Boeken / Fictie

Het genot van de kleine precisie

recensie: Marie Kessels - Brullen

Eens in de drie, vier jaar kunnen we ons verheugen op een nieuw boek van Marie Kessels. Nu is er Brullen, waarin een lawaaineurose aanleiding is voor een mooi, ingetogen verhaal.

Marie Kessels’ romans en essays over menselijk contact zijn hoogst sensitief. Veer, de verteller van De God met de gouden ballen (1995), is gefascineerd door hoe het daglicht de stationshal van Den Bosch binnenvalt. De essayistische stukken die samen Het nietigste (2002) vormen, gingen over de pijn die mensen kunnen voelen. In Ruw (2009) verkent de recent blind geworden Gemma de wereld op de tast, en ook in de prachtige scènes in Het lichtatelier (2012) waarin de rouwende Iris papier schept, staat dat zintuig centraal. In het pas verschenen Brullen heeft Kessels de aandacht verlegd naar het gehoor.

Marie Kessels (1954) is een teruggetrokken auteur, die geen interviews geeft en er op lijkt te vertrouwen dat haar romans en essaycollecties hun weg naar het publiek vanzelf vinden. In onze hedendaagse, diep gemedialiseerde samenleving levert dat misschien niet de hoogste verkoopaantallen op – al heeft Kessels over kritische belangstelling weinig te klagen. Ruw, dat een voorzichtige doorbraak genoemd kan worden, won in 2009 nog de F. Bordewijkprijs. Desalniettemin omringt haar relatieve obscuriteit elke uitgave met het aura van een onontdekte parel.

Tegen het papier geschreeuwd

Brullen – het is een lelijk, overdreven woord. Het is een titel die perfect past bij deze roman, waarin Dana vertelt over haar lawaaineurose. De geluiden rondom haar flat hebben haar bijna gek gemaakt, en zeker in het eerste deel van de roman, waar we de ‘patiënt’ leren kennen, is haar taal gezwollen, hyperbolisch, opgeblazen door de overdaad aan prikkelingen:

Wie zoals ik (Dana, fotograaf en soms ook drukker, letterontwerper, huisschilder) jarenlang getergd en langzaam maar zeker zowat tot waanzin gedreven is door geluidsoverlast in haar huis en daarom tijdelijk is uitgeweken naar een stiller huis in een andere stad, zal wel niet hetzelfde op brullende voetbalsupporters reageren als andere mensen die niets om voetbal geven.  

De taal lijkt tegen het papier geschreeuwd. Telkens gebruikt Dana het grotere woord, zet ze haar gevoelens aan, raakt ze aan de overdrijving. Dit is de kracht van Marie Kessels, de reden waarom haar sensitieve romans zo boeiend zijn: haar overgave aan het woord, het in de huid kruipen van personages die constant aangesproken worden op één zintuig. Hier is dat Dana, op wier leefwereld continu allerlei geluiden inbeuken, een proces dat in de romantekst is verwerkt; in Ruw was dat de tast, sloot Kessels je op in het perspectief van een blinde vrouw.

Niet alleen de taal is perfect verzorgd. Brullen, dat is onderverdeeld in vijf delen die elk een ander stadium in Dana’s gevecht met het lawaai beschrijven, is gevuld met korte essaytjes. Dat is een stijl die niet iedere lezer zal liggen, maar Kessels serveert hier via Dana wel een keur aan interessante en boeiende inzichten. Dana’s observaties ontleden wat ze ziet. Het is een paradoxaal proces van zowel haat als liefde: haat aan de geluiden die haar leven moeilijk maken, liefde voor de taal waarin ze het leven wil vangen.

Het genot van literatuur

In Brullen is Marie Kessels taal nog net zo precies geformuleerd als in eerdere romans, maar heeft zich naar buiten gekeerd – de hyperbool van het geluid. Niet het zorgvuldig aftasten van het innerlijk staat hier centraal, maar de manier waarop een harde buitenwereld op een sensitieve binnenwereld binnendringt. In haar werk laat Kessels telkens weer zien wat een genot literatuur kan zijn, wat een rijkdom er in de kleine precisie te vinden is. Natuurlijk wens je Marie Kessels lezers toe, maar nog meer wens je de lezers Marie Kessels toe.