Theater / Voorstelling

Doordacht herinneren

recensie: Jens van Daele - Over Onze Vader

In Over onze vader weet choreograaf Jens van Daele met behulp van dans, theater, live muziek en de bewaard gebleven brievenwisseling tussen zijn ouders de contrasterende facetten van niet alleen zijn vader, maar de hele mens te belichten.

Met de dood van vader Benny (‘Benneke’) stierf ook een groot deel van de roekeloosheid binnen het zesledige gezin Van Daele. Het jaarlijkse tripje naar de Costa Brava, waarbij luidkeels uit het autoraam werd gezongen, kon hij zich als technisch tekenaar geenszins veroorloven, maar ach, dan verpats je toch gewoon de armbanden van je vrouw? Uit de intrigerende combinatie van drie kunstvormen blijkt al snel dat ‘vader’ maar één van de vele rollen was die Benny had binnen het gezin.

Veelzijdig geheel

‘Ach lieveke, poezeke, wat zal ons huwelijk zalig en mooi worden.’ ‘Poezeke’ verwijst naar moeder Godelieve Flies, gespeeld door Eva Schram. In aandoenlijk Vlaams en op een volstrekt natuurlijke manier exposeert zij zowel de romantiek als de verstikkendheid van haar huwelijk. Soms wisselt ze naar het perspectief van de jonge Jens en nuanceert ze door te tonen hoezeer er tegen ‘onze papa’, vertolkt door van Daele zelf, opgekeken wordt. Binnen het veelzijdige geheel krijgt elke discipline haar eigen ruimte. Rennen dansers Patricia van Deutekom en Pjotr Nuyts eerst nog met de souplesse van een vlieger plagerig achter elkaar aan, raken ze later verwikkeld in een agressiever patroon van aantrekken en afstoten. Vanaf een stellage strooit gitarist Richard van Kruysdijk de bijpassende bastonen over hen heen.

Geslaagde gelaagdheid

‘Allee, was dat echt zo erg destijds?’ Uit Over onze vader blijkt hoezeer we in staat zijn onszelf te manipuleren, hoe graag we soms willen geloven dat dingen niet gelopen zijn zoals ze zijn gelopen. Daarmee overstijgt de voorstelling het particuliere en krijgt een universele geldigheid. Op een beamer wordt het tussentijdse commentaar van familieleden op de voorstelling in wording weergeven. Kritische woorden als ‘onrealistisch’ en ‘geromantiseerd’ plaatsen de vertelling in perspectief en roepen de vraag op wat nou precies werkelijkheid is. Zo ontstaat een gelaagdheid die blijft boeien.

Geen rouw

Omdat al vrij snel wordt benoemd dat vader is overleden aan kanker, komt het niet onverwacht dat uiteindelijk de gitaar riffjes produceert waarin je met wat fantasie een stagnerende hartmonitor kunt herkennen. Wat wel verrast, is de manier waarop het sterven wordt uitgebeeld: gestript van elk melodrama. Waar iemand doodgaat, is gemis, zo ook hier. In Over onze vader is echter niemand zielig, en juist dat ontroert: dit is geen rouw, maar een weldoordacht herinneren.

Theater / Voorstelling

Laat je onderdompelen in de warme gloed van Kommil Foo

recensie: Kommil Foo – Schoft

De broers Raf en Mich Walschaerts, beter bekend als het duo Kommil Foo, tonen wederom hun grote klasse in de voorstelling Schoft. De Vlamingen staan al ruim 20 jaar op de planken, wat te zien is aan het gemak waarmee ze het publiek in zang en spel inpakken. De humor is subtiel, net als het engagement. Maar typisch cabaret is het niet; hun onbehagen vindt haar weg in prachtige taalvondsten.

kommilfoo_schoft_foto_jaap reedijk-1335-r40Ter inspiratie voor het maken van een nieuwe voorstelling, besluiten Raf en Mich traditiegetrouw in een goed restaurant in Gent ideeën uit te wisselen. Net als zij aan het diner willen beginnen, zien ze buiten een man zitten. Op het eerste oog een behoeftige bedelaar, en oudste broer Raf besluit om in zijn goedertierenheid de man wat kleingeld te geven. De bedelaar weigert; Raf voelt zich miskend in zijn intenties en verhoogt keer op keer zijn bod. Maar de bedelaar houdt voet bij stuk.

Pareltjes

Voor Kommil Foo zijn dit soort situaties voer voor debat. Wanneer deugt de mens, en is hij daar überhaupt toe in staat wanneer de verschillen en belangen onderling zo ver uit elkaar liggen? Dat blijkt verdomde moeilijk, want Kommil Foo heeft meerdere sketches in petto waarbij het mensbeeld nader beschouwd wordt. Zoals wanneer Mich vertelt over een tragedie in de familiegeschiedenis of seksuele lusten die geen gehoor vinden. Maar wie zonder zonde is, werpe de eerste steen, lijkt Kommil Foo te willen zeggen. kommilfoo_schoft_foto_jaap reedijk-1165-r40De mens is wellicht intrinsiek goed, maar wordt door omstandigheden gedwongen andere keuzes te maken. De onmacht van de broers is voelbaar, evenals de melancholie. Wanneer Mich zich pontificaal laat zien in een kroniek van zijn geboorte tot het graf, is duidelijk dat het onderwerp serieus is. En zoals hij zijn waarheid opdient, heeft eerder ook Raf zich laten ‘ontleden’ als de mens die is overgeleverd aan willekeur. De korte scènes die zij telkens spelen, worden gelardeerd met prachtige liedjes. Mich op piano is goed, maar Raf bespeelt zijn gitaar alsof het zijn eigen baby is: aaiend en liefkozend, voorzien van de juiste klanken. Ja, dan ontstaan er pareltjes.

Warme gloed

In zijn totaliteit maakt de kwaliteit van muziek en spel het boeiend om naar deze broers te kijken. Hier staat een brok aan ervaring dat met speels gemak het podium vult. Ondertussen vraag je je af: is dit cabaret? Kleinkunst? Poëtisch theater? Ach, wat geeft het. Wie Kommil Foo nog niet kent: ga erheen en laat je onderdompelen in de warme gloed van vakbekwaam meesterschap.

Theater / Voorstelling

Vermakelijk maar niet verbluffend

recensie: De Theatertroep - Hoe echt is echt echt

Hoe echt is echt echt is een uit twee ‘theaternovelles’ bestaande voorstelling, beide deels geschreven door Judith Herzberg en deels ontstaan uit improvisaties van de Theatertroep. Dit jonge gezelschap met pakkende naam zet in het Utrechtse Theater Kikker een energieke voorstelling met treffende dialogen neer.

Hoe echt is echt echt is zowel de naam van de voorstelling als de titel van het eerste toneelluik. Dit deel is gebaseerd op de documentaire Familie te huur, waarin een Japanner mensen in opdracht verhuurt die zich voordoen als je familielid, vriend of collega. Handig als je zelf geen zin hebt in een saaie verjaardag op zondagmiddag. In de voorstelling runt Piet het bedrijf met in dienst de acteurs van de Theatertroep. De vraag ‘is iemand zichzelf, of speelt hij een rol?’ klinkt tijdens het eerste deel van de voorstelling door.

Levendig, maar rommelig

Het eerste deel is levendig, maar rommelig. Tien acteurs drentelen om elkaar heen. Ze spelen om de beurt korte scènes met snelle dialogen. De constante aanwezigheid en beweging van de acteurs op het toneel leidt af van het spel en de tekst. Juist de momenten waarop er volledige rust heerst, zijn het sterkst, zoals een mooie monoloog over angst voor inbrekers in het donker. Om minder bang te zijn besluit het meisje een acteur in te huren die ’s nachts haar huis betreedt, zodat ze zeker weet dat het geen echte inbreker is. Herzbergs dialogen zijn snel, treffend en de zinspelingen prachtig gevonden. De vraag of iets leugen of waarheid is komt hierin telkens terug.

Meer humor en harmonie

Het tweede deel, Zeeziek in het zwembad, dat niets met het eerste te maken heeft, speelt zich af in een kamp voor mensen die willen afvallen. Alleen al deze situatie zorgt voor een hoop hilariteit. De kampdeelnemers zijn gekleed in badkleding. Deze toch wel domme personages, die amper tot niet worden uitgewerkt, maken je nog meer aan het lachen. Bijvoorbeeld tijdens de gezamenlijke weegmomenten, de onderlinge discussie waar de verloren kilo’s heengaan en de stiekem meegesmokkelde chocolade. Zeeziek in het zwembad heeft meer humor en harmonie en dat doet de voorstelling goed. Maar waarom er voor twee delen is gekozen, en waarom die niets met elkaar te maken hebben, blijft mij een raadsel.

In zijn geheel heeft de voorstelling veel energie en het tempo ligt hoog. De Theatertroep zet duidelijk een komedie neer; er valt genoeg te lachen, vooral in het tweede deel. Al had de timing soms scherper gekund, want helaas komen lang niet alle grappen over. Hoe echt is echt echt is een vermakelijke voorstelling met prachtige dialogen, maar niet verbluffend.

Theater / Voorstelling

We Are Here: stuurloos zweven in de ruimte

recensie: Nineties Productions - We Are Here

Voor de meeste mensen is Michael Collins een onbekende naam, in vergelijking tot zijn collega-astronauten Buzz Aldrin en Neil Armstrong. De theatermakers van muziektheatergezelschap Nineties Producties hebben Michael Collins gekozen als het centrale personage in de voorstelling We are here, terwijl hij in werkelijkheid meer een voetnoot was bij de historische maanlanding van 1969.

In het openingsnummer verandert de titel We are here al snel in de vraag Are we here? De eenzame astronaut Collins ziet hoe klein de aarde is in verhouding tot de kosmos, en komt in een existentiële crisis. Een groter contrast met andere personages in de voorstelling, zoals de huisvrouwelijke wissewasjes van zijn vrouw en de bravade van de Amerikaanse president lijkt bijna niet mogelijk. Op papier zijn dit interessante uitgangspunten voor een voorstelling. We are here schakelt tussen de verschillende karakterperspectieven en gebruikt verschillende stijlen en vormen van muziek. Ook wordt gespeeld met camera’s en licht in het toneelbeeld, waardoor de schijnbaar willekeurige bewegingen van de personages in een choreografie van gewichtloze astronauten veranderen.

We are here nintiesKloof tussen inhoud en beleving

Maar toch kwam de voorstelling We are here niet van de grond. Het is lastig om precies te verklaren waar dat aan ligt. De vorm en thematiek van de voorstelling zijn origineel en interessant genoeg. Soms is er echter een kloof tussen de inhoudelijk beschrijving en de beleving van een voorstelling. Vanaf de eerste scène, waarin de acteurs direct het publiek toespreken en vertellen over Michael Collins terwijl ze gewichtsloos over elkaar heen buitelen, is te merken dat er een duidelijk perspectief ontbreekt. Een paar mensen in het publiek moeten lachen, maar lijken zelf nog niet helemaal zeker te zijn of het wel echt een lachmoment was.

Kinderlijke aspecten

Bij vlagen is We are here ook net iets te flauw, of wordt een grap net te lang uitgesponnen. De enscenering van de voorstelling voelt aan alsof de acteurs voor zichzelf rollenspelletjes spelen, waardoor de voorstelling iets kinderlijks krijgt, zonder de toeschouwer daarin mee te nemen. Dat ligt niet aan de kwaliteiten van de acteurs: met name Charlie Chan Dagelet zet een sterk typetje neer als de licht neurotische vrouw van Michael Collins. Het probleem zit hem eerder in de regie. Door de non sequitur scènewisselingen en harde overgangen met muziek, mist de voorstelling een verhaalontwikkeling, en alleen afwisseling an sich is voor de voorstelling niet genoeg om boeiend te blijven. Er is ook geen maat gehouden: elke associatie met ruimte en de ruimtevaart komt langs. Op een gegeven moment hebben bijvoorbeeld ruimtewezentjes een muzikaal nummer in de voorstelling, maar zij staan verder helemaal los van het verhaal van Michael Collins.

We are here Nineties productionsTe vroeg

Als geheel voelt de voorstelling We are here alsof het in een vroeg stadium van het creatieve proces is blijven hangen. Met de goede ideeën en originele basis hadden de theatermakers meer kunnen doen om een uitgebreide brainstorm te vertalen naar een voorstelling met een scherpe visie. We are here wil grote filosofische vragen stellen: wie zijn we, wat doen we hier, doen wij er toe? De theatermakers blijven ons het antwoord schuldig. Die inhoudelijke leegte wordt de voorstelling fataal, want daardoor blijven alleen de losse associaties rondom het thema ‘ruimtevaart’ over. De sketches en muzikale fragmenten zijn helaas niet sterk genoeg om op zichzelf te blijven boeien. Hierdoor blijft het originele uitgangspunt onbenut.

Theater / Voorstelling

Vlotte vertaling van complex privacyschandaal

recensie: F.C. De Volle Bak – Snowden

Voor sommigen brengt het thema ‘privacy’ per definitie angst en spanning met zich mee, anderen blijven wellicht sceptisch. Theatergezelschap F.C. De Volle Bak brengt Snowden: het bizarre, waargebeurde verhaal van ‘s werelds bekendste klokkenluider. Het is een voorstelling die onherroepelijk leidt tot boeiende discussies in de foyer.

Edward Snowden (Cas Jansen) werkt als programmeur voor de NSA, een van de belangrijkste geheime diensten van de VS. Tijdens zijn werk ontdekt hij dat de VS na de aanslagen van 9/11 miljoenen gewone burgers afluistert en bespioneert. De voorstelling start vanaf het moment dat Snowden contact opneemt met journalist Glenn Greenwald (Simon Heijmans) en filmmaakster Laura Poitras (Myrthe Burger), die hij vraagt het grootschalige privacyschandaal in de media te brengen.

Citizenfour

F.C. De Volle Bak - Snowden4Filmmaakster Laura Poitras registreert het verhaal van Snowden in de documentaire Citizenfour. De voorstelling is vrijwel een exacte kopie van deze documentaire en voegt qua feiten weinig toe. Wel hanteert regisseur Dick van den Heuvel een meer persoonlijke benadering, met privéscènes uit Snowdens jeugd en Snowdens leven met zijn vriendin. In afwisseling met scènes omtrent Snowdens werk bij de NSA ontstaat er een chronologische aanloop naar de vorming van Snowdens mogelijke motief tot het delen van zijn verhaal. Het blijft een wonderlijke daad met grote consequenties voor zijn privéleven.

Vaart

De kracht van de voorstelling zit hem in de uiterst vloeiende overgangen tussen de scènes. Hiermee wordt voornamelijk een beroep gedaan op het acteerspel van Cas Jansen, die zonder het toneel te verlaten uiterst snel schakelt. De scènes zijn kort, volgen elkaar in rap tempo op en zorgen zo voor een heerlijke vaart.

Juiste theatrale vertaling

Moedig daarbij is dat Van den Heuvel een complex en vooral technisch thema in het theater heeft durven onder te brengen. Waar de documentaire een grote informatieve waarde heeft, vraagt de theaterwereld om meer emotie en gevoel. Via de monologen van Snowden en de lichte confrontaties tussen hem en Laura, worden deze verstopte emoties subtiel geaccentueerd. De menselijke kant van het mogelijk droge onderwerp wordt daarnaast haarfijn versterkt door beeld en geluid. Twee grote schermen binnen F.C. De Volle Bak - Snowden3het decor bieden op een ondersteunende manier sferische beelden en achtergrondinformatie, zonder dat ze van het spel afleiden. De grote pixels hebben een suggestieve werking en sluiten samen met de gekozen grafische stijl goed aan bij de digitale wereld waarin Snowden zich begeeft. Meelezen met een privé chatgesprek met zijn vriendin geeft een gek gevoel en maakt het stuk even heel intiem. Deze interessante regiekeuze zorgt ervoor dat de toeschouwer zelf schuldig wordt aan een vorm van spionage.

De omschrijving van de voorstelling op de flyer als ‘bloedstollende toneelthriller’ is wellicht wat overtrokken voor een stuk waarbij je niet op het puntje van je stoel zit van spanning. Wel biedt Van den Heuvel een laagdrempelige kennismaking met het boeiende verhaal van een van de grootste klokkenluiders van onze tijd. Middels een vlotte en persoonlijke benadering van het verhaal activeert hij opnieuw de discussie omtrent privacy. Snowdens visie is in ieder geval ijzersterk:

‘Niets geven om privacy omdat je niets te verbergen hebt, is hetzelfde als niets geven om vrijheid van meningsuiting omdat je niets te melden hebt.’ – Edward Snowden

Theater / Voorstelling

Stap voor stap door het leven van Mata Hari

recensie: Het Nationale Ballet – Mata Hari

Artistiek directeur en choreograaf van Het Nationale Ballet Ted Brandsen (1959) creëert een filmische voorstelling over het turbulente leven van exotisch danseres Mata Hari. Het scenario dat hij toont, houdt op chronologische wijze vast aan de gebeurtenissen uit het leven van de danseres.

Mata Hari werd in 1876 geboren als Margaretha Zelle in een rijke Friese familie, waar zij opgroeide als verwend meisje. Na een ongelukkig huwelijk, waar een vroegtijdig gestorven zoon en een dochter uit voortkwamen, vertrok zij naar Parijs om een ander leven op te zoeken. Als exotisch danseres reisde zij aan het begin van de twintigste eeuw door heel Europa. Ze werd na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verliefd op een Russische officier en uiteindelijk vond zij haar dood voor een Frans vuurpeloton in 1917, nadat zij was beschuldigd van dubbelspionage. Al deze gebeurtenissen zijn stap voor stap in het ballet te volgen; Brandsen heeft zich strikt aan het levensverhaal van Zelle gehouden, wat de dans een rigide en illustratief kader geeft. Om het leven van de danseres zo groots en meeslepend weer te kunnen geven als het werkelijk was, had de choreografie, naast technische perfectie, meer speelsheid en creativiteit mogen tonen.

Het Nationale Ballet - Mata Hari -3863_photo-marc-haegemanPiekmoment

Halverwege de eerste helft wordt een moment van conflict en ruzie uitgebeeld door Mata Hari (Anna Tsygankova) en haar man, waar voor het eerst de passie, emotie en toewijding van de karakters te zien is. Op dynamische wijze wordt Mata Hari door haar man door de lucht gegooid, wanneer zij hem op haar beurt aanvliegt. Er ontstaat een interessante fysieke dialoog. De speelse vorm van het klassiek ballet weet de toeschouwer mee te nemen in de belevingswereld van Mata Hari. Dit duet is meteen het hoogtepunt van de avond, want na deze scène vervalt het stuk wederom in uitleg en illustratie.

Het Nationale Ballet - Mata Hari -3704_photo-marc-haegemanVormgeving en muziek

De vormgeving van het stuk bestaat uit vele grote decorstukken, die soms (te) letterlijk worden ingezet, zoals de verhoortafel, waar Mata Hari’s herinneringen zogenaamd omheen dansen. Op andere momenten worden haar dromen en verlangens beter uitgebeeld, door middel van planten en rook, waardoor er niet te veel meteen duidelijk wordt. De meeslepende muziek, speciaal gemaakt voor het stuk door Tarik O’Regan, zorgt voor een nodig scheutje mysterie. Zo krijgt de toeschouwer steeds weer hoop op een groots en meeslepend ballet, maar gaat uiteindelijk toch teleurgesteld de deur uit, wanneer de schoonheid van het stuk ten onder gaat aan het de overheersende verhaallijn.

Film / Reportage
special: Een terugblik op het IFFR 2016

International Film Festival Rotterdam 2016

De 45e editie van het Internationaal Film Festival Rotterdam zit er weer op. Zo’n 500 films, events en voorstellingen, waarvan bijna 200 lange speelfilms, namen bezit van een hongerig filmpubliek. 8WEEKLY was erbij, met twee razende reporters. In twee verslagen kijken we terug op een festival dat zoals altijd druk bezocht werd, maar dat ook moeite had om relevant te blijven in een veranderend filmlandschap.

Bero Beyer staat voor een zware taak. De nieuwe directeur van het IFFR moet zien op te bouwen wat onder voorganger Rutger Wolfson jarenlang is afgebroken. Niet dat Wolfson moedwillig de reputatie van het festival naar de vernieling heeft geholpen, maar als voormalig kunstdirecteur leek hij vooral geïnteresseerd in het randprogramma van crossovers en installaties. Dat zagen filmmakers ook en die trokken hun conclusie. Steeds minder films beleefden hun première in Rotterdam, waardoor het festival in een vicieuze cirkel kwam. Aan het IFFR begon een reputatie te kleven die zei dat het festival niet meer van belang was in de internationale filmwereld. Geldgebrek speelde daar overigens ook een rol in. Rotterdam zou niet meer op kunnen tegen grote concurrenten als Berlijn, Toronto en Venetië. Wolfson probeerde het tij nog te keren door grotere films, die later het jaar toch al in première zouden gaan, vooruit te programmeren in Rotterdam. Hoewel dat bij het grote publiek wel in de smaak viel, bleek dat een heilloze weg. Daarmee zat het IFFR in het vaarwater van de festivals in bijvoorbeeld Leiden (Leiden International Film Festival), Vlissingen (Film by the sea), Leeuwarden (Noordelijk Film Festival) en Utrecht (Nederlands Film Festival). Het IFFR moet terug naar de kern: het programmeren van gewaagde, vernieuwende cinema door filmmakers die op andere festivals weinig kansen krijgen. Dat is een missie die Bero Beyer, als voormalig filmproducent met veel inhoudelijke kennis, wel is toevertrouwd.

Echt hard durfde hij nog niet in te grijpen. Het onderdeel Limelight werd gehandhaafd en bevat maar liefst 28 films die op voorhand al aangekocht waren door Nederlandse distributeurs. Dat hij ook nog eens weinig geld te besteden had om regisseurs over te laten komen, werd pijnlijk duidelijk. In tien IFFR-dagen was het aantal Q&A’s, het moment dat de filmkijker oog in oog komt te staan met de filmmaker, echt minimaal. Van de regisseurs die toch voor de volle zalen stonden, bleek een deel ook nog hun eigen reis betaald te hebben. Als je film dan eindelijk internationaal in première gaat, wil je daar ook bij zijn. Naast enkele beginnende makers waren er ook een paar ervaren namen. Van de Amerikaanse kunstenares Laurie Anderson (die een film maakte over haar hond) en de veelzijdige Ben Wheatley (al meerdere jaren in Rotterdam vertegenwoordigd, dit jaar met de gestileerde zwarte sciencefiction komedie High-Rise) tot veteraan acteur Udo Kier (te zien in de Oostenrijkse tv-serie Altes Geld). Daar staat het ontbreken van echt grote namen tegenover. Geen Hou Hsiao-hsien (wiens The Assassin in Rotterdam een voorpremière beleefde) en geen Apichatpong Weerasethakul (die zijn Cemetery of Splendour zelfs al tijdens het IFFR in de Nederlandse zalen zag verschijnen).

Maar, aan Beyer heeft het niet gelegen. Hij bleek een begenadigd spreker die respect geniet van filmprofessionals die er wel waren. Ook dit jaar wist het IFFR weer een paar obscure filmmakers op te graven uit de krochten van de filmgeschiedenis. Regisseurs die om een of andere reden vergeten waren en opnieuw een podium krijgen. Dat is een taak waarvan het IFFR zich al 45 edities kwijt. En, dat moeten ze ook vooral blijven doen. Dit jaar waren dat de Spaanse experimentele Pere Portabella, de Italiaanse genrefilmer Claudio Caligari en de controversiële Japanner Masao Adachi. Portabella is vooral historisch interessant. Zijn Informe general sobre unas cuestiones de interés para una proyección pública (1977) is een filmisch essay over een periode waarin Spanje zichzelf opnieuw moest zien uit te vinden na de dood van dictator Franco. Drie uur lang discussiëren groepjes politici, vakbondsleiders, arbeiders en industriëlen over de teloorgang van de middenklasse, de rechten van de werknemer, de voor- en nadelen van marxisme en de voorwaarden waaronder democratie in de post-fascistische tijd zou kunnen werken. Fascinerend, maar vooral ook saai.

Claudio Caligari maakte slechts drie films met flinke tussenpozen, maar aan een film als l’Odore della notte (1989), over een groep kleine criminelen die door een serie inbraken proberen te ontkomen aan hun nederige roots, is te merken dat dat niet aan zijn beheersing van het vak heeft gelegen. Spannend, sfeervol en sterk geacteerd, geeft de film een goed beeld van het groezelige Rome van begin jaren tachtig. Maar ook Masao Adachi is met zijn politiek getinte seksfilms een maker die in Rotterdam helemaal tot zijn recht komt.

De Deep Focus-sectie bracht in elk geval een vergeten meesterwerk naar Rotterdam. The Brick and the Mirror (1965) van de Iraanse filmmaker Ebrahim Golestan, is een schitterend epos over een taxichauffeur die een baby op zijn achterbank vindt en in zinderend Teheran op zoek gaat naar verlossing. Golestan laat een verbijsterend liberale maar ook kritische visie zien op zijn land, waarin vrouwen de morele leiding hebben en corruptie welig tiert.

Een andere hoofdtaak is uiteraard de eigen Tiger-competitie. Daarin had Beyer al wel ingegrepen. Van de gebruikelijke zestien titels, werd teruggegaan naar acht. Een hoognodige ingreep, want het bleek al jaren onmogelijk om elk jaar zoveel enigszins aansprekende titels van beginnende filmmakers te selecteren. Ook bracht hij het aantal winnaars terug van drie naar een. Die enige winnaar is de melancholische komedie Radio Dreams, van de in Iran geboren en in Londen opgegroeide Babak Jalali. Dat hij al meerdere films maakte is tekenend: het was aan zijn film te zien, maar roept ook de vraag op waar de grens tussen ontluikend talent en de enigszins gevorderd auteur zit.

Als het aan het publiek ligt, hoeft het IFFR geen afstand te doen van voorpremières. Die films scoren steevast hoog in de polls en zijn snel uitverkocht. Van het prachtige Demolition (met een zeer sterke Jake Gyllenhaal die op eigen wijze dealt met de dood van zijn vrouw) en het ijzingwekkende El Clan (over een voormalig junta-lid dat met zijn gezin vrolijk doorgaat met het ontvoeren van rijke industriëlen in een land dat op weg is naar democratie), tot de bijzondere boekverfilming Beyond Sleep naar het boek van Willem Frederik Hermans en de absurde Deense komedie Men & Chicken. Ook de winnaar van de publieksprijs komt vrijwel elk jaar uit een voorpremière. Dit keer het Deense oorlogsdrama Land of Mine, over een groep jonge Duitse soldaten die na afloop van de Tweede Wereldoorlog een Deens strand van mijnen moet ontdoen. Een prima film, maar ook degelijk en voorspelbaar. De top 10 wordt gedomineerd door 5 Limelight-films (waaronder plaatsen 1, 2 en 3), en met Demolition ook nog op 11.

Het IFFR wil en moet, naast een filmmakersplatform, ook een publieksfestival blijven. De drukte en de sfeer in de stad schreeuwen elk jaar om een voortzetting van dit succes. Afstand doen van het Limelight-programma is dan ook niet aan de orde. Veel filmliefhebbers verkiezen het kijken van een film in een uitverkochte zaal boven het zien van diezelfde film in een veel leger zaaltje een aantal maanden later. Je kunt ze geen ongelijk geven. Gelukkig is het publiek in Rotterdam niet eenkennig. Vrijwel alle films trekken een flink publiek. Dat films als het Libanese Halal love (and sex), het Turkse Ballad of Exiles Yilmaz Güney, het Ethiopische Price of Love en het Colombiaanse El abrazo de serpiente in Rotterdam steeds uitverkocht zijn, spreekt boekdelen. Het is de magie van het IFFR. Het festival is nog steeds stevig verankerd in de harten van filmkijkers. Het is aan de nieuwe directeur, zijn team van programmeurs en de geldschieters om ook de makers weer naar Rotterdam te lokken.

Boeken / Non-fictie

Vreugde en volharding

recensie: Kees 't Hart - Het gelukkige schrijven

De hoogste trap van schrijven is volgens Kees ’t Hart het gelukkige schrijven. Hij probeert het in zijn laatste publicatie in het vizier te krijgen en stelt daarbij vooral scherp op zijn eigen ervaringen.

Kees ’t Hart heeft in het verleden vele romans, verhalen en gedichten geschreven en zo mogelijk nog meer recensies. Het gelukkige schrijven is een verzameling van essays waarvan een deel eerder in onder andere De Groene Amsterdammer en De Revisor is gepubliceerd. Gedichten worden geanalyseerd, schrijvers worden geïnterviewd, filosofen worden aan de tand gevoeld en boeken worden in tradities gezet.

Als een mier in een kelder

Wie bij Het gelukkige schrijven een veredeld zelfhulpboek voor schrijvers in gedachten had, komt bedrogen uit. Zelfs de titel van het boek wordt nauwelijks gedefinieerd. Het gelukkige schrijven wil volgens ’t Hart verborgen zijn, ‘het ontkent zichzelf en spreekt vanuit een kelder op de toonhoogte van een mier’. Vanzelfsprekendheden moeten door elkaar worden gehaspeld, de woorden en zinnen zelf moeten vanzelfsprekend blijven.

Als schrijver wil ’t Hart de staat van het gelukkige schrijven bereiken, als lezer en recensent wil hij er mee geconfronteerd worden. Het moet het centrale thema van het boek zijn, maar in werkelijkheid zijn de hoofdstukken vaak slechts zijdelings met elkaar verbonden. Kees ’t Hart leidt de lezer vooral langs zijn eigen inspiraties, ervaringen, meningen, ontboezemingen en ontdekkingen.

In het essay over de geboorte van zijn bibliotheek wijdt ’t Hart uit over zijn eerste ervaringen met boeken. Zo werd hij voorgelezen door zijn moeder uit de Daantje-reeks van Leonard Roggeveen. Later wordt er nostalgisch uitgeweid over Lord Lister-boekjes, die tegenwoordig niet meer te krijgen zijn. ’t Hart beschrijft zijn weg door de wereld van letters, woorden en uiteindelijk literatuur.

Persoonlijk genot voorop

Het gelukkige schrijven is een persoonlijk boek van een literaire alleseter die mensen bewust wil maken van een oneindig literair paradijs dat blijft inspireren, verbazen en vermaken. Wel is het zo dat de opvattingen van ’t Hart vooral toegespitst zijn op het schrijven en niet op het lezen. De schrijver moet volgens hem voor zijn eigen genot en voldoening schrijven, hij moet het doen omdat hij niet anders kan. De lezer is voor de gelukkige schrijver niet van belang, betoogt ’t Hart. Uiteraard heet het boek ook Het gelukkige schrijven, maar dat er in de schrijfvisie van ’t Hart zo weinig aandacht voor de lezer is, blijft opmerkelijk.

Bij het schrijven van Het gelukkige schrijven lijkt ’t Hart het persoonlijke genot ook voorop te hebben gesteld. Zo worden de jurken van mevrouw Klinkhamer uit De Kameleon met schaamteloos veel lol geanalyseerd en wordt het gedicht De Wolken van Martinus Nijhoff op een bizarre manier besproken: er komt zelfs een kaart van Scandinavië aan te pas als vergelijking van een penis met een balzak. ’t Hart heeft duidelijk plezier gehad, maar of de lezer met hem meelacht is zeer de vraag. Voor ’t Hart zal het niet uitmaken: hij heeft gelukkig geschreven.

Boeken / Fictie

De vorming van een groot schrijver

recensie: Truman Capote - Waar de wereld begint

Truman Capote (1924 – 1984) besloot op zijn negende of tiende om schrijver te worden. Vanaf dat moment was hij iedere middag achter zijn typemachine te vinden. Daar schreef hij korte verhalen en probeersels, die recent ontdekt en gebundeld zijn. Een prachtig document van een schrijver in ontwikkeling.

De Zwitserse journalist Anuschka Roshan reisde samen met haar man, Peter Haag, naar de New York Public Library om in het archief van een van Amerika’s grootste schrijvers te duiken. Daar stuitte het tweetal op 39 ongeordende kartonnen dozen, vol handgeschreven notities en typoscripten. Uit die vondst stelden ze het boekje Waar de wereld begint samen. Vijftien korte verhalen waarin mooi te zien is hoe Capotes schrijverschap zich in zijn jonge jaren ontwikkelt.

Onheilspellende sfeer

Wat opvalt bij zijn eerste korte verhalen, die Capote vermoedelijk rond zijn veertiende schreef, is de volwassen aanpak, zijn durf en onmiskenbare talent. Waar jonge schrijvers in hun eerste creaties nogal eens de neiging hebben te veel te willen verklaren, bang zijn dat de lezer hen niet begrijpt, lijkt Capote juist te beseffen dat het verhaal tussen de regels het meest intrigeert. Hij heeft het lef om ruimten te laten ontstaan, waardoor zijn vertellingen een mysterieuze, veelal onheilspellende sfeer herbergen. Al zijn veel verhalen nog zo kort, Capote weet in een paar zinnen een wereld op te roepen, personages te scheppen waarover je een boek van 350 pagina’s zou kunnen schrijven.

Heel gelukkig

Capotes voorliefde voor buitenbeentjes, waar hij zelf een extreem voorbeeld van was, is ook in dit vroege werk al volop aanwezig. Mensen die ondanks hun armoedige leven, hun weinig belovende vooruitzichten, over een bezit beschikken dat geen mens ze af kan pakken: een enorme levenslust. Zoals in het titelverhaal Waar de wereld begint waarin Sally, een eenling op school, in het klaslokaal droomt van toekomstige roem. Wanneer haar docente wiskunde haar op het matje roept, smijt ze haar boeken op haar bureau en rent de wereld in. De laatste zinnen zijn prachtig en raadselachtig:

Ineens lachte Sally. Miss Carter en de X’en en de getallen leken heel ver weg. Ze was heel gelukkig hier, met de wind in haar haren en de dood om de hoek.

Probeersels

In de loop van de bundel experimenteert Capote steeds meer met verschillende vertelperspectieven, continuïteit, niet-chronologische structuren. Hoewel het niveau hoog blijft, is goed te zien wat de jonge schrijver tracht onder de knie probeerde te krijgen. Zijn palet van mogelijkheden breidt zich langzaam uit. Dit zijn de verhalen die te typeren zijn als ‘probeersels’. Een beetje oneerbiedige term, maar het zijn juist deze verhalen die (met name voor Capote-liefhebbers) zo interessant zijn. Waar de wereld begint is te lezen als een vermakelijke verhalenbundel, maar vergeet ondertussen niet te genieten van de ontwikkelingsgang, de ontplooiing van een heel oorspronkelijk talent.

Hyena Stomp, Frank Stella, Kunstwerk
Muziek / Achtergrond
special: Het ervaren van oneindigheid
Hyena Stomp, Frank Stella, Kunstwerk

Muziek als object

In het artikel Art and Objecthood (1967) bekritiseert Michael Fried het idee dat minimalistische kunst – hij noemt het ‘literalist art’- een echte kunstvorm is. Wat kan dan gedefinieerd worden als ‘literalist art’?

Volgens muziekhistoricus en -criticus Richard Taruskin was minimalistische kunst oorspronkelijk een reactie op de complexe, dichte, onregelmatige en expressieve intensiteit van het naoorlogse expressionisme, dat doordachte interpretatie vereiste. Daarom werden korte, simpele muziekstukken gecomponeerd die vaak repetitieve patronen bevatten van simpele elementen. Minimalistische schilderkunst kenmerkte zich door het veelvuldige gebruik van rechte lijnen en stroken van heldere kleuren (zoals bij werk van Mondriaan, of Frank Stella’s Hyena Stomp, hierboven). Kunst moest begrepen worden als spel tussen vorm en kleuren, niet als een expressie van gevoelens. Wat muziek betreft: Minimalistische componisten kozen ervoor om de hoeveelheid materiaal tot een minimum te beperken, in plaats van de luisteraar te overdonderen met onbekend materiaal en snel veranderende muzikale landschappen. Bovendien werd het tempo van muzikale verandering dramatisch gereduceerd, zodat de luisteraars zich konden focussen op de veranderingen die zich wel voordeden.

Kubus, David Smith, kunstwerk

David Smith, Kubus

Veel critici waarderen minimalistische muziek niet vanwege de herhalingen, herhalingen en herhalingen. De ontwikkeling van variaties door trage veranderingen, kan tot zeeeer laaaange muziekstukken leiden en kan daarmee een gevoel van oneindigheid oproepen. Een kunstwerk, in dit geval een muziekstuk, wordt daarmee onuitputtelijk: het voelt alsof het einde nooit in zicht komt. Het ervaren van oneindigheid is een van de belangrijkste kenmerken van ‘literalist art’, hoewel dit op het eerste gezicht contra-intuïtief lijkt. De duur van een objectervaring is uiteraard tijdelijk, omdat het object bestaat op een bepaalde plaats en in een bepaalde ruimte. Bij het aanschouwen van zo’n object krijgen we het gevoel van oneindigheid en onmeetbaarheid. (Fried noemt in zijn artikel het voorbeeld van de kubusbeelden door David Smith en Anthony Caro, zie afbeeldingen).

Minimalistische muziek

Kunstwerk, Cube, Anthony Caro

Anthony Caro, Cube

Hoe zijn Frieds veronderstellingen specifiek toe te passen op minimalistische muziek? Als voorbeeld kunnen we Terry Riley’s In C (1964) nemen. Elk instrument speelt dezelfde partij, waardoor het muziekstuk unisono begint met een begeleidende piano als metronoom. Het muziekstuk bestaat uit 53 korte frases en elke muzikant mag voor zichzelf kiezen hoe vaak een frase wordt gespeeld. Na tien minuten spelen de muzikanten niet meer synchroon en klinkt alles door elkaar heen, ondanks dat iedereen nog steeds dezelfde frases speelt. Als je goed luistert, hoor je nog steeds kleine veranderingen. Juist deze kleine veranderingen zijn de sleutel in de luisterervaring. Zij maken de ervaring echt en creëren theatraliteit (‘theatricality’).

Er moet hierin wel een onderscheid gemaakt worden tussen geluid als object en een muziekstuk als object. We kunnen Frieds gedachten over driedimensionaliteit en ruimte gebruiken als we over geluid discussiëren, maar als we ons op muziek focussen zijn deze termen nagenoeg niet toepasbaar. Noties over volmaaktheid, leegheid en vorm (in de breedtste zin van het woord) zijn veel beter geschikt. De vorm in het bovenstaande voorbeeld is juist die structuur van langzame, uniforme verandering. Op een zekere manier draagt de voorspelbaarheid van het minimalistische muziekstuk bij aan de volmaaktheid van het kunstwerk. Al luisterend hoeven we niet elk nieuw aspect als nieuwe ontwikkeling te zien, maar juist als een ander perspectief van waaruit we het object kunnen bekijken. De volmaaktheid van het muziekstuk komt voort uit het langzaam één worden van de verschillende onderdelen.

Volgens componist Kyle Gann was de komst van de minimalistische stijl voorspelbaar, omdat de ontwikkeling van het modernisme complexiteit tot een onoverbrugbaar extreem had gedreven, waardoor een verschuiving naar simpelheid onvermijdelijk was. Zoals ik heb laten zien kan de luisterervaring van muziek er een zijn van oneeeeeeindigheid. De muziek klinkt echter niet zo simpel als zij is door het proces van fraseverschuivingen die de ervaring blijven aansturen, net zoals een cirkelredenering werkt, omdat een cirkelredenering zo werkt.

Bronnen:

Taruskin, Richard. “Minimalism and Postminimalism” A History of Western Music, Eight Edition. New York/London: W.W. Norton & Company, 2010. 969-975.

Fried, Michael. “Art and Objecthood,” Art and Objecthood: Essays and Reviews. Chicago: University of Chicago Press, 1998. 148-172.

Gann, Kyle (2003), Making Marx in the Music: A HyperHistory of New Music and Politics. Web. 5 March 2013.

Riley, Terry. In C. 1964.