Film / Achtergrond
special: Korte films

Een speurtocht naar diamantjes

De korte film is bezig met een inhaalslag. Jarenlang werd het gezien als het stiefbroertje van de featurefilm: hooguit leuk als spielerei of voor op je cv, als je nog eens een lange speelfilm wilde regisseren. Tegenwoordig wordt de korte film een stuk serieuzer genomen.

Tien jaar geleden was het niet zo makkelijk. Het was bijkans onmogelijk om een korte film te maken. Omdat de afzetmarkt zo klein was, belandden aanvragen voor financiering vrijwel meteen in de prullenbak. Met een beetje mazzel wist je je film voor een ‘hoofdfilm’ te laten draaien, maar dat was maar voor weinig films weggelegd. Zelf financieren was ook geen optie: voor je het wist draaide je je korte film alleen op familiefeestjes en werd door iedereen gevraagd waar je échte film nou bleef.

Scène uit <i>Flatlife</i>
Scène uit Flatlife

Een aantal korte-filmmakers besloten zelf productie, distributie en programmering in de hand te nemen, zodat hun films in ieder geval een publiek zouden vinden. Korte-filmprogramma’s doken overal op in de arthouse-bioscopen. Zo ook in Vlaanderen. De net afgestudeerde Jan Bosmans kon zijn eerste volwaardige korte film Sint nergens vertonen. Daarom organiseerde hij met Johan van Schaeren in 1995 Leuven Kort, een avondprogramma waarin 11 films werden vertoond. Dat werd een onverwacht groot succes: er werden 450 kaartjes verkocht. Zo groeide Leuven Kort uit tot een korte-filmfestival wat in 2005 door bijna 7000 mensen bezocht werd.

Het beste van tien jaar

Het Internationaal Kortfilmfestival Leuven stopt tegenwoordig niet meer bij het festival zelf; dat mag gezien haar ontstaansgeschiedenis geen verbazing wekken. Het IKL onderhoudt een database van meer dan 2750 korte films en distribueert de dvd’s onder het label Selected Shorts. Dat laatste begon met de uitgave 10 jaar Leuven Kort. De beste Vlaamse kortfilms uit een decennium festival. Net als het festival zelf bleek dit een ongekend succes, vier andere dvd’s volgden: Een greep uit de beste Vlaamse kortfilms van 2004, Bekroonde Europese kortfilms, en recentelijk De beste Vlaamse kortfilms van 2005 en Kortfilms voor kids. De bedoeling is daarmee de korte film te promoten en de distributie te helpen.

De vraag is natuurlijk hoe noodzakelijk dat nog is. Dankzij nieuwe technieken lijkt de korte film bezig met een inhaalslag: iedereen met een camera, een montageprogramma en het juiste kabeltje om de filmpjes te uploaden kan zichzelf tegenwoordig regisseur en distributeur noemen. Tegelijkertijd lijkt de belangstelling voor de korte film toe te nemen. Korte filmpjes worden gemakkelijk gedeeld via mail, weblogs en sites als YouTube.com. Zelfs commerciële bedrijven springen in op deze trend door speciaal voor internet grappige en edgy filmpjes te laten maken die hun product promoten – of ze dit nu achteraf erkennen of niet.

Scène uit <i>Love's Lost and Happiness</i>
Scène uit Love’s Lost and Happiness

Daarnaast zetten het filmfonds en de NPS in 2001 het project Kort! op, waardoor tien filmmakers hun film niet alleen konden financieren, maar ook laten uitzenden op de televisie. Ook filmfestivals lijken hun korte films een meer prominente plek te geven. Het Internationaal Filmfestival Rotterdam koos er dit jaar bijvoorbeeld voor om alle korte-filmcompilatieblokken op één plek te laten zien(Lantaren/Venster). Ook werd er meer tijd genomen om de korte filmregisseurs te laten discussiëren met het publiek. Kortom: de distributie en promotie lijkt een minder groot probleem te zijn dan tien jaar geleden. De populariteit en de mogelijkheden voor financiering en distributie nemen toe.

Hulp van diverse sites

Het probleem van nu is hoe de kijker het kaf van het koren moet scheiden. Er zijn verschillende sites die de korte-filmfan helpen. In België is er inmiddels kortfilm.be (zustersite van KUTsite.com) die zich volledig richt op de korte film, met recensies, interviews en festivalverslagen. Een goede gids, maar wat ontbreekt zijn de filmpjes zelf. Die zijn weer wel te vinden op online-competitiesites, zoals het Nederlands online filmfestival of NPS New Arrivals. Op de NPS-site over de korte film kun je ook produkties terugzien uit NPS-series zoals Kort! of One Night Stand.

Het dvd-label Selected Shorts van het IKL doet dat ook, selecteren. Een fijn medium voor korte films trouwens, de dvd. Ten eerste moet de kwaliteit van de filmpjes al zo goed zijn dat je ze op je homecinema kunt bekijken; daarmee vallen al heel veel films van het internet af. Ten tweede is de selectie van beste films al gemaakt: op de competitiesites stuit je nog al eens op minder goede films in je zoektocht naar de diamantjes. Ten derde kun je je eigen volgorde bepalen, met een druk op de knop achtergrondinformatie lezen op de dvd zelf en de disk nog eens wegleggen als je er na een film of twee genoeg van hebt. Oké, doorsturen naar je vrienden is onmogelijk (of in ieder geval niet zo gemakkelijk) – dus moeten ze maar gewoon een avondje langskomen.

Scène uit <i>Kater</i>
Scène uit Kater

De 5 dvd’s van Selected Shorts geven dan ook nog eens een indrukwekkende selectie. Elke dvd is gebonden aan een aantal criteria. Zo staat er op de ene de beste Vlaamse films uit één jaar, op een ander animatiefilms zonder tekst die geschikt zijn voor kinderen en tenslotte is er een met bekroonde Europese films. Het is niet verbazingwekkend dat deze Bekroonde Europese kortfilms de beste selectie geeft. Het gebied is niet beperkt tot een land, de tijd is niet beperkt door een jaartal en de korte films hebben ook nog eens allemaal prijzen binnengesleept. Wie maar één dvd wil aanschaffen of gewoon een korte introductie wil op de korte film, heeft aan deze de beste koop.

Publieksvriendelijk

Wat niet wil zeggen dat de anderen minder goed zijn; in tegendeel. Het voordeel van de Vlaamse compilaties is dat je met een dvd weet wat er gebeurt in cinematografisch België. Ook op De beste Vlaamse kortfilms van 2004 en De beste Vlaamse kortfilms van 2005 veel prijswinnaars, waaronder de animatiefilm Flatlife (Jonas Geirnaert) op de 2004-dvd die in Cannes de prijs voor de Beste Korte Film won. De films die geen prijzen wonnen zijn gelijk ook de minst goede op de dvd, met uitzondering van Angst (Emiel Penders, op de 2005-dvd), een charmante zwart-witte animatiefilm over een jongetje die zijn angst voor de wind overwint om zijn hondje te redden.

Angst had trouwens ook gemakkelijk op de kinder-dvd gepast. Het voldoet precies aan de criteria: ongesproken, fantasierijke, verrassende korte verhaaltjes uit heel Europa die kinderen eens iets anders laten zien dan de tekenfilms die ze gewend zijn. Sommige zijn wat hard, zoals Kater (Tine Kluth), wat wel de vraag oproept hoe oud die kinderen eigenlijk moeten zijn. Het voordeel van alle dvd’s is dat ze, net als het festival zelf overigens, heel publieksvriendelijk zijn. Veel van de films zijn grappig en werken toe naar een soort punchline.

Scène uit <i>Ureca</i>
Scène uit Ureca

Toch is juist die publieksvriendelijkheid tegelijkertijd een nadeel. Dat er meer ruimte is voor (vorm)experimenten maakt de korte film juist zo interessant. Verwacht op deze dvd’s geen artyfarty filmpjes, maar dus ook geen hemelbestormende nieuwigheid. Het meest interessant op audiovisueel gebied is de is korte film Ureca (Kenneth Taylor, op De Beste Vlaamse kortfilms van 2005), die zo snel gaat dat het af te raden is om met je ogen te knipperen. Deze videoclip-achtige snelheid en het bizarre verhaal (een man vertelt tijdens een sollicitatiegesprek over de oorzaak van zijn chronische blaasproblemen) zorgen voor een bevreemdende trip van vier minuten.

Heel divers

Goed, je kunt natuurlijk niet alles even leuk vinden, maar dat maakt een speurtocht over de dvd’s nou juist zo spannend. Je wordt de ene keer getrakteerd op de meest bizarre typetjes (The Sunflyers, Tim Mielants, 2005 of Alice et moi, Micha Wald, Europese bekroonde films), de andere keer op een verrassend tragisch einde (J’Attendrai Le Suivant…, Philippe Orreindy, Europese bekroonde films) of een glimlach (Love’s Lost and Happiness, Lieven van Droogenbroeck, 2005). En als je het niets vindt, duurt het nooit te lang.

Kunst / Expo binnenland

Het landschap in Nederlandse handen

recensie: Zo ziet het paradijs eruit I en II

Zo ziet het paradijs eruit is een tentoonstelling in twee delen waarin Nederlandse landschapskunst uit de eigen collectie van De Hallen in Haarlem getoond wordt. Op de zolder van de Vleeshal kun je je verliezen in hedendaagse film en videoprojecties, lekker op bioscoopformaat. Op de begane grond is vooral schilderkunst te zien uit het begin van de 20e eeuw. In dit deel van de tentoonstelling neemt kunstbeschouwing een belangrijke plaats in: je moet er als kijker meer je best doen om het landschap werkelijk gewaar te worden. Ik kan me voorstellen dat veel mensen nadrukkelijk op het ene òf het andere deel afkomen en misschien moeten zij een drempel over om beide te waarderen. Maar de bezoeker die dat doet krijgt zowel boven als beneden mooie dingen te zien.

Still uit werk van Jeroen Eisinga
Still uit werk van Jeroen Eisinga

Kijk je bijvoorbeeld wat langer naar Het Papaverveld van Jacobus van Looy, dan blijkt dat deze groene, wriemelende bladermassa net zo zindert als de broeierige, mysterieuze film-diacollage van Rob Johannesma. Deze wordt op zolder getoond; het schuine dak en de bijna tastbare hitte op de dag dat ik er was, leken de sfeer extra te benadrukken. De aquarel met de boom van Herman Kruyder doet met zijn losse, luchtige toets denken aan het speelse werk van René Daniels. Net als de paarse bomen op het doek van Jacoba van Heemskerk lijkt deze boom vooral een ’tekending’ – niet om een realistisch exemplaar af te beelden, maar om te onderzoeken hoe landschap, medium en gevoel konden worden gecombineerd.

Het landschap is weer in

Het landschap is van oudsher een belangrijk thema in de beeldende kunst. Lang fungeerde het als decor of ging het om de sublieme schoonheid van natuur en schepping. Later stond het vooral ten dienste van de uitdrukking van het gevoel. En het leende zich bij uitstek voor abstracties, in deze tentoonstelling zie je dat zeker bij de werken van de Bergense School. Zoals Simon Schama in Landscape and memory schreef: “Elk landschap is het resultaat van onze verbeelding”, hij wordt toepasselijk geciteerd in één van de zaalteksten. Binnen de hedendaagse kunst leek het een tijdlang uit zicht verdwenen, stond het net als het portret en het stilleven misschien wel te boek als saai of zelfs truttig. Maar het landschap is weer in. Met kunstenaars als de Amerikaan Peter Doig en Rob Johannesma bijvoorbeeld. Doig, een paar jaar terug nog in het Bonnefantenmuseum, borduurt eigenzinnig voort op de traditie. Landschappen en schilderkunst spetteren van zijn doeken. Johannesma, hier in deel II van de expositie te zien, maakt films met beelden waarin je je kunt onderdompelen.

Boven: Herman Justus Kruyder, Paradijs I, 1913/1914. Olieverf op doek: 109,3 x 148 cm. Onder: Paradijs I, detail
Boven: Herman Justus Kruyder, Paradijs I, 1913/1914. Olieverf op doek: 109,3 x 148 cm. Onder: Paradijs I, detail

Prachtig maar onwerkelijk

Het landschap wordt weer serieus genomen. De mens wordt bezien in relatie tot het lanschap, in een natuurlijke verbondenheid of juist in een moeizame verhouding. Zoals bij Jeroen Eisinga waar de jongen in zijn boot letterlijk misplaatst is. Hij zit wat te wiebelen – wat kan hij nog, wat zal hij nog? Gedwongen inertie in een mooi contrast met de film van Friedrich Kunath, waarin een jongen rond springt en rent van shot naar shot, van landschap naar landschap. Maar het raakt hem niet, hij lijkt weinig verbonden met zijn omgeving. Zelfs Adam en Eva lijken verloren, zo midden in het paradijs van Kruyder, ze staan daar maar. Misschien in stille verwondering om de hertjes. Die komen tamelijk realistisch over tot je ziet hoe klein ze eigenlijk zijn. Kwetsbare miniatuurfiguren, net als Adam en Eva, overweldigd door de exuberante natuur. Prachtig, onwerkelijk en beangstigend, zo ziet het paradijs er blijkbaar uit.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Het Zwijgen / Fist of Fury / El Lobo / Jarhead

.

Het Zwijgen
(André van der Hout, Adri Schrover, 2006 • A-Film)

Een haarlok, een veerpontje, een schedel: denk maar niet dat er iets per ongeluk is beland op de set van Het Zwijgen. Elk detail heeft betekenis bij regisseurs Adri Schrover en André van der Hout (De arm van Jezus). In de film onderzoekt Victor Dreisen (Vincent Croiset) een moordlied uit het Drentse dorpje Koekange. Hij raakt geobsedeerd door de drievoudige moord die in het traditionele lied bezongen wordt. De grens tussen heden en verleden vervaagt.

~

Het geheimzinnige van Het Zwijgen zit hem niet in het moordmysterie: dat blijkt vrij gemakkelijk op te lossen. Juist die symboliek en het bizarre spel met tijd maken van de film een intrigerend sprookje. Van der Hout en Schrover maken daarbij optimaal gebruik van de geheimzinnigheid van de Drentse hei, met haar stugge, zwijgende bewoners, haar witte wieven en haar moordliederen. Archiefmateriaal mengen ze met beelden in stemmige herfsttinten en met grote licht-donkerverschillen.

Dat het bijna onmogelijk is om al die symboliek in een keer te doorgronden, is voor de puzzelaars onder ons een reden de dvd te kopen. Het is ook de enige reden. De enige extra, een making of, is weinig spectaculair. Hoofdrolspeler Vincent Croiset legt nog een keer uit waar de film precies over gaat. “Iedereen in het dorp weet wie het gedaan heeft, maar niemand zegt iets. Daarom heet het, denk ik, Het Zwijgen.” Een gemiste kans, zeker omdat de alternatieven zo voor de hand liggen. Waarom niet een making of van het moordlied, opgeduikeld uit het archief, op muziek gezet door De Kift, gezongen door Nynke Laverman en ingespeeld door een orkest van vijftig man in Praag? Een interessant verhaal, dat wel op de site terug te vinden is. Net als de uitleg van een paar belangrijke symbolen. Waarom ontbreekt dat helemaal? Daar draaide het toch juist allemaal om? (Floortje Smit)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Fist of Fury (Jing wu men) (Platinum edition)
(Wei Lo, 1972 • Hong Kong Legends/House of Knowledge)

Fist of Fury is met een minieme plot (vechtschoolleerling wreekt tegen de zin van zijn meerderen zijn vermoorde meester) een uitstekend vehikel voor Bruce Lee’s kunsten. De fysieke kracht van zijn vechtstijl wordt magnifiek tentoongespreid in een reeks keiharde, wrede vechtscènes: de spartaanse houding, de geconcentreerde stoten, de oerwoudgeluiden, de krakende botten, de acrobatische sprongen.

~

Lee’s tweede speelfilm is ook voor de acteur typisch nationalistisch en schaamteloos anti-Japans, wat van Fist of Fury dubieus kijkplezier maakt. De speelduur van het extra materiaal op deze ultieme uitgave is drie keer zo lang als die van de film (voornamelijk een overdaad aan interviews met acteurs en medewerkers over Lee en de film), en weinig daarvan is interessant. Kenner Bey Logan voorziet zoals altijd de film via een audiospoor van een onophoudende stroom weetjes. (Paul Caspers)

El Lobo
(Miguel Courtois, 2004 • A-Film)

El Lobo vertelt het op feiten gebaseerde verhaal van de man (steracteur Eduardo Noriega) die in de jaren zeventig met succes in de ETA infiltreerde. Inzicht in de politieke situatie van de terroristen, het Spanje onder Franco en het Baskische volk geeft de film – afgezien van de ironie van het politieke belang bij het instandhouden van het terrorisme – nauwelijks. Evenmin krijgt de held een degelijk gemotiveerd karakter mee, zodat de emotionele impact miniem blijft. Het personage van de wolf blijft buitengewoon vlak, dus Noriega heeft bar weinig te doen in de hoofdrol.

~

Wellicht was het een verkeerde keuze om de film door een visieloze tv-regisseur te laten maken. Gemiste kansen dus. Wat rest is een uitstekende reconstructie van het tijdperk en prima suspense in een voor het genre typisch oppervlakkige, brave geschiedenisfilm. Geen extra’s. (Paul Caspers)

Jarhead
(Sam Mendes, 2005 • Universal)

Jarhead schept een alternatief beeld van de Golfoorlog: vers klaargestoomde, strijdlustige Amerikaanse jongens verrichten geen heldendaden, maar moeten maandenlang in de woestijn op een houtje bijten. Ze halen een hoop kattenkwaad uit, vervelen zich een ongeluk en verliezen onderwijl al hun motivatie voor de oorlog.

~

Aangrijpend wordt deze bittere ironie geen moment, want Mendes koos ervoor elke potentieel dynamische scène te bedelven onder een hippe popsoundtrack en een portie humor. Jarhead heeft dus (wellicht bewust) geen enkele emotionele resonantie: de psychologische destructie van de mariniers wekt louter onverschilligheid op. Wel weer imposant zijn Roger Deakins’ meesterlijke, soms hallucinante beelden van de woestijn.

Mendes is trouwens niet de eerste die een moderne a-romantische legerfilm maakte. Zijn voorgangers brachten het er echter beter van af. Three Kings (1999) was bijvoorbeeld meeslepender, en Gregor Jordans Buffalo Soldiers (2001) was vermakelijker. Beide hadden minder pretenties, en waren met hun ongegeneerd zwarte humor meer ontluisterend dan het op feiten gebaseerde Jarhead. De extra’s op deze uitgave (niet de definitieve, die bij ons wellicht later verschijnt) stellen niets voor, afgezien van twee uitstekende audiosporen, waarin zowel de regisseur als de auteur van het boek waarop de film gebaseerd is hun commentaar geven. (Paul Caspers)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Film / Films

Mythes van het Wilde Westen

recensie: High Noon / Gunfight at the O.K. Corral

Hoewel er niet zoveel meer worden gemaakt, is de western eigenlijk hét Amerikaanse filmgenre bij uitstek. Wie iets te weten wil komen over de vroege ontstaansgeschiedenis van het land of over waarden die in het Wilde Westen ontstonden en tot op de dag van vandaag verankerd zijn in de Amerikaanse ziel, doet er goed aan zich eens in het genre te verdiepen.

Twee klassieke westerns die dan een goed startpunt vormen, zijn onlangs door Paramount op dvd uitgebracht. High Noon (1952, Fred Zinneman, in een special edition, een eerdere uitgave verscheen vorig jaar) en Gunfight at the O.K. Corral (1957, John Sturges) onderscheiden zich van veel andere westerns, door de nadruk niet te leggen op de actie of op de cinematografische kwaliteit van de beelden, maar op de dramatische lading van de gebeurtenissen. Zo proberen ze te doorgronden hoe de mythes van het Wilde Westen konden ontstaan.

Fragiel rechtssysteem

~

Wat in beide films vooral naar voren komt, is de fragiliteit van het rechtssysteem, dat constant onder vuur wordt genomen. De sheriffs die in High Noon en Gunfight at the O.K. Corral de hoofdrol spelen, zijn dan ook niet te benijden. De één, Will Kane (Gary Cooper), wordt op zijn trouwdag geconfronteerd met de vrijlating van Frank Williams, een vijf jaar eerder door hem opgepakte moordenaar die de doodstraf had moeten krijgen, maar die nu naar het stadje terugkeert om wraak te nemen. Om Williams en zijn bende te kunnen verslaan, heeft Kane de hulp nodig van zijn burgers; maar in de saloon staan ze allemaal achter Williams, terwijl de kerkgangers (het is zondag) vinden dat Kane de stad moet verlaten, omdat het zou gaan om een persoonlijke vete en de rust met zijn vertrek zal wederkeren.

Mannenvriendschap

In Gunfight at the O.K. Corral, overigens een film die gebaseerd is op ware gebeurtenissen, krijgt sheriff Wyatt Earp wel hulp, van gokker Doc Holliday. Een genderinterpretatie van deze film zou ongetwijfeld leiden tot de conclusie dat er sprake is van homo-erotiek, maar mij lijkt het eerder te gaan om een mannenvriendschap in de meest pure vorm: ze spreken elkaar aan in harde taal, maar staan, als het erop aankomt, wel voor elkaar klaar. Nadat ze elkaar het leven hebben gered, vergezelt Doc Wyatt in zijn reis naar het zuiden, waar Wyatt zijn broers moet helpen in de strijd tegen de Clantons. Hoewel alle Earps sheriff zijn, en zich zouden moeten houden aan de door hen te handhaven wet, komt het uiteindelijk tot het bekende vuurgevecht bij de O.K. Corral.

Actueel

~

Beide films hebben een thematiek die zich moeiteloos laat vertalen naar de actualiteit: het recht in eigen hand nemen versus de onverschilligheid van het volk ten opzichte van degenen die het opnemen voor hun veiligheid. De do it yourself-mentaliteit van de Amerikanen valt hierin te herkennen. In een documentaire die als extra is opgenomen op de dvd vanHigh Noon, wordt bovendien uit de doeken gedaan dat de film bedoeld was als allegorie voor de communistenjacht in het Hollywood van de jaren ’50, toen veel mensen uit de filmwereld hun collega’s verraadden of lieten vallen.

Tikkende klokken

Een mooie vondst van scenarioschrijver Carl Foreman en regisseur Zinnemann was overigens om de tijd in High Noon vrijwel synchroon te laten lopen met de echte tijd. Dat verhoogt de spanning: voor de kijker duurt de zoektocht van Kane naar hulpsheriffs nu (bijna) net zo lang als voor hemzelf. Filmisch onderstreept Zinnemann dat door regelmatig tikkende klokken in beeld te brengen, en Kane door de stad te laten lopen. Prachtig is het shot waarin de sheriff zijn vrouw en ex-geliefde uit het stadje ziet vertrekken, en de camera langzaam uitzoomt – inderdaad, hij staat er helemaal alleen voor. Oscarwinnaar Gary Cooper speelt de rol zoals alleen hij dat kan: ingetogen, met minimale gebaren, maar met ogen die alles zeggen. Ze drukken tegelijkertijd zijn angst, wanhoop, verdriet en verbittering uit.

Even sterk zijn de hoofdrollen in Gunfight at the O.K. Corral, van Burt Lancaster (Wyatt Earp) en Kirk Douglas (Doc Holliday). De beeldkwaliteit van beide uitgaven is perfect, alleen missen er extra’s op de dvd van Gunfight at the O.K. Corral. Jammer, want er is toch genoeg te vertellen – interessant was bijvoorbeeld een vergelijking tussen deze film en de andere films over het vuurgevecht bij de O.K. Corral geweest, of meer informatie over de ware gebeurtenissen in 1881. Waarschijnlijk zullen we daarop moeten wachten tot de special edition van deze dvd, die er ongetwijfeld gaat komen, uitkomt.

Boeken / Non-fictie

Lang leve de ongefundeerde uitspraak

recensie: Harry G. Frankfurt - Bullshit: Waarom er zoveel wordt geluld

Vader, moeder, twee dochters – burgerlijk, netjes in de kleren – stappen in de auto. De radio gaat aan en vrolijk deinen ze allemaal mee op de maat van I Wanna Fuck You in the Ass van de Outhere Brothers. De meisjes lachen en de ouders verstaan duidelijk geen Engels. Dit filmpje rouleert op internet als een zogenaamd afgekeurd reclamespotje voor Taleninstituut Soesman. Dat bedrijf bestaat niet. Het filmpje is een misleidende viral marketing campagne voor het reclamebureau PMSvW/Y&R zelf, dat blijkbaar even te weinig werk had.

Grove woorden verliezen iets van hun scherpe kantjes als ze buiten hun oorspronkelijke taalgebied gebruikt worden. Iets vergelijkbaars geldt voor On Bullshit en de Nederlandse vertaling Bullshit. Waarom er zoveel wordt geluld. De gemiddelde Amerikaan, voor zover die boeken leest, verwacht daarin geen ordinaire woorden als bullshit tegen te komen. Zeker niet als het een theoretische verhandeling door een gepensioneerde professor van de universiteit van Princeton, New Jersey betreft. Het oorspronkelijk Engelstalige boek ontleent een deel van z’n charme aan dit verrassende woordgebruik.

Gelul

~

In de Nederlandse vertaling is gekozen voor ‘gelul’ en ‘lulkoek’, dat directer en daardoor grover is dan bullshit, waarvan de buitenlandse oorsprong relativerend werkt binnen het Nederlands taalgebruik. Deze vertaling treft zijn doel, behalve waar sporadisch op de letterlijke inhoud wordt ingegaan, zoals in de vergelijking van bullshit met hot air:

… gebakken lucht [is] een bijzonder geschikt equivalent voor lulkoek […]. Net zoals gebakken lucht praat is ontdaan van alle informatieve inhoud, zo zijn ook uitwerpselen iets waaruit alle voedingswaarde is verwijderd. Uitwerpselen kunnen worden beschouwd als dat wat resteert als de voeding geen vitale bestanddelen meer bevat.

Desinteresse voor de waarheid

Het boekje, dat ooit als tijdschriftartikel is begonnen, bevat een oppervlakkige analyse van ‘onzin verkopen’. Onderweg wordt er geleend van St. Augustinus, Max Black (auteur van The Prevalence of Humbug, 1985), Kant en Wittgenstein. Vooral de overeenkomsten en verschillen tussen liegen en lullen komen aan de orde. Daarbij concludeert Frankfurt dat wie liegt, de waarheid min of meer kent en deze bewust tegenspreekt, terwijl wie lult geen boodschap aan de waarheid heeft.

Frankfurt houdt zijn betoog abstract, geeft geen tips of oplossingen en noemt geen voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Maar uit andere bronnen weten we dat meningen die de waarheid negeren, een bekend verschijnsel zijn in Amerika. De huidige president kreeg vooral stemmen op basis van drie thema’s, die ook in de komende senaatsverkiezingen een belangrijke rol spelen: vlagverbranding, homohuwelijken en bidden op school. Stuk voor stuk zijn dit onderwerpen die weinig invloed hebben op de feitelijke situatie van diezelfde stemmers. Maar zij hebben er een sterke mening over, ook al kan deze nauwelijks getoetst worden aan de realiteit.
In Nederland kennen we vergelijkbare uitwassen (en dan bedoel ik niet wat er in de roddelbladen staat). Neem bijvoorbeeld het debacle rond het Nederlanderschap van Hirsi Ali. Vraag de eerste de beste op straat wat hij of zij ervan vindt en je krijgt een mening… Vraag even verder en 99 procent kans dat je gelul krijgt, want de noodzakelijke informatie die de mening zou moeten onderbouwen, ontbreekt.

Het toenemende gelul is een verschijnsel van de moderne democratie en de verregaande individualisering. Iedereen heeft een mening over alles en iedereen èn meent deze koste wat kost te moeten ventileren. Anders hebben ze het gevoel dat ze zich burgerrechten laten ontnemen. De neiging om een mening te geven over ieder willekeurig onderwerp houdt echter geen gelijke tred met de mate waarin men zich op de hoogte stelt van de feiten. Resultaat: gelul.

Geschenkboekje

Het ‘waarom’ uit de Nederlandse titel komt trouwens pas in de laatste vier pagina’s aan bod. Voor de rest is Bullshit een luchtige en korte analyse, typisch een werkje dat in een stapeltje naast de kassa ligt. Handig als er een tientje in de pot zit voor een cadeautje voor een jarige collega – liefst iemand die anderen regelmatig beschuldigt van bullshit of zich er zelf regelmatig van bedient.

Film / Films

Liefde onder druk

recensie: Sabah

Sabah is een mooi drama over de liefde, een vriendelijke film zonder stereotyperingen waarin een realistisch portret wordt geschetst van een Syrische immigrantenfamilie in Canada. Sabah (Arsinée Khanjian) wordt verliefd op een niet-moslimse man (Shawn Doyle). Deze liefde stelt haar voor moeilijke keuzes, maar ze weet uiteindelijk toch een brug te slaan tussen de liefde en haar familie. Vol Arabische schoonheid en met een portie islam voor dummy’s is Sabah een goed voorbeeld voor de hedendaagse multiculturele samenleving.

Na de dood van haar vader is Sabah als oudste dochter verantwoordelijk voor het verzorgen van haar moeder, waardoor ze aan huis gekluisterd is en nauwelijks een privé-leven kent. Net veertig beseft ze dat haar rol als oude vrijster onveranderd zal blijven als ze zelf niets onderneemt. Geïnspireerd door een oude foto besluit ze stiekem te gaan zwemmen in het lokale zwembad. Daar botst ze letterlijk tegen de niet onknappe en aardige Stephen aan. Hij weet als niet-moslim niets van haar achtergrond en dilemma’s wanneer hij haar spontaan uitnodigt voor een kopje koffie.

Stiekem

~

Na een aantal afspraakjes met Stephen realiseert Sabah zich dat smoesjes haar niet meer kunnen redden. Ze zal moeten kiezen tussen haar hart en haar familie. Langzamerhand komt ze erachter dat ze niet de enige is met escapades. De druk van haar dominante oudere broer, die traditiegetrouw de financiën beheert en de beslissingen neemt, stuit niet alleen Sabah, maar alle andere vrouwen in de familie steeds vaker tegen de borst. Onder druk van Stephen, die genoeg krijgt van al het stiekeme gedoe, durft Sabah er uiteindelijk voor te kiezen haar familie in te lichten.

Naturel

Arsinée Khanjian speelt naturel en genuanceerd. Ze zet Sabah overtuigend neer als een schuwe vrouw, totaal onwennig over haar lijf en zich nauwelijks bewust van haar eigen gevoelens. In de loop van de film verandert deze rol, met de bloei van haar romance komt ook Sabah’s lichamelijke sensualiteit en eigen persoon meer naar voren. De kracht van Arsinée Khanjian is dat ze deze verandering fysiek en van binnenuit weet uit te dragen.

Tegenstem

~

Je kunt natuurlijk vraagtekens zetten bij het optimisme dat Sabah uitstraalt; de film refereert nauwelijks naar de pessimistische geluiden uit de huidige islamdebatten. Wantrouwen, fundamentalisme en terrorisme: allemaal onderwerpen die filmmaakster Ruba Nadda niet aankaart. Geboren in Canada en van Arabische afkomst heeft ze er bewust voor gekozen een tegenstem te geven.

Binnenshuis is de familie van Sabah luidruchtig en kleurrijk, vol intrigerende Syrische gewoontes. De familie is net zo zorgvuldig gecast als de twee hoofdrolspelers en een feest om naar te kijken. Zijdelings komen ook de lusten en lasten van de andere familieleden aan bod, doorspekt met humor en beter herkenbaar dan de sluiers doen vermoeden. Deze intieme film is contrasterend met wat de media uitdragen over de Arabische cultuur en alleen al daarom de moeite waard om te zien.

Boeken / Non-fictie

Het schoolvoorbeeld van Living the American Dream

recensie: Biografie: Willem De Kooning

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre met een reeks over de biografie. Dit keer: De Kooning – Een Amerikaanse meester van Mark Stevens en Annalyn Swan.

Peggy Guggenheim
Peggy Guggenheim

Als je de biografie van Mark Stevens en Annalyn Swan mag geloven, was ‘vrouwenschilder’ Willem de Kooning emotioneel verscheurd. Verscheurd tussen het oude Europa en De Nieuwe Wereld, tussen de toegepaste kunst en ‘het serieuze werk’, tussen de abstractie en de figuratie. Hoewel hij al op jonge leeftijd de oversteek maakte naar de VS, zou De Kooning als schilder nooit helemaal loskomen van de West-Europese traditie – iets dat bijvoorbeeld terugkomt in zijn fascinatie voor de menselijke figuur. Voor een ietwat chauvinistisch kunstcriticus als Clement Greenberg, die in het Abstract Expressionisme van de Amerikanen Jackson Pollock en Barnett Newman het hoogtepunt zag van de 20e eeuwse schilderkunst, reden genoeg om De Kooning uiteindelijk ’te laten vallen’.

Vanuit zijn arme Rotterdamse arbeidersachtergrond had Willem De Kooning weinig op met de snobistische Europeanen van het Surrealisme. Ook iemand als Peggy Guggenheim, groot geworden met geërfd geld – haar oom is de puissant rijke Solomon R. Guggenheim – kon hem met haar hautaine houding het bloed onder de nagels vandaan halen. Daarentegen zou zijn bewondering voor geschoolde ambachtslieden en voor reclameschilders nooit verdwijnen. Ook door anderen als ‘illustrator’ bestempelde kunstenaars konden doorgaans rekenen op zijn sympathie.

Onafhankelijke geesten

In de dominante, van oorsprong Armeense Arshile Gorky, net als De Kooning een onafhankelijke geest, vond hij een soort broeder, een mentor. Zoals hij later veel op zou trekken met kunstenaar Franz Kline, met wie De Kooning de liefde voor Amerikaanse schuttingtaal en absurde humor deelde. Beide mannen moesten weinig hebben van het grootsprakerige theoretiseren dat veel schilders na de oorlog aantrok. Zowel Gorky als Kline zouden altijd een speciale plek in De Koonings hart houden. Hoewel ze elkaar al enige tijd niet hadden gesproken, was De Kooning dan ook hevig ontdaan toen hij vernam dat Gorky op 21 juli 1946 een einde aan zijn leven had gemaakt.

Opmars

~

De Koonings beste werk dateert waarschijnlijk van de late jaren ’40 van de vorige eeuw, opmerkelijk genoeg de periode waarin hij geen cent te makken had. De situatie was zelfs zo schrijnend dat hij geregeld niet genoeg geld had om nieuwe verf te kopen. Volgens De Kooning – Een Amerikaanse meester had hij na een bezoek aan het Museum of Modern Art (New York), waar hij foto’s van zijn werk kwam laten zien, eens geen geld meer om de metro terug naar huis te nemen, met als gevolg dat hij veertig blokken moest lopen. Toen De Kooning op 12 april 1948 op bijna 44-jarige leeftijd zijn eerste solo-expositie kreeg in de galerie van Charlie Egan mondde het uit in een commercieel fiasco: er werd uiteindelijk helemaal niks verkocht. Toch was de expositie zeer belangrijk voor De Koonings verdere carrière; de jonge recensente Renee Arb schreef in Artnews, destijds het belangrijkste kunsttijdschrift van het land, een lovende recensie. Ook Clement Greenberg, de criticus die zich later tegen De Kooning zou keren, prees hem en noemde De Kooning een van de vier of vijf belangrijkste schilders van het land. Op het moment dat het Museum of Modern Art middels directeur Alfred Barr in oktober 1948 belangstelling toonde, en uiteindelijk het zwart-wit schilderij Painting voor 700 dollar aankocht, was De Koonings ster inmiddels rijzende.

Meer dan een biografie

Als er iets blijkt uit deze helder en vlot geschreven biografie van Mark Stevens en Annalyn Swan, dan is het wel dat de afstandelijke en introverte De Kooning altijd zijn eigen pad koos en nooit zijn idealen uit het oog verloor. Discipline stond bij de van oorsprong Rotterdammer hoog in het vaandel. De Kooning – Een Amerikaanse meester is niet zomaar een biografie over de schilder. Het geeft een geweldig mooi, gedetailleerd beeld van de erbarmelijke omstandigheden uit De Koonings jeugd, hoe het er in de New Yorkse kunstenaarswereld in de vorige eeuw aan toe ging en op welke plekken de culturele elite in New York zoal samenkwam, zonder dat er ergens sprake is van heldenverering. Daarmee is De Kooning – een Amerikaanse meester een erg mooie aanvulling op de reeds bestaande De Kooning-literatuur.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Film / Films

Het louterende ruisen van graspollen

recensie: Mongolian Ping Pong (Lü cao di)

Tussen al het uitbundige (House of Flying Daggers) en het kritische (Blind Shaft) dat de Chinese cinema de laatste jaren heeft opgeleverd, maakt Mongolian Ping Pong een bijna nederige indruk. De cast, het landschap en zelfs het verhaal lijken wars van pretenties. In al zijn soberheid had de film saai kunnen worden, maar door deze drie factoren op de juiste manier te combineren ontwijkt regisseur Hao Ning langdradigheid.

Het verhaal doet denken aan de beroemde Afrikaanse film The Gods Must Be Crazy uit 1980. Daarin vindt een bosjesman midden in de savanne een colaflesje dat uit een vliegtuig is gegooid. Niet wetend waarvoor het flesje dient of wat het is, onderneemt hij een grote tocht om de oorsprong van het wonderlijke voorwerp te achterhalen. In Nings film is het colaflesje vervangen door een pingpongbal, maar voor het jongetje in de Mongoolse steppe dat het vreemde balletje vindt, is de verbazing hetzelfde. Bilike weet zich eigenlijk geen raad met de “lichtgevende parel”, totdat hij via een van de weinige aanwezige televisietoestellen verneemt dat de pingpongbal de nationale bal is van buurland China. Samen met zijn twee vriendjes besluit hij naar de Chinese hoofdstad af te reizen om het kostbare kleinood terug te brengen.

Afhankelijk van elkaar

~

Omdat er niet veel voor nodig is om dit simpele verhaal te vertellen, neemt Ning de ruimte om de traditionele leefwijze van de Mongoolse nomaden in beeld te brengen. Het doen en laten van Bilike en zijn familie (hoogstwaarschijnlijk geen professionele acteurs) wordt in al zijn eenvoud en traagheid tentoongesteld. Dat de leden van deze kleine gemeenschap in de onmetelijke leegte op elkaar zijn aangewezen, komt meerdere keren aan de orde. De lokale handelaar wordt door de plaatselijke politieman op de vingers getikt, maar helpt even later gewoon diens patrouillewagen uit de modder te trekken.

Nings aandacht voor het leven op de Mongoolse vlakten is niet nieuw. Drie jaar geleden verscheen The Story of the Weeping Camel, een documentaire over Mongoolse herders (en kamelen) die werd genomineerd voor een Oscar. Het succes lag mede in de aandacht die de makers besteedden aan de alledaagse handelingen van de nomaden en hun houding tegenover de moderne tijd. Ning doet dit ook, maar laat zijn verhaal over de pingpongbal niet ondersneeuwen door antropologische bespiegelingen. Bilike is een jongetje met problemen die voor iedereen herkenbaar zijn: hij wordt gesard door een oudere jongen uit de buurt en heeft geen zin om naar school te gaan.

Sober

~

Bij een simpel verhaal past een simpele aankleding, moet de regisseur gedacht hebben. Mongolian Ping Pong ademt dan ook een zekere soberheid uit. De klederdracht van de nomaden, die van nature toch kleurrijk is, blijft op het witte doek enigszins flets. Een soundtrack is nagenoeg afwezig, of je moet het veelvuldig ruisen van de wind door de graspollen ertoe rekenen. Dat geluid is vaak te horen, want het adembenemende landschap speelt een grote rol in de film. Meerdere keren blijft de camera een tijdje draaien nadat de personages het beeld hebben verlaten, waardoor alle aandacht wordt gericht op de uitgestrekte, alomtegenwoordige graswoestijn.

De derde film van de relatief onbekende Ning is niet vernieuwend of taboedoorbrekend. Het is echter de verbluffende eenvoud en de juiste verhouding tussen personages, verhaal en landschap die van Mongolian Ping Pong een bijna louterende ervaring maken.

Boeken

Een fikse, sappige kluif aan

recensie: William Rothman (ed.) - Cavell on Film

.

Nu nemen bijvoorbeeld LotR-fans film natuurlijk wel degelijk serieus, en op 8WEEKLY staan elke week zo’n tien tot vijftien dvd- en filmrecensies. Maar Cavell vraagt zich af waarom film nooit de kritiek heeft gekregen die bijvoorbeeld literatuur wel krijgt. Lesgevers, liefhebbers en leken zien de rolprent enkel als volksvermaak. Alsof film en zelfs ‘cinema’ per definitie niet het niveau van literatuur of beeldende kunst halen. En dan contempleert Cavell nog het liefst over – o horror vacui – de Hollywoodfilm!

How is it that a professor of philosophy gets to thinking about Hollywood films? – as though becoming a professor of philosophy were easier to accept than thinking and writing about movies. So defensive have I grown that it took me a while to recognize that for most of my life the opposite direction of the question would have been more natural: How is it that someone whose education was as formed by going to the movies as by reading books, gets to thinking about philosophy professionally?

Stanley Cavell
Stanley Cavell

Cavell snijdt een interessant punt aan: in een leunstoel peinzen over films vinden we excentriek, maar in een leunstoel peinzen over de aard van kennis is knap en bewonderenswaardig. ‘Echte’ wijsbegeerte zou minstens even verdacht moeten zijn als filmfilosofie, hetgeen Cavell onbedoeld zelf ook maar bewijst. Constructies met kronkelende bijzinnen van tweehonderd woorden zijn, met hun onduidelijke toevoegingen in de vorm van een aantal, bij Van Dale onbekende, al dan niet bijvoeglijke naamwoorden en schijnbaar willekeurig geplaatste komma’s, eerder norm dan uitzondering bij veel filosofen en Cavell is daar geen uitzondering op – verre van zelfs. Aan de andere kant: wie ingewikkelde dingen te vertellen heeft, schrijft soms dienovereenkomstig.

Cultureel erfgoed

In de Hollywoodfilm onderscheidt Cavell een zelf ontdekt genre, de remarriage comedy, dat hij in elk essay even noemt, maar jammer genoeg slechts zelden diepgaander behandelt. Niet dat de andere stukken saai of ongeïnspireerd zouden zijn, maar sommige van deze ‘essays over film en filosofie’ slaan onevenredig ver door naar de kant van de wijsbegeerte. Die artikelen vervallen vaak in litanieën over hoe de Amerikanen hun grootste denkers (Ralph W. Emerson & Henry D. Thoreau) vergeten zijn, zoals ze hun belangrijkste culturele erfgoed nooit meer bekijken.

Dat culturele erfgoed, inderdaad, is de Hollywoodfilm, met als hoogtepunt: de remarriage comedy. Wat de remarriage comedy van andere comedies onderscheidt, afgezien van een aantal andere eigenschappen, is het gegeven dat een koppel na een tijdelijke, al dan niet officiële scheiding, vrijwillig de liefde hernieuwt:

(…) in classical comedy the narrative shows a young pair overcoming obstacles to their love and at the end achieving marriage, whereas comedies of remarriage begin or climax with a pair less young, getting or threatening their divorce, so that the drive of the narrative is to get them back together, together again. (…) [R]oughly the idea is that the validity or bond of marriage is assured, even legitimised, not by church or state or sexual compatibility (…) but by something I call the willingness for remarriage, a way of continuing to affirm the happiness of one’s initial leap. As if the chance of happiness exists only when it seconds itself.

Volgens Cavell is de remarriage comedy het antwoord van een aantal kunstenaars op hét vraagstuk van de moderne filosofie: hoe kunnen we ooit iets zeker weten als onze zintuigen ons bedriegen? René Descartes was de eerste moderne filosoof die die vraag stelde, en die een antwoord gevonden meende te hebben. Erg bevredigend was dat antwoord niet – Descartes zag zich genoodzaakt kennis te baseren op het niet te bewijzen bestaan van God – en andere filosofen, maar ook kunstenaars, zetten de zoektocht voort. Cavell noemt die kunstenaars soms William Shakespeare en soms ook Howard Hawks, of Frank Capra. Uiteindelijk telt voor Cavell vooral dat film niet onderdoet voor theater, literatuur en andere kunstuitingen. Dat film ook iets kan zeggen over, bijvoorbeeld, de cartesiaanse impasse.

Vooral de artikelen uit de jaren tachtig en begin jaren negentig lezen ronduit gedurfd en stimulerend in een tijd waarin je, tenminste in Nederland, soms goed moet zoeken naar een bespreking die de filmcritici (schrijver dezes incluis) enige creativiteit en/of diepgang heeft gekost. Als we de essays op filosofische merites beoordelen, kan echter wel worden opgemerkt dat Cavell praktisch nooit komt aanzetten met een filosoof van na de Tweede Wereldoorlog (Heidegger en Wittgenstein daargelaten). Daarvoor zit hij te diep in het Verlichtingsexperiment. Met als gevolg dat de interpretaties weliswaar boeiend zijn, maar nooit van betekenis lijken voor de actualiteit. Het zo gevreesde scepticisme heeft de afgelopen zestig jaar interessantere verwoordingen én antwoorden gekregen.

Kunst / Expo binnenland

Een overzichtsboek voor kunstgeschiedenis

recensie: De Guggenheim Collectie in Bonn

Een ingeslapen provinciestadje wordt Bonn wel eens genoemd. Sinds een groot deel van de
Duitse regering na de val van de muur in 1989 naar Berlijn vertrok om daar vandaan te regeren, leek Bonn leeg te stromen; veel kantoorpanden en
regeringsgebouwen werden verlaten en lieten de stad aan de Rijn alleen achter. Bij een bezoek aan Bonn blijkt echter dat de stad helemaal niet is ingeslapen, zeker niet wat beeldende kunst betreft. In twee prachtige musea in Bonn, de Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland en het Kunstmuseum Bonn, is nu een unieke tentoonstelling te zien De Guggenheim Collectie waaraan De Guggenheim Foundation meer dan 150 werken uitleende.

Vasily Kandinsky, Painting with white border (1913)
Vasily Kandinsky, Painting with white border (1913)

Sinds Solomon R. Guggenheim in de jaren twintig, op advies van Hilla von Rebay, ‘non objective art’ begon te verzamelen, is de collectie uitgegroeid tot een van meest belangrijke op het gebied van moderne en hedendaagse kunst. Guggenheim richtte zich vooral op de Europese avant-garde, waardoor de collectie een groot aantal werken van Kandinsky bevat, maar zijn collectie omvat ook werk van Mondriaan en Picasso. Speciaal voor deze collectie bouwde Frank Lloyd Wright het beroemde Guggenheimmuseum in New York. Naast de verzameling van Solomon R. Guggenheim zelf zijn in de Guggenheim Foundation ook verzamelingen van een aantal andere particuliere verzamelaars ondergebracht.Een van de bekendste van deze verzamelaars is Guggenheims nichtje Peggy Guggenheim. In haar collectie zitten veel werken van surrealisten, maar ook van vertegenwoordigers van het abstract expressionisme en colour field painters, zoals Jackson Pollock en Elsworth Kelly. Van een particuliere verzameling is de Guggenheim verzameling uitgegroeid tot een internationale collectie. Op dit moment heeft de Guggenheim Foundation 5 musea, in New York, Las Vegas, Bilbao, Venetie en Berlijn. Een zesde museum zal gebouwd worden in Aboe Dhabi.

Zalen als in New York

Solomon R. Guggenheim Museum, New York
Solomon R. Guggenheim Museum, New York

Uit al deze collecties is een indrukwekkend overzicht samengesteld en op een enorm oppervlak in de kunsthal in Bonn zijn meer dan 200 werken te bewonderen. De inrichting van de tentoonstelling is grotendeels chronologisch. Het eerste gedeelte van de tentoonstelling bestaat uit kleine steriele witte zalen, met een wat lager plafond. De zalen lijken op het bijzondere Guggenheim in New York. Er hangen werken van Kandinsky, die een groot deel van de collectie vormen. Verder wandelend door de kleine zalen is er bijzonder werk van Picasso en een onbekende Mondriaan te bewonderen. Ander werk dat in deze ruimte de aandacht trekt, is Nude (study), Sad young man on a train (1911-1912) van Duchamp, dat mogelijk ook een voorstudie is van Naakt dat de trap afdaalt. Verder zijn er in verschillende zalen interessante combinaties gemaakt, zoals in de zaal Figuratie sinds 1945. In deze zaal hangt een geweldig werk van Bacon, Three studies for a crucifixion (1962) tegenover een Appel, met in het midden een beeld van Giacometti. Het zijn werken uit verschillende jaren, ze vertegenwoordigen verschillende stijlen, maar toch is er een grote overeenkomst – de schilders werkten figuratief.

Maximale ruimte

Robert Morris, Untitled (Labyrinth) (1974)
Robert Morris, Untitled (Labyrinth) (1974)

Een andere zeer indrukwekkende zaal is de grote hal waarin een aantal grote werken van de stroming Minimal Art te zien is. De hoge ruimte is imposant en van bovenaf bekeken vallen meteen het grote labyrint van Morris en de tekst van Laurance Weiner op de muren op. Het labyrint van Morris boezemt angst in door de enorme hoogte en de smalle gangen waar je doorheen zou kunnen lopen, maar waarin het niet gemakkelijk zal zijn om de weg terug te vinden. Zoals de lage witte zalen goed bij de schilderijen pasten, lijkt deze ruimte speciaal gemaakt voor de grote ruimtelijke sculpturen, die je hier heel goed kunt bekijken; je kunt in en om de grote ruimtelijke werken van Bruce Nauman lopen, of de platte koperen platen van Carl Andre betreden. Het Guggenheim had geen beter museum dan de Kunsthalle in Bonn kunnen uitkiezen om dit werk te laten zien.

Ook een hedendaagse collectie

Naast deze werken is er in het Kunstmuseum, dat naast de Ausstellungshalle gevestigd is, een kleine keuze uit de collectie van hedendaagse werken te zien. De Guggenheim Collectie is namelijk dynamisch en niet alleen gericht op het verleden. Er is voor acht kunstenaars gekozen, die ieder een ruimte hebben gekregen. Indrukwekkend blijft het werk van Rachel Whiteread. Er is een afdruk van haar appartement in gips tentoongesteld. Een andere interessante installatie is die van Matthew Ritchie. Het werk is, sinds het is aangekocht, nu pas voor het eerst als installatie te bewonderen. De installatie bestaat uit een muurschildering, die doorloopt op de ramen, een vloerschildering waar een sculptuur als een soort puzzel over de grond is gelegd en een hologram werk, waarin dezelfde vormen en kleuren en krullen terug te vinden zijn als in de muurschildering.

Overzichtsboek

Wandelend door De Guggenheim Collectie krijg je het gevoel dat je je midden in een overzichtsboek voor kunstgeschiedenis bevindt. Alle belangrijke kunstenaars en alle verschillende kunststromingen zijn vertegenwoordigd met zeer goede werken en er is door de brede verzameling een prachtige ontwikkeling te zien. Het is uniek dat de Guggenheim Foundation een deel van haar collectie heeft uitgeleend voor deze tentoonstelling en dat er niet alleen gekozen is voor werk uit het depot. Door deze tentoonstelling zijn er lege plekken op de muren in het Guggenheim in New York ontstaan, maar de tentoongestelde werken hadden geen betere plek kunnen krijgen dan op deze prachtige tentoonstelling in Bonn.

De Guggenheim Collectie
Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland, Bonn / Kunstmuseum, Bonn
Te zien tot 7 januari 2007