Boeken

Een fikse, sappige kluif aan

recensie: William Rothman (ed.) - Cavell on Film

.

Nu nemen bijvoorbeeld LotR-fans film natuurlijk wel degelijk serieus, en op 8WEEKLY staan elke week zo’n tien tot vijftien dvd- en filmrecensies. Maar Cavell vraagt zich af waarom film nooit de kritiek heeft gekregen die bijvoorbeeld literatuur wel krijgt. Lesgevers, liefhebbers en leken zien de rolprent enkel als volksvermaak. Alsof film en zelfs ‘cinema’ per definitie niet het niveau van literatuur of beeldende kunst halen. En dan contempleert Cavell nog het liefst over – o horror vacui – de Hollywoodfilm!

How is it that a professor of philosophy gets to thinking about Hollywood films? – as though becoming a professor of philosophy were easier to accept than thinking and writing about movies. So defensive have I grown that it took me a while to recognize that for most of my life the opposite direction of the question would have been more natural: How is it that someone whose education was as formed by going to the movies as by reading books, gets to thinking about philosophy professionally?

Stanley Cavell
Stanley Cavell

Cavell snijdt een interessant punt aan: in een leunstoel peinzen over films vinden we excentriek, maar in een leunstoel peinzen over de aard van kennis is knap en bewonderenswaardig. ‘Echte’ wijsbegeerte zou minstens even verdacht moeten zijn als filmfilosofie, hetgeen Cavell onbedoeld zelf ook maar bewijst. Constructies met kronkelende bijzinnen van tweehonderd woorden zijn, met hun onduidelijke toevoegingen in de vorm van een aantal, bij Van Dale onbekende, al dan niet bijvoeglijke naamwoorden en schijnbaar willekeurig geplaatste komma’s, eerder norm dan uitzondering bij veel filosofen en Cavell is daar geen uitzondering op – verre van zelfs. Aan de andere kant: wie ingewikkelde dingen te vertellen heeft, schrijft soms dienovereenkomstig.

Cultureel erfgoed

In de Hollywoodfilm onderscheidt Cavell een zelf ontdekt genre, de remarriage comedy, dat hij in elk essay even noemt, maar jammer genoeg slechts zelden diepgaander behandelt. Niet dat de andere stukken saai of ongeïnspireerd zouden zijn, maar sommige van deze ‘essays over film en filosofie’ slaan onevenredig ver door naar de kant van de wijsbegeerte. Die artikelen vervallen vaak in litanieën over hoe de Amerikanen hun grootste denkers (Ralph W. Emerson & Henry D. Thoreau) vergeten zijn, zoals ze hun belangrijkste culturele erfgoed nooit meer bekijken.

Dat culturele erfgoed, inderdaad, is de Hollywoodfilm, met als hoogtepunt: de remarriage comedy. Wat de remarriage comedy van andere comedies onderscheidt, afgezien van een aantal andere eigenschappen, is het gegeven dat een koppel na een tijdelijke, al dan niet officiële scheiding, vrijwillig de liefde hernieuwt:

(…) in classical comedy the narrative shows a young pair overcoming obstacles to their love and at the end achieving marriage, whereas comedies of remarriage begin or climax with a pair less young, getting or threatening their divorce, so that the drive of the narrative is to get them back together, together again. (…) [R]oughly the idea is that the validity or bond of marriage is assured, even legitimised, not by church or state or sexual compatibility (…) but by something I call the willingness for remarriage, a way of continuing to affirm the happiness of one’s initial leap. As if the chance of happiness exists only when it seconds itself.

Volgens Cavell is de remarriage comedy het antwoord van een aantal kunstenaars op hét vraagstuk van de moderne filosofie: hoe kunnen we ooit iets zeker weten als onze zintuigen ons bedriegen? René Descartes was de eerste moderne filosoof die die vraag stelde, en die een antwoord gevonden meende te hebben. Erg bevredigend was dat antwoord niet – Descartes zag zich genoodzaakt kennis te baseren op het niet te bewijzen bestaan van God – en andere filosofen, maar ook kunstenaars, zetten de zoektocht voort. Cavell noemt die kunstenaars soms William Shakespeare en soms ook Howard Hawks, of Frank Capra. Uiteindelijk telt voor Cavell vooral dat film niet onderdoet voor theater, literatuur en andere kunstuitingen. Dat film ook iets kan zeggen over, bijvoorbeeld, de cartesiaanse impasse.

Vooral de artikelen uit de jaren tachtig en begin jaren negentig lezen ronduit gedurfd en stimulerend in een tijd waarin je, tenminste in Nederland, soms goed moet zoeken naar een bespreking die de filmcritici (schrijver dezes incluis) enige creativiteit en/of diepgang heeft gekost. Als we de essays op filosofische merites beoordelen, kan echter wel worden opgemerkt dat Cavell praktisch nooit komt aanzetten met een filosoof van na de Tweede Wereldoorlog (Heidegger en Wittgenstein daargelaten). Daarvoor zit hij te diep in het Verlichtingsexperiment. Met als gevolg dat de interpretaties weliswaar boeiend zijn, maar nooit van betekenis lijken voor de actualiteit. Het zo gevreesde scepticisme heeft de afgelopen zestig jaar interessantere verwoordingen én antwoorden gekregen.