Boeken / Non-fictie

Rome zien en lezen

recensie: Anton Van Hooff – De Gouden Eeuw van Rome. Van de Volmaakte Trajanus tot Commodus de Gladiator.

Rome blijft fascineren: de laatste jaren verschenen S.P.Q.R. van Mary Beard en Twee Steden van Fik Meijer, en op televisie zijn de documentaires over de Eeuwige Stad haast niet bij te houden. Classicus Anton Van Hooff focust in De Gouden Eeuw van Rome op een specifieke periode, waarbij vooral de persoonlijke details over het leven van de keizers fascineren. De rest helaas minder.

Het grote voordeel voor elke auteur die zich aan een (stuk) geschiedenis van Rome waagt, is dat het onderwerp op zich al zo boeiend is dat de schrijfstrijd al haf gewonnen is. Romes verleden wordt immers bevolkt door fascinerende figuren, epische veldslagen, decadente feesten en grote mysteries (zoals verdwenen legioenen). Bovendien is de wereldstad ook vandaag nog bijzonder actueel, omdat Rome ook kampte met uitdagingen als volksvertegenwoordiging en massa-immigratie. In die zin is De Gouden Eeuw van Rome hoe dan ook lezenswaardig.

Trillende stad

Classicus Anton Van Hooff focust op ruwweg de tweede eeuw (van Nerva tot Commodus), die door de beroemde Britse classicus ietwat triomfantelijk als de gelukkigste periode van de mensheid werd bestempeld. Wat Rome zelf betreft, is er iets van: de oude stad die we in onze gedachten zien opdoemen als we aan Rome denken, werd toen grotendeels vormgegeven – het Rome van Caesar zag er fundamenteel anders uit en was in wezen een bakstenen stad. Vanaf de tweede eeuw woedden koortsachtige bouwactiviteiten (“de Stad trilde”, aldus Van Hooff), marmer werd massaal aangevoerd, circusspelen waren populairder dan ooit en het rijk was nooit groter. Helaas: voor iemand die iet of wat in Romeinse geschiedenis is geïnteresseerd, valt uit dit boek weinig te leren. Dat Hadrianus reislustig was en over een fenomenaal landgoed beschikte, dat Domitianus een tiran was, dat Commodus als gladiator de arena betrad: het is allemaal al eens gezegd (en getoond). Ook de passages over het christendom zijn weinig vernieuwend en zelfs mak, zeker in vergelijking met het eveneens recente en werkelijk geweldige boek Eeuwen van Duisternis. Dat vertrekt immers vanuit een origineel standpunt, wat we van Van Hooff helaas niet kunnen zeggen.

Schaamstreek

Heel af en toe, maar dus helaas te weinig, duikt wel een anekdote op die bijblijft, zoals de moord op Domitianus:

“Vlak voordat hij Domitianus’ slaapkamer binnen ging onder het voorwendsel een samenzwering te komen melden, verborg hij in de windsels een stiletto. Toen de keizer met groeiende ontsteltenis de brief las waarin de ‘onthulling’ stond, stak Stephanus hem in zijn schaamstreek – een schandelijke plaats passend voor de smadelijke dood van een tiran.”

Vreemd wel dat Van Hooff daar meteen ook een waardeoordeel aan vast hangt, wat je van een classicus toch niet zou verwachten. Het enige wat nog ontbreekt, is een ‘net goed!’

Taalfouten

Wat niet stoort, maar het boek vreemd genoeg een zekere charme geeft, is de wat archaïsche schrijfstijl van de academicus, met woorden als ‘noopte’ en zinnen als ‘de precieze datum is een van de onzekerheden die de machtswisseling omringen’, of ‘hij bood hun zijn nek ter afsnijding aan’. Wat wél stoort, is dat dit heel vaak gepaard gaat met taalfouten en kromme formuleringen. Zo moet de ‘overigens’ in “in zijn versje voor Traianus prijst Ausonius Traianus als superieur in oorlogsroem, maar overigens was hij een vader voor het volk” natuurlijk ‘voor het overige’ zijn. Het valt zo vaak voor in het boek dat het wel lijkt alsof er geen (eind)redacteur aan te pas is gekomen. En dat maakt het boek helaas geen onmisbare aanvulling op de literatuur over het Romeinse Rijk. Een boeiende samenvatting van die waanzinnige tweede eeuw, maar ook niet meer dan dat.