Boeken / Fictie

Krabben aan korstjes

recensie: Laura van der Haar – Het wolfgetal

Kan tienervriendschap zo sterk zijn dat het de grenzen tart van passionele liefde? Wie het romandebuut van Laura van der Haar leest weet niet alleen dat het kan, maar weet vooral ook hoe dat voelt. Een pageturner in taal en gevoelens.

Vikki is de vriendin die je als tienermeisje droomt te hebben. Onvoorspelbaar, ongrijpbaar duister en vol lef. En daarmee onweerstaanbaar spannend en synoniem voor avontuur. De naamloze hoofdpersoon in Het wolfgetal wordt dan ook als een magneet door haar aangetrokken als ze haar op haar tiende leert kennen. Vikki is tegelijkertijd het meisje waarvan je als ouders hoopt dat je dochter haar nooit zal ontmoeten. Op een leeftijd waarop jonge meiden een natuurlijke hang naar experimenteren en ontdekken hebben, is Vikki duidelijk bad news. Op haar elfde rookt ze, heeft ze haar eerste jeneverroes al achter de rug en is ze met jongens een stuk verder dan de behandelde biologielessen op school. Toch lijft deze durfal de vertelster – die een beetje aandoet als dochter doorsnee – in als hartsvriendin.

Manipulatie en rafelrandjes

De vriendschap is vanaf het eerste moment intens stormachtig en mondt in de vier jaren die volgen uit in totale overgave. Niet in het minst door het manipulatieve karakter van Vikki, die onvoorwaardelijkheid eist en haar vriendin voortdurend op de proef stelt. De tijd die deze met haar verzorgingspaard Croky doorbrengt en de sporadische omgang met klasgenootje Margje zijn Vikki een doorn in het oog. Gaandeweg het verhaal wordt het rafelrandje van Vikki steeds rafeliger. Als dochter uit een ontwricht gezin, waarvan alleen haar moeder nog in beeld is – zij het grotendeels verschanst achter een fluwelen gordijn, wierrookdampen en alcoholwaas – lijkt zij haar verwaarlozingstrauma te vertalen in destructief gedrag, automutilatie en een morbide interesse in de dood. Eigen pijn maken om de andere pijn niet te voelen:

‘Ik denk toch niet dat het echt iets voor mij is,’ zegt ze.

‘Wat?’

‘Gewoon, altijd maar léven.’

Zinnelijk heimweeboek

Dat deze symbiotische vriendinnenliefde tot problemen moet leiden, staat al luid en duidelijk op pagina 1. Twee kille regels lopen vooruit op het naderend onheil: ‘ZAAKNUMMER 1997.09.01.1.06 LICHAAM IN BINNENWATER’. De volgende hoofdstukken worden afgewisseld met losse zinnen uit dit lijkschouwingsrapport, zodat het verhaal een whodunnit-swung krijgt. Dit element voert de spanning in het verhaal aanvankelijk op – wie gaat er dood, wie? – maar de lezer die een beetje knap in puzzelen is heeft dit al redelijk snel achterhaald. Van der Haars doel lijkt dan ook niet zozeer de ontknoping van het drama, die zij al op tweederde van het boek prijsgeeft en waarmee de spanning uit Het wolfgetal slechts deels blijkt te verdwijnen. De ware spanning verstopt ze in de lagen van haar taal. Het is zintuiglijke oertaal vol fascinerende metaforen en omschrijvingen. Bijna als een lijkschouwingsrapport van de taal. Minutieus beschrijft zij het met je nagel doormidden breken van pissebedden: ‘als een vers sperzieboontje’. De auteur, van origine archeologe, lijkt vertrouwd met de meedogenloosheid van de elementen. Wroeten in alle lagen van de natuur en de dingen bij hun naam noemen. ‘Er was sprake van loslaten van de huid en groene blaarvorming’, luidt het autopsieverslag. Het maakt op slag nieuwsgierig naar haar eerder verschenen dichtbundel Bodemdrang.

Daarnaast weet de schrijfster moeiteloos in het hoofd van een tiener te klimmen en daar uitdrukkingen en gedachten te plukken waarvan je vergeten was dat je ze vroeger ook had. Over schoolagenda’s, ouders, Flippo’s en spijbeluren bij de friettent. En daarmee is Het wolfgetal een ultiem en haast zinnelijk heimweeboek. Alsof je krabt aan de korstjes van de weemoed. Naar jeugd, hartsvriendschap en de jaren 90. Naar alles wat was: ”s Avonds laat telefoon en dat het Vikki is. Als je nooit meer terug kunt zou het geen heimwee mogen heten.’