijn is in de vrouw…

recensie: Amélie Nothomb (vert. Daan Pieters) - Petronilla

.

De Belgische Amélie Nothomb laat haar jongere zelf spreken in haar nieuwe werk met een afzichtelijke stofomslag, dat dankzij weinig pagina’s en grote letters binnen een goeie drie uur is opgedronken. We schrijven Parijs, 1997. Nothomb is net dertig en een rijzende ster in de Franstalige letteren en daarbuiten. Als titelheldin Petronilla bij een van haar signeersessies verschijnt en een op sensatie beluste fotograaf eruit gooit, weet Nothomb direct dat zij haar drankgenoot gevonden heeft.

Witte raaf
Aspirant schrijver Petronilla Fanto is jong, androgyn (ja, dat wordt erg, erg vaak benadrukt) en verfrissend onaangepast (‘een straatmeid’), in tegenstelling tot diplomatendochter Nothomb. Ze is een specialist op het gebied van Shakespeare en zijn tijdgenoten (‘zware jongens die altijd paraat waren om te knokken’). Het is smullen van zulke mensen, zeker als ze drinken. Als Nothomb en Petronilla hun eerste fles samen aanspreken, moet Nothomb wennen aan de lossere mores van het jonge ding. Hun beider afkomst geeft daarbij interessant contrast. Haar ongemak vertaalt zij echter in licht ironisch en komisch proza:

‘Mijn vader gaat elke zondagochtend als krantenventer L’Humanité verkopen op de markt.’
‘U bent communiste!’ riep ik enthousiast uit, omdat ik een witte raaf had gevonden. ‘Rustig maar. Mijn ouders wel. Ik ben behoorlijk links, maar toch geen communiste. U komt uit de hoge kringen, hè?’
‘Ik kom uit België’, zei ik, om een einde te maken aan haar onderzoek.

Over witte raven gesproken. Het elkaar vousvoyeren, dat de twee vrouwen tot ver in het boek blijven handhaven, voelt voor de Nederlandse lezer exotisch en prikkelend. Er wordt op een gegeven moment bewust besloten elkaar te tutoyeren. De beleefdheid en het respect dat spreekt uit dit toepassen van deze aanspreekvormen wordt in de Nederlandse gespreksomgang nauwelijks nog ervaren.

Drinkezusters
Later die avond krijgt de drank de twee drinkezusters toch te pakken. Petronilla gooit Nothomb permanent uit haar comfort zone met een wildplasactie in de Parijse straten. Het prille contact stopt abrupt in de kiem. Het boek maakt vervolgens een sprong: vier jaar later publiceert Petronilla haar eerste roman. Nothomb blijft de aantrekkingskracht tot de ongedwongen tomboy voelen en hernieuwt het contact met, jawel, champagne. De vriendschap beklijft dit keer. Een serie van willekeurige belevenissen passeert de revue in de licht schertsende toon die Nothombs pen kenmerkt. Sommige passages zijn overigens interessanter dan andere. (Fashionista’s zullen zich trouwens met interesse kunnen buigen over de vileine karakterschets van Vivienne Westwood.)

Hoewel vermakelijk, is de toon van het boek vaker dan gewenst ironisch en (te) licht en flauw grappig met vaak uitgekauwde zinnen, waardoor het iets begint te vervelen. Petronilla begint zich ondertussen echter steeds zonderlinger te gedragen, waardoor de nieuwsgierigheid naar haar steeds meer toeneemt. Maar Nothomb – misschien had ze een deadline,  wilde ze het achter de rug hebben of kon ze de psychologie van haar personage niet aan – raast zich vervolgens rap naar een wat absurd einde toe. Of althans, ze doet een flauwe poging daartoe, waardoor je het boek met knipperende ogen dichtslaat en denkt: ‘Wat heb ik nu zojuist gelezen?’ Een gemiste kans voor een veelbelovende premisse.

Stéphanie Hochet
Niemand weet waar in dit boekje non-fictie eindigt en fictie begint. Dat is natuurlijk deel van de charme. Het personage Petronilla is in elk geval gebaseerd op schrijfster Stéphanie Hochet (1975), in Frankrijk een inmiddels gevestigde naam in de literaire wereld. Ook de kroegen en boekhandels die in het boek voorkomen bestaan echt. Wie dat leuk vindt, kan deze plekken tijdens een weekend Parijs opzoeken en er een literaire drankroute van maken. Misschien kom je Nothomb wel tegen en biedt ze je een fluitje aan. En dat betekent daar iets anders dan hier.

Theater / Voorstelling

Geniale gekte in een wervelwind van Koning Chaos

recensie: Martijn Koning - Koning Chaos

Het hoofd van Martijn Koning is een geheel van radertjes en stoomtreintjes die razendsnel door- en met elkaar verbonden zijn, met als doel de verbale brij aan grappen vorm te geven. Zijn energie is tomeloos, maar nooit vermoeiend en daarmee ideaal voor een luchtige avond vol absurde humor. Wat daarbij opvalt, is zijn oog voor detail. Het niveau is misschien niet altijd even hoog, hilarisch is het wel.

Geniale gekte in een wervelwind van Koning Chaos

Martijn Koning heeft ergens wel iets van een hond. Een type dat, eenmaal losgelaten door zijn baasje, flink tekeer gaat en zijn territorium afbakent met de nodige pis en kak. Het liefst maakt hij er dan nog enkele grappen over. Wellicht is hij een kruising tussen pitbull en een chihuahua. Zijn uiterlijk speelt daar zeker een rol in. Ondanks zijn wat vuige baard en geprononceerde kin is Koning vooral een ruwe bolster met een blanke pit. Zo vertelt hij goudeerlijk over zijn onzekerheden als het gaat om beginnende kaalheid en ‘tietjes’, die duiden op veroudering. Je kunt er zielig over doen, maar Koning kiest ervoor om er dan maar schaamteloos grappen over te maken. 

Twee gezichten
Ook op een andere manier laat Koning twee gezichten zien. Hij kan gevaarlijk uit de hoek kan komen met een grap over de Amsterdamse liquidaties, maar even later zichzelf al weer op de hak neemt als hij keihard faalt op de skipiste. Die zelfspot (‘zelfhaat’?) is de grote kracht van Koning. Niet de ander, maar hijzelf is het die zich in de meest gênante situaties manoeuvreert. Zo vertelt hij over een urinoir in een cafe, of over de poeprupsjes onder zijn schoen. Soms herkenbaar, meestal aandoenlijk. Wat daarbij opvalt is het gemak waarmee Koning speelt; hij voelt zich volkomen thuis in het theater en soms krijg je het idee dat je bij hem in de huiskamer staat. De openheid en het plezier dragen daar zeker aan bij.

Filosofie van de cake
Hoogtepunt van de avond is echter de sketch over cakes. Martijn Koning blijkt overduidelijk een cakefan. Hij heeft zelfs een hele filosofie rondom cakes bedacht. Werkelijk alle details over cakes worden besproken, plus alle mogelijke toepassingen en tips. Zo zorgt alleen al het cakebeslag bij Koning voor een orgastische scene, terwijl hij ook adviseert twee cakes te bakken als er onverwachts vrienden langskomen, waarvan je er een in de vriezer legt. Oftewel: ‘Cake kan altijd. Er is altijd een goed moment. En niemand heeft een hekel aan cakes.’

Samenhang
Toch is het jammer dat er niet echt een lijn in het programma zit; Koning zou best iets meer samenhang kunnen creëren door een spanningsboog in te zetten. Het kan ook een bewuste keuze zijn geweest; zijn kracht ligt immers in het uitvoerig bespreken van triviale problemen zoals een bezoekje aan de dierenarts en het klaarmaken van beschuit met muisjes. Dat maakt het wellicht iets meer stand-up comedy dan cabaret. Niks mis mee overigens. Een avondje Koning is een avondje onbekommerd hard lachen om de koning van de chaos. 

Film / Films

Lachen om het pedofiele meesterbrein

recensie: The Captive

Atom Egoyan was ooit een groot filmregisseur. Voor Exotica en The Sweet Hereafter liepen de filmhuizen midden jaren negentig vol. Dat was toen.

De films van de Egyptische Canadees – leuk weetje: hij kreeg de voornaam Atom omdat in zijn geboortejaar de eerste Egyptische kernreactor werd geopend – worden nog steeds geselecteerd voor grote filmfestivals. Winnen doet hij al lang niet meer.

Ook The Captive draaide in competitie op het laatste festival van Cannes. Daar werd de film met hoongelach ontvangen. Toch kun je je bij zo’n misbaksel nog best vermaken. The captive is een ongemakkelijke kruising tussen een pedothriller en een arthouse drama. Egoyan mikt hoog en gaat vervolgens hard op zijn plaat. Toegegeven: het plezier is hier enigszins synoniem met leedvermaak.

Jong vlees

The Captive draait om de verdwijning van het meisje Cassandra op klaarlichte dag. Terwijl haar vader even een snelle boodschap doet, wordt zij van de achterbank van de auto gegrist. Acht jaar later: de ontvoering heeft het huwelijk van haar ouders Matthew (Ryan Reynolds) en Tina (Mireille Enos) kapotgemaakt. Zij is hem de verdwijning altijd blijven verwijten.

Cassandra (Alexia Fast) is in handen gevallen van de pedofiele Mika (Kevin Durand met verdacht perverse streepsnor). Hij baat, aan de donkere kant van het internet, een winkel in kinderporno uit. Nu Cassandra te oud is geworden voor seksscènes wordt ze ingezet om online nieuw jong vlees te lokken. Een rechercheduo (Rosario Dawson en Scott Speedman), dat destijds ook de verdwijning van Cassandra onderzocht, is nu het gesloten pedofiele netwerk op het spoor.

Kerstbomen

Tot zover zou The Captive zomaar het vierde seizoen van The killing, de Deense successerie, kunnen zijn. Helaas wil Egoyan veel meer uit zijn verhaal halen en wisselt de film steeds van toon. De verhaallijn over de ouders is een snotterig melodrama. De relatie tussen de pedofiel en het meisje is een gevalletje Stockholmsyndroom. De verhaaltjes die zij voor hem maakt zijn een soort duistere sprookjes. Het politieduo lijdt aan een ernstige vorm van tunnelvisie. Acht jaar lang verdenken ze de vader van verkoop van zijn dochter. Andere aanwijzingen worden genegeerd. Met meer geluk dan wijsheid komen ze de pedofielen op het spoor.

Zo schakelt The Captive heen en weer tussen sferen waarbij de opdringerige muziek steeds de zogenaamd spannende scènes wil onderstrepen. Lachwekkend bizar is de belevingswereld van het pedofiele meesterbrein. Hij misbruikt niet alleen het meisje, maar filmt met verborgen camera’s ook nog eens het rouwproces van de ouders. De film vliegt definitief uit de bocht wanneer Mika vader Matthew een broodkruimelspoor van achtergelaten kerstbomen laat volgen en hem met zijn dochter confronteert.

Wie een vergelijkbaar verhaal zoekt, maar niet van de bank wil rollen van het lachen, kijkt eens naar Prisoners, met Jake Gyllenhaal. Ook Canadees, ook in de sneeuw, maar dan echt spannend.

tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – maart

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Drie uit twaalf: Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000), This is good (2001), This is exchange (2003), This is propaganda (2002).

Er is momenteel verhoudingsgewijs weinig te zien in het Stedelijk. Een groot deel van de begane grond is niet toegankelijk wegens opbouwwerkzaamheden, waarschijnlijk voor de later in maart openende Matisse-tentoonstelling. Ook boven wordt veel gewerkt. De zaal waar Newmans Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue III (1967-68) hangt, is afgezet met paaltjes en lint waardoor het geheel een geënsceneerd karakter krijgt. Nog ingepakte werken staan tegen de wand, klaar om opgehangen te worden.

Dit is niet de enige beweging die plaatsvindt. In de zaal grenzend aan die waar de Newman hangt, bevindt zich Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000), het werk waarmee Sehgal in januari het retrospectief van een jaar aftrapte. Het is maandag en rustig in het museum, maar het gedrag van de weinige bezoekers wijkt niet al te veel af van die in januari. De deuropening behoudt zijn aantrekkingskracht, als veilige plek om een stiekeme blik te werpen op de over de vloer kronkelende jongeman. Tegelijkertijd rijdt museumpersoneel Sigmar Polke’s Farbtafeln (1986-1998), acht grote monochrome schilderijen, door deze zaal naar een plekje achter de schermen. Elkaar kruisende werelden: gestolde verf en voor een maand lang, tijdens openingsuren, nimmer bevriezende beweging.

Twee grote vragen

Aan het eind van de gang is op dezelfde plek als in februari wederom het werk This is good te zien. Waar de bezoekers vorige maand nog twee ontsnappingsmogelijkheden hadden, enerzijds via de doorgang bij Gonzalez-Torres’ lichtsnoer en anderzijds bij Duchamps La boîte-en-valise, is de laatste nu afgezet met spanband. De bezoeker raakt hierdoor nog meer verstrikt in het web van de vertolker, die inmiddels uit de doeken doet dat we het overal over kunnen hebben, behalve over kunst. Hij vervolgt “Er zijn twee grote vragen in het leven: ‘Wat is kunst?’ en ‘Waarom zijn we hier?'”.

De anderhalf uur die ik vorige maand op de grond van deze zaal doorbracht stonden in het teken van een hupsende suppoost die alleen bij wijze van uitzondering, naast het uitspreken van de zin ‘Tino Sehgal, This is good, 2001, Collectie Museum Ludwig in Keulen’, interacteerde met de bezoekers, namelijk wanneer zij zich rechtstreeks tot hem wendden. In mijn anderhalf uur op de houten vloer zag ik hoe twee vertolkers elkaar afwisselden en beiden hielden zich aan deze ongeschreven regel. Deze maand gaat het er anders aan toe; van deze suppoost weet ik na een paar luttele minuten al dat hij muzikant is en dat hij een gekke bekken-wedstrijdje gehouden heeft met een bezoeker.

Vormvocabulaire

Deze vertolker doet het dus overduidelijk anders. Zo leert hij twee vrouwelijke bezoekers een dansje. De enige overeenkomst met vorige maand die ik kan ontdekken, is dat hij de interactie met hen besluit door ‘Tino Sehgal, This is good, 2001, Collectie Museum Ludwig in Keulen’ te zeggen.

Hij vraagt mij om hem een trucje of beweging te leren. Ik vraag hem of zijn insteek is om dingen uit te wisselen. Het lijkt alsof hij een vormvocabulaire aan het opbouwen is. Hij snapt mijn verbazing niet, en wanneer ik hem uitleg geef vertelt hij me dat het werk in februari ook op deze manier opgevoerd werd. Meer vertrouwend op mijn eigen ervaring verlaat ik met een ontevreden gevoel de zaal.

Na een tijdje neemt dit gevoel iets af en wordt het idee van schaarste, immer aanwezig in Sehgals werk, bewaarheid. Ik mag dan wel anderhalf uur op de grond hebben gezeten de vorige keer, ik heb veel meer niet gezien dan wel. Goed beschouwd weet ik niet wat er de overige 27 dagen en enkele uren heeft plaatsgevonden. Wellicht was mijn ervaring een uitzondering en werden er in februari ook al dansjes, trucjes en rare bekken uitgewisseld.

De wereld buiten het museum

In de zaal bij Sol LeWitts Wall Drawing #1084 (2003) staat een suppoost die bezoekers benadert met een aanbod. Het aanbod luidt dat hij met ons het idee van de vrije markteconomie wil bediscussiëren. In ruil daarvoor kunnen we elk drie euro ‘verdienen’ als we met het na afloop verkregen wachtwoord naar de kassa van het Stedelijk gaan. This is exchange, letterlijk.

De discussie komt moeizaam op gang. Vijf mannen, twee vrouwen, mijzelf incluis, staan wat onwennig in de museale ruimte het idee van markteconomie te bevragen. “Waar de markt is,” zegt een van de mannen al wijzend naar waar ergens buiten het museum de Albert Cuyp moet liggen, “daar is de economie”. Deze voorzet biedt aanleiding voor een van de andere mannen om zijn hart te luchten: hij heeft niet gevraagd om de vraag die het aanbod reguleert.

We mogen zo lang doorgaan met discussiëren als we willen, alleen, zo geeft de suppoost aan, haalt hij er wel steeds nieuwe gesprekspartners bij. De groep waar ik onderdeel van uitmaak, valt uiteen wanneer twee mannen aangeven dat ze ‘ervandoor moeten’. Tijd is schaars. “John Locke 5,” besluit de suppoost de sessie. Weinig is zo spannend als een wachtwoord.

Weerkaatsing en spiegeling

Rosy-Fingered Dawn at Louse Pont (1963), alleen al de titel van dit werk van De Kooning doet je de weerspiegeling van dageraad in het water visualiseren. Het doek lijkt de kleuren te echoën, als een gedragen reflectie. Maar er is meer dan dat wat galmt in deze zaal. In de hoek staat een suppoost met haar gezicht van de bezoekers afgedraaid, richting muur. Met gedragen stem zingt ze, wanneer bezoekers de zaal betreden, “This is propaganda, you know, you know,” terwijl ze zich langzaam omdraait richting de toeschouwers.

Wiens belang wordt hier geëchood, lijkt de vraag die This is propaganda (2002) wil stellen. Met andere woorden; wat is de ’this’ waarnaar verwezen wordt? Evenals in This is good, This is new en This is exchange stelt het woord ’this’ de context ter discussie. Als een subject-object discussie. Wat is hier het lijdend voorwerp? Of is er sprake van een leidend voorwerp? Reflecteert het werk op zichzelf (dit is propaganda), verwijst het naar de specifieke werken in de zaal (een metacommentaar op wat er te zien is: dit is propaganda) of heeft het betrekking op kunst in zijn algemeenheid (dit, kunst, is propaganda)?

Hoewel Sehgals werken letterlijk choreografieën zijn, ze laten bezoekers anders door de ruimte bewegen, choreografeert This is propaganda ook figuurlijk. De woorden ‘you know, you know’ vragen ons om in gedachten mee te bewegen. ‘Je weet wel’ impliceert een bewustzijn van de omgeving waar we onderdeel vanuit maken, het alledaagse, het banale dat propaganda haast is voor ons. Echter, deze interpretatie is onze figuurlijke manier van meebewegen, die ontleent is aan onze eigen context. Is dát dan soms de propaganda?

Samenkomst, samenscholing

De vier in maart getoonde werken bevinden zich allen in de rechtervleugel van de eerste verdieping. Hierdoor ontstaat een parcours van vertolkers. Hoewel er delen zijn waar je door een aantal aaneengesloten zalen loopt waar geen vertolkingen plaatsvinden, voelt de rechtervleugel als een overgeconcentreerd destillaat van kunstwerken die reflecteren op de idee kunst en de idee museum.

Dit gevoel wordt versterkt door hoe This is good in maart wordt opgevoerd en de wijze waarop This is exchange met bezoekers interacteert. Dat is namelijk van een andere orde dan de manier waarop Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things en This is propaganda dat doen. Sehgals werken zijn vooralsnog altijd situaties die ‘gedragen’ worden door een lichaam; als een levend vehikel. Dat ze daarmee de persoonlijke ruimte van de bezoeker betreden, is evident. Echter, de manier waarop This is good en This is exchange dat doen is wezenlijk anders, deze twee werken vragen iets van de bezoeker. Bovendien is de bezoeker zich in het moment zelf bewust van die vraag, terwijl er bij de andere werken slechts sprake is van een confrontatie. Dat de bezoeker in die confrontatie in zekere zin ook bevraagd wordt, is een veel onbewuster en minder zichtbaar proces.

This is exchange en This is good zijn, doordat ze de bezoeker rechtstreeks aanspreken, afhankelijk van diens inbreng. Hierdoor roept het werk het gevoel op een trucje te zijn, met inzicht als doel. De bewustwording bestaat er dan uit dat je zelf bepalend bent in wat de situatie je geeft, leert of doet inzien. Het werk is niet langer alleen afhankelijk van jouw blik, het is ook afhankelijk van jouw inbreng.

Onbeschreven blad

‘John Locke 5’ is het wachtwoord dat mij ten deel viel. John Locke, een toevallige keuze? Misschien is het een random pick uit een lange lijst met namen van personen, maar dan is dát nog altijd een te specifieke keuze om random te zijn. Immers, waarom dan geen lijst met namen van allerlei dingen?

Situaties, omgevingen en context: John Locke laat mij niet los. De filosoof die schreef over de maatschappij als sociaal contract, voortgebracht uit vrije wil en op basis van gelijkwaardigheid en die daarnaast het idee tabula rasa propageerde, al sinds Aristoteles een notie in de filosofie. Locke beantwoordde het nature nurture-debat met dit idee van tabula rasa, de mens als onbeschreven blad. De mens wordt gevormd door zijn omgeving en niet door nature, dat wil zeggen door aanleg (aangeboren eigenschappen). Het idee van nurture, vorming, ligt besloten in de sociale constructen die aan bod komen in Sehgals vertolkingen – denk aan good, propaganda, exchange. Waarde, waarden, betekenis, communicatie. Het idee ‘museum als vrijplaats’ als paradox benadrukkend: een ‘onbepaalde’, ‘onbeschreven’ context die omwille daarvan geconstrueerd is. Meer geënsceneerd dan dat kan het haast niet, en Sehgals ‘beschrijvingen’ maken dat duidelijk.

Ik zal in maart nog minimaal één keer het Stedelijk bezoeken. Om de code te kraken, een nieuw wachtwoord te krijgen en zo de al dan niet toevalligheid van ‘John Locke’ proberen te achterhalen. Mijn schaarse indrukken iets minder schaars te maken. Hoewel dat laatste, zoals eerder geconstateerd, ijdele hoop is: de situaties vallen niet met zichzelf samen, ze zijn het verschil.